Bestaande tekst:
|
Nieuwe tekst
|
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1. De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.
2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
a. bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen;
b. APV: Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht;
c. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
d. RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum Midden Nederland;
f. LBB: het Landelijk Bureau Bibob;
e. Bibob-onderzoek: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan/de gemeente en/of het LBB of, en zo ja in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob.
f. Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 30, vijfde lid van de Wet Bibob.
|
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1. De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.
2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
-
APV: Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht;
-
bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen;
-
Bibob
-onderzoek: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan/de gemeente en/of het LBB of, en zo ja in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet
Bibob
;
-
Bibob
-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 30, vijfde lid van de Wet
Bibob
;
-
LBB: het Landelijk Bureau
Bibob
;
-
RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum Midden Nederland.
|
Artikel 2.1 Horeca, coffeeshops, speelautomatenhalen, seksbedrijven en overige bedrijven
1. In geval van een aanvraag om (wijziging van) een vergunning als bedoeld in de artikelen 3 en 30a van de Drank- en Horecawet, de artikelen 2 en 12a van de Horecaverordening Utrecht (exploitatievergunning horeca en coffeeshops), artikel 2, eerste lid van de Verordening op de speelautomatenhallen (vergunning speelautomatenhal), artikel 3:4, eerste lid van de APV (vergunning seks- en escortbedrijf), artikel 2:47 van de APV zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien:
a. sprake is van nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf en/of
b. sprake is van een overname of wijziging van een exploitant en/of
c. op grond van:vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
• overige signalen
|
Artikel 2.1 Horeca, coffeeshops, speelautomatenhalen, seksbedrijven en overige bedrijven
1. In geval van een aanvraag om (wijziging van) een vergunning als bedoeld in de artikelen 3 en 30a van de Alcoholwet, de artikelen 4 en 15 van de Horecaverordening Utrecht (exploitatievergunning horeca en coffeeshops), artikel 2, eerste lid van de Verordening op de speelautomatenhallen (vergunning speelautomatenhal), artikel 3:4, eerste lid van de APV (vergunning seks- en escortbedrijf), artikel 2:47 van de APV zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien:
a. sprake is van nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf en/of
b. sprake is van een overname of wijziging van een exploitant en/of
c. op grond van:vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
• overige signalen
|
Artikel 2.4 Omgevingsvergunning bouw
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
• overige signalen
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
|
Artikel 2.4 Omgevingswet
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 5.31, eerste lid onder a t/m c van de Omgevingswet, kan het bestuursorgaan een
Bibob
-onderzoek starten, indien op grond van:
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet
Bibob
(OM-tip) en/of
• overige signalen
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 5.31 van de Omgevingswet met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiële, huidige of voormalige
Bibob
-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet
Bibob
en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van
financiering.
en
/of wijze van financiering.
|
Artikel 2.5 Omgevingsvergunning milieu
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef
en onder e. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als
bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet en artikel 2.1, eerste lid onder i. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
• overige signalen
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
|
Artikel 2.5 Omgevingsvergunning milieu
(vervallen).
|
Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen
1. Het bestuursorgaan zal in beginsel overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een beschikking of tot intrekking van een reeds verleende beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het LBB blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob.
2. Het bestuursorgaan zal bij een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet Bibob in beginsel voorschriften aan een beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
|
Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen
1. Het bestuursorgaan kan overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een beschikking of tot intrekking van een reeds verleende beschikking of voorschriften verbinden aan de beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het LBB blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob.
2. Het bestuursorgaan zal bij een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet Bibob in beginsel voorschriften aan een beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
|
Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties
1. De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:
a. er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;
b. er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;
c. er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);
d. er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;
e. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 30 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
f. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het LBB zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het LBB gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.
2. In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.
|
Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties
1. De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:
a. er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;
b. er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;
c. er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);
d. er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;
e. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
f. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het LBB zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het LBB gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.
2. In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.
|
Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen
1. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan de informatie uit het Bibob onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
2. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
3. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het LBB gestelde vragen, dan wel niet of niet volledig verstrekken van door de het LBB verzochte gegevens.
|
Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen
1. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan de informatie uit het Bibob onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.
2. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
3. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het LBB gestelde vragen, dan wel niet of niet volledig verstrekken van door de het LBB verzochte gegevens.
|
Artikelen 2.4 tot en met 2.6
In deze artikelen wordt geregeld wanneer het Bibob-onderzoek wordt gestart bij omgevingsvergunningen (bouw en milieu) en subsidies. Vooralsnog is dat alleen het geval, indien er signalen zijn dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten.
|
Artikelen 2.4 tot en met 2.5
In deze artikelen wordt geregeld wanneer het
Bibob
-onderzoek wordt gestart in geval van een aanvraag voor een vergunning op grond van de Omgevingswet evenals bij aanvragen voor subsidies op basis van de Algemene Utrechtse subsidieverordening. Vooralsnog is dat alleen het geval, indien er signalen zijn dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten.
|