Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Almere 2023

Voorwoord

 

Beste lezer,

 

Een beetje integer kan niet.

Dit waren ruim 30 jaar geleden de woorden van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Ien Dales. Deze woorden zijn inmiddels een bijna Cruijffiaanse wijsheid geworden.

Een overheid kan niet én rechtsstaat zijn én niet integer. Zo luidde de volledige uitspraak. Eigenlijk gaat het erom: laten we als openbaar bestuur, dus ook als gemeente, het goede voorbeeld zien? Elke dag? Ieder van ons? Handelen wij naar de letter en de geest van wetten, regels, normen en waarden?

 

Deze nieuwe gedragscode voor wethouders en burgemeester sluit aan bij het Handboek Integriteit voor politieke ambtsdragers van decentrale overheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij gaat over hele praktische dingen. Denk aan afspraken over dienstreizen, nevenfuncties en geschenken.

 

Deze gedragscode is ons kompas om het goede te doen. Het is een referentiekader. Een houvast. De betekenis van die houvast bepaal je zelf. Door elke dag in de spiegel te kijken en je af te vragen: ‘Heb ik het goede gedaan?’ Dus niet alleen: ‘Heb ik het goed gedaan?’ Nee … ‘Heb ik het goede gedaan? Zoals wetten en regels dat van me vragen. Zoals we dat in Almere met elkaar hebben afgesproken. Zoals inwoners en ondernemers in onze stad dat van me mogen verwachten?’

 

De gedragscode staat of valt bij ons gedrag. Elke dag. Daar mag de stad op vertrouwen!

 

Hein van der Loo

Burgemeester

 

Inleiding

 

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode.

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

 

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

 

De volksvertegenwoordiging stelt zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (volksvertegenwoordigers en dagelijkse bestuurders) is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de dagelijkse bestuurders: de burgemeester en wethouders. Veel bepalingen zijn voor dagelijkse bestuurders en volksvertegenwoordigers gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. De gemeenteraad is een politiek orgaan. In de volksvertegenwoordigingen worden specifieke of (partij-)politieke belangen ingebracht voor het algemeen belang van de gemeente. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van hun kiezers en de gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen.

 

Het handelen van het dagelijks bestuur en van de bestuurders staat ten dienste van de gemeente. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordigende organen. Aan het dagelijks bestuur en de bestuurders worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Er is sprake van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend.

De bestuurders kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

 

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om “doing the right thing, even when no one is watching”.

 

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

 

Deze gedragscode sluit aan bij het Handboek integriteit voor politieke ambtsdragers van decentrale overheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijsrelaties van mei 2023 en vormt hiermee één van de instrumenten van het gemeentelijk integriteitsbeleid.

 

Bijlage 1 van de gedragscode bevat een onderzoeksprotocol hoe om te gaan met (vermoedens van) niet-naleving van de gedragscode.

 

Wanneer in de gedragscode gesproken wordt over het college of de raad, wordt daarmee het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de gemeenteraad bedoeld.

 

1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Deze gedragscode geldt voor de individuele collegeleden en de bestuursorganen college en burgemeester.

Artikel 1.2

De gedragscode is openbaar en via de gemeentelijke website te raadplegen. Burgemeester en wethouders ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

2 Regels rondom (de schijn van) belangenverstrengeling

Artikel 2 Paraplu-artikel

De burgemeester respectievelijk een wethouder mag zijn invloed en stem niet gebruiken om een persoonlijk belang veilig te stellen of het belang van een ander of een andere organisatie bij wie hij een persoonlijke betrokkenheid heeft.

Artikel 2.1

De burgemeester respectievelijk een wethouder moet actief en uit zichzelf de schijn van belangenverstrengeling tegengaan.

Artikel 2.2

De burgemeester respectievelijk een wethouder onthoudt zich van deelname aan de stemming in het college als er sprake is van een beslissing waarbij belangenverstrengeling dreigt; het gaat dan om kwesties waar hij zelf een persoonlijk belang bij heeft, of om kwesties waarbij het gaat om een belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrokkenheid heeft.

Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een bestuurder over een onderwerp in geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

Artikel 2.3

De burgemeester respectievelijk een wethouder onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling dreigt, niet alleen van stemming (zie art. 2.2) maar ook van de beïnvloeding van de besluitvorming in de andere fases van het besluitvormingsproces.

Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een bestuurder over een onderwerp in geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

Artikel 2.4

De burgemeester respectievelijk een wethouder mag bepaalde in de Gemeentewet opgesomde functies niet uitoefenen.

Artikel 2.5

De burgemeester respectievelijk een wethouder mag bepaalde in de Gemeentewet genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan.

Artikel 2.6 Nevenfuncties

De burgemeester respectievelijk een wethouder vervult geen nevenfuncties die een structureel risico vormen voor een integere invulling van de politieke functie. De burgemeester respectievelijk een wethouder maakt openbaar welke betaalde en onbetaalde functies hij vervult. De burgemeester maakt tevens de inkomsten uit die functies openbaar als hij niet in deeltijd werkt. Een wethouder maakt tevens de inkomsten uit die functies openbaar als hij niet in deeltijd werkt.

Artikel 2.6.1 Ambtsgebonden nevenfuncties

  • 1.

    Na aantreden meldt het college de ambtsgebonden nevenfuncties van de collegeleden aan de raad.

  • 2.

    Voornemens tot aanvaarding van een nieuwe ambtsgebonden nevenfunctie en wijzigingen in de ambtsgebonden nevenfuncties worden door de burgemeester respectievelijk een wethouder (vooraf) gemeld in het college en vervolgens door het college gemeld aan de raad.

  • 3.

    De gemeentesecretaris zorgt ervoor dat een lijst wordt bijgehouden van de ambtsgebonden nevenfuncties en dat deze ter openbare inzage in het stadhuis ligt. De lijst is ook via de gemeentelijke website te raadplegen.

  • 4.

    De onder lid 3 genoemde lijst vermeldt tevens of de genoemde nevenfuncties bezoldigd of onbezoldigd zijn, en indien bezoldigd wat de inkomsten daaruit zijn, (met inachtneming van wat hierover in artikel 2.6 staat).

  • 5.

    Eventuele inkomsten uit ambtshalve nevenfuncties worden in de gemeentekas gestort.

Artikel 2.6.2 Niet ambtsgebonden nevenfuncties

  • 1.

    Bij aanvang van het ambt, in geval van een nieuw college of tussendoor, meldt de burgemeester respectievelijk een wethouder zijn niet-ambtsgebonden nevenfuncties in het college. Deze nevenfuncties worden vervolgens door het college gemeld aan de raad.

  • 2.

    Wijzigingen in de niet-ambtsgebonden nevenfuncties en voornemens tot aanvaarding van een nieuwe niet-ambtsgebonden nevenfunctie worden door de burgemeester respectievelijk een wethouder (vooraf) gemeld in het college en vervolgens door het college gemeld aan de raad.

  • 3.

    De gemeentesecretaris zorgt ervoor dat een lijst wordt bijgehouden van de niet-ambtsgebonden nevenfuncties en dat deze ter openbare inzage in het stadhuis ligt. De lijst is ook via de gemeentelijke website te raadplegen.

  • 4.

    De onder lid 3 genoemde lijst vermeldt tevens of de genoemde nevenfuncties bezoldigd of onbezoldigd zijn, en indien bezoldigd wat de inkomsten daaruit zijn (met inachtneming van wat hierover in artikel 2.6 staat).

  • 5.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder zorgt zelf voor tijdige aanlevering bij de gemeentesecretaris van de informatie over de niet-ambtsgebonden nevenfuncties.

  • 6.

    De burgemeester (of een ex-burgemeester) respectievelijk de wethouder (of een ex-wethouder) zorgt zelf ten behoeve van eventuele verrekening voor tijdige opgaaf van inkomsten uit niet-ambtsgebonden nevenfuncties aan de daartoe aangewezen instantie.

Artikel 2.7 Financiële belangen in ondernemingen

  • 1.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder meldt in het college wanneer hij substantiële financiële belangen heeft - bijvoorbeeld aandelen, opties en derivaten - in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Ook een tussentijds ontstaan substantieel financieel belang wordt gemeld.

  • 2.

    De gemeentesecretaris zorgt ervoor dat een lijst wordt bijgehouden van deze financiële belangen en dat de lijst ter openbare inzage in het stadhuis ligt. De lijst is ook via de gemeentelijke website te raadplegen.

Artikel 2.8 Functie na aftreden

  • 1.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder handelt in de uitoefening van zijn ambt niet zodanig dat hij vooruitloopt op een functie na aftreden.

  • 2.

    De wethouder bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden, met de burgemeester.

Artikel 2.9 Draaideurconstructie

  • 1.

    Het college sluit de burgemeester respectievelijk een wethouder gedurende een jaar na aftreden, of na het eind van de zittingstermijn, uit van het van buiten de gemeente verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente, met uitzondering van het raadslidmaatschap.

  • 2.

    De uitsluiting geldt ook bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente waar hij burgemeester of wethouder was.

  • 3.

    Het college vraagt meerdere offertes aan als bij een offerteaanvraag ook oud-bestuurders en bevriende relaties zijn betrokken.

  • 4.

    Het college draagt de burgemeester respectievelijk een wethouder niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

 

Toelichting

 

Artikel 2.1

De wetgever beschermt politieke ambtsdragers op meerdere manieren tegen de verleiding van belangenverstrengeling en tegen de schijn ervan:

 

Ten eerste geeft de wetgever aan dat het college als bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid moet vervullen. De wetgever geeft het college de verantwoordelijkheid er voor te waken dat persoonlijke belangen van de collegeleden de besluitvorming beïnvloeden. Met persoonlijk belang wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die de collegeleden uit hoofde van hun taak behoren te vervullen. Deze waakzaamheid geldt ook als het gaat om de schijn van belangenverstrengeling. Let wel: het gaat hier om persoonlijke belangen; het gaat niet alleen om – zoals vaak gedacht - “persoonlijk gewin” of “persoonlijk voordeel” of “persoonlijke financiële inkomsten”. Collegeleden moeten dus beoordelen of er sprake is van een persoonlijk belang waardoor belangenverstrengeling ontstaat die de besluitvorming onterecht kan beïnvloeden. De wetgever doet een beroep op de verantwoordelijkheid van het college als geheel om ertegen te waken dat persoonlijke belangen van zijn leden de besluitvorming beïnvloeden. Deze verplichting geldt gedurende het gehele proces van besluitvorming en niet alleen tijdens de stemming. Politici en politieke ambtsdragers struikelen soms in gevallen waarin er “slechts” sprake is van de schijn van belangenverstrengeling. Het is dan ook in hun eigen belang dat dit voorschrift zo expliciet in de code is opgenomen.

 

Ten tweede verbiedt de wetgever de burgemeester en wethouders expliciet bepaalde functies te bekleden, rollen te vervullen en (rechts)handelingen uit te voeren. In de artikelen 2.4 en 2.5 van deze gedragscode wordt naar die verboden verwezen.

 

Ten derde eist de wetgever van politieke ambtsdragers dat zij al hun nevenfuncties bekend maken. En ook de eventuele inkomsten hieruit (voor zover de functie van burgemeester respectievelijk wethouder fulltime wordt bekleed en voor zover de burgemeester niet onder overgangsrecht valt). Op die manier wordt het voor raadsleden, bestuurders, fractievoorzitters, partijbestuurders, de griffier en de gemeentesecretaris mogelijk een wethouder te waarschuwen voor kwesties waarin belangenverstrengeling dreigt. Ook de pers en de burger kunnen op basis daarvan hun controlerende taak uitoefenen. Daarom is in deze gedragscode ook aangegeven (artikel 2.7) dat de collegeleden tevens al hun substantiële financiële belangen bekendmaken bij ondernemingen die zaken doen met de gemeente.

 

Artikel 2.4

De burgemeester respectievelijk een wethouder is niet tevens:

  • minister;

  • staatssecretaris;

  • lid van de Raad van State;

  • lid van de Algemene Rekenkamer;

  • Nationale ombudsman;

  • substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • commissaris van de Koning;

  • gedeputeerde;

  • secretaris van de provincie;

  • griffier van de provincie;

  • lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij burgemeester respectievelijk wethouder is, is gelegen;

  • lid van de raad van een gemeente;

  • wethouder respectievelijk burgemeester;

  • lid van de rekenkamer;

  • ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in de Gemeentewet;

  • ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

  • ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

  • functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

Artikel 2.5

Een burgemeester respectievelijk wethouder mag niet:

  • a.

    als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • b.

    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • c.

    als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden met betrekking tot het met de gemeente aangaan van:

    • overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

    • overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

  • d.

    rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

    • het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

    • het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

    • het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

    • het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

    • het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

    • het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • het onderhands huren of pachten van de gemeente.

Artikel 2.6.1

In tegenstelling tot een wethouder hoeft de burgemeester zijn ambtshalve nevenfuncties wettelijk gezien niet te melden aan de raad en openbaar te maken, maar wij kiezen ervoor om het wel te doen.

 

Artikel 2.8

Het bepaalde geldt ook voor een functie bij de voormalige gemeente.

 

Artikel 2.9.1

Deze regel is geschreven met het oog op oud-bestuurders die (gaan) ondernemen en die dus opdrachten vervullen middels een contract. Burgemeesters en wethouders bouwen gedurende hun bestuursperiode veel informatie op over de gemeentelijke organisatie en ontwikkelingen die de gemeente aangaan. Als zij na hun bestuursperiode (gaan) ondernemen en contracten willen aangaan met de gemeente Almere, hebben zij een informatievoorsprong en treedt er dus oneerlijke concurrentie op ten aanzien van andere ondernemers; voormalig bestuursleden profiteren daardoor van hun bestuursfunctie, hetgeen nadrukkelijk niet te bedoeling is. Minstens ontstaat de schijn dat zij hun bestuurswerk hebben gebruikt om (na hun bestuursperiode) opdrachten te verkrijgen van de gemeente Almere. Deze zogenaamde “draaideurconstructie” betreft alleen oud-bestuurders die middels contracten een opdracht aannemen van de gemeente Almere. Het betreft dus niet contracten van andere partijen binnen de gemeente Almere. Een voormalig raadslid mag wel in dienst treden bij de gemeentelijke organisatie. De draaideurconstructie geldt niet bij aanvaarding van het raadslidmaatschap.

 

Artikel 2.9.2

Aanvaarding van een dienstbetrekking bij de voormalige gemeente is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor de gemeente. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de gemeente gaat solliciteren.

 

Artikel 2.9.3

Ook hier gaat het over de “draaideurconstructie”. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

 

Artikel 2.9.4

Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat. Een verbonden partij is een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien die organisatie failliet gaat, onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt. En onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.

3 Regels rondom (de schijn van) corruptie

Artikel 3 Paraplu-artikel

De burgemeester respectievelijk een wethouder mag zijn invloed en zijn stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen of diensten die hem zijn gegeven of hem in het vooruitzicht zijn gesteld.

Artikel 3.1

De burgemeester respectievelijk een wethouder moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.

Artikel 3.2 Acceptatie geschenken, faciliteiten, diensten en uitnodigingen

De burgemeester respectievelijk een wethouder accepteert geen geschenken, faciliteiten, diensten en uitnodigingen als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed dan wel de schijn van beïnvloeding of bevoordeling daardoor kan ontstaan. Een bestuurder die voornemens is om een geschenk, faciliteit, dienst of uitnodiging te accepteren, doet daarvan eerst melding bij de compliance officer en vervolgens, zonodig, bij het college. Ingeval van melding bij het college, worden afspraken gemaakt over hetgeen met het desbetreffende geschenk, faciliteit, dienst of uitnodiging wordt gedaan. De afspraken worden vastgelegd in het openbare verslag van de collegevergadering.

Artikel 3.2.1 Acceptatie geschenken

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3.2 neemt de burgemeester respectievelijk een wethouder geen geschenken aan die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:

    • a.

      het weigeren, teruggeven of terugsturen de gever ernstig zou kwetsen of bijzonder in verlegenheid zou brengen;

    • b.

      het weigeren, teruggeven of terugsturen om praktische redenen onwerkbaar is;

    • c.

      het gaat om een incidentele, kleine attentie (zoals een bloemetje of “gewone” fles wijn) waarbij de schijn van corruptie minimaal is.

  • 2.

    Wanneer de schijn wordt gewekt dat een geschenk - ongeacht de geraamde waarde - wordt gebruikt om de besluitvorming te beïnvloeden, wordt het geschenk geweigerd, teruggegeven of teruggestuurd. Wanneer dat niet mogelijk is omdat een situatie aan de orde is zoals bepaald in lid 1 onder a of lid 1 onder b, wordt het geschenk na ontvangst zo spoedig mogelijk afgedragen aan de gemeente die eigenaar wordt. De gemeente zorgt vervolgens voor een goede bestemming van het geschenk (zoals opslag of tentoonstelling in het stadhuis of donatie aan een goed doel).

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1 geldt het volgende:

    • a.

      Ontvangen geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 25 worden gemeld in het college.

    • b.

      Ontvangen geschenken met een geschatte waarde van maximaal € 50 mogen worden behouden, tenzij lid 2 van toepassing is.

    • c.

      Ontvangen geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50 worden geweigerd, teruggegeven of teruggestuurd. Wanneer dat niet mogelijk is omdat een situatie aan de orde is zoals bepaald in lid 1 onder a of lid 1 onder b, wordt het geschenk na ontvangst zo spoedig mogelijk geregistreerd en eigendom van de gemeente. De gemeente zorgt vervolgens voor een goede bestemming van het geschenk (zoals opslag of tentoonstelling in het stadhuis of donatie aan een goed doel).

  • 4.

    De gemeentesecretaris houdt een register bij van door burgemeester en wethouders ontvangen geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 25. Het register is openbaar en via de gemeentelijke website te raadplegen.

  • 5.

    Geschenken worden niet op het woon/huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, meldt de bestuurder dit in het college waarna een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

Artikel 3.2.2 Acceptatie faciliteiten en diensten

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3.2 accepteert de burgemeester respectievelijk een wethouder geen faciliteiten en diensten van anderen die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:

    • a.

      het weigeren ervan het bestuurswerk onmogelijk of onwerkbaar zou maken en tegelijkertijd;

    • b.

      de schijn van corruptie minimaal is.

  • 2.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder gebruikt faciliteiten of diensten van anderen die uit hoofde of vanwege de bestuursfunctie worden aangeboden, niet voor privédoeleinden.

Artikel 3.2.3 Acceptatie uitnodigingen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3.2 accepteert de burgemeester respectievelijk een wethouder (uitnodigingen voor) lunches, diners, recepties en uitnodigingen voor werkbezoeken, excursies en evenementen en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, alleen als:

    • a.

      dat behoort tot de uitoefening van de functie;

    • b.

      de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel (protocollaire taken, formele vertegenwoordiging van de gemeente, uitnodiging met beschreven doel omtrent de gewenstheid van de aanwezigheid) en tegelijkertijd;

    • a.

      de schijn van corruptie minimaal is.

  • 2.

    Voor uitnodigingen voor werkbezoeken, excursies en evenementen in het buitenland geldt tevens de gedragslijn van buitenlandse dienstreizen als bedoeld in artikel 4.3.

  • 3.

    De gemeentesecretaris legt een lijst aan van uitnodigingen gericht aan het college. Deze lijst wordt wekelijks ter bespreking ingebracht in de collegevergadering. Deze lijst is voor intern gebruik.

  • 4.

    Voor ontvangen uitnodigingen et cetera als bedoeld in lid 1 met het karakter van een geschenk (entreekaarten et cetera), geldt tevens de gedragslijn van artikel 3.2 en 3.2.1.

  • 5.

    Een bestuurder is terughoudend bij het accepteren van uitnodigingen et cetera als bedoeld in lid 4 die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden, waarbij de schijn van meeprofiteren door anderen of van belangenverstrengeling kan ontstaan.

 

Toelichting

 

Paraplu-artikel

Dit artikel geeft een definitie van corruptie. Ging het bij belangenverstrengeling nog om het onterecht laten meewegen van een persoonlijk belang bij de besluitvorming, bij corruptie gaat het om omkoping door een politicus. Belangenverstrengeling is niet in het Wetboek van Strafrecht opgenomen, corruptie is dat wel.

Opgemerkt kan nog worden dat gezien artikel 1.1 de regels voor ontvangen geschenken et cetera niet alleen gelden bij schenkingen aan de burgemeester of een wethouder maar ook bij schenkingen aan het college als geheel. Een bestuurder die voornemens is om een geschenk, faciliteit, dienst of uitnodiging te accepteren, is er zelf verantwoordelijk voor om hiervan melding bij de compliance officer te doen.

 

Artikel 3.2.1

Geschenken zijn een potentiële sluiproute naar corruptie. Ze kunnen gebruikt worden om de besluitvorming te beïnvloeden. Ze wekken in ieder geval de schijn. De regels zijn geformuleerd als een “Nee, tenzij” regel; een bestuurder neemt dus geen geschenken aan, tenzij er goede redenen zijn hiervan om af te wijken.

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten en uitnodigingen niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de bestuurder kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door de bestuurder worden aanvaard, echter nooit op het huisadres.

 

Artikel 3.2.2

Het accepteren van faciliteiten of diensten van anderen kan een afhankelijkheid creëren, of een dankbaarheid, die de zuiverheid van het besluitvormingsproces kan aantasten. Ook met het aannemen van faciliteiten en diensten kan een bestuurder gecorrumpeerd raken. Het wekt in ieder geval de schijn van corruptie op.

 

Artikel 3.2.3

De verplichting om actief het ontstaan van de schijn tegen te gaan, betekent dat het accepteren van lunchen, dineren of naar recepties gaan op kosten van anderen waar mogelijk wordt vermeden, tenzij de redenen van lid 1 van toepassing zijn. Wat voor lunches en diners geldt, geldt in nog sterkere mate voor het reizen op kosten van anderen. Dat wordt in de regel met grote argwaan bekeken. Het gaat hier om excursies en evenementen die betrokkene als burgemeester respectievelijk wethouder aanvaardt. Excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier dus niet onder. In de afweging dienen de motieven van de uitnodiger beoordeeld te worden. Het kan en mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden.

 

Artikel 3.2.3.4

Bij uitnodigingen als bedoeld in artikel 3.2.3.5 is toepassing van artikelen 3.2.1.2 niet altijd mogelijk; het gaat immers vaak om “geschenken” (bijvoorbeeld entreekaarten) met een vaste geldwaarde en geldigheidstermijn.

 

Artikel 3.2.3.5

Als voorbeeld moge dienen de ontvangst van twee entreekaarten voor een voorstelling door een wethouder: afhankelijk van de context kan de aanwezigheid van de wethouder als functioneel worden beschouwd, het gebruiken van de tweede entreekaart voor het meenemen van een familielid leent zich voor afweging.

4 Regels rondom kostenvergoeding en het gebruik van gemeentelijke faciliteiten

Artikel 4 Paraplu-artikel

De burgemeester respectievelijk een wethouder houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor kostenvergoedingen en het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen.

Artikel 4.1 Kostendeclaraties

  • 1.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder houdt zich aan de regelgeving en het beleid dat is vastgesteld met betrekking tot onkostenvergoedingen en declaraties.

  • 2.

    Declaraties worden afgewikkeld volgens de Richtlijnen representatie 2001 en het Rechtspositiebesluit decentrale ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale ambtsdragers. Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 3.

    Een bestuurder is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

  • 4.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed waaronder tevens begrepen de vaste onkostenvergoedingen (bij de burgemeester ambtstoelage genoemd) die worden ontvangen op grond van zijn rechtspositie.

  • 5.

    De gemeentesecretaris ziet toe op een goede uitvoering van de regels en op een goede registratie van kostendeclaraties en laat zich hierbij bijstaan door een compliance officer. In geval van twijfel over een declaratie wordt deze voorgelegd aan de burgemeester, en zo nodig aan het college.

  • 6.

    Het college kan besluiten tot instelling van een openbaar register van kostendeclaraties van burgemeester en wethouders. Het declaratieregister wordt gepubliceerd op de website.

Artikel 4.2 Wachtgelden

Jaarlijks wordt in de jaarrekening een overzicht opgenomen van de uitvoering van de wachtgeldregeling voor ex-bestuurders. De privacy van de ex-bestuurders wordt daarbij beschermd.

Artikel 4.3 Buitenlandse dienstreizen

  • 1.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan het college. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist en de geraamde kosten.

  • 2.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

  • 3.

    Het college betrekt alle aspecten in de besluitvorming. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 4.

    Het ten laste van de gemeente meereizen van externe experts of adviseurs die op uitnodiging van de gemeente ondersteunen, is toegestaan. Het ten laste van de gemeente meereizen van overige derden is niet toegestaan; zij mogen wel op eigen kosten meegaan.

  • 5.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder doet verslag in het college van een afgelegde buitenlandse dienstreis.

  • 6.

    De gemeentesecretaris houdt een register van buitenlandse dienstreizen bij. Het register bevat de voornemens bedoeld in lid 1 en de verslagen bedoeld in lid 5. Het register is openbaar via de gemeentelijke website beschikbaar en vermeldt het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente.

Artikel 4.4 Voorzieningen

  • 1.

    De burgemeester respectievelijk een wethouder houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor het gebruik van interne voorzieningen van algemene aard, zoals werkkamer, computerapparatuur met toebehoren, laptop, tablet, (mobiele) telefoon, fax en dergelijke en voor het gebruik van de dienstauto met chauffeur.

  • 2.

    Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

Artikel 4.5 Dienstauto

De burgemeester respectievelijk een wethouder houdt zich aan het Gebruiksreglement dienstauto’s.

 

Toelichting

 

Paraplu-artikel

Collegeleden krijgen voor hun bestuurswerk de beschikking over een aantal faciliteiten en over financiële middelen van de gemeente. Zij beschikken veelal over voorzieningen als werkkamer, computer met toebehoren, laptop, tablet, (mobiele) telefoon, fax en dergelijke die primair voor het bestuurswerk

ter beschikking zijn gesteld. Ook kunnen zij gebruik maken van de dienstauto met chauffeur. Het gebruik van faciliteiten voor privédoeleinden is binnen vastgestelde kaders mogelijk. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de financiële middelen worden ingezet voor privédoeleinden, voor werk elders, of voor de partij. Gebeurt dat toch dan is er sprake van fraude.

 

Artikel 4.1

Het bestuursorgaan richt de administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteert heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente. Een uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk uitgaven door de bestuurder zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Andere uitgangspunten zijn eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen.

 

Artikel 4.2

Integriteit raakt ook openheid over wachtgelden. De in het overzicht genoemde bedragen zijn niet direct te koppelen aan de genoemde namen van de ex-bestuurders.

 

Artikel 4.3

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling. Voor zo’n dienstreis hoeft niet vooraf toestemming gevraagd te worden aan het college, en de dienstreis hoeft ook niet te worden vermeld in het openbaar register. Voor dergelijke buitenlandse reizen vormen de genoemde bepalingen wel een belangrijk richtsnoer. Ook buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen “dienstreizen” en vallen niet onder dit artikel en komen niet ten laste van de gemeente.

5 Regels rondom informatie

Artikel 5.1

Het college, of de burgemeester respectievelijk een wethouder verstrekt alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft, tenzij dit in strijd is met de wet of het openbaar belang. Het college of de burgemeester kan geheimhouding opleggen overeenkomstig de wet.

Artikel 5.2

De burgemeester respectievelijk een wethouder betracht maximale openheid als het gaat om beleid en beslissingen en om de beweegredenen daarvoor. Hij handelt in overeenstemming met de Gemeentewet en met de Wet open overheid.

Artikel 5.3

De burgemeester respectievelijk een wethouder die de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het geheime of vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behalve als de wet hem tot mededeling verplicht.

Artikel 5.4

De burgemeester respectievelijk een wethouder maakt niet ten eigen bate of ten bate van een ander gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 5.5

De burgemeester respectievelijk een wethouder zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 5.6

De burgemeester respectievelijk een wethouder gaat op betamelijke en correcte wijze om met het gebruik van e-mail en sociale media, zowel zakelijk als privé, vanuit een continu besef dat dit van invloed kan zijn op de uitoefening van het openbaar bestuur of de ambtsfunctie, of op het aanzien hiervan.

 

Toelichting

 

Artikel 5.3

Hoofdlijn is dat geheime of vertrouwelijke informatie (van de gemeente of van derden) niet openbaar wordt gemaakt en in principe niet wordt doorgestuurd aan derden. Bij toezending aan bestuursorganen kan geheimhouding aan de stukken worden opgelegd. Soms vormt ook het anonimiseren of onleesbaar maken van betreffende namen, bedragen of tekstpassages een optie. Een goede gedragslijn is verder dat wanneer een belanghebbende naar verwachting bedenkingen zou kunnen hebben bij openbaarmaking van of bij doorsturing van informatie, hij tevoren wordt geconsulteerd of geïnformeerd.

 

Artikel 5.5

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones en dergelijke met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

 

Artikel 5.6

Uitlatingen (ook toezeggingen et cetera) in het publieke domein gedaan via corporate of private accounts van sociale media kunnen niet alleen het aanzien van de bestuurder of het openbaar bestuur beïnvloeden maar kunnen – wanneer ambtsgerelateerd - ook een bindende werking hebben. Zorgvuldigheid en soms terughoudendheid in het gebruik van sociale media is geboden.

Er is een Privacyreglement e-mail en internetgebruik.

Voor de gemeentelijke organisatie is bovendien een aantal richtlijnen/aandachtspunten voor het gebruik van sociale media benoemd, die ook voor een bestuurder van belang zijn:

  • Je bent zelf verantwoordelijk

    Alles wat je plaatst, valt onder jouw eigen verantwoordelijkheid. Berichten kunnen het imago van de gemeente schaden. Twijfel je, plaats dan geen bericht.

  • Je bent ambassadeur van Almere

    Integriteit is essentieel en vanzelfsprekend. Ook op internet gedraag je je als een goed en integer bestuurder. Als ambassadeur ben je zorgvuldig en betrouwbaar, maar vooral positief, inspirerend en respectvol.

  • Je hebt rechten en plichten

    De rechten en plichten, ook bij online activiteiten, zijn vastgelegd in regels en wetten. De kern ervan is artikel 7 van de Grondwet; vrijheid van meningsuiting, maar dit recht kan als bestuurder beperkter zijn dan dat van andere burgers. De maatschappelijke gevolgen van uitspraken kunnen groot zijn en daarmee je eigen functioneren of dat van de openbare dienst schaden.

  • Je werkt in een glazen huis

    Wees je bewust van de mogelijkheden en risico’s van internetgebruik. Berichten op internet blijven altijd beschikbaar en kunnen steeds opduiken. Werken op internet is werken in een glazen huis.

  • Je houdt rekening met anderen

    Doe geen uitspraken die beledigend of kwetsend kunnen zijn.

  • Je geeft nooit vertrouwelijke informatie

    Geef nooit vertrouwelijke of persoonlijke informatie en blijf binnen de wettelijke kaders. Gemeentelijke informatie is niet allemaal openbaar.

  • Je privé kan publiek zijn

    Of je je uitlatingen privé doet of als bestuurder in functie maakt wel degelijk verschil. In het laatste geval doe je dat namens of voor het college en maak je altijd duidelijk kenbaar dat je bestuurder bent. Treed je dan op namens de overheid of namens jezelf? Stel jezelf steeds de vraag in welke hoedanigheid je optreedt.

6 Regels rondom de onderlinge omgang

Artikel 6 Paraplu-artikel

Politieke ambtsdragers gaan respectvol met elkaar en met raadsleden en ambtenaren om.

Artikel 6.1

De burgemeester respectievelijk een wethouder bejegent bestuurders, raadsleden, de gemeentesecretaris, de griffier en andere ambtenaren correct in woord, gebaar en geschrift.

Artikel 6.2

Het college, of de burgemeester respectievelijk een wethouder houdt zich tijdens de collegevergaderingen en de vergaderingen op de Politieke Markt aan het reglement van orde en volgt de aanwijzingen van de voorzitter op.

Artikel 6.3

De burgemeester respectievelijk een wethouder onthoudt zich in woord, gebaar en geschrift, inclusief elektronische berichten, van persoonlijke aanvallen op individuele bestuurders, raadsleden of ambtenaren in of rondom collegevergaderingen en de vergaderingen op de Politieke Markt en in het openbaar.

 

Toelichting

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook toe op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang, met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van belang. In de omgang met burgers, ambtenaren, externe partijen en andere politieke ambtsdragers wordt van een politieke ambtsdrager correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag verwacht dat vrij is van ongewenste omgangsvormen en grensoverschrijdend en (seksueel) intimiderend gedrag zoals hinderlijk gedrag, intimidatie, dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie. Een respectvolle omgang met elkaar maakt het beter mogelijk tot een werkelijke beraadslaging te komen. Dat is wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming. Bovendien is de manier waarop het college en de raad met elkaar omgaan van invloed op de geloofwaardigheid van de politiek.

7 Regels rondom de naleving van de gedragscode

Artikel 7.1
  • 1.

    De raad ziet erop toe dat de gedragscode van burgemeester en wethouders wordt nageleefd.

  • 2.

    De raad bevordert de eenduidige interpretatie van de gedragscode en controleert de naleving van de gedragscode en geeft zonodig aanwijzingen voor wijziging of aanvulling van de gedragscode.

  • 3.

    Het college ziet er in het bijzonder op toe dat het college en de individuele collegeleden de gedragscode van burgemeester en wethouders naleven. De gemeentesecretaris ondersteunt het college hierbij.

Artikel 7.2

De burgemeester heeft het onderwerp integriteit in de portefeuille en bevordert een goede uitvoering en naleving van de gedragscode. De burgemeester zorgt ervoor dat het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder (half)jaarlijks wordt besproken in het college en jaarlijks in de raad.

Artikel 7.3

De gemeentesecretaris laat zich ten aanzien van het onderwerp integriteit bijstaan door de compliance officer bestuurlijke integriteit.

Artikel 7.4 Omgaan met niet-naleving gedragscode

  • 1.

    Er is een door de raad vastgesteld protocol hoe om te gaan met (vermoedens van) niet-naleving van de gedragscode. Dit protocol maakt onlosmakelijk deel uit van deze gedragscode (bijlage 1).

  • 2.

    De burgemeester of de vicevoorzitter van de raad kan de raad verzoeken in specifieke gevallen gemotiveerd af te mogen wijken van onderdelen van het protocol.

Artikel 7.5 Het sanctioneren van niet-naleving van de gedragscode

Als is komen vast te staan dat er sprake is van overtreding van een regel van de gedragscode, kan dit leiden tot een sanctie.

 

Toelichting

 

Artikel 7.1

Naast het vaststellen van een gedragscode met daarin heldere gedragsregels is het van groot belang dat er op wordt toegezien dat de gedragscode ook daadwerkelijk wordt nageleefd. In de gedragscode zijn immers de regels opgenomen voor politieke ambtsdragers die zijn gebaseerd op de wet. Ze leggen de voorwaarden vast waaraan het handelen van politieke ambtsdragers minimaal moet voldoen. Als politieke ambtsdragers zich niet aan deze regels houden, komen zij daarmee als het ware onder het morele minimum dat zij met elkaar hebben afgesproken. Het toezien op de naleving van de gedragscode is niet alleen een verantwoordelijkheid van de raad, maar een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Bijzondere rollen zijn weggelegd voor de voorzitters van college en raad, voor het presidium, voor de fractievoorzitters, voor de gemeentesecretaris en de griffier, voor de besturen van partijen en afdelingen.

De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode, voor een eenduidige interpretatie daarvan en voor wijziging/aanvulling daarvan bij onduidelijkheden of leemtes.

Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de code:

  • het bespreken van lastige integriteitkwesties;

  • het signaleren van vermoedens van niet-naleving van de code;

  • het eventueel onderzoeken van vermoedens van niet-naleving van de code;

  • het eventueel sanctioneren van niet-naleving van de code.

In iedere fase is het van belang om “onpartijdig”, “terughoudend met publiciteit” en “zorgvuldig” te zijn. Alleen dan kan een rechtvaardige manier van handhaven van de gedragscode worden gegarandeerd.

 

Artikel 7.2

De burgemeester heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar gemeente te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille integriteit duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel met de volksvertegenwoordiging als binnen het bestuur. De burgemeester hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon kan hier in relatie tot het college en de gemeenteraad eveneens een belangrijke rol in spelen.

Het is wenselijk dat de behandeling van het onderwerp bestuurlijke integriteit in college en raad tegelijk plaatsvindt met de behandeling van het onderwerp ambtelijke integriteit op grond van artikel 125quater van de Ambtenarenwet.

 

Artikel 7.3

Compliance

De burgemeester is bestuurlijk verantwoordelijk voor een goede compliance. De compliance officer bewaakt de bestuurlijke integriteit van het college op onder meer de volgende punten:

  • Budgetten college, inclusief declaraties collegeleden. Ten aanzien van declaraties doet de gemeentesecretaris de functionele toets, de adjunct-afdelingsmanager BVLS doet de budgettaire toets en verantwoording. Hiertoe wordt per kwartaal een overzicht geleverd van alle boekingen;

  • Kostendeclaratieregister;

  • Geschenken inclusief geschenkenregister;

  • Afspraken over dienstvervoer;

  • Werkdiners, diners met externen;

  • Actueel overzicht nevenfuncties, inkomsten nevenfuncties;

  • Buitenlandse dienstreizen;

  • Facilitaire zaken zoals inrichting werkkamers en personele ondersteuning;

  • Lunchkosten afdracht wethouders;

  • Beleidsmatige aspecten zoals gedragscode bestuurlijke integriteit, themabijeenkomsten integriteit;

  • Politiek bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken en vragen die raken aan integriteit zoals vragen over wachtgeld, declaraties, et cetera.

  • Rechtspositie gemeentelijke politieke ambtsdragers (waaronder onkostenvergoedingen et cetera).

Artikel 7.4

De gemeenteraad kan met de burgemeester nadere afspraken maken over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een niet-naleving van de gedragscode voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden. Basisafspraken zijn hier neergelegd in een onderzoeksprotocol dat deel uitmaakt van de gedragscode. Bij het maken van de afspraken worden, voor zover relevant, de geldende Richtlijnen bij afhandeling van klachten uit 2010, de Klachtenregeling ongewenst gedrag uit 2013 en de (weliswaar specifiek voor ambtenaren bedoelde) Regeling melding vermoeden misstanden mede in beschouwing genomen.

 

Artikel 7.5

Als is komen vast te staan dat een politieke ambtsdrager een regel van de gedragscode heeft overtreden, dan kan dit tot een sanctie leiden. Deze sanctie dient proportioneel te zijn. Bij het bepalen van de sanctie spelen de aard van de niet-naleving en de context waarbinnen de niet-naleving heeft plaatsgevonden, een belangrijke rol. Niet elke niet-naleving is even zwaar en moet of kan op dezelfde manier worden gesanctioneerd.

Niet-naleving die de zuiverheid van de besluitvorming raken, zoals belangenverstrengeling, corruptie en sommige kwesties rondom het gebruik van informatie, raken aan de kerntaak van politieke ambtsdragers en zijn om die reden het ernstigst. Hier zijn de gevolgen voor burgers en het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur het meest in het geding. Bij een dergelijke niet-naleving past in de regel dan ook de zwaarste sancties. Een te lichte sanctie die volgt op een ernstige niet-naleving kweekt onbegrip en tast de geloofwaardigheid aan; hetzelfde geldt voor een te zware sanctie op een lichte niet-naleving.

Van belang is vervolgens om zowel verzwarende als verzachtende omstandigheden in kaart te brengen. Was er sprake van opzet? Van naïviteit? Is de politieke ambtsdrager onder druk gezet van zijn partijgenoten of anderen? Hoe ernstiger de niet-naleving en hoe duidelijker de regel is die is overtreden, hoe minder snel er een verzachtende omstandigheid zal worden aangenomen.

Er zijn verschillende “sancties” die aan de orde kunnen zijn voor benoemde politieke ambtsdragers, zoals:

  • binnenskamers corrigerend aanspreken;

  • publiek excuus;

  • afkeuring door partijen;

  • motie van treurnis;

  • motie van afkeuring;

  • motie van wantrouwen;

  • schorsing en ontslag van de politieke ambtsdrager;

  • strafrechtelijke vervolging.

De wet biedt de mogelijkheid tot het toepassen van verschillende formele sancties. Sommige overtredingen van de gedragscode leveren daarnaast ook een strafbaar feit op waarvan aangifte kan of moet worden gedaan en die kunnen leiden tot strafrechtelijke vervolging.

8 Intrekking en inwerkingtreding

Artikel 8.1

De Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Almere 2023 treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 8.2

De Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Almere 2016 wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Almere d.d. 23 november 2023.

De griffier,

G.J. Broer

De voorzitter,

W.H.J.M. van der Loo

Bijlage 1 Onderzoeksprotocol bij (vermoedens van) niet-naleving van de gedragscode bestuurlijke integriteit 2023

 

Artikel 1 Algemeen

  • 1.

    Dit protocol beschrijft hoe om te gaan met (vermoedens van) integriteitsschendingen door de burgemeester of door wethouders. Dit protocol is vastgesteld door de raad en maakt onderdeel uit van de gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Almere 2023.

  • 2.

    Bij (vermoedens van) integriteitsschendingen door raadsleden geldt het protocol behorende bij de gedragscode integriteit raadsleden gemeente Almere 2023.

  • 3.

    Het protocol is openbaar en via de gemeentelijke website te raadplegen. Burgemeester en wethouders ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van het protocol.

Artikel 2 Het bespreken van integriteitskwesties

  • 1.

    Als de burgemeester twijfelt of een handeling die hij wil verrichten of nalaten een overtreding van de gedragscode zou kunnen zijn, wint hij advies in bij de gemeentesecretaris of de compliance officer bestuurlijke integriteit.

  • 2.

    Als een wethouder twijfelt of een handeling die hij wil verrichten of nalaten een overtreding van de gedragscode zou kunnen zijn, wint hij advies in bij de compliance officer bestuurlijke integriteit en/of de burgemeester.

  • 3.

    Bij twijfel over het handelen van een ander is het uitgangspunt dat de burgemeester respectievelijk een wethouder eerst betrokkene daarop aanspreekt. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een vermoeden van een ernstige niet-naleving gaat en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als het verdachte collegelid op de hoogte gesteld wordt. Wanneer de ander na het aanspreken zijn handelen niet feitelijk corrigeert of het vermoeden blijft bestaan dat de gedragscode niet wordt nageleefd, is melding van het vermoeden van niet-naleving de vervolgstap.

Melding en vooronderzoek

 

Artikel 3 Melding

Een ieder die niet-naleving van de gedragscode vermoedt, kan hiervan melding doen.

Indien een burger een melding doet wordt deze, voorzover van toepassing, overeenkomstig artikel 4 en 5 afgehandeld.

 

Artikel 4 Melding en vooronderzoek bij vermoedens van niet-naleving door een wethouder

  • 1.

    Als een wethouder vermoedt dat een regel van de gedragscode niet wordt nageleefd door een andere wethouder, dan meldt hij dat bij de burgemeester.

  • 2.

    Als de burgemeester vermoedt dat een regel van de gedragscode niet wordt nageleefd door een wethouder, dan meldt hij dit bij de compliance officer bestuurlijke integriteit.

  • 3.

    De burgemeester verricht in samenspraak met de compliance officer vooronderzoek, teneinde te beoordelen of er sprake is van een vermoedelijke niet-naleving van de gedragscode.

  • 4.

    De burgemeester meldt het voornemen tot een vooronderzoek bij de melder.

  • 5.

    De betrokken wethouder wordt op de hoogte gesteld van het vooronderzoek naar een vermeende niet-naleving, tenzij het een vermoeden van een ernstige niet-naleving betreft en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als de verdachte ambtsdrager op de hoogte gesteld wordt.

  • 6.

    Er vindt in het kader van het vooronderzoek een gesprek met melder en eventuele betrokkenen plaats.

  • 7.

    Van de bevindingen uit het vooronderzoek wordt een rapport gemaakt.

  • 8.

    De melder en de betrokken wethouder, worden op hoofdlijnen geïnformeerd over de uitkomsten van het vooronderzoek.

  • 9.

    Ingeval uit het vooronderzoek blijkt dat toepassing moet worden gegeven aan artikel 6, worden ook de overige wethouders en het presidium (door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van het presidium) op hoofdlijnen geïnformeerd over de uitkomsten van het vooronderzoek. Allen betrachten vertrouwelijkheid ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid

Artikel 5 Melding en vooronderzoek bij vermoedens van niet-naleving door de burgemeester

  • 1.

    Als een wethouder vermoedt dat een regel van de gedragscode niet wordt nageleefd door de burgemeester, dan meldt hij dat bij het presidium (door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van het presidium). Hij informeert de overige wethouders over de melding. Het presidium neemt de melding in behandeling.

  • 2.

    Als het presidium vermoedt dat een regel van de gedragscode wordt overtreden door de burgemeester, dan verricht het presidium hiernaar vooronderzoek. Hij kan hierbij te rade gaan bij de locoburgemeester (met inachtneming van de vastgestelde vervangingsvolgorde), de fractievoorzitters, de gemeentesecretaris, de griffier en/of een externe adviseur.

  • 3.

    Het presidium meldt het voornemen tot een vooronderzoek bij de melder, de fractievoorzitters, de wethouders en de Commissaris der Koning. Allen betrachten vertrouwelijkheid ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 4.

    De burgemeester wordt op de hoogte gesteld van het vooronderzoek naar een vermeende niet-naleving, tenzij het om een vermoeden van een ernstige niet-naleving gaat en eventueel vervolgonderzoek in gevaar komt als de verdachte ambtsdrager op de hoogte gesteld wordt.

  • 5.

    Van de bevindingen uit het vooronderzoek wordt een rapport gemaakt.

  • 6.

    De melder, de betrokkene, de fractievoorzitters en de wethouders worden op hoofdlijnen geïnformeerd over de uitkomsten van het vooronderzoek.

Feitenonderzoek

 

Artikel 6 Feitenonderzoek bij vermoedens van niet-naleving van de gedragscode door een wethouder

  • 1.

    Indien uit het vooronderzoek, als bedoeld in artikel 4, is gebleken dat er sprake is van een concreet en op redelijke gronden gebaseerd vermoeden is dat de gedragscode niet is nageleefd door een wethouder, geeft de burgemeester opdracht hiernaar onderzoek te verrichten.

  • 2.

    De burgemeester meldt het voornemen tot een feitenonderzoek bij de melder, de betrokkene, de overige wethouders en het presidium (door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van het presidium). Allen betrachten discretie en prudentie ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 3.

    De opdracht wordt gegeven aan een interne, externe onderzoekscommissie of extern onderzoeksbureau.

  • 4.

    Een interne onderzoekscommissie bestaat minimaal uit de burgemeester en de gemeentesecretaris. Ter ondersteuning kunnen zij ambtenaren en/of raadsleden aanwijzen. Aan de commissie kunnen externe deskundigen worden toegevoegd.

  • 5.

    Als de afstand tussen de interne onderzoekers en de betrokken wethouder te klein is om voldoende objectief onderzoek te garanderen, wordt een externe onderzoekscommissie onderzoeksbureau ingesteld.

  • 6.

    Een externe onderzoekscommissie bestaat uit personen buiten de organisatie.

Artikel 7 Feitenonderzoek bij vermoedens van niet-naleving van de gedragscode door de burgemeester

  • 1.

    Indien uit het vooronderzoek, als bedoeld in artikel 5, is gebleken dat er sprake is van een concreet en op redelijke gronden gebaseerd vermoeden dat de gedragscode niet is nageleefd door de burgemeester, geeft het presidium opdracht hiernaar onderzoek te verrichten.

  • 2.

    Het presidium meldt het voornemen tot een feitenonderzoek bij de melder, de betrokkene, de fractievoorzitters, de wethouders, de gemeentesecretaris en de Commissaris der Koning. Allen betrachten vertrouwelijkheid ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid. Over de melding aan betrokkene: zie ook artikel 8.

  • 3.

    De opdracht wordt gegeven aan een interne of externe onderzoekscommissie.

  • 4.

    Een interne onderzoekscommissie bestaat minimaal uit de voorzitter van het presidium en de griffier. Ter ondersteuning kunnen zij ambtenaren en/of raadsleden aanwijzen. Aan de commissie kunnen externe deskundigen worden toegevoegd.

  • 5.

    Als de afstand tussen de interne onderzoekers en de burgemeester te klein is om voldoende objectief onderzoek te garanderen, wordt een externe onderzoekscommissie ingesteld.

  • 6.

    Een externe onderzoekscommissie bestaat uit personen buiten de organisatie.

Artikel 8 Kennisgeving aan betrokkene

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager wordt over het instellen van een feitenonderzoek op tijd per brief geïnformeerd.

  • 2.

    In de brief is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot instellen onderzoek;

    • b.

      de melding dat betrokkenen en getuigen kunnen worden gehoord;

    • c.

      de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsbreuk, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden.

Artikel 9 Horen van betrokkene en getuigen

  • 1.

    De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen in het kader van het feitenonderzoek worden gehoord.

  • 2.

    De gesprekken worden gehouden door minimaal twee personen.

  • 3.

    Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en ondertekend door de onderzoekers en de getuige/betrokkene.

  • 4.

    De gehoorde krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het verslag.

  • 5.

    Als de gehoorde weigert te tekenen, wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als de gehoorde dat wil, wordt er een schriftelijke weergave van de afwijkende mening van de gehoorde bij het verslag gedaan.

Artikel 10 Aangifte

  • 1.

    Als er vermoeden is van een misdrijf door een wethouder, doet de burgemeester in overleg met het presidium (door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van het presidium) aangifte bij de politie. De burgemeester informeert de wethouders hierover.

  • 2.

    Als er vermoeden is van een misdrijf door de burgemeester, doet de voorzitter van het presidium in overleg met de Commissaris der Koning en de fractievoorzitters aangifte bij de politie. De voorzitter van het presidium informeert de wethouders hierover.

  • 3.

    Vanaf dat moment wordt alle informatie voorgelegd aan de politie eventueel na overleg met de officier van justitie.

Artikel 11 Onderzoeksrapportage bij niet-naleving door een wethouder

  • 1.

    De onderzoeksrappportage wordt door de burgemeester aangeboden aan het presidium (door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van het presidium) en de locoburgemeester (met inachtneming van de vervangingsvolgorde), zodat zij als eerste kennis kunnen nemen van de rapportage. Allen betrachten discretie en prudentie ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 2.

    Daarna wordt het rapport toegezonden aan de raad met een afschrift aan het college en de betrokkene, eventueel onder gedeeltelijke geheimhouding voor zover de wetgeving zich hiertegen niet verzet. De rapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van integriteitsniet-naleving.

  • 3.

    De raad spreekt zich uit over het rapport.

Artikel 12 Onderzoeksrapportage bij niet-naleving door de burgemeester

  • 1.

    De onderzoeksrappportage wordt door de voorzitter van het presidium van de raad aangeboden aan de fractievoorzitters, de locoburgemeester (met inachtneming van de vervangingsvolgorde) en de Commissaris der Koning, zodat zij als eerste kennis kunnen nemen van de rapportage. Allen betrachten discretie en prudentie ten aanzien van deze informatie en treden hiermee niet in openbaarheid.

  • 2.

    Daarna wordt het rapport toegezonden aan de raad met een afschrift aan het college en de betrokkene, eventueel onder gedeeltelijke geheimhouding voor zover de wetgeving zich hiertegen niet verzet. De rapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van integriteitsniet-naleving.

  • 3.

    De raad spreekt zich uit over het rapport.

Communicatie

 

Artikel 13 Communicatie en openbaarheid

  • 1.

    Bij (vermoedens van) niet-naleving door een wethouder zorgt de burgemeester voor de interne en externe communicatie. Hierbij wordt afhankelijk van de situatie afgestemd met de overige collegeleden, de gemeentesecretaris, het presidium (door tussenkomst van de griffier en de voorzitter van het presidium) en het Openbaar Ministerie.

  • 2.

    Bij (vermoedens van) niet-naleving door de burgemeester zorgt de voorzitter van het presidium voor de interne en externe communicatie. Hierbij wordt afhankelijk van de situatie afgestemd met collegeleden, de gemeentesecretaris, de griffier, de fractievoorzitters, de Commissaris der Koning en het Openbaar Ministerie.

  • 3.

    In de communicatie geldt, waar van toepassing, de wetgeving ten aanzien van openbaarheid en privacybescherming als juridisch kader.

Naar boven