Verordening begraafplaatsen gemeente Terschelling 2023

De verordening geeft regels over de openstelling, de orde en rust op de begraafplaats en over regels voor de lijkbezorging, indeling en uitgifte van graven, grafbedekkingen en ruiming. De artikelen uit deze verordening zijn uitgelegd in de ‘artikelsgewijze toelichting’ die bij deze verordening hoort.

 

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaatsen: de Oude Begraafplaats aan de Schoolstraat en de begraafplaats aan de Longway, beide in West-Terschelling;

  • b.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • c.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet;

  • d.

    asbus : een bus voor het bewaren van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp voor het bewaren van een of meer asbussen;

  • f.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.

  • g.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • h.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of aan een rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    particuliere urnennis : een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon een gebruiksrecht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het recht tot gebruik is verleend om overledenen te gedenken;

  • l.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • m.

    grafbedekking: gedenkteken, grafsteen, zerk, grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • n.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • o.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats;

  • p.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, een algemeen urnengraf, particuliere urnennis of particuliere gedenkplaats is verleend;

  • q.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling;

  • r.

    commissie grafmonumenten: commissie die op aanvraag adviezen uitbrengt over de geschiedkundige, cultuur-, architectonische- en funerair-historische waarden ten aanzien van nieuw te plaatsen of aan te passen grafbedekking.

  • s.

    verwijderen grafbedekking: het definitief wegnemen van een grafbedekking;

  • t.

    nabestaande: een natuurlijk persoon, niet zijnde de rechthebbende op een graf, die in een aantoonbare familierechtelijke verhouding staat tot de overleden rechthebbende van dat graf.

  • u.

    belanghebbenden: personen of instellingen die geen rechthebbende of nabestaande zijn maar anderszins een belang hebben bij het gemeentelijk begraafplaatsenbeleid of bij de instandhouding van een graf.

  • v.

    grafrecht: het uitsluitend recht op een eigen particulier urnengraf of een particuliere gedenkplaats.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen ‘particulier’ en ‘algemeen graf’

  • 1.

    In deze verordening of in de uitvoeringsregels behorend bij deze verordening wordt onder 'particulier graf' verder verstaan: particulier urnengraf en particuliere urnennis.

  • 2.

    In deze verordening of in de uitvoeringsregels behorend bij deze verordening wordt onder 'algemeen graf' verder verstaan: algemeen urnengraf.

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3. Openstelling begraafplaats(en)

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor iedereen dagelijks toegankelijk.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust dan wel ter uitvoering van werkzaamheden op de begraafplaatsen kan (een deel van) van deze begraafplaatsen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden zich op de begraafplaatsen te bevinden wanneer de begraafplaatsen niet voor het publiek zijn geopend. Dit verbod geldt niet in het geval van het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen geldend op de begraafplaatsen

  • 1.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich te houden aan de aanwijzingen van de beheerder. De aanwijzingen mogen slechts worden gegeven in het belang van de orde, rust en netheid.

  • 2.

    De beheerder kan personen die zich niet aan zijn aanwijzingen, bedoeld in lid 1, houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld onder a van het derde lid.

Artikel 5. Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze minimaal zes werkdagen vooraf zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in lid 1 zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 3.

    Degenen die zich niet aan de in het tweede lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen: aanwezigheid van bepaalde personen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3. REGELS VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk tot 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. Hierbij geldt de zaterdag niet als werkdag. Als de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen geschiedt uitsluitend door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder.

Artikel 8. Over te leggen stukken; begraving in particulier graf

  • 1.

    Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Als de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, moet een machtiging daartoe aan de beheerder worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die de uitvaart regelt.

  • 3.

    De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

  • 4.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de termijn van uitgifte van het grafrecht binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met tenminste 10 jaar. De verlenging moet schriftelijk worden aangevraagd door de rechthebbende.

Artikel 9. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op maandag tot en met zaterdag tussen 09.00 en 16.00 uur, met uitzondering van feestdagen;

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze dagen en tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 10. De bestemming van de begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn bestemd voor het begraven van lijken of het bijzetten van asbussen van personen die op Terschelling zijn geboren, wonen of gewoond hebben, dan wel voor het begraven van overledenen die uit zee zijn aangebracht.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college toestemming geven voor de begraving of bijzetting van asbussen van anderen, dan bedoeld in lid 1.

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      particuliere urnennissen, uitsluitend op de oude begraafplaats aan de Schoolstraat;

    • c.

      particuliere gedenkplaatsen.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er in de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven

  • 1.

    In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

  • 2.

    In de algemene urnengraven kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 13. Volgorde van uitgifte van particuliere graven

  • 1.

    De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 14. Termijnen voor een recht op een particulier (urnen)graf: uitgifte en verlenging

  • 1.

    Een recht op een particulier (urnen)graf moet schriftelijk worden aangevraagd. Het college verleent dit grafrecht voor de tijd van twintig jaar.

  • 2.

    De termijn waarvoor het grafrecht geldt begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 3.

    Het grafrecht, bedoeld in lid 1, wordt niet verleend als de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat niet toelaat.

  • 4.

    Het grafrecht, bedoeld in lid 1, wordt gevestigd door middel van een grafakte. Degene aan wie het grafrecht wordt uitgegeven is de rechthebbende van dit grafrecht.

  • 5.

    Het in lid 1 bedoelde grafrecht wordt op aanvraag van de rechthebbende telkens verlengd met een termijn van tien jaar, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de termijn van twintig jaar is ingediend. Een aanvraag ingediend na het verstrijken van de termijn van twintig jaar wordt geweigerd.

Artikel 15. Termijnen voor een gebruiksrecht in een particuliere urnennis: uitgifte en verlenging

  • 1.

    Een recht op het gebruik van een ruimte in een particuliere urnennis moet schriftelijk worden aangevraagd. Het college verleent dit gebruiksrecht voor de tijd van twintig jaar.

  • 2.

    De termijn waarvoor het gebruiksrecht, bedoeld in lid 1, geldt begint te lopen op de datum waarop het gebruiksrecht is uitgegeven.

  • 3.

    Het gebruiksrecht, bedoeld in lid 1, wordt niet verleend als de daartoe bestemde ruimte van de particuliere urnennis dat niet toelaat.

  • 4.

    Het gebruiksrecht wordt gevestigd door middel van een akte. Degene aan wie het gebruiksrecht wordt uitgegeven is de gebruiker als bedoeld in artikel 1, onder p.

  • 5.

    Het in lid 1 bedoelde gebruiksrecht wordt op aanvraag van de gebruiker telkens verlengd met een termijn van tien jaar, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de termijn van twintig jaar wordt ingediend. Een aanvraag ingediend na het verstrijken van de termijn van twintig jaar wordt geweigerd.

Artikel 16. Grafkelder in een particulier graf

  • 1.

    Het aanbrengen van een grafkelder is slechts toegestaan op begraafplaats aan de Longway.

  • 2.

    Voor het aanbrengen van een grafkelder als bedoeld in het eerste lid in een particulier graf geldt een vergunningplicht. De rechthebbende op het particulier graf moet deze vergunning aanvragen. Het aanbrengen van een grafkelder is voor eigen rekening van de rechthebbende.

  • 3.

    Het college kan aan de vergunning, bedoeld in lid 1, voorwaarden verbinden bij het aanbrengen van een grafkelder.

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten op een particulier graf

  • 1.

    Op aanvraag van de rechthebbende kan het recht op een particulier graf door het college worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Als de overleden rechthebbende in het graf moet worden begraven, of als de asbus met zijn resten in het graf moet worden bijgezet, moet het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand worden gedaan.

  • 3.

    Het college is bevoegd om het recht op een particulier graf vervallen te verklaren als niet binnen 6 maanden na het overlijden van de rechthebbende, een verzoek is gedaan tot overschrijving van dat recht op naam van een ander.

  • 4.

    Zolang het recht op een particulier graf, bedoeld in lid 1, niet door het college vervallen is verklaard, kan een aanvraag tot overschrijving van dat grafrecht door een natuurlijk persoon worden ingediend. Het college kan het grafrecht overschrijven op naam van de natuurlijk persoon die in de aanvraag staat genoemd. Is het recht op het particuliere graf reeds door het college vervallen verklaard, dan wordt de aanvraag tot het overschrijven van dat grafrecht geweigerd.

  • 5.

    Grafrechten die van rechtswege vervallen zijn, kunnen niet meer worden overgeschreven.

Artikel 18. Overschrijving van verleend gebruiksrecht op een ruimte in een particuliere urnennis

  • 1.

    Op aanvraag van de gebruiker kan het recht op het gebruik van een ruimte in een particuliere urnennis door het college worden overgeschreven op naam van een andere gebruiker.

  • 2.

    Als de asbus met de resten van de gebruiker in de nisruimte moet worden bijgezet, moet het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand worden gedaan.

  • 3.

    Zolang het gebruiksrecht, bedoeld in lid 1, niet door het college vervallen is verklaard, kan een aanvraag tot overschrijving van dat gebruiksrecht worden ingediend. Het college kan het gebruiksrecht overschrijven op naam van de gebruiker die in de aanvraag staat genoemd. Is het gebruiksrecht reeds door het college vervallen verklaard, dan wordt de aanvraag tot het overschrijven van dat gebruiksrecht geweigerd.

Artikel 19. Afstand doen van particulier graf of ruimte in een particuliere urnennis

  • 1.

    Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk verklaren dat hij of zij afstand doet van het recht op het particuliere graf ten behoeve van de gemeente. De ontvangst van zo’n verklaring wordt schriftelijk door het college bevestigd.

  • 2.

    Wat in lid 1 is bepaald geldt overeenkomstig voor een recht tot gebruik van een ruimte in een particuliere urnennis. Daar waar ‘rechthebbende staat’ moet ‘gebruiker’ worden gelezen. Daar waar ‘het recht op het particuliere graf’ staat moet ‘recht tot gebruik van een ruimte in een particuliere urnennis’ worden gelezen.

HOOFDSTUK 5. GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 20. Vergunning grafbedekking op een algemeen en op een particulier graf

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking of van een plaat ter afsluiting van een urnennis is een vergunning vereist. Het college kan hieraan voorschriften verbinden.

  • 2.

    De rechthebbende van een particulier graf of van een plaat ter afsluiting van een urnennis als bedoeld in lid 1, vraagt de vergunning aan.

  • 3.

    Voor het verwijderen van een grafbedekking van een particulier graf, dat geselecteerd is op basis van de grafmonumentenlijst van Hulsman, is een vergunning vereist. De rechthebbende van dat graf dient de vergunning aan te vragen.

  • 4.

    Voor het verwijderen van een grafbedekking van een particulier graf of van een plaat ter afsluiting van een urnennis, anders dan bedoeld in lid 3, dient de rechthebbende van dat graf of van die plaat 2 weken vóór de beoogde verwijdering, een melding bij het college te doen.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard, materialen en de afmetingen van de grafbedekking of een afsluitingsplaat en de wijze van aanbrengen. Ook voor of onderhoud van beplantingen kan het college nadere regelen stellen. Deze regels kunnen voor onderscheidene begraafplaatsen, vakken en rijen graven verschillen.

  • 6.

    Het college kan een commissie grafmonumenten instellen, als bedoeld in artikel 1, onder r.

  • 7.

    Het college kan de vergunning als bedoeld in lid 1 weigeren als:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in lid 4;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is;

    • e.

      de commissie grafmonumenten een negatief advies afgeeft.

Artikel 21. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1.

    Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2.

    De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3.

    Als de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking laten verwijderen. Het verwijderde blijft voor dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker via een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5.

    Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn. Dit is pas mogelijk als de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 22. Grafbeplanting en grafgiften

  • 1.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoe omgegaan mag worden met grafbeplanting.

  • 2.

    Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

  • 3.

    Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden voor dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende als deze daartoe vooraf een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 23. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende, de gebruiker of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend.

  • 3.

    Wanneer het adres van de rechthebbende, de gebruiker of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking, bedoeld in lid 2, minimaal een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en door het voornemen bij de ingang van de begraafplaats bekend te maken op het informatiebord.

  • 4.

    Als de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt minimaal een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende minimaal een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten altijd respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij het college een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te laten brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij het college een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5.

    De rechthebbende op een particulier graf kan bij het college een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij het college een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7. IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 25. Lijst

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 8. INRICHTING REGISTER

Artikel 26. Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN

Artikel 27. Vervallen van de oude regeling

De ‘Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Terschelling 2004’, vastgesteld op 14 december 2004, wordt ingetrokken.

Artikel 28. Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de ‘Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Terschelling 2004’ gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Als voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de ‘Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Terschelling 2004’ is ingediend en vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt deze verordening toegepast op de beoordeling van de ingediende aanvraag.

Artikel 29. Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, 3e lid, 4, 3e lid, 5, 2e lid en 3e lid wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie1.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 31. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening begraafplaatsen gemeente Terschelling 2020.

 

Vastgesteld in vergadering van 25 januari 2023,

T.D. de Jong,

Griffier

C.M. van de Pol,

burgemeester.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

 

b en c. Grafkelders kunnen in de praktijk ook gebruikt worden als alternatief voor een zandgraf. Wanneer een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet in een grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf.

 

f. Een particulier graf werd in het oude model aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ of ‘koopgraf’ nog altijd gebezigd. In deze verordening wordt de terminologie van de Wet op de lijkbezorging gevolgd. In artikel 23, lid 2 van de Wet op de lijkbezorging is een particulier graf omschreven als een graf waarop een uitsluitend recht is gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.

 

De mogelijkheid wordt geboden een asbus met of zonder urn bij te zetten. Dat laatste kan ook in de vorm van een verstrooiing in het particuliere graf. In artikel 11 (indeling graven en asbezorging) van deze verordening en in het uitvoeringsbesluit graven, asbezorging en gedenkplaatsen zijn nadere regels opgenomen.

 

g. en i. In de oude verordening was bij de definitie van algemene graven en algemene urnengraven opgenomen dat ‘aan eenieder’ gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken en het doen bijzetten van asbussen. De passage ‘aan eenieder’ is overbodig en daarom geschrapt. Volgens artikel 23, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging is het aan de houder van de begraafplaats te bepalen wie in een algemeen graf wordt begraven.

 

o. en p. De termen rechthebbende en gebruiker zijn nader gedefinieerd.

 

r. Deze commissie komt voort uit de wens grafbedekkingen op een verantwoorde wijze in te passen op de begraafplaatsen. De commissie voorziet met name in gevallen waar de regels zijn toegepast maar dit mogelijk een negatief gevolg heeft voor het aanzien van de begraafplaatsen als geheel.

 

Artikel 2. Uitbreiding begrippen ‘particulier graf’ en ‘algemeen graf’

Het begrip ‘particulier graf’ omvat ook particulier urnengraf en particuliere urnennis. Voor deze grafvormen gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. Een particuliere gedenkplaats staat hiermee niet gelijk vanwege het feit dat hier niet begraven, verstrooid of bijgezet wordt. Het begrip ‘algemeen graf’ omvat ook een algemeen urnengraf. Ook voor deze beide algemene grafvormen gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

 

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

 

Artikel 3. Openstellen en sluiting van de begraafplaatsen

In principe zijn de begraafplaatsen altijd toegankelijk maar er kunnen zich gevallen voordoen dat een tijdelijke op gedeeltelijke sluiting noodzakelijk is. Op basis van dit artikel kan de beheerder van de begraafplaats deze openstellen en geheel of gedeeltelijk sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven of andere werkzaamheden noodzakelijk is.

 

Artikel 4. Ordemaatregelen geldend op de begraafplaatsen

Lid 1, 2 en 3: deze leden van artikel 4 bevatten gedragsregels voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Overtreding van de gedragsregels is strafbaar gesteld in artikel 29 van de verordening. De politie kan daardoor tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwenden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen (lid 2) als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Daarnaast bevat lid 3 een verbod om met een motorrijtuig op de begraafplaatsen te komen.

 

Lid 4: aan een uitzondering op de regel als bedoeld in lid 3, onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien zo’n handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust moet met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend worden omgegaan.

 

Artikel 5. Plechtigheden

Het doel van dit artikel is om plechtigheden, anders dan een begrafenis, ordelijk te laten verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988. Mogelijk zijn ook APV-bepalingen, zoals artikel 2.1 van de APV Terschelling, van toepassing.

 

Artikel 6. Opgravingen en ruimen: aanwezigheid van bepaalde personen

In verband met de emotionele belasting mogen bij de opgraving van een lichaam of bij een ruiming van een of meer graven slechts de personen aanwezig zijn die, op aanwijzing van de beheerder, met de werkzaamheden zijn belast.

 

HOOFDSTUK 3. REGELS VOOR LIJKBEZORGING

 

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging , openen en sluiten van het graf

Lid 1: een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf of asbestemming er wordt gevraagd. De asbus kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats. Voor dat laatste geldt als zodanig de urnenmuur op de oude begraafplaats aan de Schoolstraat.

Lid 2: Het openen en sluiten van het graf is een werkzaamheid waarbij veiligheid, arbeidsomstandigheden en kennis van de hulpmiddelen een belangrijke rol spelen. De werkzaamheden kunnen daarom alleen door personeel van de begraafplaats worden verricht. Vanwege gevaarzetting en kans op ongelukken zijn handelingen rondom het openen en sluiten niet toegestaan voor derden.

 

Artikel 8. Over te leggen stukken; begraving in particulier graf

Lid 1: de Wet op de lijkbezorging (artikel 12) schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder.

Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

Lid 2: de bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet. Het verzoek tot overschrijving van het recht moet in dit geval wel vóór de bijzetting worden gedaan volgens artikel 17, eerste lid van deze verordening.

 

Lid 4: de wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Op basis van artikel 31, lid 2 van de Wet op de lijkbezorging is dat 10 jaar. Het komt voor dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvinden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met tenminste 10 jaar.

 

Artikel 9. Tijden van begraven en asbezorging

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Er zijn gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te laten plaatsvinden. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen. Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

 

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 10. De bestemming van de begraafplaatsen

Dit artikel ziet erop toe dat op de begraafplaatsen te allen tijde voldoende ruimte is voor de bewoners van de gemeente. Hiermee worden bedoeld personen die op Terschelling zijn geboren, hier wonen hebben gewoond en een familierechtelijke band hebben op het eiland. Personen die een langdurige economische binding hebben met eiland kunnen eventueel ook in aanmerking komen. Lid 2 ziet toe op bijzondere gevallen en beoordeeld deze zorgvuldig en in relatie tot eerdere bijzondere gevallen. Speciale wensen worden niet gezien als bijzonder.

 

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging

Naast particuliere graven en urnengraven beschikken beide begraafplaatsen ook over particuliere gedenkplaatsen. Deze kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor elders begraven personen, vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

 

Alleen op de oude begraafplaats aan Schoolstraat bestaat de mogelijkheid een asbus bij te zetten in een particuliere urnennis. De uitgifteduur van een grafrecht is momenteel minimaal 10 jaar (artikel 28, lid 1 Wet op de lijkbezorging). Over het aantal lijken in een graf, asbussen met of zonder urn, uitgifteduur en afmetingen en dergelijke heeft de gemeente nadere regels vastgesteld in een apart besluit.

 

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven

Het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 kent in artikel 5 de bepaling dat er ten

hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven.

 

Artikel 13. Volgorde van uitgifte van particuliere graven

Een graf wordt alleen buiten de volgorde van ligging toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem. In alle gevallen wordt daarmee een grafrecht gevestigd, zoals vastgelegd in artikelen 14 en 15. Reserveren van een graf is niet toegestaan om te voorkomen dat de capaciteit van de begraafplaatsen niet optimaal te benutten is.

 

Artikel 14. Termijnen voor particuliere (urnen)graven: uitgifte en verlenging

Lid 1: het uitgeven (vestigen) van een grafrecht is het sluiten van een overeenkomst met de aanvrager tot het mogen gebruiken van een stuk grond voor een begraving of bijzetting van één of meer asbussen. Daarbij is het college vrij om aan het vestigen van een grafrecht voorwaarden te verbinden. Bijvoorbeeld de voorwaarde dat de rechthebbende het grafrecht niet zondermeer aan een ander kan overdragen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30696, nr. 3, blz. 13). Dat is slechts mogelijk na een schriftelijke aanvraag van de rechthebbende daartoe (zie artikel 17 van de verordening).

 

Lid 2: soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is in lid 2 bepaald dat de termijn waarvoor het grafrecht geldt begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens artikel 28, lid 2 van de Wet op de lijkbezorging, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de Wet op de lijkbezorging geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Zie verder voor de bekendmakingen de toelichting op artikel 23. Als er op het moment van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op particuliere graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

 

Lid 3: Indien de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dit niet toelaat, kan een grafrecht geweigerd worden. Dat kan bijvoorbeeld wanneer ten aanzien van de gehele begraafplaats geen ruimte meer is om nieuwe graven uit geven. Het kan ook voorkomen dat de ruimte op zich niet geschikt is om een graf uit te geven, bijvoorbeeld doordat de maatvoering niet adequaat is om een normale begraving te kunnen doen. Daarbij dient enerzijds gedacht te worden aan de veiligheid voor het personeel bij het delven van een graf en anderzijds aan de krappe afmetingen die het begraven van een moderne kist niet toelaten.

 

Lid 4: als een aanvraag om verlenging van de termijn waarvoor het uitgegeven grafrecht geldt, na afloop van die termijn wordt ingediend, moet het college de aanvraag weigeren. Het college heeft hier dus geen keuzevrijheid. Hiervoor is gekozen omdat op enig moment bij de beheerder zekerheid moet bestaan dat het betreffende graf opnieuw uitgegeven kan worden aan een persoon die nog geen graf heeft en deze nodig heeft voor een begraving. De keuze voor een verplichte weigering is logisch. Het college moet namelijk binnen een jaar vóór de afloop van de geldingsduur van het grafrecht de rechthebbende van dat grafrecht, volgens artikel 28, lid 2 van de Wet op de lijkbezorging, meedelen dat de termijn waarvoor het grafrecht geld gaat aflopen. Het is dus vervolgens de verantwoordelijkheid van de rechthebbende om tijdig een aanvraag om verlenging van de geldingsduur van dat grafrecht aan te vragen. De weigering tot het verlengen van een grafrecht is een besluit waartegen bezwaar en (hoger) beroep open staat.

 

Artikel 15. Termijnen voor een gebruiksrecht in een particuliere urnennis : uitgifte en verlenging

Lid 1: het uitgeven (vestigen) van een gebruiksrecht is het sluiten van een overeenkomst met de aanvrager tot het mogen gebruiken van een ruimte in een urnennis voor bijzetting van één of meer asbussen. Daarbij is het college vrij om aan het vestigen van een gebruiksrecht voorwaarden te verbinden. Bijvoorbeeld de voorwaarde dat de gebruiker het gebruiksrecht niet zondermeer aan een ander kan overdragen. Dat is slechts mogelijk na een schriftelijke aanvraag van de gebruiker daartoe.

 

Lid 4: als een aanvraag om verlenging van de termijn waarvoor het uitgegeven gebruiksrecht geldt, na afloop van die termijn wordt ingediend, moet het college de aanvraag weigeren. Het college heeft hier dus geen keuzevrijheid. Hiervoor is gekozen omdat op enig moment bij de beheerder zekerheid moet bestaan dat de betreffende ruimte opnieuw uitgegeven kan worden aan een persoon die nog geen urnennis heeft en deze nodig heeft voor het bijzetten van één of meer asbussen. Het is dus de verantwoordelijkheid van de gebruiker om tijdig een aanvraag om verlenging van de geldingsduur van dat gebruiksrecht aan te vragen. De weigering tot het verlengen van een gebruiksrecht is een besluit waartegen bezwaar en (hoger) beroep open staat.

 

Artikel 16. Grafkelder in een particulier graf

Het begraven op de begraafplaatsen geschiedt doorgaans in de aarde zoals dit zich ter plekke voordoet. Dit artikel maakt het mogelijk om in plaats daarvan een grafkelder te plaatsen. Hieraan is echter wel een aantal voorwaarden verbonden om het gebruik van een grafkelder zo goed mogelijk te laten verlopen. Daarbij dient gedacht te worden aan afmetingen en afwerking van de grafkelder.

 

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten op een particulier graf Het recht op een particulier graf wordt bij besluit verleend door het college. Het vestigen van zo’n recht bij besluit, is het sluiten van een overeenkomst met de aanvrager tot het mogen gebruiken van een stuk grond voor een begraving of bijzetting van één of meer asbussen. In het besluit wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. Het recht om lijken in een bepaald graf te begraven steunt op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Overdracht van het grafrecht aan een ander kan wel op verzoek van de rechthebbende via overgeschreven op naam van die ander plaatsvinden.

 

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gekoppeld aan het moment waarop het grafrecht bij besluit vervallen is verklaard.

 

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van. Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

 

Bevoegdheid om het particulier grafrecht vervallen te verklaren (artikel 17, lid 1 en lid 4)

Hiervoor is gekozen omdat op enig moment bij het college zekerheid moet bestaan dat het betreffende graf opnieuw uitgegeven kan worden aan een persoon die nog geen graf heeft en deze nodig heeft voor een begraving. Hierbij dient de rechthebbende zich te realiseren dat een grafrecht voortijdig beëindigd kan worden wanneer hij zelf in dit graf begraven wordt en er geen overschrijving plaatsvindt. Uiteraard wordt dan wel rekening gehouden met de wettelijke grafrusttermijn van 10 jaar.

 

Van rechtswege vervallen grafrechten (artikel 17, lid 5)

Eén van de voorgaande verordeningen, de Verordening van 1947, bepaalde dat een grafrecht van rechtswege vervallen was als niet binnen de daarvoor gestelde termijn een verzoek tot overschrijving was ingediend. Voor het vervallen verklaren van het grafrecht was geen apart besluit meer nodig. De Verordening 1947 bepaalde zelf dat het grafrecht dan juridisch niet meer bestond. De Afdeling heeft dit bij uitspraak van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:866, bevestigd. De Verordening gold tot 1 juni 1993. Dat betekent dat grafrechten die tot die datum niet tijdig waren overgeschreven, van rechtswege vervallen zijn.

 

Artikel 18. Overschrijving van verleend gebruiksrecht op een ruimte in een particuliere urnennis

Het gebruiksrecht op een ruimte in een particuliere nis wordt bij besluit verleend door het college. Hierin wordt aan de aanvrager het gebruiksrecht gegeven om asbus met de as van een overledene te plaatsen (dus ook van de gebruiker zelf als hij/zij komt te overlijden). Het gebruiksrecht steunt op een persoonlijke beschikking. De gebruiker kan zijn gebruiksrecht dus niet verkopen. De gebruiker kan zijn recht dus niet verkopen. Overdracht van het gebruiksrecht aan een ander kan wel op verzoek van de gebruiker via overgeschreven op naam van die ander plaatsvinden.

 

Het is gewenst dat er na overlijden van een gebruiker een nieuwe gebruiker wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de gebruiksruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gekoppeld aan het moment waarop het gebruiksrecht bij besluit vervallen is verklaard.

 

In het geval dat de asbus met daarin de as van de overleden gebruiker in de ruimte in de nis moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen.

 

Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van. Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid het gebruiksrecht over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

 

Artikel 19. Afstand doen van particulier graf of ruimte in een particuliere urnennis

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende of de gebruiker afstand van het graf respectievelijk de ruimte in een particuliere urnennis kan doen. Dit houdt in dat de rechthebbende of gebruiker afziet van verdere rechten op een specifiek graf of urnennis. Het feit dat er geen restitutie plaatsvindt heeft onder meer te maken met het feit dat de gemeente wel rekening dient te houden met de wettelijke grafrusttermijn en afwijking in de administratieve verwerking.

 

HOOFDSTUK 5. GRAFBEDEKKINGEN

 

Artikel 20. Vergunning grafbedekking op een algemeen en op een particulier graf

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt, kan het aanzien van de begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit artikel geeft de burgers de richtlijnen waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels van het college waarbij een verschil is gemaakt in regels voor de oude begraafplaats aan de Schoolstraat en de begraafplaats aan de Longway. De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en voor die op particuliere graven, en omvat zowel het gedenkteken als beplanting.

Het college heeft de bevoegdheid om de vergunningaanvraag te weigeren die niet met de nadere regels strookt. Dit vindt pas plaats nadat een belangenafweging in het concrete geval heeft plaatsgevonden. Als er geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en uit de administratie zal voorts moeten blijken wie daar begraven is.

 

Lid 3: Er is een grondslag nodig om te waarborgen dat het bijzondere karakter van de oude begraafplaats aan de Schoolstraat zo veel als mogelijk in stand wordt gehouden. Die grondslag is hier te vinden en is nader uitgewerkt in het uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen

 

Lid 5, onder e: als de vergunning op een advies van een onafhankelijke deskundige of commissie is gebaseerd kan daar ter motivering naar verwezen worden (zie artikel 3:49 Awb). Het advies moet dan wel bij de vergunning worden gevoegd. Wordt bij het besluit op de aanvraag van het advies afgeweken dan moet het college motiveren waarom zij daarvan afwijkt (zie artikel 3:50 Awb).

 

Artikel 21. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende (particuliere graven) of van de gebruiker (gedenkplaatsen of algemene graven) voor de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term ‘gebruiker’ gebruikt in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

 

Geen natrekking zolang het graf niet is geruimd

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden. Als er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.

 

Artikel 22. Grafbeplanting en grafgiften

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums maar ook over grafgiften zoals beertjes, speelgoed of andere voorwerpen. Omdat deze bloemen, planten en grafgiften eigendom zijn van de rechthebbenden, de gebruikers of de belanghebbenden wordt vooraf een waarschuwing gegeven. Dat gebeurt wanneer de bloemen duidelijk zijn uitgebloeid, verwelkt of wanneer de voorwerpen uiteenvallen of problemen voor anderen opleveren. Het vergt te veel moeite om genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat er wat aan de hand is. Het beleid ten aanzien van de planten, bloemen en grafgiften wordt bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking bekend gemaakt en tevens wordt het bekend gemaakt op het mededelingenbord op de begraafplaats.

 

Artikel 23. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

De gemeente is als houder van de begraafplaats in principe eigenaar van de grafbedekking op een graf voor zover die niet vallen onder het gestelde in artikel 31 en 32a van de Wet op de lijkbezorging. In die wetsartikelen is geregeld dat een grafbedekking in feite eigendom is van de rechthebbende of gebruiker zolang er een recht rust op het graf en de gemeente het graf dus niet mag ruimen. De gemeente mag pas tot zo’n ruiming overgaan wanneer 10 jaar is verstreken na een laatste begraving in het graf (grafrust) en, als het een particulier graf is, met toestemming van de rechthebbende op het graf.

 

Artikel 23 regelt de wijze waarop omgegaan wordt met de grafbedekking. De rechthebbende of de gebruiker dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging minimaal een jaar voor het verstrijken van de termijn van het grafrecht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt. Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte.

 

Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 24 eerste lid. De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen.

 

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen. Of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

 

De regels voor het verwijderen van grafbedekking gelden met name voor bestaande grafmonumenten die conform de Hulsman-inventarisatie niet noodzakelijkerwijs in stand dienen te worden gehouden

 

Verwijderen van grafbedekking door een rechthebbende, gebruiker of belanghebbende

Na het vervallen van de grafrechten kan de rechthebbende of gebruiker de grafbedekking binnen dertien weken op eigen kosten verwijderen. Na die termijn is de grafbedekking eigendom van de gemeente. Wil de rechthebbende de grafbedekking alsnog hebben, dan kan de gemeente daarvoor privaatrechtelijke toestemming verlenen. Omdat de verordening een vergunningplicht kent, betekent dit ook dat de gemeente op een daartoe strekkende vergunningaanvraag moet beslissen: wel of geen publiekrechtelijke toestemming verlenen.

 

Op basis van rechtspraak van de Hoge Raad (HR, 9 november 2012, NJ 2012/639) moet het college bij een positieve beslissing op de vergunningaanvraag, ook privaatrechtelijke toestemming verlenen. Anders kan de verzoeker geen uitvoering aan de vergunning geven. Dus bij het geven van een publiekrechtelijke toestemming (vergunning) dient ook privaatrechtelijke toestemming gegeven te worden om de grafbedekking te mogen verwijderen.

Rechthebbenden of nabestaanden, die te kennen geven geen belang meer te hechten aan het in stand houden van het graf of het opnieuw vestigen van een recht op het graf, kunnen verzoeken om opstelling van het monument op een daarvoor bedoelde plek. Voorstelbaar is dat ook een stichting of een vereniging zulks kan doen voor het monument van een overledene die veel voor de stichting of vereniging heeft betekend.

Door de gemeente wordt hiervoor een éénmalig bedrag in rekening gebracht en de verzoeker vrijwaart de gemeente van te voren voor de mogelijke schade/gevolgen van het verplaatsen van het monument.

 

HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

 

Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de geldingstermijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen. Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging. De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf.

 

De rechthebbende kan vragen om de overblijfselen te laten verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde verdiepen van een graf). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden samengevoegd en onderin geplaatst.

De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

 

Lid 4 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid. Met betrekking tot het ruimen is in het model gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

 

HOOFDSTUK 7. IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKINGEN

 

Artikel 25. Lijst

In het verleden heeft de gemeente op grond van de verordening reeds een lijst opgesteld van graven die bijzondere waarde hebben (de lijst Hulsman als bedoeld in artikel 1b Uitvoeringsbesluit “Lijst van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft”).

 

Dergelijke graven kunnen van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven of vanwege het feit dat de grafbedekking van betekenis is vanwege de cultuurhistorische waarde. De overledene kan voor de (plaatselijke) gemeenschap van betekenis zijn geweest. De grafbedekking kan opvallen door zijn vormgeving, symboliek en door het gebruikte materiaal.

 

Ten aanzien van de omgang met deze graven is door de gemeente een nader beleid vastgesteld. Indien de grafrechten van een volgens de lijst vastgesteld graf vervallen, dan wordt de grafbedekking in principe niet geruimd.

 

HOOFDSTUK 8. INRICHTING REGISTER

 

Artikel 26. Voorschriften

Het register van de bezorgde as is niet opgenomen in de verordening, aangezien artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 gedetailleerde voorschriften voor dit register geeft.

 

HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 27. Vervallen van de oude regeling

Er wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

 

Artikel 28. Overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich. Bestaande rechten moeten, vanuit oogpunt van rechtszekerheid voor de rechthebbende, gebruiker en belanghebbende, worden geëerbiedigd.

In artikel 28 is bepaald dat de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Terschelling 2004’ vervalt op het tijdstip waarop de ‘Verordening begraafplaatsen gemeente Terschelling 2020’ inwerking treedt. In artikel 28, lid 2 van de laatstgenoemde verordening is bepaald dat besluiten die onder de ‘Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Terschelling 2004’ zijn genomen worden geëerbiedigd en onder de ‘Verordening begraafplaatsen gemeente Terschelling 2020’ blijven gelden. De Verordening begraafplaatsen gemeente Terschelling 2020’ heeft dus geen terugwerkende kracht en geldt niet voor grafrechten die vóór de inwerkingtreding van deze nieuwe verordening reeds (van rechtswege) waren vervallen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:866).

 

Artikel 29. Strafbepaling

De verordening is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

 

Artikel 30. Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 31. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.

 

Naar boven