Gemeenteblad van Apeldoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Apeldoorn | Gemeenteblad 2023, 533377 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Apeldoorn | Gemeenteblad 2023, 533377 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2024
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Als voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken .
Voor de toepassing van dit artikel dient een perceel in hoofdzaak tot woning als de heffingsmaatstaf voor dat perceel in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt 0,0446 %.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder b bepaalde.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, met inachtneming van het hierna onder b bepaalde, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,--.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,= maar minder dan € 10.000,= en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten wor-den betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 9 november 2023.
De raad voornoemd,
S.M. Stam
waarnemend raadsgriffier
A.J.M. Heerts
voorzitter
Toelichting op de Verordening rioolheffing 2024
De verordening rioolheffing is gebaseerd op de tekst van artikel 228a van de Gemeentewet. De rioolheffing heeft het karakter van een bestemmingsheffing waarmee kosten kunnen worden verhaald om maatregelen te treffen die de gemeente noodzakelijk acht voor een doelmatig werkende riolering en overige maatregelen ten aanzien van hemelwater en grondwater. Dit betekent dat het individuele profijt van de heffing door de gemeente niet meer hoeft te worden aangetoond. De gemeente kan de kosten verhalen die ze maakt voor het nakomen van de zorgplichten uit de Wet milieubeheer en de Waterwet.
De voorzieningen waarvan de kosten kunnen worden verhaald sluiten aan bij de maatregelen die de gemeente in het kader van het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) onderneemt. Dit kunnen maatregelen met een collectief of individueel karakter zijn. Van belang is dat de gemeente aannemelijk kan maken dat de maatregelen van belang zijn voor het nakomen van de zorgplichten.
In artikel 228a van de Gemeentewet worden de verschillende zorgplichten van de gemeente op het terrein van water opgesomd. Het betreft de zorgplicht voor afvalwater en de zorgplicht voor hemel- en grondwater. Het resultaat en de doelmatigheid van de maatregelen staat voorop, niet meer de wijze waarop de gemeente haar zorgplicht nakomt. De opbrengsten van de rioolheffing dienen te worden aangewend voor de nakoming van deze zorgplichten.
Het belastbare feit is het hebben van een directe of indirecte aansluiting op de riolering. Met het begrip aansluiting wordt echter niet hetzelfde bedoeld zoals in het verleden bij het rioolrecht. Nu de zorgplichten zijn verbreed naar het hemel- en grondwater, kunnen de kosten van de gemeentelijke voorzieningen voor deze zorgplichten met de rioolheffing worden verhaald. Deze voorzieningen liggen in het stedelijk gebied waar de gemeente het waterbeheer verzorgd of wel binnen de bouwde kom.
De aanhef van de modelverordening rioolheffing geeft aan dat de rioolheffing is gebaseerd op artikel 228a van de Gemeentewet, zowel voor de heffing wegens het hebben van een aansluiting op de gemeentelijke riolering als voor de heffing wegens het afvoeren van water.
In de verordening worden verschillende termen gebruikt die een betekenis hebben voor deze verordening. De betekenis wordt in dit artikel gegeven.
Artikel 2 Aard van de belasting
Dit artikel is opgenomen om er geen misverstand over te laten bestaan dat de heffing bedoeld is om de kosten van de zorgplichten te verhalen die zijn opgesomd in artikel 228a van de Gemeentewet.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
De rioolheffing wordt geheven van de gebruikers van percelen. Bij de keuze voor deze groep belastingplichtigen speelt het kostenveroorzakingsbeginsel een rol. De gebruiker voert hemel-, grondwater af en/of loost afvalwater, zodat deze gebruik maakt van de gemeentelijke voorzieningen voor waterbeheer. In onderdeel b gaat het om de belasting die wordt geheven van de gebruiker van een perceel wegens het afvoeren van water vanuit dat perceel op de gemeentelijke riolering. In dit onderdeel gaat het om een perceel van waaruit direct of indirect wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. De toevoeging direct of indirect is opgenomen om de rioolheffing te beperken tot het (stedelijk) gebied waar de gemeente voorzieningen heeft gerealiseerd en onderhoudt, gericht op de zorgplicht voor hemel-, grond- en afvalwater.
In het tweede lid is geregeld wie als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht moet worden aangemerkt indien het perceel een onroerende zaak is. De vaststelling van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht geschiedt indien het perceel een onroerende zaak is, op grond van de basisregistratie kadaster.
Artikel 4 Voorwerp van belasting
Voorwerp van de belasting (belastingobject) is het perceel. Onder perceel wordt verstaan een roerende of een onroerende zaak. De reden voor de keuze van de term perceel is gelegen in het feit dat deze term ook wordt gebruikt in artikel 10.33 Wet milieubeheer In dit artikel wordt de opdracht aan gemeenteraad of burgemeester en wethouders gegeven voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater bij percelen binnen de gemeente.
In de meerderheid van de gevallen zal onder het begrip perceel een onroerende zaak vallen. Voor de objectafbakening van het perceel is voor onroerende zaken aangesloten bij de objectafbakening van de Wet WOZ. Deze verordening beoogt ook roerende percelen die op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten of profijt hebben van het gemeentelijk beheer van hemel- en grondwater in de heffing te betrekken. Voor het afbakenen van roerende zaken zijn de voorschriften opgenomen in dit tweede lid van deze verordening onder de letters b. tot en met e. Bij roerende percelen die op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten kan bijvoorbeeld worden gedacht aan caravans, woonboten en roerende zomerhuisjes. Er is geen peildatum opgenomen om het perceel af te bakenen.
Artikel 5. Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar de waarde in het economische verkeer van het perceel. Dit model is expliciet toegestaan voor de rioolrechten (Kamerstukken II 1989/90, 21591, nr. 3, pag. 66; Kamerstukken II 2005/06, Aanhangsel, nr. 1172) en daarmee volgens vaste jurisprudentie ook voor de rioolheffing. De waarde in het economisch verkeer is een maatstaf voor de rioolheffing die meerdere aspecten combineert. De zorgplichten voor afvalwater en zorgplichten voor hemel- en grondwater maken investeringen in het publieke gebied noodzakelijk. De effecten van deze maatregelen strekken zich uit naar alle percelen die op een of andere wijze profijt trekken. Voor duurdere percelen heeft (het uitblijven van) een voorziening een meer dan evenredig effect op de benuttingswaarde van het perceel. Ook zijn duurdere percelen gemiddeld groter en zijn er meer strekkende meters van een voorziening nodig om bij het perceel van een volgende belastingplichtige te komen. In een straat met 20 villa’s ligt een net zo lang hoofdriool als in een straat van dezelfde lengte waar 40 rijtjeswoningen staan. Tot slot is de gemiddelde waarde in de kern gemiddeld hoger dan in de randen van de gemeente. Juist in de intensief bebouwde delen zijn voorzieningen lastiger en meer kostbaar om aan te leggen.
Verder is vastgelegd dat voor het vaststellen van de waarde in het economische verkeer de bepalingen van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) van toepassing zijn. Voor die percelen waar een WOZ-beschikking is vastgesteld kan die waarde worden genomen. Indien geen WOZ-beschikking is genomen dient de waarde te worden vastgesteld aan de hand van de criteria in de Wet WOZ. Als de gemeente de WOZ-waarde gebruikt voor de gebruikers is dat een reden om een WOZ-beschikking aan deze gebruikers toe te sturen.
Het tarief is een percentage van de WOZ-waarde.
Het belastingjaar loopt gelijk met het kalenderjaar. Voor de gebruiker is het belastingjaar het kalenderjaar of het begin van de belastingplicht als die in de loop van het belastingjaar aanvangt. De gegevens die de gemeente heeft ten behoeve van de heffing van de afvalstoffenheffing en de onroerendezaakbelasting van de gebruiker van een niet- woning, kunnen voor het gebruikersdeel van de rioolheffing worden gebruikt.
Gekozen is voor de heffing bij wege van aanslag. Dit is al jarenlang in alle gemeenten de praktijk voor de aanslagen die samen met de rioolheffing op de gecombineerde aanslag zijn opgenomen, zoals de onroerendezaakbelastingen en de afvalstoffenheffing.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld
Op grond van het eerste lid is de belasting verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij het begin van de belastingplicht. Verder zijn er regels gegeven met betrekking tot de gebruikersheffing. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt of eindigt dient een tijdsevenredige verrekening plaats te vinden.
Artikel 10 Termijnen van betaling
De aanslag kan in een keer of in meerdere termijnen worden voldaan.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
Als een verordening wordt gewijzigd of een vervangende verordening wordt vastgesteld, wordt eerbiedigende werking aan de oude verordening gegeven. Dit houdt in dat de verordening die wordt ingetrokken, van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór de datum van ingang van de heffing van de nieuwe verordening hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken. Zonder dit overgangsrecht is het opleggen van belastingaanslagen met toepassing van de ingetrokken verordening niet meer mogelijk (Hoge Raad 24 februari 2017).
Op grond van artikel 139 van de Gemeentewet moeten alle bij Tribuut belastingsamenwerking aangesloten gemeenten zelf de belastingverordeningen vaststellen en bekend maken. Het niet voldoen aan de bekendmakingsplicht leidt tot onverbindendheid van de belastingverordening.
Artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat een belastingverordening een datum van ingang van de heffing moet vermelden.
Een citeertitel vereenvoudigt de verwijzing naar een bepaalde verordening. Wij hebben in de titel een jaartal genoemd. Het is namelijk verstandig om als jaartal op te nemen het eerste jaar waarin de gemeente de rioolheffing op basis van deze verordening heft.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-533377.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.