Gemeenteblad van Heerlen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heerlen | Gemeenteblad 2023, 532349 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heerlen | Gemeenteblad 2023, 532349 | beleidsregel |
Beleidsregels Terugvordering en Invordering, Boete en Verhaal Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 Heerlen 2023
Deze beleidsregels gaan over wat de gemeente kan doen als de inwoner te veel uitkering heeft ontvangen of een uitkering heeft ontvangen waar hij geen recht op had. Ook gaan deze beleidsregels over leningen en bedrijfskapitaal die de gemeente heeft verstrekt op grond van de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en wat de gemeente kan doen als diegene die de gemeente moet terugbetalen zijn aflossingsverplichtingen niet nakomt. Deze beleidsregels hebben geen betrekking op loonkostensubsidies.
Hoe en wanneer de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal kan terugvorderen, leggen we in deze beleidsregels uit. De regels gaan ook over mogelijkheden om af te zien van terugvordering en over de incasso van vorderingen en van boetes. Het zijn aanvullende regels op hoofdregels. Deze beleidsregels vullen de hoofdregels over terug- en invordering uit de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de IOAW en de IOAZ aan.
Een aantal bepalingen uit deze beleidsregels zijn ook van toepassing op de terugvordering nadat de inwoner verkeerde informatie heeft gegeven aan de gemeente. Daaronder verstaan we: het geven van onjuiste informatie, het te laat geven van informatie of het niet geven van informatie. In zulke gevallen is terugvordering verplicht.
Deze beleidsregels zijn opgesteld vanuit een bepaalde visie die we hieronder kort toelichten:
a. Hoofdregel is dat een vordering volledig moet worden terugbetaald. De debiteur is hiervoor zelf verantwoordelijk.
b. Iedereen heeft afloscapaciteit en we respecteren de beslagvrije voet.
c. Strikt vasthouden aan de hoofdregel kan tot gevolg hebben dat de debiteur financieel in de knel komt. Om die reden zijn de mogelijkheden tot afwijking van de hoofdregel opgenomen in deze beleidsregels. Het gaat dan over verlening van uitstel van betaling, kwijtschelding en het vaststellen van de aflossingscapaciteit.
d. Er wordt zoveel mogelijk geprobeerd een goede balans te vinden tussen enerzijds de belangen van de gemeente als schuldeiser en anderzijds de belangen van de debiteur.
e. Vanuit de gedachte om efficiënt te werken, is er ook gekeken naar de tijd die vanuit de uitvoering nodig is om het debiteurenbestand te beheren. Daarom zetten we in op proactief kwijtscheldingsbeleid en het buiten invordering stellen van vorderingen.
f. Wij willen voorkomen dat schulden onnodig verder oplopen. Het streven is om de inzet van een deurwaarder tot het minimum te beperken en we maken geen gebruik van de mogelijkheid om wettelijke rente te berekenen. Daarnaast proberen we een stapeling van vorderingen te voorkomen. De uitkering proberen wij zoveel mogelijk in hetzelfde jaar in te vorderen om brutering te voorkomen.
g. De gemeente vindt het belangrijk dat er goed gekeken wordt naar de specifieke situatie van de debiteur. Een debiteur hoeft niet oneindig lang achtervolgd te worden door schulden. Op enig moment moet hij schoon schip kunnen maken en naar de toekomst kunnen kijken.
h. Fraude mag niet lonen. Maar uiteindelijk weegt het bieden van toekomstperspectief ook voor deze debiteuren zwaar. Dus na verloop van tijd kan het college alsnog de mogelijkheid van kwijtschelding gaat beoordelen.
Ieder hoofdstuk omvat artikelen. Deze artikelen worden zakelijk weergegeven. Onder de zakelijke weergave volgt een meer toegankelijke uitleg van het artikel.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze beleidsregels maken we zo weinig mogelijk gebruik van vaktaal, maar soms kan dat niet anders, omdat er geen geschikt alternatief is. Dan gebruiken we begrippen die ook in de Participatie-wet of in een andere regeling staan. Die begrippen hebben in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in die wet of regeling. In die wet staan ook de voor gemeente geldende algemene bevoegdheden. Wij zullen aangeven van welke bevoegdheden wij gebruik maken en van welke niet.
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.
De gemeente is verplicht een uitkering terug te vorderen, als de ontvanger van bijstand deze uitkering tot een te hoog bedrag of ten onrechte heeft gekregen. Dat heeft de wetgever zo bepaald. Het gaat dan om situaties waarin de ontvanger van bijstand verkeerde informatie, geen informatie of te laat informatie heeft gegeven. In de andere gevallen die de wetgever noemt, mag de gemeente terugvorderen, maar hoeft dat niet. In die gevallen kan de gemeente gebruik maken van haar bevoegdheid. Dit hoofdstuk gaat in op de bevoegdheden van de gemeente.
Artikel 2. Algemene bepalingen met betrekking tot TIBV
artikel 25, tweede lid en artikel 26 van de Ioaw en Ioaz;
het bruteren van de vordering die is ontstaan door gebruik te maken van de onder b genoemde bevoegdheden, bij niet tijdige betaling, tenzij de vordering of niet tijdige beta-ling geheel of gedeeltelijk aan het college zelf is te wijten én de belanghebbende niet kan worden verweten dat hij de vordering niet al heeft voldaan in het kalenderjaar waarin deze is ontstaan.
Stap één in het proces om uitkering of bedrijfskapitaal terug te vorderen, is het nemen van een terugvorderingsbesluit. In dat besluit staat tot welk bedrag de uitkering, de lening of het bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd, wat de reden is van de terugvordering en op welke wettelijke grond dat is gebaseerd. Ook staat er in binnen welke termijn er betaald moet worden. De volgende stap is het nemen van een incassobesluit. Dit is een besluit over de manier waarop de vordering terugbetaald moet worden.
De wetgever heeft bepaald dat de gemeente een uitkering kan terugvorderen als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Als het om bijstand gaat, staan die voorwaarden in artikel 58 van de Participatiewet. Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in artikel 25 van de IOAW en de IOAZ. Verder staan in het Bbz nog enkele voorwaarden voor terugvordering van een uitkering en bedrijfskapitaal aan zelfstandigen. Bedrijfskapitaal kan een lening zijn of een bedrag ‘om niet’. Dit betekent dat het bedrag in principe niet terugbetaald hoeft te worden.
Om te kunnen terugvorderen en de vordering te incasseren, maakt de gemeente gebruik van andere bevoegdheden. De gemeente:
De gemeente vordert een deel van de uitkering terug als een ontvanger van bijstand te veel of ten onrechte uitkering heeft ontvangen vanwege verkeerde informatie. De gemeente vordert dan alleen het bedrag terug dat de debiteur te veel aan uitkering zou hebben gekregen als hij op tijd de juiste informatie had gegeven. Gaat het om een terugvordering omdat de debiteur verkeerde informatie heeft gegeven over zijn vermogen? Dan vordert de gemeente alleen het bedrag terug waarmee de vermogensgrens uit de Participatiewet is overschreden.
Wanneer vordert de gemeente bedrijfskapitaal terug?
In het BBZ staat dat de gemeente bedrijfskapitaal aan zelfstandigen kan terugvorderen als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De gemeente heeft besloten om in die gevallen terug te vorderen en maakt daarbij gebruik van de bevoegdheden die in artikel 2.1 staan.
De gemeente vordert bedrijfskapitaal in de vorm van een lening en verschuldigde rente ook terug als:
de debiteur uitstel van betaling voor rente en aflossing heeft en na die periode van uitstel wel aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. In dat geval vordert de gemeente de achterstallige rente- en aflossingsbedragen terug. Over dat bedrag moet de debiteur wettelijke rente betalen als de debiteur die betalingsachterstand kan worden verweten;
Het uitgangspunt is, dat de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal terugvordert dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt. Maar er zijn uitzonderingen denkbaar. Hieronder staan de uitzonderingen beschreven.
Voordat de gemeente een terugvorderingsbesluit neemt, onderzoekt de gemeente of er aanleiding is om helemaal of gedeeltelijk af te zien van terugvordering. De gemeente geeft de ontvanger van bijstand de mogelijkheid om informatie te geven die daarvoor van belang kan zijn.
Bij het nemen van een terugvorderingsbesluit houdt de gemeente in ieder geval rekening met de volgende factoren:
Diegene die ten onrechte bijstand heeft ontvangen moet over deze factoren informatie geven, anders kan de gemeente hier geen rekening mee houden.
HOOFDSTUK 3. HET AFSTAND DOEN VAN VORDERINGEN
Wij willen niet dat mensen oneindig lang achtervolgd worden door schulden. Op enig moment moeten zij schoon schip kunnen maken. Daarom zetten we in op proactief kwijtscheldingsbeleid en zien wij in bepaalde situaties af van onze vorderingen.
Artikel 3. Kwijtschelding van restantvorderingen
Vorderingen als gevolg van bijstandsfraude komen ambtshalve of op verzoek van belanghebbende voor kwijtschelding in aanmerking nadat belanghebbende 120 maanden aaneengesloten heeft afgelost, gerekend vanaf de datum van het besluit tot terugvordering, én waarbij ook is voldaan aan de vereisten van sub b van het eerste lid.
Het college kan een vordering die is ontstaan door het overnemen van een door de rechtbank opgelegde alimentatieverplichting buiten invordering stellen, vanaf vijf jaar nadat de bijstandsverlening is beëindigd en wanneer de debiteur heeft voldaan aan de genoemde vereisten van lid 1 b van dit artikel.
-Op verzoek van de debiteur maar ook uit eigen beweging kunnen wij in sommige situaties kwijtschelding verlenen. Dit kan wanneer de debiteur binnen een periode van 3 jaar in totaal 36 maanden heeft afgelost en daarbij uit zichzelf of op verzoek van de gemeente alle informatie heeft verstrekt die van belang zijn. Belangrijke informatie zijn gegevens over alle inkomsten en bezittingen. -De wettelijke terugbetalingstermijn bij bijstandsfraude is minimaal 120 maanden. Ook hiervoor geldt dat de debiteur relevante informatie gevraagd en ongevraagd heeft verstrekt.
-Het college kan verhaalsvorderingen die resteren nadat de periode van verhaal is geëindigd in aanmerking voor kwijtschelding laten komen mits wederom is voldaan aan de gestelde voorwaarden onder lid 1 van dit artikel. Onder een afgesloten bijstandsperiode wordt verstaan de periode waarover aan de bijstandsgerechtigde aaneengesloten bijstand is verleend, welke bijstandsverlening inmiddels is beëindigd.
-Een vordering als gevolg van een gerechtelijke uitspraak onderhoudsplicht kan door het college buiten invordering worden gesteld. Buiten invordering stellen kan 5 jaar nadat het recht op bijstand is beëindigd.
-Voor kwijtschelding van bedrijfskapitaal wordt verwezen naar de wettelijke regels zoals die staan beschreven in de wet Bbz 2004.
Artikel 4. Uitzondering kwijtschelding
Artikel 3 is niet van toepassing voor vorderingen die door pand of hypotheek op een goed of
goederen zijn gedekt, en voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.
De gemeente past deze uitzondering niet toe als het gaat om een lening die gedekt is door pand of hypotheek. Maar als de vordering van de gemeente niet volledig op de betreffende bezittingen verhaald kan worden, dus als verkoop van de bezittingen niet voldoende geld oplevert om de volledige vordering te incasseren, kan de overblijvende vordering wel onder deze uitzondering vallen.
Artikel 5. Afzien van terug- en invordering kruimelbedragen
Het terugvorderen van kleine bedragen kost naar verhouding veel tijd en is niet altijd efficiënt. Daarom ziet de gemeente af van terugvordering als het totaal aan terug te vorderen bedragen minder is dan € 150,00. Te veel of ten onrechte verstrekte bijstand onder dat grensbedrag wordt niet teruggevorderd.
Als de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal heeft teruggevorderd en de debiteur heeft inmiddels zo ver afgelost dat minder dan € 150,00 overblijft, dan ziet de gemeente af van verdere invordering als de debiteur na herhaald verzoek niet aan zijn betalingsverplichting voldoet en er geen andere vorderingen meer openstaan bij de gemeente. Zolang er sprake is van een lopende uitkering is er op grond van de wetgeving een mogelijkheid van verrekenen. Hierop is eveneens bovenstaande van toepassing.
Het college start de invordering gelijktijdig met de afgifte van het besluit tot terugvordering en/of het besluit boeteoplegging en hanteert daarbij de in artikel 4:87 van de Awb genoemde betalingstermijn van zes weken.
De gemeente informeert de debiteur per brief over het besluit om een uitkering of bedrijfskapitaal terug te vorderen of om een boete op te leggen. Daarbij wordt hem een wettelijke termijn van zes weken gegeven om de vordering te betalen. In de brief van de gemeente staat ook op welke manier de debiteur de vordering moet betalen. Dat onderdeel heet het incassobesluit. In het incassobesluit staat in ieder geval:
Het college zal in het geval van een vordering op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ zo spoedig als mogelijk verrekenen met het recht op uitkering, dan wel per eerstvolgende betaling na verzenddatum besluit tot terugvordering en/of besluit boeteoplegging.
In de toelichting op het artikel kan ik benadrukken
In de situatie waar sprake is van een vordering van bijstand, de IOAW en de IOAZ zal de gemeente deze vordering verrekenen met het recht op uitkering. Dit recht op bijstand zijn tegoeden waaronder ook het tot dan toe opgebouwde en gereserveerde vakantiegeld valt. Dit verrekenen van tegoeden met de vordering vindt zo spoedig mogelijk plaats, of anders per de eerstvolgende betaling nadat de brief besluit tot terugvordering en/of besluit boeteoplegging is verzonden.
Artikel 8. Verlenen van uitstel van Betaling
Is het voor de belanghebbende niet mogelijk om de vordering volledig te voldoen binnen een termijn van 24 maanden, dan stellen we de afloscapaciteit als volgt vast: 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm vermeerderd met 35% van het meer-inkomen inclusief vakantietoeslag. De belanghebbende dient hiervoor juiste en volledige gegevens te verstrekken met betrekking tot zijn inkomsten.
Is het voor de belanghebbende niet mogelijk om de afloscapaciteit zoals beschreven onder sub b volledig aan te wenden voor de vordering, dan kan diegene schriftelijk en gemotiveerd verzoeken om af te wijken van de genoemde percentages. Het college kan met dit verzoek instemmen wanneer kennis is genomen van alle relevante gegevens waartoe onder meer bewijsstukken van inkomsten, uitgaven en vermogensbestanddelen behoren.
Personen die geen uitkering van de gemeente ontvangen maar wel aan de gemeente moeten terugbetalen, kunnen niet altijd binnen de betalingstermijn terugbetalen. De debiteur kan dan een betalingsvoorstel doen om de vordering in 24-maandelijkse bedragen af te lossen. Als de gemeente daarmee instemt, treft de gemeente een betalingsregeling met de debiteur en hoeft hij de vordering niet in één keer af te lossen. Voorwaarde is wel dat de debiteur maandelijks ten minste € 25,00 per maand aflost op de vordering.
Debiteuren kunnen ook verzoeken om een andere regeling wanneer zij niet het bedrag binnen 24 maanden kunnen terugbetalen. Om te berekenen wat zij kunnen aflossen moet er informatie worden overlegd. Uit deze informatie moet blijken wat de inkomsten van de debiteur zijn.
Wanneer de debiteur het berekende aflossingsbedrag niet kan aflossen kan hij dat schriftelijk aan de gemeente Heerlen kenbaar maken waarom dat niet lukt. De gemeente kan dan aan de hand van de actuele gegevens opnieuw een berekening maken.
Wanneer een betalingsregeling niet meer kan worden nagekomen dan kan de debiteur dat kenbaar maken. De gemeente zal dan opnieuw bekijken of de regeling dient te worden gewijzigd.
Wanneer de debiteur zich niet aan de betalingsverplichting houdt, kan dit consequenties hebben voor de regeling. De betalingsregeling kan dan worden ingetrokken.
Artikel 9. Afwijzen verzoek tot een betalingsregeling
Een verzoek om een betalingsregeling wordt afgewezen als;
Een verzoek om gespreide betaling kan ook worden afgewezen. Dit kan wanneer de debiteur onvoldoende meewerkt, onjuiste gegevens verstrekt of te laat is met het verstrekken van gegevens.
Artikel 10. Tussentijdse beoordeling van de betalingsregeling
Een betalingsregeling moet regelmatig getoetst worden. Uit de toetsing blijkt of deze moet worden bijgesteld naar de actuele situatie. Mocht de regeling worden gewijzigd, dan gaat de nieuwe betalingsverplichting in op de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand. De debiteur wordt van de wijziging per brief op de hoogte gebracht.
Artikel 11. Afzien van invordering op derden
Het college kan van invordering op een erfgenaam afzien wanneer deze erfgenaam als gevolg van het aanvaarden van de nalatenschap hoofdelijk aansprakelijk is geworden voor de verhaalsvordering van de erflater.
De gemeente kan besluiten om een vordering niet in te vorderen wanneer de schuld aan iemand toekomt die hiervan eigenaar is geworden nadat hij een erfenis heeft aanvaard.
Met uitzondering van het gestelde in artikel 4:92 tweede lid Awb, waarin is bepaald dat de debiteur bij de betaling de geldschuld kan aanwijzen waaraan de betaling moet worden toegerekend, worden betalingen, waarvoor geen bestemming is aangegeven, allereerst aangewend voor aflossing van een openstaande netto vordering, dan een opgelegde boete, vervolgens op een bruto vordering en daarna in volgorde van oud naar nieuw.
Als de gemeente meerdere vorderingen op de debiteur heeft, dan kan de debiteur aangeven voor welke vordering de betaling bedoeld is. Heeft de debiteur dit niet aangegeven, dan neemt de gemeente aan dat die betaling bedoeld is voor het aflossen van een vordering volgens de door de gemeente bepaalde volgorde. Heeft de gemeente meerdere vorderingen van dezelfde soort, dan wordt betaling toegerekend aan de oudste vordering van die soort.
Als belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsregeling niet wordt nagekomen moet worden overgegaan tot beslaglegging. Nadat de vordering is overgedragen aan de deurwaarder wordt deze slechts verhoogd met de op de invordering betrekking hebbende kosten.
De gemeente verhoogt de vordering met incassokosten pas op het moment als de incasso is overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder.
HOOFDSTUK 5. DE BESTUURLIJKE BOETE IN VERBAND MET HET SCHENDEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT
Iedereen die in de bijstand zit, heeft een inlichtingenplicht. Dat staat in de Participatiewet. De inlichtingenplicht houdt in dat mensen vanuit zichzelf, en natuurlijk ook desgevraagd, alles melden aan de gemeente wat van belang kan zijn voor het recht op een bijstandsuitkering. Als een inwoner, die in de bijstand zit, zich niet houdt aan de inlichtingenplicht kan een waarschuwing worden gegeven of een boete worden opgelegd. Hierover gaat dit hoofdstuk.
wel inlichtingen zijn verstrekt zij het dat deze inlichtingen onjuist en/of onvolledig zijn, of een wijziging van omstandigheden niet direct is gemeld maar nadien binnen de redelijke termijn van 60 dagen uit eigen beweging de juiste inlichtingen zijn verstrekt, mits deze nagekomen informatie is verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd.
Een waarschuwing wordt gegeven in de volgende situaties:
Situatie 1: de inwoner heeft geen of onjuiste inlichtingen verstrekt maar dit heeft niet geleid tot een benadelingsbedrag of het benadelingsbedrag is niet hoger dan € 150,00.
Situatie 2: de inwoner heeft in eerste instantie geen inlichtingen verstrekt over een wijziging van de persoonlijke situatie maar heeft uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd. Een redelijke termijn is niet langer dan 60 dagen nadat de inlichtingen verstrekt hadden moeten worden.
De gemeente volstaat met het geven van een waarschuwing als zich één van bovengenoemde situaties voordoet én niet eerder in de voorafgaande twee jaar een waarschuwing is gegeven. Is dit laatste wel het geval dan wordt aan de inwoner een boete opgelegd van € 25,- per overtreding van de inlichtingenplicht.
Artikel 15. Fictieve draagkracht
Een fictieve draagkracht betekent dat de gemeente vaststelt wat iemand zou kunnen betalen, zonder dat je kijkt naar wat de debiteur daadwerkelijk aan inkomsten heeft.
Voor de berekening van de afloscapaciteit wordt de fictieve draagkracht vastgesteld op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm per maand. Dit geldt ook voor kostendelers. Bij de vaststelling van deze fictieve draagkracht wordt het vermogen van de debiteur buiten beschouwing gelaten.
Artikel 16. Evenredigheidstoets
De boete moet van de fictieve draagkracht voldaan kunnen worden in:
Bij het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete moet de gemeente rekening houden met het feit dat een debiteur de boete binnen een redelijke termijn van maximaal 2 jaar moet kunnen afbetalen. Hiermee wordt voorkomen dat hij zeer lang op het absolute minimum blijft leven. Als een debiteur beschikt over een inkomen uit arbeid dat de bijstandsnorm ruim overschrijdt, geven de financiële omstandigheden geen aanleiding om de boete verder te matigen vanwege verminderde draagkracht.
Daarom moet de boete worden begrensd op een manier zodat de debiteur de boete in geval van;
Is er sprake van recidive, dat wil zeggen dat er een herhaling plaatsvindt en dus dat de inwoner opnieuw geen inlichtingen verstrekt, dan worden bovengenoemde termijnen vermenigvuldigd met 1,5. Hierdoor is de debiteur langer bezig om de boete af te lossen.
Artikel 17. Kwijtschelding boete
Het college maakt gebruik van de in artikel 18a dertiende lid Pw, artikel 20a twaalfde lid IOAW en IOAZ, neergelegde bevoegdheid om op verzoek van de belanghebbende de bestuurlijke boete waarbij geen sprake is van opzet of grove schuld, geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.
De gemeente heeft de mogelijkheid om, op verzoek van de inwoner, de boete kwijt te schelden. In dat geval toetst de gemeente of er sprake is van geen opzet of grove schuld.
Als op basis hiervan gekozen wordt om de boete kwijt te schelden, is de inwoner verplicht om mee te werken aan een schuldregeling. Daadwerkelijke kwijtschelding van de boete vindt plaats op het moment dat de inwoner de schuldregeling succesvol heeft doorlopen en in die periode niet opnieuw een boete is opgelegd.
Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Van dringende reden kan sprake zijn wanneer vaststaat dat het opleggen van een boete leidt tot onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties.
Bij dringende redenen gaat het om situaties die niet vaak voorkomen, waarbij iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. De boete leidt in dat geval tot onaanvaardbare sociale of financiële consequenties. In dat geval kan er worden afgezien van het opleggen van de boete.
Normaal gesproken moet de debiteur zelf de te veel betaalde uitkering terugbetalen aan de gemeente. In sommige gevallen kan de gemeente de uitkering die aan de debiteur is betaald of nog moet worden betaald, ook van een ander terugvragen. Dit heet verhaal van bijstand en daarover gaat dit hoofdstuk.
Artikel 19. Bevoegdheid tot het verhalen van bijstand
In sommige gevallen kan de gemeente de uitkering die aan de debiteur is betaald of nog moet worden betaald, ook van een ander terugvragen.
Of een onderhoudsplichtige kan bijdragen in de kosten van bijstand zal blijken uit ene draagkrachtberekening. Het vaststellen van de draagkracht gebeurt volgens de zogenaamde Tremanormen en voor zover deze niet hoger is dan de netto verstrekte bijstand.
De gemeente vraagt in een aantal situaties verstrekte bijstand niet terug aan derden. Een van die situaties is wanneer iemand zijn onderhoudsplicht onvoldoende nakomt ten behoeve van zijn meerderjarig kind die van de gemeente bijzondere bijstand ontvangt. Andere situaties waar de gemeente de kosten van bijstand niet verhaald is in het geval van schenking en nalatenschap. In het geval van schenking dient mede gelet op alle omstandigheden aannemelijk te zijn dat de schenker niet heeft kunnen voorzien dat er noodzaak voor bijstand zou optreden. In het geval van nalatenschap wordt afgezien van verhaal als er nog geen besluit tot terugvordering is genomen of bijstand is verleend aan de overleden in de vorm van een geldlening of een borgstelling is verleend.
Artikel 20. Afzien van verhaal om dringende redenen
Als de op te leggen verhaalsbijdrage lager is dan € 50,00 per maand dan wordt afgezien van verhaal. Ook wordt van verhaal afgezien wanneer de periode waarop verhaal betrekking heeft korter duurt dan zes maanden.
Er wordt ook niet verhaald als, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die een uitkering ontvangt of heeft ontvangen, er naar het oordeel van de gemeente zwaarwegende redenen aanwezig zijn.
Artikel 21. Berekening en vaststelling verhaalsbijdrage
Om de verhaalsbijdrage te kunnen berekenen, wordt de onderhoudsplichtige verzocht inlichtingen te verschaffen over zijn of haar financiële situatie. Als de gevraagde gegevens niet worden overlegd, dan stelt de gemeente de maandelijkse verhaalsbijdrage zelf vast. Is er een vonnis van de rechtbank waarin de rechter minder da zes maanden geleden de hoogte van onderhoudsplicht heeft bepaald, dan geldt deze berekening ook voor de vaststelling van de maandelijkse verhaalsbijdrage.
Als ingangsdatum van de eventueel op te leggen verhaalsbijdrage zal gelden de datum van de eerste dag van de maand, volgend op de dag van verzending van de eerste aanschrijving.
Artikel 22. Indienen verzoekschrift ten behoeve van verhaal in rechte
Als degene op wie wordt verhaald een door het college vastgestelde verhaalsbijdrage niet correct voldoet, wordt verhaal in rechte toegepast door middel van het indienen van een verzoekschrift bij de Rechtbank met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De indiening van een verzoekschrift dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden.
Als degene op wie wordt verhaald een bij rechterlijke uitspraak vastgesteld bedrag niet voldoet, wordt tot invordering overgegaan in overeenstemming met deze rechterlijke uitspraak. Het besluit tot verhaal wordt in dat geval per brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald met de verplichting het verschuldigde bedrag binnen 30 dagen na verzending van de brief te voldoen. Als aan deze verplichting geen gevolg wordt gegeven, wordt aan degene op wie wordt verhaald een aanmaning gestuurd.
Periodiek vindt een heronderzoek plaats op het moment dat daar een aanleiding voor bestaat.
De gemeente verandert de verhaalsbijdrage als uit dit heronderzoek blijkt dat de draagkracht veranderd is. Er wordt geen nieuw verhaalbesluit genomen als:
Artikel 24. Invordering verhaalsbijdrage
De onderhoudsplichtige ontvangt van de gemeente een brief met daarin de mededeling dat aan hem de verhaalsbijdrage wordt opgelegd. Als de onderhoudsplichtige verzuimt deze bijdrage te betalen, dan worden de achterstallige termijnen aangemerkt als verhaalsvordering. Aan de onderhoudsplichtige wordt bij verzuim van betaling na het verstrijken van de betalingstermijn een aanmaning gestuurd. Bij het uitblijven van betaling na aanmaning, neemt de gemeente zo snel mogelijk na het verstrijken van de geboden betalingstermijn, een besluit tot verhaal in rechte.
Artikel 25. Jaarlijkse verantwoording aan de Raad
Om het beleid rondom terugvorderen, invorderen, boete en verhaal transparant te maken wordt jaarlijks een overzicht van fraudevorderingen verstrekt.
De gemeente geeft de gemeenteraad jaarlijks inzage in het aantal fraudevorderingen. Op deze manier wordt gecontroleerd of de huidige werkwijze aansluit op de visie van de gemeenteraad.
Artikel 26. Citeertitel en inwerkingtreding
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Terugvordering en Invordering, Boete en Verhaal 2023”
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 oktober 2023 onder intrekking van de beleidsregel terug- invordering, boete en verhaal gemeente Heerlen 2015 eerste wijziging.
Deze beleidsregels heten “Beleidsregels Terugvordering en Invordering, Boete en Verhaal 2023”. Met ingang van 1 oktober 2023 gelden deze regels zen zijn tegelijkertijd de regels uit 2015 niet geldend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-532349.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.