Wijzigingsbesluit 2023 Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019

Burgemeester en Wethouders van Enschede en de Burgemeester van Enschede, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

Overwegende

 

  • -

    dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) bestuursorganen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

  • -

    dat op 3 december 2019 de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019 in werking is getreden, welke beleidsregel is gewijzigd bij besluit van 22 december 2021, welke wijziging in werking is getreden op 1 januari 2022;

 

  • -

    dat wijzigingen in de Wet Bibob en de wenselijkheid om het toepassingsbereik van de inzet van de Wet Bibob op een aantal onderdelen te verruimen aanleiding geven om de beleidsregel Wet Bibob aan te passen;

 

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    de Wet Bibob;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

 

Besluiten vast te stellen het

 

Wijzigingsbesluit 2023 Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019

 

Artikel I

De Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019, zoals eerder gewijzigd bij besluit van 22 december 2021, wordt gewijzigd als volgt.

 

A. Artikel 1.1 komt te luiden:

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      APV: de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Enschede;

    • b.

      aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht, dan wel de inschrijving en/of het aanbod waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht;

    • c.

      advies: het advies zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

    • d.

      beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing voor zover:

      • 1.

        bij de wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken, of

      • 2.

        bij de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;

    • e.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • f.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de begunstigde van een andere beschikking, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, de beoogd verkrijger van de erfpacht of de opstal waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’, en de beoogd verkrijger van een recht op eigendom of een zakelijk recht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’; per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt onder betrokkene ook verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van de omgevingsvergunning kan worden gelijkgesteld (artikel 5.31 lid 2 Omgevingswet).

    • g.

      Bibob-onderzoek: het onderzoek van het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak ingesteld op grond van de Wet Bibob naar de aanwezigheid van gevaar als bedoeld in de wet en naar feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van een aangevraagde dan wel gegeven beschikking, van een subsidie, van een overheidsopdracht of van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd.

    • h.

      Bibob-vragenformulieren en -vragenlijsten: formulieren en lijsten als bedoeld in de Regeling Bibob-formulieren;

    • i.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • j.

      gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een rechtspersoon met een overheidstaak;

    • k.

      indicatorenlijst: de door het Bureau ter beschikking gestelde lijst(en) die indicatoren bevat die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de wet;

    • l.

      onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

    • m.

      overheidsopdracht: overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

    • n.

      paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

    • o.

      publieksgerichte dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

    • p.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Enschede;

    • q.

      reguliere toetsing: toetsing van de aanvraag, vergunning, opdracht of overeenkomst aan (wettelijke) gronden die niet op de Wet Bibob berusten;

    • r.

      RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Oost Nederland;

    • s.

      snippergroen: kleine stroken openbaar groen zonder belangrijke functie, direct grenzend aan een perceel van een andere eigenaar. Dit openbaar groen maakt geen deel uit van een hoofd- of wijkgroenstructuur en vormt evenmin een verkeersgeleiding. Snippergroen kan worden afgestoten zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de woonomgeving. Bouwgrond valt hier in ieder geval niet onder, strookjes verharde gemeentegrond onder omstandigheden mogelijk wel;

    • t.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere handeling zoals genoemd in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

    • u.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • v.

      wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

 

B. Artikel 1.3 komt te luiden:

 

Artikel 1.3 Risicocategorieën

  • 1.

    Waar in deze beleidsregel wordt verwezen naar risicocategorieën betreft het de volgende:

    • a.

      horeca-inrichtingen (inclusief para-commerciële horeca-inrichtingen en coffeeshops);

    • b.

      afhaal- en bezorgcentra als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub b APV, zijnde de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar anders dan om niet uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse in hoofdzaak ter plekke bereide en voor directe consumptie geschikte eetwaren en (zwak alcoholische) dranken plegen te worden verstrekt;

    • c.

      de niet voor het publiek toegankelijke lokaliteiten als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub c APV, die voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoeld in Bijlage 1.2 van de Verordening Kwaliteit Leefomgeving, voor zover daar gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet voor directe consumptie geschikte eetwaren en/ of alcoholvrije dranken te verkrijgen, af te halen of te verbruiken;

    • d.

      seksinrichtingen en escortbedrijven;

    • e.

      kamerverhuur en logiespanden;

    • f.

      het omzetten van een (gedeelte van een) pand naar meerdere zelfstandige woningen of naar onzelfstandige woningen/woonruimte of het omzetten van een niet-woning naar een woning;

    • g.

      speelautomaten(hallen) of andere speelgelegenheden;

    • h.

      autosloperijen, autospuiterijen of autoherstelinrichtingen;

    • i.

      bedrijven in vuurwerk;

    • j.

      recyclingbedrijven;

    • k.

      bedrijven in afvalstoffenverwerking;

    • l.

      bedrijven in bodemsanering;

    • m.

      bedrijven in autobanden;

    • n.

      zorgbureaus en pgb-bureaus (persoonsgebonden budget), waaronder opvang/verblijf en logies accommodaties voor kwetsbare doelgroepen, zoals zorgboerderijen;

    • o.

      religieuze instellingen;

    • p.

      vechtsportscholen;

    • q.

      publieksgerichte dienstverlening door kapsalons, schoonheids(verzorgings)instituten, manicures, pedicures, belwinkels, afhaalpunten (van goederen), internetcafés, tattooshops, shishalounges, massagesalons, zonnebank-studio’s en welnessinstituten;

    • r.

      kinderopvang;

    • s.

      vakantie- en recreatieparken en campings;

    • t.

      smart-, head- en giftshops als bedoeld in artikel 2:85 APV;

    • u.

      zaken, verenigingen en/of bedrijven die verband houden met motorclubs, met name Outlaw Motorcycle Gangs;

    • v.

      categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën.

  • 2.

    Deze opsomming kan worden aangepast indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

 

C. Artikel 2.1 komt te luiden:

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij een aanvraag voor een beschikking

  • 1.

    Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt plaats bij elke aanvraag voor een:

    • a.

      Alcoholwetvergunning (artikel 3 Alcoholwet), tenzij het betreft een vergunning voor het uitoefenen van het slijtersbedrijf;

    • b.

      aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten (artikel 30b lid 1 Wet op de Kansspelen);

    • c.

      verhuurvergunning opkoopbescherming (artikel 2 lid 1 Huisvestingsverordening Enschede 2022);

    • d.

      vergunning verstrekking alcoholvrije drank (artikel 7 Drank- en Horecaverordening Enschede);

    • e.

      vergunning speelgelegenheid (artikel 2:39.2 APV);

    • f.

      vergunning voor het exploiteren van een smart-, head- of giftshop (artikel 2:86 APV);

    • g.

      evenementenvergunning voor zover het betreft een vechtsportwedstrijd of –gala welke behoort tot door de burgemeester aangewezen categorieën (artikel 2:25 APV en Nadere regels vechtsportevenementen Enschede 2017) of voor zover het een evenement betreft waarbij de activiteiten verband houden met de in artikel 1.3 beschreven risicocategorieën;

    • h.

      vergunning seksinrichting of escortbedrijf (artikel 3:2.1 APV);

    • i.

      omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo; per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 lid 2 onder a Omgevingswet – omgevingsvergunning bouwactiviteit en artikel 5.1 lid 1 onder a Omgevingswet – omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit, in samenhang met artikel 5.31 lid 1 onder a en b Omgevingswet):

      • 1.

        betrekking hebbend op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3; of

      • 2.

        met een aanneemsom exclusief BTW (bouw- en/of projectkosten) van € 500.000,- of meer; of

      • 3.

        betrekking hebbend op een door de gemeente Enschede aan particulieren verkocht kavel ten behoeve van woningbouw;

      • 4.

        in andere gevallen als bedoeld onder i.1 tot en met i.3, als dit betreft de vierde aanvraag van een en dezelfde aanvrager binnen het tijdvak van 1 jaar na de eerste aanvraag.

    • j.

      omgevingsvergunning (milieu) voor het oprichten van de inrichting, het veranderen van de inrichting, het veranderen van de werking van een inrichting of het in werking hebben van een inrichting welke behoort tot een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3 (artikel 2.1, eerste lid onder e Wabo (voor zover betrekking hebbend op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo) of i Wabo (voor zover betrekking hebbend op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd)); per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 lid 2 onder b Omgevingswet – omgevingsvergunning milieubelastende activiteit, in samenhang met artikel 5.31 lid 1 onder c Omgevingswet

  • 2.

    In andere gevallen als bedoeld in lid 1 zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet of bij aanwijzingen voor of het vermoeden van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de wet op grond van:

    • a.

      informatie die bij de gemeente bekend is;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    • e.

      informatie van andere bestuursorganen;

    • f.

      informatie uit open bronnen, of

    • g.

      andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

  • 3.

    In andere gevallen als bedoeld in lid 1 en lid 2 zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jaren in een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

 

D. Na artikel 2.1 wordt een nieuw artikel 2.1a ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2.1a Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen die gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder

Bij een omgevingsvergunning die na verlening gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder zoals bedoeld in artikel 2.25 lid 2 Wabo en waarvan de aanvraag valt onder het toepassingsbereik van artikel 2.1 van deze beleidsregel, wordt een Bibob-onderzoek uitgevoerd. Per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.37 lid 2 Omgevingswet.

 

E. Artikel 2.2 komt te luiden:

 

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij een verleende beschikking

  • 1.

    Bij reeds verleende beschikkingen zal het bestuursorgaan, onverminderd het bepaalde in artikel 2.1a, een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet of bij aanwijzingen voor of het vermoeden van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de wet op grond van:

    • a.

      informatie die bij de gemeente bekend is;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    • e.

      informatie van andere bestuursorganen;

    • f.

      informatie uit open bronnen, of

    • g.

      andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

  • 2.

    Bij reeds verleende beschikkingen zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jaren in een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

 

F. Artikel 2.3 komt te luiden:

 

Artikel 2.3 Uitzonderingen bij beschikkingen

  • 1.

    Een Bibob-onderzoek wordt in beginsel niet toegepast op aanvragen van:

    • a.

      Overheidsinstanties;

    • b.

      semioverheidsorganisaties, of

    • c.

      wettelijk (middels een daartoe verstrekte vergunning) toegelaten woning(bouw)corporaties,

  • tenzij sprake is van signalen als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 of lid 3.

  • 2.

    Bij een aanvraag van een betrokkene voor een vergunning kan voor wat betreft het Bibob-onderzoek worden volstaan met een beperkt onderzoek naar (ongewijzigde) feiten en omstandigheden en een verdere verwijzing naar een reeds uitgevoerd Bibob-onderzoek ten aanzien van een eerdere vergunning, als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het betreft dezelfde betrokkene;

    • b.

      de aanvraag betreft eenzelfde soort vergunning;

    • c.

      de aanvraag is ingediend binnen twee jaar na het Bibob-onderzoek naar de eerdere vergunning;

    • d.

      uit het Bibob-onderzoek bij de eerdere vergunning zijn geen gronden voor weigering, buiten behandeling stellen, intrekking of het opleggen van voorschriften naar voren gekomen;

    • e.

      de voor een Bibob-onderzoek relevante feiten en omstandigheden zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerdere Bibob-onderzoek; relevante feiten en omstandigheden zijn in ieder geval:

      • -

        de bedrijfsstructuur;

      • -

        de financiering;

      • -

        zakelijke partners/Bibob-relatie(s) als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet;

      • -

        een andere locatie of inrichting ten opzichte van de eerdere vergunning in geval van een Alcoholwetvergunning/vergunning op grond van de Drank- en Horecaverordening Enschede;

    • f.

      er zijn geen aanwijzingen voor of vermoedens van gevaar of aanwijzingen voor of vermoedens van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 of lid 3.

 

G. Artikel 3.1 komt te luiden:

 

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij aanvragen om subsidies en verleende subsidies

  • 1.

    Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt plaats bij alle aanvragen om een subsidie ten behoeve van de opvang, begeleiding en beschermd wonen voor kwetsbare burgers, van betrokkenen waarmee in dit kader nog niet eerder een subsidierelatie is aangegaan.

  • 2.

    Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt verder plaats bij een aanvraag om een subsidie die betrekking heeft op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3.

  • 3.

    Bij aanvragen om een subsidie anders dan genoemd in de voorgaande leden dan wel in het kader van de beoordeling of er aanleiding is tot intrekking van een reeds verleende subsidie, zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet of bij aanwijzingen voor of het vermoeden van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de wet op grond van:

    • a.

      informatie die bij de gemeente bekend is;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    • e.

      informatie van andere bestuursorganen;

    • f.

      informatie uit open bronnen, of

    • g.

      andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie dan wel in het kader van de beoordeling of er aanleiding is tot intrekking van een reeds verleende subsidie, zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jaren in een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

 

H. Na artikel 3.1 wordt een nieuw artikel 3.2 ingevoegd, luidende:

 

Artikel 3.2 Uitzonderingen bij subsidies

  • 1.

    Een Bibob-onderzoek wordt in beginsel niet toegepast op aanvragen van:

    • a.

      Overheidsinstanties;

    • b.

      semioverheidsorganisaties, of

    • c.

      wettelijk (middels een daartoe verstrekte vergunning) toegelaten woning(bouw)corporaties,

  • tenzij sprake is van signalen als bedoeld in artikel 3.1 lid 3.

  • 2.

    Bij een aanvraag van een betrokkene voor een subsidie kan voor wat betreft het Bibob-onderzoek worden volstaan met een beperkt onderzoek naar (ongewijzigde) feiten en omstandigheden en een verdere verwijzing naar een reeds uitgevoerd Bibob-onderzoek ten aanzien van een eerdere subsidie, als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het betreft dezelfde betrokkene;

    • b.

      de aanvraag betreft eenzelfde soort subsidie;

    • c.

      de aanvraag is ingediend binnen twee jaar na het Bibob-onderzoek naar de eerdere subsidie;

    • d.

      uit het Bibob-onderzoek bij de eerdere subsidie zijn geen gronden voor weigering, buiten behandeling stellen, intrekking of het opleggen van voorschriften naar voren gekomen;

    • e.

      de voor een Bibob-onderzoek relevante feiten en omstandigheden zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerdere Bibob-onderzoek; relevante feiten en omstandigheden zijn in ieder geval:

      • -

        de bedrijfsstructuur;

      • -

        de financiering;

      • -

        zakelijke partners/Bibob-relatie(s) als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet;

    • f.

      er zijn geen signalen als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 of lid 4.

 

I. Artikel 4.1 komt te luiden:

 

Artikel 4.1. Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    Alvorens de rechtspersoon met een overheidstaak beslist over het aangaan van een vastgoedtransactie, voert deze een Bibob-onderzoek uit.

  • 2.

    Indien advies is ingewonnen bij het Bureau neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen beslissing over het aangaan van de vastgoedtransactie totdat het advies van het Bureau is ontvangen.

 

J. Artikel 4.2 komt te luiden:

 

Artikel 4.2 Uitzonderingen bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan toepassing van artikel 4.1, eerste lid, achterwege laten voor zover:

    • a.

      de betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de betrokkene een woningcorporatie is als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;

    • c.

      de betrokkene een drinkwaterbedrijf is als bedoeld in artikel 1 van de Drinkwaterwet;

    • d.

      de betrokkene een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of openbaar elektronisch communicatienetwerk is, als bedoeld in de Telecommunicatiewet;

    • e.

      de betrokkene een netbeheerder is, als bedoeld in artikel 1 van Elektriciteitswet 1998, artikel 1 van de Gaswet en artikel 1 van de Warmtewet;

    • f.

      de vastgoedtransactie betrekking heeft op snippergroen; of

    • g.

      de vastgoedtransactie verhuur of pacht voor maximaal € 10.000,- euro exclusief btw per jaar betreft.

  • 2.

    Bij een vastgoedtransactie kan voor wat betreft het Bibob-onderzoek worden volstaan met een beperkt onderzoek naar (ongewijzigde) feiten en omstandigheden en een verdere verwijzing naar een reeds uitgevoerd Bibob-onderzoek ten aanzien van een eerdere vastgoedtransactie, als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de contacten of onderhandelingen over de vastgoedtransactie zijn gestart binnen twee jaar na het Bibob-onderzoek bij de eerdere vastgoedtransactie;

    • b.

      uit het Bibob-onderzoek bij de eerdere vastgoedtransactie zijn geen integriteitsrisico’s voortgekomen;

    • c.

      de voor een Bibob-onderzoek relevante feiten en omstandigheden zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerdere Bibob-onderzoek; relevante feiten en omstandigheden zijn in ieder geval:

      • -

        de (bestuurs)samenstelling;

      • -

        de bedrijfsstructuur;

      • -

        de financiering;

      • -

        de zakelijke partners/Bibob-relatie(s) als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 en lid 2 zal de rechtspersoon met een overheidstaak een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar of van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 9 lid 3 onder a, b en c van de wet op grond van:

    • a.

      informatie die bij de gemeente bekend is;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    • e.

      informatie van andere bestuursorganen;

    • f.

      informatie uit open bronnen, of

    • g.

      andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

  • 4.

    In afwijking van lid 1 en lid 2 zal de rechtspersoon met een overheidstaak een Bibob-onderzoek uitvoeren als bij navraag door de rechtspersoon met een overheidstaak bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jaren in een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

 

K. Artikel 4.3, vierde lid komt te luiden:

 

  • 4.

    In de vastgoedovereenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, waarin wordt bepaald dat op grond van artikel 7a Wet Bibob een eigen onderzoek kan worden ingesteld zoals bedoeld in dat artikel en op grond van artikel 5a Wet Bibob advies kan worden gevraagd aan het Bureau, alsmede dat bij integriteitstwijfels kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

 

L. Artikel 5.1 komt te luiden:

 

Artikel 5.1 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1.

    De rechtspersoon met een overheidstaak voert in beginsel een Bibob-onderzoek uit bij overheidsopdrachten betrekking hebbend op de branches bouw, milieu, ICT, vervoer, beveiliging/veiligheid, openbare orde of op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3.

  • 2.

    De rechtspersoon met een overheidstaak voert een Bibob-onderzoek uit bij een overheidsopdracht die onder het bereik van de wet valt bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in de artikelen 5 en 9 lid 2 van de wet op grond van:

    • a.

      informatie die bij de gemeente bekend is;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    • e.

      informatie van andere bestuursorganen;

    • f.

      informatie uit open bronnen, of

    • g.

      andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

  • 3.

    De rechtspersoon met een overheidstaak voert een Bibob-onderzoek uit als bij navraag door de rechtspersoon met een overheidstaak bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jaren in een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

 

M. Artikel 7.1, tweede lid komt te luiden:

 

  • 2.

    In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal de betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren of -vragenlijsten dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren of vragenlijsten zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren of lijsten in correspondentie of in nadere correspondentie zijn genoemd.

 

N. Artikel 7.1, derde lid komt te vervallen.

 

O. Artikel 7.3 komt te luiden:

 

Artikel 7.3 Bewaartermijn en gebruik van het advies, bevindingen en gegevens

Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies van het Bureau ontvangt, kunnen dat advies conform artikel 29 van de wet gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing. Deze termijn geldt ook voor het gebruiken van de bevindingen van eigen onderzoek en de gegevens die daaraan ten grondslag liggen.

 

P. Artikel 8.3, derde en vierde lid komen te luiden:

 

  • 3.

    Indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar, van een mindere mate van gevaar, van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd of sprake is van andere integriteitstwijfels ten aanzien van de betrokkene, gaat de rechtspersoon met een overheidstaak in beginsel:

    • a.

      geen vastgoedtransactie aan;

    • b.

      over tot het opschorten of ontbinden van een overeenkomst of het beëindigen van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie;

    • c.

      over tot het weigeren van toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of opstal als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      over tot het weigeren van toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde rechtspersoon.

  • 4.

    Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is op grond van de wet tot een van de beslissingen als genoemd onder lid 3 over te gaan, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze naar voren te brengen.

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 15 december 2023 .

 

Artikel III

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit 2023 Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019.

 

 

Aldus vastgesteld op 5 december 2023 door Burgemeester en Wethouders van Enschede respectievelijk de Burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft,

Burgemeester en Wethouders van Enschede,

de loco-Secretaris, E.A. Smit

de Burgemeester, R.W. Bleker

Burgemeester van Enschede,

R.W. Bleker

TOELICHTING OP HET WIJZIGINGSBESLUIT 2023 BELEIDSREGEL WET BIBOB GEMEENTE ENSCHEDE 2019

 

1. Algemeen

De Wet Bibob is op 1 oktober 2022 gewijzigd. Daarbij is onder andere het toepassingsbereik bij vastgoedtransacties en overheidsopdrachten verruimd. Deze wetswijziging is de aanleiding geweest om het bestaande Bibobbeleid tegen het licht te houden. Daarbij bleek het wenselijk te zijn om het beleid aan te passen aan de wetswijziging, de gevallen waarin een Bibob-onderzoek wordt ingesteld te verruimen en redactionele verbeteringen aan te brengen. De wijzigingen dragen bij aan het voorkomen van het ongewild faciliteren van criminele activiteiten bij vergunningen, subsidies, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten.

 

De verruiming heeft tot gevolg dat in de volgende (nieuwe) gevallen een Bibob-onderzoek zal worden uitgevoerd: de aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten, de verhuurvergunning opkoopbescherming, de omgevingsvergunning bouw met een aanneemsom/projectkosten vanaf € 500.000,- (tot nu toe vanaf € 1 miljoen), de omgevingsvergunning bouw voor een door de gemeente aan een particulier verkocht kavel voor woningbouw, de overdracht van een al verleende omgevingsvergunning, de omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit (bij inwerkingtreding van de Omgevingswet), alle vastgoedtransacties met enkele uitzonderingen (tot nu toe: vastgoedtransacties in risicocategorieën), subsidies in risicocategorieën, overheidsopdrachten in de branches bouw, milieu, ICT, vervoer, beveiliging/veiligheid, openbare orde en in de in het beleid benoemde risicocategorieën. Verder is de lijst met risicocategorieën geactualiseerd. Als een omgevingsvergunning bouwen of milieu, evenementenvergunning, subsidie of overheidsopdracht betrekking heeft op een risicocategorie wordt een Bibob-onderzoek uitgevoerd.

 

Waar het beleid betrekking heeft op wetsartikelen die bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet gaan gelden is dit aangegeven en zijn de betreffende artikelen van de Omgevingswet opgenomen. De wijzigingen zijn onderstaand per artikel nader toegelicht.

 

2. Artikelsgewijze toelichting

 

A. Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Toegevoegd zijn de definities van ‘publieksgerichte dienstverlening’ (lid 2 onder o, zie verder artikel 1.3 en de toelichting daarop) en ‘snippergroen’ (lid 2 onder s, zie verder artikel 4.2 en de toelichting daarop). Verder zijn enkele definities verduidelijkt en aangepast aan wijzigingen in de Wet Bibob.

 

B. Artikel 1.3 Risicocategorieën

Een aantal bestaande risicocategorieën zijn gegroepeerd onder de noemer ‘publieksgerichte dienstverlening’. Naast de daaronder begrepen al bestaande categorieën zijn een aantal nieuwe, daaraan verwante categorieën opgenomen (artikel 1.3 lid 1 onder q). Verder zijn een aantal nieuwe categorieën opgenomen (artikel 1.3 lid 1 onder r. kinderopvang en s. vakantie- en recreatieparken en campings). Kinderopvang omdat het een fraudegevoelige branche betreft en een eventuele toets voorafgaand aan registratie in een landelijk register naar verwachting marginaal zal zijn. Ten aanzien van vakantie- en recreatieparken en campings blijkt uit rapportages van het LIEC en het RIEC Oost Nederland dat deze segmenten in verband kunnen worden gebracht met criminele investeringen. Tot slot is voor enkele categorieën verduidelijkt wat daaronder valt (artikel 1.3 lid 1 onder f en n).

Van ‘categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën’ (lid 1 onder v) is sprake bij bedrijven/organisaties die in dezelfde branche actief zijn, waarbij de meest recente SBI-codes (Standaard Bedrijfsindeling codes van de Kamer van Koophandel) en de aard van de werkzaamheden het uitgangspunt vormen.

 

C. Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij een aanvraag voor een beschikking

Nieuw toegevoegd zijn de aanwezigheidsvergunning speelautomaten en de verhuurvergunning opkoopbescherming. Bij aanvragen voor een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten (art. 30b Wet op de Kansspelen) zal een Bibob-toets worden uitgevoerd (lid 1 onder b). Voor aanwezigheid van kansspelautomaten is in beginsel ook een horecavergunning nodig, waarbij al een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Doorgaans worden vergunningen voor kansspelautomaten echter niet onmiddellijk samen met de horecavergunning aangevraagd. Om ten tijde van de aanvraag van de aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten ook zicht te hebben op de bedrijfsvoering (leidinggevenden, geldstromen) is een Bibob-toets nodig. Bovendien is de kansspelbranche een risicobranche en is in de Wet op de Kansspelen voorzien in de mogelijkheid van een Bibob-toets bij aanwezigheidsvergunningen. Voor verhuurvergunningen opkoopbescherming (artikel 2 lid 1 Huisvestingsverordening Enschede 2022) wordt een Bibob-toets ingevoerd (lid 1 onder c). Hierover is al bij de vaststelling van de Huisvestingsverordening Enschede 2022 in artikel 4 lid 4 opgenomen dat de vergunning wordt geweigerd als een Bibob-toets daartoe aanleiding geeft.

 

Het drempelbedrag (aanneemsom) voor een Bibob-onderzoek bij een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk wordt verlaagd van € 1 miljoen naar € 500.000,- (lid 1 onder i.2). Dit bedrag is in overeenstemming met het Bibob-beleid zoals dat in veel omliggende gemeenten wordt gehanteerd zodat een waterbedeffect wordt voorkomen. Verder is toegevoegd dat bij alle omgevingsvergunningen bouwen, die betrekking hebben op een door de gemeente Enschede aan particulieren verkochte kavel ten behoeve van woningbouw, een Bibob-onderzoek wordt toegepast. Door de uitbreiding van het Bibob-onderzoek naar alle vastgoedtransacties van de gemeente wordt ook bij de verkoop van de particuliere kavels (vastgoedtransactie) een Bibob-onderzoek uitgevoerd. Dit is een qua omvang beperkt onderzoek (met name antecedenten), terwijl een volledig Bibob-onderzoek (waaronder t.a.v. de financiering van de bouw) vervolgens plaatsvindt bij de aanvraag van de omgevingsvergunning bouwen betreffende dat kavel.

 

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de relevante bepalingen uit die wet in het beleid opgenomen.

 

De signaalgestuurde toepassing van een Bibob-onderzoek in lid 2 en lid 3 is verduidelijkt en aangepast aan de wijziging van de Wet Bibob, met name aan de ruimere bevoegdheid tot informatiedeling.

 

D. Artikel 2.1a Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen die gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder

Dit artikel is nieuw toegevoegd. Een omgevingsvergunning heeft in beginsel een zaaksgebonden karakter en kan worden overgedragen door de aanvrager of de vergunninghouder. Omdat daardoor een nieuwe situatie ontstaat bepaalt artikel 2.25 lid 2 Wabo dat de aanvrager of vergunninghouder een melding moet doen bij het bevoegd gezag als de omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of de vergunninghouder. Deze meldingsplicht heeft als doel om het bestuursorgaan de mogelijkheid te bieden om ten aanzien van de (beoogde) verkrijger van de vergunning een Bibob-onderzoek uit te voeren. In een nieuw artikel 2.1.a is nu opgenomen dat een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd als een verleende omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of de vergunninghouder en de aanvraag omgevingsvergunning valt onder het toepassingsbereik van artikel 2.1 van deze beleidsregel.

 

E. Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij een verleende beschikking

De redactie van de signaalgestuurde toepassing van een Bibob-onderzoek in lid 1 is aangevuld. Verder voorziet de Wet Bibob er inmiddels in dat niet alleen de officier van justitie een tip kan geven maar dat ook bestuursorganen/rechtspersonen met een overheidstaak een tipfunctie hebben. Artikel 2.2 is daaraan aangepast waarbij is verwezen naar de tip-mogelijkheden van artikel 26 Wet Bibob. Verder is de verhouding met het nieuwe artikel 2.1a aangeduid, zodat buiten twijfel is dat bij een verleende omgevingsvergunning die voor een ander gaat gelden een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd onder de voorwaarden van artikel 2.1a en dat daarnaast bij verleende beschikkingen een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd bij signalen zoals genoemd in artikel 2.2. Lid 2 van artikel 2.2 is aangepast aan de ruimere mogelijkheden tot informatiedeling van artikel 11a Wet Bibob.

 

F. Artikel 2.3 Uitzonderingen bij beschikkingen

De uitzonderingen op de toepassing van de Wet Bibob bij beschikkingen in lid 2 zijn duidelijker geformuleerd, met name de gevallen waarin met een beperkt onderzoek kan worden volstaan.

 

G. Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij aanvragen om subsidies en verleende subsidies

Het toepassingsbereik bij subsidies wordt uitgebreid, waarbij een Bibob-onderzoek zal worden uitgevoerd bij subsidies die betrekking hebben op een risicocategorie (lid 2). De signaalgestuurde toepassing van een Bibob-onderzoek in lid 3 en lid 4 is verduidelijkt.

 

H. Artikel 3.2 Uitzonderingen bij subsidies

De uitzonderingen op de toepassing van de Wet Bibob bij subsidies zijn opgenomen in een nieuw artikel 3.2.

 

I, J en K. Artikelen 4.1, 4.2 en 4.3 Toepassingsbereik en uitzonderingen bij vastgoedtransacties

Artikel 4.1 is gewijzigd waardoor bij vastgoedtransacties altijd een Bibob-onderzoek zal worden uitgevoerd (hoofdregel, artikel 4.1). In artikel 4.2 zijn de uitzonderingen op deze hoofdregel aangegeven. Tot nu toe was de inzet van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties beperkt tot de risicocategorieën. Door altijd een Bibob-onderzoek uit te gaan voeren wordt de integriteitspositie van de gemeente bij vastgoedtransacties beter beschermd. Omdat veel andere gemeenten inmiddels een soortgelijke bepaling hebben kan door deze wijziging een waterbedeffect worden voorkomen. Met het opnemen van uitzonderingen wordt voorkomen dat ook vastgoedtransacties, waarbij door de aard van de betrokkenen of de aard van de transactie een klein risico op misbruik aanwezig is, aan een Bibob-onderzoek worden onderworpen. Verder is opgenomen dat als maximaal 2 jaar voorafgaand aan een vastgoedtransactie een eerder Bibob-onderzoek bij dezelfde betrokkene geen gevaar heeft opgeleverd, alleen wordt beoordeeld of de relevante omstandigheden (zoals bedrijfsstructuur, Bibob-relaties, etc.) ongewijzigd zijn gebleven. In dat geval hoeft niet opnieuw een volledig Bibob-onderzoek plaats te vinden, tenzij er nieuwe indicaties voor gevaar zijn.

 

In artikel 4.3 lid 4 is verduidelijkt dat een integriteitsclausule in een vastgoedovereenkomst mede betrekking heeft op de mogelijkheid van een eigen onderzoek, vóórdat e.v. advies wordt gevraagd aan het Landelijk Bureau Bibob.

 

L. Artikel 5.1 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

Artikel 5.1 is uitgebreid. Bij overheidsopdrachten in de sectoren/branches bouw, milieu, ICT, vervoer, beveiliging/veiligheid, openbare orde of vallend in een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3 zal in beginsel een Bibob-onderzoek worden uitgevoerd. De aard van de opdracht en de grootschaligheid zijn daarbij van belang. Het betreft sectoren/branches met kenmerken die wijzen op kwetsbaarheid voor criminaliteit. De formulering van signaalgestuurde toepassing in lid 2 en lid 3 is verduidelijkt en aangepast aan de ruimere mogelijkheden tot informatiedeling van artikel 11a Wet Bibob.

 

M. en N. Artikel 7.1

Artikel 7.1 tweede lid is verduidelijkt. Het derde lid komt te vervallen omdat deze bepaling als uitzondering op het toepassingsbereik bij vastgoedtransacties is overgeheveld naar artikel 4.2 lid 2.

 

O. Artikel 7.3

Aan het artikel wordt overeenkomstig artikel 29 Wet Bibob toegevoegd dat de termijn voor het bewaren en gebruiken van bevindingen van eigen onderzoek en de gegevens die daaraan ten grondslag liggen vijf jaren bedraagt.

 

P. Artikel 8.3

Vastgoedtransacties waarvoor een Bibob-onderzoek kan worden uitgevoerd zijn in de Wet Bibob uitgebreid (artikel 1 lid 1 onder 6 Wet Bibob). Onder vastgoedtransacties valt nu ook de toestemming voor het vervreemden van een opstalrecht (dit gold al bij erfpacht). Verder valt er nu ook onder de toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde rechtspersoon. Laatstgenoemde toestemming ziet daarmee op gevallen waarin middels een kettingbeding voor vervreemding etc. van voormalig overheidsvastgoed is bepaald dat toestemming is vereist. Dit artikel is hieraan aangepast.

 

3. Overzicht bestaande tekst – nieuwe tekst

A.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

APV: de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Enschede;

aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht, dan wel de inschrijving en/of het aanbod waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht;

advies: het advies zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing voor zover:

1°. bij de wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken, of

2°. bij de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;

bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’;

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bibob-onderzoek: het onderzoek van het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak ingesteld op grond van de Wet Bibob naar de aanwezigheid van gevaar als bedoeld in de wet.

 

 

 

 

 

 

Bibob-vragenformulieren en -vragenlijsten: formulieren en lijsten als bedoeld in de Regeling Bibob-formulieren;

Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een rechtspersoon met een overheidstaak;

indicatorenlijst: de door het Bureau ter beschikking gestelde lijst(en) die indicatoren bevat die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de wet;

onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

overheidsopdracht: overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

 

 

 

 

rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Enschede;

reguliere toetsing: toetsing van de aanvraag, vergunning, opdracht of overeenkomst aan (wettelijke) gronden die niet op de Wet Bibob berusten;

RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Oost Nederland;

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling zoals genoemd in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

APV: de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Enschede;

aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht, dan wel de inschrijving en/of het aanbod waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht;

advies: het advies zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing voor zover:

1°. bij de wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken, of

2°. bij de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;

bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de begunstigde van een andere beschikking, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, de beoogd verkrijger van de erfpacht of de opstal waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’, en de beoogd verkrijger van een recht op eigendom of een zakelijk recht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’; per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt onder betrokkene ook verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van de omgevingsvergunning kan worden gelijkgesteld (artikel 5.31 lid 2 Omgevingswet).

Bibob-onderzoek: het onderzoek van het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak ingesteld op grond van de Wet Bibob naar de aanwezigheid van gevaar als bedoeld in de wet en naar feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van een aangevraagde dan wel gegeven beschikking, van een subsidie, van een overheidsopdracht of van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd.

Bibob-vragenformulieren en -vragenlijsten: formulieren en lijsten als bedoeld in de Regeling Bibob-formulieren;

Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een rechtspersoon met een overheidstaak;

indicatorenlijst: de door het Bureau ter beschikking gestelde lijst(en) die indicatoren bevat die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de wet;

onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

overheidsopdracht: overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

publieksgerichte dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Enschede;

reguliere toetsing: toetsing van de aanvraag, vergunning, opdracht of overeenkomst aan (wettelijke) gronden die niet op de Wet Bibob berusten;

RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Oost Nederland;

snippergroen: kleine stroken openbaar groen zonder belangrijke functie, direct grenzend aan een perceel van een andere eigenaar. Dit openbaar groen maakt geen deel uit van een hoofd- of wijkgroenstructuur en vormt evenmin een verkeersgeleiding. Snippergroen kan worden afgestoten zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de woonomgeving. Bouwgrond valt hier in ieder geval niet onder, strookjes verharde gemeentegrond onder omstandigheden mogelijk wel;

vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere handeling zoals genoemd in artikel 1 lid 1 Wet Bibob;

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

 

B.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1.3 Risicocategorieën

1. Waar in deze beleidsregel wordt verwezen naar risicocategorieën betreft het de volgende:

horeca-inrichtingen (inclusief para-commerciële horeca-inrichtingen en coffeeshops);

afhaal- en bezorgcentra als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub b APV, zijnde de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar anders dan om niet uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse in hoofdzaak ter plekke bereide en voor directe consumptie geschikte eetwaren en (zwak alcoholische) dranken plegen te worden verstrekt;

de niet voor het publiek toegankelijke lokaliteiten als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub c APV, die voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoelt in artikel 5:18 APV, voor zover daar gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet voor directe consumptie geschikte eetwaren en/ of alcoholvrije dranken te verkrijgen, af te halen of te verbruiken;

seksinrichtingen en escortbedrijven;

kamerverhuur en logiespanden;

het omzetten van een (gedeelte van een) pand naar meerdere zelfstandige woningen of naar onzelfstandige woningen/woonruimte;

 

speelautomatenhallen of andere speelgelegenheden;

autosloperijen, autospuiterijen of autoherstelinrichtingen;

bedrijven in vuurwerk;

recyclingbedrijven;

bedrijven in afvalstoffenverwerking;

bedrijven in bodemsanering;

bedrijven in autobanden;

zorgbureaus en pgb (persoonsgebonden budget)-bureaus;

 

 

religieuze instellingen;

vechtsportscholen;

kapperszaken;

nagelstudio’s;

zonnebank-studio’s;

smart-, head- en giftshops als bedoeld in artikel 2:85 APV;

belwinkels;

internetcafés;

zaken, verenigingen en/of bedrijven die verband houden met motorclubs, met name Outlaw Motorcycle Gangs;

categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën.

 

 

 

 

2. Deze opsomming kan worden aangepast indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Artikel 1.3 Risicocategorieën

1. Waar in deze beleidsregel wordt verwezen naar risicocategorieën betreft het de volgende:

horeca-inrichtingen (inclusief para-commerciële horeca-inrichtingen en coffeeshops);

afhaal- en bezorgcentra als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub b APV, zijnde de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar anders dan om niet uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse in hoofdzaak ter plekke bereide en voor directe consumptie geschikte eetwaren en (zwak alcoholische) dranken plegen te worden verstrekt;

de niet voor het publiek toegankelijke lokaliteiten als bedoeld in artikel 2:27 aanhef en lid 1 sub c APV, die voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoeld in Bijlage 1.2 van de Verordening Kwaliteit Leefomgeving, voor zover daar gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet voor directe consumptie geschikte eetwaren en/ of alcoholvrije dranken te verkrijgen, af te halen of te verbruiken;

seksinrichtingen en escortbedrijven;

kamerverhuur en logiespanden;

het omzetten van een (gedeelte van een) pand naar meerdere zelfstandige woningen of naar onzelfstandige woningen/woonruimte of het omzetten van een niet-woning naar een woning;

speelautomaten(hallen) of andere speelgelegenheden;

autosloperijen, autospuiterijen of autoherstelinrichtingen;

bedrijven in vuurwerk;

recyclingbedrijven;

bedrijven in afvalstoffenverwerking;

bedrijven in bodemsanering;

bedrijven in autobanden;

zorgbureaus en pgb-bureaus (persoonsgebonden budget), waaronder opvang/verblijf en logies accommodaties voor kwetsbare doelgroepen, zoals zorgboerderijen;

religieuze instellingen;

vechtsportscholen;

publieksgerichte dienstverlening door kapsalons, schoonheids ( verzorgings )instituten, manicures , pedicures, belwinkels, afhaalpunten (van goederen), internetcafés, tattooshops, shishalounges , massagesalons, zonnebank-studio’s en welnessinstituten ;

kinderopvang;

vakantie- en recreatieparken en campings;

smart-, head- en giftshops als bedoeld in artikel 2:85 APV;

(opgenomen onder q.)

(opgenomen onder q.)

zaken, verenigingen en/of bedrijven die verband houden met motorclubs, met name Outlaw Motorcycle Gangs;

categorieën die een sterke relatie hebben met bovenstaande categorieën.

2. Deze opsomming kan worden aangepast indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

 

C.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij een aanvraag voor een beschikking

1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt plaats bij elke aanvraag voor een:

Alcoholwetvergunning (artikel 3 Alcoholwet), tenzij het betreft een vergunning voor het uitoefenen van het slijtersbedrijf;

 

 

 

 

vergunning verstrekking alcoholvrije drank (artikel 7 Drank- en Horecaverordening Enschede);

vergunning speelgelegenheid (artikel 2:39.2 APV);

vergunning voor het exploiteren van een smart-, head- of giftshop (artikel 2:86 APV);

evenementenvergunning voor zover het betreft een vechtsportwedstrijd of –gala welke behoort tot door de burgemeester aangewezen categorieën (artikel 2:25 APV en Nadere regels vechtsportevenementen Enschede 2017) of voor zover het een evenement betreft waarbij de activiteiten verband houden met de in artikel 1.3 beschreven risicocategorieën;

vergunning seksinrichting of escortbedrijf (artikel 3:2.1 APV);

omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo):

 

 

 

 

 

 

 

betrekking hebbend op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3, of

waarbij de aanneemsom exclusief BTW (bouwkosten) € 1 miljoen of meer bedraagt, of

 

 

 

 

in andere gevallen als bedoeld onder g.1 en g.2, als dit betreft de vierde aanvraag van een en dezelfde aanvrager binnen het tijdvak van 1 jaar na de eerste aanvraag.

omgevingsvergunning (milieu) voor het oprichten van de inrichting, het veranderen van de inrichting, het veranderen van de werking van een inrichting of het in werking hebben van een inrichting welke behoort tot een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3 (artikel 2.1, eerste lid onder e Wabo (voor zover betrekking hebbend op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo) of i Wabo (voor zover betrekking hebbend op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd)).

 

 

 

 

 

2. In andere gevallen als bedoeld in lid 1 zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

 

 

a. (Eigen) ambtelijke informatie;

b. Informatie verkregen van het Bureau;

 

c. Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

d. Informatie verkregen van het openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

e. Informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd; in geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, kan het bestuur het RIEC om coördinatie in het Bibob-onderzoek verzoeken, of

 

f. Andere relevante signalen.

 

 

 

3. In andere gevallen als bedoeld in lid 1 en lid 2 zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-

onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat ten aanzien van de aanvrager van een beschikking in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij een aanvraag voor een beschikking

1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt plaats bij elke aanvraag voor een:

Alcoholwetvergunning (artikel 3 Alcoholwet), tenzij het betreft een vergunning voor het uitoefenen van het slijtersbedrijf;

aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten (artikel 30b lid 1 Wet op de Kansspelen);

verhuurvergunning opkoopbescherming (artikel 2 lid 1 Huisvestingsverordening Enschede 2022);

vergunning verstrekking alcoholvrije drank (artikel 7 Drank- en Horecaverordening Enschede);

vergunning speelgelegenheid (artikel 2:39.2 APV);

vergunning voor het exploiteren van een smart-, head- of giftshop (artikel 2:86 APV);

evenementenvergunning voor zover het betreft een vechtsportwedstrijd of –gala welke behoort tot door de burgemeester aangewezen categorieën (artikel 2:25 APV en Nadere regels vechtsportevenementen Enschede 2017) of voor zover het een evenement betreft waarbij de activiteiten verband houden met de in artikel 1.3 beschreven risicocategorieën;

vergunning seksinrichting of escortbedrijf (artikel 3:2.1 APV);

omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid onder a Wabo; per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 lid 2 onder a Omgevingswet – omgevingsvergunning bouwactiviteit en artikel 5.1 lid 1 onder a Omgevingswet – omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit, in samenhang met artikel 5.31 lid 1 onder a en b Omgevingswet):

betrekking hebbend op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3; of

met een aanneemsom exclusief BTW (bouw- en/of projectkosten) van € 500.000,- of meer; of

betrekking hebbend op een door de gemeente Enschede aan particulieren verkocht kavel ten behoeve van woningbouw;

in andere gevallen als bedoeld onder i.1 tot en met i.3, als dit betreft de vierde aanvraag van een en dezelfde aanvrager binnen het tijdvak van 1 jaar na de eerste aanvraag.

omgevingsvergunning (milieu) voor het oprichten van de inrichting, het veranderen van de inrichting, het veranderen van de werking van een inrichting of het in werking hebben van een inrichting welke behoort tot een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3 (artikel 2.1, eerste lid onder e Wabo (voor zover betrekking hebbend op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo) of i Wabo (voor zover betrekking hebbend op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 Wabo is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd)); per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 lid 2 onder b Omgevingswet – omgevingsvergunning milieubelastende activiteit, in samenhang met artikel 5.31 lid 1 onder c Omgevingswet.

 

 

2. In andere gevallen als bedoeld in lid 1 zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet of bij aanwijzingen voor of het vermoeden van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de wet op grond van:

informatie die bij de gemeente bekend is;

informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

informatie van andere bestuursorganen;

 

 

 

 

 

 

 

 

informatie uit open bronnen, of

andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

3. In andere gevallen als bedoeld in lid 1 en lid 2 zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-

onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jarenin een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

 

D.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2.1a Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen die gaan gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder

Bij een omgevingsvergunning die na verlening gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder zoals bedoeld in artikel 2.25 lid 2 Wabo en waarvan de aanvraag valt onder het toepassingsbereik van artikel 2.1 van deze beleidsregel, wordt een Bibob -onderzoek uitgevoerd. Per de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.37 lid 2 Omgevingswet.

 

E.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij een verleende beschikking

1. Bij reeds verleende beschikkingen zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

 

 

 

(Eigen) ambtelijke informatie;

Informatie verkregen van het Bureau;

 

Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

Informatie verkregen van het Openbaar Ministerieals bedoeld in artikel 26 van de wet;

informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verleend; in geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, kan het bestuur het RIEC om coördinatie in het Bibob-onderzoek verzoeken, of

 

Andere relevante signalen.

 

 

2. Bij reeds verleende beschikkingen zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-onderzoek uitvoeren

als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat ten aanzien van de betrokkene in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij een verleende beschikking

1. Bij reeds verleende beschikkingen zal het bestuursorgaan, onverminderd het bepaalde in artikel 2.1a, een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet of bij aanwijzingen voor of het vermoeden van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de wet op grond van:

informatie die bij de gemeente bekend is;

informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

informatie van andere bestuursorganen;

 

 

 

 

 

 

 

 

informatie uit open bronnen, of

andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

2. Bij reeds verleende beschikkingen zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jaren in een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

F.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2.3 Uitzonderingen op het toepassingsbereik bij beschikkingen

1. Een Bibob-onderzoek wordt in beginsel niet toegepast op aanvragen van:

a. Overheidsinstanties;

b. semioverheidsorganisaties, of

c. wettelijk (middels een daartoe verstrekte vergunning) toegelaten woning(bouw)corporaties, tenzij sprake is van signalen als bedoeld in artikel 2.1 lid 2.

2. Een Bibob-onderzoek wordt in beginsel niet toegepast als het bestuursorgaan in de periode van

twee jaar voorafgaand aan de aanvraag, op dezelfde betrokkene voor eenzelfde vergunning een Bibob -onderzoek heeft toegepast waaruit geen gronden voor weigering, buiten behandeling stellen of intrekking naar voren zijn gekomen én sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard, tenzij sprake is van signalen als bedoeld in artikel 2.1 lid 2.

Artikel 2.3 Uitzonderingen bij beschikkingen

1. Een Bibob-onderzoek wordt in beginsel niet toegepast op aanvragen van:

a. Overheidsinstanties;

b. semioverheidsorganisaties, of

c. wettelijk (middels een daartoe verstrekte vergunning) toegelaten woning(bouw)corporaties,

tenzij sprake is van signalen als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 of lid 3.

2. Bij een aanvraag van een betrokkene voor een vergunning kan voor wat betreft het Bibob-onderzoek worden volstaan met een beperkt onderzoek naar (ongewijzigde) feiten en omstandigheden en een verdere verwijzing naar een reeds uitgevoerd Bibob-onderzoek ten aanzien van een eerdere vergunning, als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

het betreft dezelfde betrokkene;

de aanvraag betreft eenzelfde soort vergunning;

de aanvraag is ingediend binnen twee jaar na het Bibob -onderzoek naar de eerdere vergunning;

uit het Bibob -onderzoek bij de eerdere vergunning zijn geen gronden voor weigering, buiten behandeling stellen, intrekking of het opleggen van voorschriften naar voren gekomen;

de voor een Bibob -onderzoek relevante feiten en omstandigheden zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerdere Bibob -onderzoek; relevante feiten en omstandigheden zijn in ieder geval:

- de bedrijfsstructuur;

- de financiering;

- zakelijke partners/ Bibob -relatie(s) als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet;

- een andere locatie of inrichting ten opzichte van de eerdere vergunning in geval van een Alcoholwetvergunning/vergunning op grond van de Drank- en Horecaverordening Enschede;

er zijn geen aanwijzingen voor of vermoedens van gevaar of aanwijzingen voor of vermoedens van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 of lid 3.

 

G.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij aanvragen om subsidies en verleende subsidies

1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt plaats bij alle aanvragen om een subsidie ten behoeve van de opvang, begeleiding en beschermd wonen voor kwetsbare burgers, van betrokkenen waarmee in dit kader nog niet eerder een subsidierelatie is aangegaan.

 

 

 

 

2. Bij aanvragen om een subsidie anders dan genoemd in lid 1 dan wel in het kader van de beoordeling of er aanleiding is tot intrekking van een reeds verleende subsidie, zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

 

 

a. (Eigen) ambtelijke informatie;

b. Informatie verkregen van het Bureau;

 

c. Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

d. Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

e. Informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is aangevraagd of aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt; in geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, kan het bestuur het RIEC om coördinatie in het Bibob-onderzoek verzoeken, of

 

 

f. Andere relevante signalen.

 

 

3. Bij aanvragen om een subsidie dan wel in het kader van de beoordeling of er aanleiding is tot

intrekking van een reeds verleende subsidie, zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat ten aanzien van de betrokkene in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij aanvragen om subsidies en verleende subsidies

1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek door het bestuursorgaan vindt plaats bij alle aanvragen om een subsidie ten behoeve van de opvang, begeleiding en beschermd wonen voor kwetsbare burgers, van betrokkenen waarmee in dit kader nog niet eerder een subsidierelatie is aangegaan.

2. Uitvoering van het Bibob -onderzoek door het bestuursorgaan vindt verder plaats bij een aanvraag om een subsidie die betrekking heeft op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3.

3. Bij aanvragen om een subsidie anders dan genoemd in de voorgaande leden dan wel in het kader van de beoordeling of er aanleiding is tot intrekking van een reeds verleende subsidie, zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet of bij aanwijzingen voor of het vermoeden van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de wet op grond van:

informatie die bij de gemeente bekend is;

informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

informatie van andere bestuursorganen;

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

informatie uit open bronnen, of

andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

4. Bij aanvragen om een subsidie dan wel in het kader van de beoordeling of er aanleiding is tot

intrekking van een reeds verleende subsidie, zal het bestuursorgaan eveneens een Bibob-onderzoek uitvoeren als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jaren in een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

 

H.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 3.2 Uitzonderingen bij subsidies

1. Een Bibob -onderzoek wordt in beginsel niet toegepast op aanvragen van:

a. Overheidsinstanties;

b. semioverheidsorganisaties, of

c. wettelijk (middels een daartoe verstrekte vergunning) toegelaten woning(bouw)corporaties,

tenzij sprake is van signalen als bedoeld in artikel 3.1 lid 3.

2. Bij een aanvraag van een betrokkene voor een subsidie kan voor wat betreft het Bibob -onderzoek worden volstaan met een beperkt onderzoek naar (ongewijzigde) feiten en omstandigheden en een verdere verwijzing naar een reeds uitgevoerd Bibob -onderzoek ten aanzien van een eerdere subsidie, als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

het betreft dezelfde betrokkene;

de aanvraag betreft eenzelfde soort subsidie;

de aanvraag is ingediend binnen twee jaar na het Bibob -onderzoek naar de eerdere subsidie;

uit het Bibob -onderzoek bij de eerdere subsidie zijn geen gronden voor weigering, buiten behandeling stellen, intrekking of het opleggen

van voorschriften naar voren gekomen;

de voor een Bibob -onderzoek relevante feiten en omstandigheden zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerdere Bibob -onderzoek; relevante feiten en omstandigheden zijn in ieder geval:

- de bedrijfsstructuur;

- de financiering;

- zakelijke partners/ Bibob -relatie(s) als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet;

er zijn geen aanwijzingen voor of vermoedens van gevaar of aanwijzingen voor of vermoedens van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 of lid 4.

 

I.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

1. De rechtspersoon met een overheidstaak voert een Bibob -onderzoek altijd uit bij (voorgenomen)

vastgoedtransacties die betrekking hebben op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3.

2. De rechtspersoon met een overheidstaak voert een Bibob -onderzoek bij (voorgenomen)

vastgoedtransacties eveneens uit bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

a. (Eigen) ambtelijke informatie;

b. Informatie verkregen van het Bureau;

c. Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

d. Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de wet;

e. het bekend worden dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een

Bibob -onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

f. Andere relevante signalen.

3. De rechtspersoon met een overheidstaak voert een Bibob -onderzoek bij (voorgenomen)

vastgoedtransacties ook uit als bij navraag bij het Bureau blijkt, dat ten aanzien van de betrokkene in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

4. Onder gevaar wordt in geval van vastgoedtransacties begrepen:

a. de mate van gevaar dat een vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit

gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

b. de mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd.

Artikel 4.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

1. Alvorens de rechtspersoon met een overheidstaak beslist over het aangaan van een vastgoedtransactie, voert deze een Bibob -onderzoek uit.

2. Indien advies is ingewonnen bij het Bureau neemt de rechtspersoon met een overheidstaak geen beslissing over het aangaan van de vastgoedtransactie totdat het advies van het Bureau is ontvangen.

 

 

J.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.2 Uitzonderingen op het toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

1. Artikel 4.1 lid 1 is in beginsel niet van toepassing op vastgoedtransacties met:

a. Overheidsinstanties;

b. semioverheidsorganisaties;

c. wettelijk (middels een daartoe verstrekte vergunning) toegelaten woning(bouw)corporaties.

Artikel 4.2 Uitzonderingen bij vastgoedtransacties

1. De rechtspersoon met een overheidstaak kan toepassing van artikel 4.1, eerste lid, achterwege laten voor zover:

de betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

de betrokkene een woningcorporatie is als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;

de betrokkene een drinkwaterbedrijf is als bedoeld in artikel 1 van de Drinkwaterwet;

de betrokkene een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of openbaar elektronisch communicatienetwerk is, als bedoeld in de Telecommunicatiewet;

de betrokkene een netbeheerder is, als bedoeld in artikel 1 van Elektriciteitswet 1998, artikel 1 van de Gaswet en artikel 1 van de Warmtewet;

de vastgoedtransactie betrekking heeft op snippergroen; of

de vastgoedtransactie verhuur of pacht voor maximaal € 10.000,- euro exclusief btw per jaar betreft.

2. Bij een vastgoedtransactie kan voor wat betreft het Bibob -onderzoek worden volstaan met een beperkt onderzoek naar (ongewijzigde) feiten en omstandigheden en een verdere verwijzing naar een reeds uitgevoerd Bibob -onderzoek ten aanzien van een eerdere vastgoedtransactie, als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

de contacten of onderhandelingen over de vastgoedtransactie zijn gestart binnen twee jaar na het Bibob -onderzoek bij de eerdere vastgoedtransactie;

uit het Bibob -onderzoek bij de eerdere vastgoedtransactie zijn geen integriteitsrisico’s voortgekomen;

de voor een Bibob -onderzoek relevante feiten en omstandigheden zijn ongewijzigd ten opzichte van het eerdere Bibob -onderzoek; relevante feiten en omstandigheden zijn in ieder geval:

de ( bestuurs )samenstelling;

de bedrijfsstructuur;

de financiering;

de zakelijke partners/ Bibob -relatie(s) als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

3. In afwijking van lid 1 en lid 2 zal de rechtspersoon met een overheidstaak een Bibob -onderzoek uitvoeren bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar of van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 9 lid 3 onder a, b en c van de wet op grond van:

informatie die bij de gemeente bekend is;

informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

informatie van andere bestuursorganen;

informatie uit open bronnen, of

andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob -relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

4. In afwijking van lid 1 en lid 2 zal de rechtspersoon met een overheidstaak een Bibob -onderzoek uitvoeren als bij navraag door de rechtspersoon met een overheidstaak bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jaren in een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

 

K.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.3 Mededeling Bibob -onderzoek, integriteitsclausule, ontbindende voorwaarde

1. Bij de start van onderhandelingen inzake vastgoedtransacties zal de rechtspersoon met een overheidstaak de betrokkene ervan in kennis stellen dat een bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

2. Bij de start van onderhandelingen inzake vastgoedtransacties kan met de betrokkene een

intentieovereenkomst worden gesloten, gericht op het vastleggen van de (rand-)voorwaarden en uitgangspunten waaronder de rechtspersoon met een overheidstaak bereid is een vastgoedtransactie aan te gaan met betrokkene, in welk kader een onderzoek plaatsvindt naar de integriteit van betrokkene.

3. Indien het Bibob-onderzoek niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt

hieromtrent een opschortende of ontbindende voorwaarde opgenomen in de overeenkomst.

4. In de vastgoedovereenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, waarin wordt bepaald dat op grond van artikel 5a Wet Bibob advies kan worden gevraagd aan het LBB en dat bij integriteitstwijfels kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

Artikel 4.3 Mededeling Bibob -onderzoek, integriteitsclausule, ontbindende voorwaarde

1. Bij de start van onderhandelingen inzake vastgoedtransacties zal de rechtspersoon met een overheidstaak de betrokkene ervan in kennis stellen dat een bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

2. Bij de start van onderhandelingen inzake vastgoedtransacties kan met de betrokkene een

intentieovereenkomst worden gesloten, gericht op het vastleggen van de (rand-)voorwaarden en uitgangspunten waaronder de rechtspersoon met een overheidstaak bereid is een vastgoedtransactie aan te gaan met betrokkene, in welk kader een onderzoek plaatsvindt naar de integriteit van betrokkene.

3. Indien het Bibob-onderzoek niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt

hieromtrent een opschortende of ontbindende voorwaarde opgenomen in de overeenkomst.

4. In de vastgoedovereenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, waarin wordt bepaald dat op grond van artikel 7a Wet Bibob een eigen onderzoek kan worden ingesteld zoals bedoeld in dat artikel en op grond van artikel 5a Wet Bibob advies kan worden gevraagd aan het Bureau, alsmede dat bij integriteitstwijfels kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

 

L.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.1 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

 

 

 

 

 

De rechtspersoon met een overheidstaak voert een Bibob-onderzoek uit bij een overheidsopdracht die onder het bereik van de wet valt bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet op grond van:

a. (Eigen) ambtelijke informatie;

b. Informatie verkregen van het Bureau;

c. Informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

d. Informatie verkregen van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 26 van de wet; of

e. Andere relevante signalen.

Artikel 5.1 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

1. De rechtspersoon met een overheidstaak voert in beginsel een Bibob -onderzoek uit bij overheidsopdrachten betrekking hebbend op de branches bouw, milieu, ICT, vervoer, beveiliging/veiligheid, openbare orde of op een risicocategorie als genoemd in artikel 1.3.

2. De rechtspersoon met een overheidstaak voert een Bibob-onderzoek uit bij een overheidsopdracht die onder het bereik van de wet valt bij aanwijzingen voor of het vermoeden van gevaar als bedoeld in de artikelen 5 en 9 lid 2 van de wet op grond van:

informatie die bij de gemeente bekend is;

informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

informatie van andere bestuursorganen;

informatie uit open bronnen, of

andere signalen over de betrokkene of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob -relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

3. De rechtspersoon met een overheidstaak voert een Bibob - onderzoek uit als bij navraag door de rechtspersoon met een overheidstaak bij het Bureau blijkt, dat in de afgelopen vijf jaren in een advies van het Bureau of in bevindingen van eigen onderzoek strafbare feiten die zijn gepleegd door dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als naar wie het bestuursorgaan eigen onderzoek verricht, ten grondslag zijn gelegd aan de conclusie van ernstig gevaar of mindere mate van gevaar in de zin van de wet, of als andere informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de wet naar voren komt.

 

M. en N.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 7.1 Bibob -vragenformulier en -vragenlijst

1. Voor het Bibob-onderzoek maakt het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak gebruik van de vragenformulieren of vragenlijsten als bedoeld in de Regeling Bibob-formulieren.

2. In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal de betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren of -vragenlijsten dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren of vragenlijsten zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren of lijsten zijn genoemd.

 

3. Indien een betrokkene binnen een periode van 12 maanden na een eerste vastgoedtransactie,

waarbij een Bibob -onderzoek is uitgevoerd en hieruit geen gronden naar voren zijn gekomen voor het niet aangaan van de vastgoedtransactie of voor het opschorten of ontbinden of het beëindigen van een rechtshandeling, meerdere vastgoedtransacties met de gemeente aangaat, zal de betrokkene bij ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere vastgoedtransactie (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners etc.) kunnen volstaan met een verwijzing naar de reeds eerder aangegane overeenkomst en het daarbij ingevulde Bibob -formulier. Bij gewijzigde omstandigheden dient de betrokkene over de gewijzigde omstandigheden gegevens te verstrekken.

Artikel 7.1 Bibob -vragenformulier en -vragenlijst

1. Voor het Bibob-onderzoek maakt het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak gebruik van de vragenformulieren of vragenlijsten als bedoeld in de Regeling Bibob-formulieren.

2. In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal de betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren of -vragenlijsten dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren of vragenlijsten zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren of lijsten in correspondentie of in nadere correspondentie zijn genoemd.

 

O.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 7.3 Gebruik van het advies

 

Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies van het Bureau ontvangt, kunnen dat advies conform artikel 29 van de wet gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Artikel 7.3 Bewaartermijn en gebruik van het advies, bevindingen en gegevens

Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die een advies van het Bureau ontvangt, kunnen dat advies conform artikel 29 van de wet gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing. Deze termijn geldt ook voor het gebruiken van de bevindingen van eigen onderzoek en de gegevens die daaraan ten grondslag liggen.

 

P.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 8.3 Vastgoedtransactie

1. De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen om geen vastgoedtransactie aan te gaan als betrokkene de in het kader van een Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

2. De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie op te schorten of te ontbinden of een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie te beëindigen, indien Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van de opschorting of ontbinding van een overeenkomst of de beëindiging van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie en betrokkene de in het kader van het Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits deze betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

3. Indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar, van een mindere mate van gevaar, van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd of sprake is van andere integriteitstwijfels ten aanzien van de betrokkene, gaat de rechtspersoon met een overheidstaak in beginsel:

geen vastgoedtransactie aan;

over tot het opschorten of ontbinden van een overeenkomst of het beëindigen van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie;

over tot het weigeren van toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4. Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is op grond van de wet tot een van de beslissingen als genoemd onder lid 3 onder a, b of c over te gaan, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 8.3 Vastgoedtransactie

1. De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen om geen vastgoedtransactie aan te gaan als betrokkene de in het kader van een Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

2. De rechtspersoon met een overheidstaak zal in beginsel beslissen een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie op te schorten of te ontbinden of een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie te beëindigen, indien Bibob-onderzoek wordt gedaan met het oog op een beslissing ter zake van de opschorting of ontbinding van een overeenkomst of de beëindiging van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie en betrokkene de in het kader van het Bibob-onderzoek verzochte gegevens niet volledig verstrekt, mits deze betrokkene de gelegenheid heeft gehad de gegevens alsnog te verstrekken.

3. Indien volgens het eigen onderzoek of volgens het advies van het Bureau sprake is van ernstig gevaar, van een mindere mate van gevaar, van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd of sprake is van andere integriteitstwijfels ten aanzien van de betrokkene, gaat de rechtspersoon met een overheidstaak in beginsel:

geen vastgoedtransactie aan;

over tot het opschorten of ontbinden van een overeenkomst of het beëindigen van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie;

over tot het weigeren van toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of opstal als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

over tot het weigeren van toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde rechtspersoon.

4. Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is op grond van de wet tot een van de beslissingen als genoemd onder lid 3 over te gaan, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze naar voren te brengen.

 

 

 

Naar boven