Artikel I
A
Artikel 1.8 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Onderdeel c komt te luiden:
- c.
een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom opleggen als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet juncto artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht met inbegrip van het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in titel 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de aan hen gemandateerde bevoegdheden;
- 2.
Onder verlettering van de onderdelen d en e tot e en f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
- d.
de bevoegdheden uitoefenen met betrekking tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de aan hen gemandateerde bevoegdheden;
B
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel r van artikel 4.1, eerste lid, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- s.
het vaststellen van de structuur binnen een cluster en binnen andere onderdelen van de gemeentelijke organisatie vanaf het tweede niveau.
C
In artikel 4.8, onderdeel b, wordt ‘artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur vervangen door ‘artikel 7, tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’.
D
In artikel 4.10 wordt ‘artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’ vervangen door ‘artikel 7, tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’.
E
Aan artikel 4.13 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- f.
het indienen van een verzoek tot onderbewindstelling, bedoeld in artikel 432, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
F
Artikel 4.17 komt te luiden:
Artikel 4.17 Collegemandaten met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur
- 1.
Aan de algemeen directeur wordt op het gebied van Europese wet- en regelgeving door het college mandaat verleend tot het afgeven van een EG-verklaring van overeenstemming, bedoeld in de EG-machinerichtlijn.
- 2.
Aan de algemeen directeur wordt op het gebied van nationale wet- en regelgeving door het college mandaat verleend tot:
- a.
het accorderen van declaraties van de Stichting Nationaal Restauratiefonds in het kader van het Besluit rijkssubsidiering restauratie monumenten en overige op dit terrein van toepassing zijnde rijkssubsidieregelingen;
- b.
het verlenen van een vergunning voor het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten van huur en verhuur, bedoeld in artikel 15 van de Leegstandwet;
- c.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Omgevingswet en de daarop berustende regelingen, visies en plannen met inbegrip van overgangsregelingen, voor zover het de portefeuille van het cluster betreft, bedoeld in artikel 7 van de Regeling organisatie 2016, met uitzondering van het beslissen op bezwaarschriften en het instellen van beroep;
- d.
het uitoefenen van de volgende bevoegdheden uit de Wegenverkeerswet 1994:
- 1°.
het nemen van verkeersbesluiten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel d, alsmede het treffen van maatregelen en het nemen van besluiten, niet zijnde verkeersbesluiten, op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met inachtneming van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer in het kader van verkeer- en vervoerdoeleinden;
- 2°.
het verlenen van een ontheffing, bedoeld in artikel 149;
- e.
het ondertekenen van bekendmakingen van besluiten, bedoeld in artikel 9 van de Wegenwet juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;
- f.
het verlenen van een vergunning voor het openstellen van een tunnel voor het verkeer, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels alsmede het uitoefenen van overige bevoegdheden die het college toekomen in het kader van deze wet, met uitzondering van de Maastunnel;
- g.
het nemen van besluiten bij of krachtens de Wet milieubeheer;
- h.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Winkeltijdenwet;
- i.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 12d tot en met 18 en 92a van de Woningwet en artikel 2:55 van de Invoeringswet Omgevingswet;
- 3.
Aan de algemeen directeur wordt op het gebied van provinciale regelgeving door het college mandaat verleend tot:
- 4.
Aan de algemeen directeur wordt op het gebied van gemeentelijke regelgeving door het college mandaat verleend tot:
- a.
het uitoefenen van de volgende bevoegdheden uit de APV Rotterdam 2012:
- 1°.
het verlenen van vergunningen, voor het gebruik van de weg of weggedeelten anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, bedoeld in artikel 2:10, voor zover deze bevoegdheid geen betrekking heeft op:
- -
- -
het tijdelijk in gebruik nemen van de openbare weg ten behoeve van het inrichten van een terrein voor opslag van bouwstoffen en plaatsing van keten, loodsen, hulpwerken en andere hulpmiddelen, niet zijnde een omgevingsvergunning;
- -
het plaatsen van afval- en verhuiscontainers;
- -
het plaatsen van steigers en het plaatsen van materialen of voorwerpen ten behoeve van werkzaamheden niet zijnde een omgevingsvergunning;
- 2°.
het besluiten tot en het geven van aanwijzingen aan de rechthebbende op een bouwwerk tot het aanbrengen, onderhouden, wijzigen en verwijderen van voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting, bedoeld in artikel 2:21, eerste en tweede lid;
- 3°.
het verlenen van toestemming tot het aanbrengen van een aanplakbiljet, bedoeld in artikel 2:42, tweede lid;
- 4°.
het aanwijzen van aanplakborden voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, bedoeld in artikel 2:42, vierde lid;
- 5°.
het verlenen van een ontheffing geluidhinder, bedoeld in artikel 4:6, voor zover dit niet betreft het mechanisch reinigen van gevels en voor zover deze bevoegdheid niet in ondermandaat is opgedragen aan de directeur Veiligheid;
- 6°.
het verlenen, wijzigen en intrekken van de ontheffing, bedoeld in artikel 4:15, vierde lid;
- 7°.
het verlenen van ontheffing voor nachtverblijf buiten kampeerterreinen, bedoeld in artikel 4:18, derde lid, voor zover deze bevoegdheid geen betrekking heeft op nachtverblijf buiten kampeerterreinen in het kader van evenementen;
- 8°.
het verlenen van een vergunning deelmobiliteit, bedoeld in artikel 5:12a;
- 9°.
het verlenen van een vergunning voor het houden van een inzameling van geld of daartoe een intekenlijst aan te bieden, bedoeld in artikel 5:13;
- 10°.
het verlenen van een standplaatsvergunning, bedoeld in de artikelen 5:18, eerste lid en 5:21d, eerste lid;
- 11°.
het verlenen van ontheffing, bedoeld in artikel 5:21a, tweede en derde lid;
- 12°.
het verlenen van ontheffing van de verkooptijd van oliebollen, kerstbomen of haring, bedoeld in artikel 5:21c, tweede lid;
- 13°.
het verlenen van vergunning voor het innemen van een standplaats voor grote voertuigen, bedoeld in artikel 5:21d, eerste lid;
- 14°.
het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning voor het plaatsen, aanbrengen of hebben van voorwerpen, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water, bedoeld in artikel 5:24, voor zover deze bevoegdheid niet in ondermandaat is opgedragen aan de directeur Veiligheid;
- b.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 4, 7 en 8, eerste lid, van de Doelgroepenverordening woningbouw Rotterdam 2021;
- c.
het verlengen van de beslistermijn, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Erfgoedverordening Rotterdam 2020;
- d.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Maasvlakteverordening Rotterdam 2014, met uitzondering van artikel 6 inhoudende het stellen van nadere regels;
- e.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Taxiverordening Rotterdam 2013;
- f.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verhuurverordening gemeente Rotterdam 2023;
- g.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening Architect aan zet en de Nadere Regels architect aan zet;
- h.
het uitoefenen van de volgende bevoegdheden in het kader van het Rotterdams Restauratiefonds 2006:
- 1°.
de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening Rotterdams Restauratiefonds 2006 met uitzondering van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3, 4, zesde lid, 9, eerste lid, 10, tweede lid en 18;
- 2°.
de bevoegdheden, bedoeld in de Nadere regels voor aanvragen krachtens de Verordening Rotterdams Restauratiefonds 2006;
- i.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening Starterslening Rotterdam;
- j.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad 2021;
- k.
het uitoefenen van de volgende bevoegdheden uit de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Rotterdam 2021:
- 1°.
het vorderen van een leegstaand gedeelte van een gebouw of terrein ten behoeve van onderwijs of educatie of ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden, bedoeld in de artikelen 22, 24 en 27;
- 2°.
het verlenen van toestemming voor verhuur van leegstaande ruimte, bedoeld in artikel 28;
- 3°.
het op basis van artikel 29:
- -
vaststellen of sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein;
- -
besluiten tot het verstrekken van de opdracht tot het maken van een staat van onderhoud;
- -
voeren van overleg over de staat van onderhoud;
- -
vaststellen welk deel van het achterstallig onderhoud voor rekening van het bevoegd gezag komt en of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden, of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt;
- -
verlenen van schriftelijke toestemming aan het bevoegd gezag, zodat het bevoegd gezag is vrijgesteld van de verplichting die is vastgesteld in verband met achterstallig onderhoud;
- l.
het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de Verordening winkeltijden Rotterdam 2018;
- m.
het toewijzen van een standplaats voor een woonwagen, bedoeld in artikel 2.6.5 van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020;
- n.
het uitoefenen van bevoegdheden, bedoeld in de Verordening woonschepen 2013.
- 5.
Aan de algemeen directeur wordt op het gebied van overige regelgeving door het college mandaat verleend tot:
- a.
het uitoefenen van de volgende bevoegdheden voortvloeiend uit overeenkomsten en convenanten:
- 1°.
het afgeven van een verklaring tot instemming in het kader van de toetredingsregeling, bedoeld in artikel 9 van het convenant Optimalisatie beeldkwaliteit bouwplaatsen in de binnenstad van Rotterdam;
- 2°.
het besluiten tot het aangaan, wijzigingen en beëindigen van garantiestellingen ten behoeve van leningen in het kader van particuliere woningverbetering alsmede het vaststellen van uitvoeringsbepalingen, bedoeld in artikel 6 van paragraaf 1, van de door de gemeente Rotterdam op 1 november 2004 gesloten samenwerkingsovereenkomst met de Stichting Nationaal Restauratiefonds, zoals nadien gewijzigd, inzake de subsidiëring en financieringsmethodiek in de particuliere woningverbeteringsector;
- 3°.
het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, en het in dit kader daarvan verstrekken van garanties of borgtochten, zulks ter uitvoering van een college- of raadsbesluit dat ziet op de verstrekking van de garantie of borgtocht;
- 4°.
het besluiten tot het verstrekken van huurgarantie als onderdeel van het huurcontract Hart van Zuid;
- 5°.
het besluiten tot het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de hoofdovereenkomst Gebiedsontwikkeling Hart van Zuid van de publiek-private samenwerking met Contractspartij Coeur du Sud B.V., waartoe in elk geval behoort:
- -
het vaststellen en betaalbaar stellen van vergoedingen en betalingen uit hoofde van hoofdstuk III van deze hoofdovereenkomst, waaronder het vaststellen van de periodieke prestatievergoeding;
- -
het deelnemen in de stuurgroep van de publiek-private samenwerking, als bedoeld in artikel 14 en volgende van deze hoofdovereenkomst;
- -
het uitoefenen van de in artikel 26 van deze hoofdovereenkomst genoemde systematiek van gemeentelijke zekerheden, waaronder het verzoeken van een aanvullende bankgarantie jegens Coeur du Sud B.V., bedoeld in artikel 26, tweede lid, van deze hoofdovereenkomst;
- b.
het uitoefenen van de volgende bevoegdheden voortvloeiend uit vastgoedzaken:
- 1°.
het beslissen op aanvragen van privatiseren van openbaar groen;
- 2°.
het besluiten tot uitgifte en verwerving van onroerende zaken en appartementsrechten, en het uitgeven in erfpacht daarvan, alsmede het vestigen en verwerven van beperkt zakelijke rechten, met uitzondering van overeenkomsten betreffende garantiestellingen en borgtochten;
- 3°.
het besluiten tot het verrichten van civielrechtelijke rechtshandelingen in het kader van vastgoedbeheer en vastgoedontwikkeling, waaronder in ieder geval het aangaan van overeenkomsten en het besluiten tot het innemen van inhoudelijke standpunten bij vergaderingen van verenigingen van eigenaars;
- 4°.
het besluiten tot het aangaan van huur- en verhuurovereenkomsten inzake onderwijsruimten;
- 5°.
het besluiten tot het aangaan van huurovereenkomsten inzake kantoorhuisvesting van onderdelen van de gemeente;
- 6°.
het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten inzake het ter beschikking stellen van parkeergelegenheid in parkeergarages van de gemeente;
- 7°.
het besluiten als hypotheeknemer tot het verlenen van toestemming voor het vestigen van een erfdienstbaarheid en het besluiten tot het aangaan van een gebruiksovereenkomst voor het plaatsen van antennes in het kader van het aanleggen van mobiele telefoonnetten;
- 8°.
het verhuren, verpachten of op andere wijze in gebruik geven van gemeente-eigendommen;
- c.
het uitoefenen van de volgende bevoegdheden voortvloeiend uit overige zaken:
- 1°.
het besluiten tot het kwijtschelden van schulden van debiteuren op grond van redelijkheid en billijkheid tot een bedrag van ten hoogste € 50.000 per debiteur, met betrekking tot huurovereenkomsten inzake het Recreatieoord Hoek van Holland;
- 2°.
het besluiten tot het invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit, en in der minne regelen van geldvorderingen op debiteuren tot een bedrag van € 50.000 exclusief BTW per debiteur, met betrekking tot huurovereenkomsten inzake het Recreatieoord Hoek van Holland;
- 3°.
het besluiten tot het bedingen van zekerheden in het kader van het treffen van een betalingsregeling met betrekking tot verschuldigde bedragen op grond van een rechtmatige of onrechtmatige daad;
- 4°.
het beslissen op een verzoek tot nadeelcompensatie.
G
Artikel 4.18 komt te luiden:
Artikel 4.18 Burgemeestersmandaten met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur
- 1.
Aan de algemeen directeur wordt op het gebied van Nationale wet- en regelgeving door de burgemeester mandaat verleend tot:
- a.
het ontzeggen van de toegang tot een ruimte, bedoeld in artikel 36 van de Alcoholwet;
- b.
het aanstellen van verkeersbrigadiers, bedoeld in artikel 56, vierde lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, juncto artikel 82, derde lid, van het RVV 1990;
- c.
het verlenen van een ontheffing voor het verwekken van gerucht, bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet.
- 2.
Aan de algemeen directeur wordt op het gebeid van gemeentelijke regelgeving door de burgemeester mandaat verleend tot:
- a.
het verlenen van vrijstelling of ontheffing voor het optreden als straatartiest, bedoeld in artikel 2:9, derde lid, van de APV Rotterdam 2012;
- b.
het stellen van een termijn met betrekking tot het verwijderen van terrassen, indien dit voor het uitvoeren van openbare werken of om enigerlei andere reden noodzakelijk is, bedoeld in artikel 2:30b, derde lid, van de APV Rotterdam 2012.
H
Artikel 4.19 komt te luiden:
Artikel 4.19 Burgemeestersvolmachten met betrekking tot Stadsontwikkeling aan de algemeen directeur
Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester volmacht verleend tot:
- a.
het doen van een verzoek aan de kantonrechter om een machtiging tot:
- 1°.
beheer of onderhoud van een appartement als bedoeld in artikel 121, vierde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;
- 2°.
het bijeenroepen van een vergadering van appartementseigenaars, het bijwonen van een vergadering, daarin het woord voeren en voorstellen doen of het belasten van anderen dan bestuursleden met de leiding van de vergadering, bedoeld in artikel 127a, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;
- 3°.
het verwezenlijken van de voorstellen genomen in een vergadering;
- b.
het vertegenwoordigen van de gemeente bij het passeren van notariële akten;
- c.
het verlenen van een ondervolmacht aan de medewerkers verbonden aan het notariskantoor dat verantwoordelijk is voor het passeren van de onder 4.19, onderdeel b bedoelde notariële akten, zowel aan hen tezamen als aan een ieder van hen afzonderlijk;
- d.
het vertegenwoordigen van de gemeente in vergaderingen van verenigingen van eigenaren, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen.
I
Artikel 4.20 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In onderdeel u wordt ‘de Verordening beheer gemeentelijke begraafplaatsen en crematoria 2014’ vervangen door ‘Verordening beheer gemeentelijke begraafplaatsen en crematorium 2023’.
- 2.
- 3.
In onderdeel ag wordt ‘bedoeld in artikel 3.23 van de Wet Natuurbescherming’ vervangen door ‘bedoeld in artikel 8.3, eerste lid, onderdeel d, van de Omgevingswet’.
- 4.
In onderdeel ap wordt ‘gehandicaptenparkeer-kaarten’ vervangen door ‘gehandicaptenparkeerkaarten’.
J
Na artikel 4.20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.20a Burgemeestersvolmacht met betrekking tot Stadsbeheer aan de algemeen directeur
Aan de algemeen directeur wordt door de burgemeester volmacht verleend tot het vertegenwoordigen van de gemeente Rotterdam als lid in de algemene ledenvergaderingen van de coöperatieve vereniging Servicehuis Parkeer- en verblijfsrechten waaronder wordt begrepen het bijwonen van de algemene ledenvergaderingen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen.
K
Artikel 5.4 komt te luiden:
Artikel 5.4 Collegemandaten aan de Algemeen directeur Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
Aan de Algemeen directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond wordt door het college mandaat verleend tot:
- a.
het behandelen van een gebruiksmelding, bedoeld in artikel 6.7 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;
- b.
het behandelen van een gebruiksmelding, bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen;
- c.
het aanwijzen van toezichthouders, bedoeld in artikel 5.11 van de Algemene wet bestuursrecht, juncto artikel 18.6, eerste lid, van de Omgevingswet en artikel 61, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, die zullen zijn belast met het toezicht op de naleving van:
- 1°.
het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet waaronder het Besluit bouwwerken leefomgeving, voor zover het brandveilig gebruik en brandveiligheid betreft;
- 2°.
het bepaalde bij of krachtens artikel 3, tweede en derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, voor zover het brandveilig gebruik en brandveiligheid betreft.
L
Artikel 5.9 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In subonderdeel 1º wordt na ‘de Wet milieubeheer’ ingevoegd ‘, de Omgevingswet’.
- 2.
- 3.
In subonderdeel 4º wordt ‘artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’ vervangen door ‘artikel 18.6, eerste lid, van de Omgevingswet’.
- 2.
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- e.
het verlenen van een vergunning voor het overbrengen van explosieven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet explosieven voor civiel gebruik.
M
Artikel 5.10 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Aan onderdeel a wordt toegevoegd ‘en artikel 5.15A van het Besluit activiteiten leefomgeving’.
- 2.
In onderdeel b wordt ‘artikel 30 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’ vervangen door ‘de artikelen 7, tweede lid en 7a, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’.
- 3.
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- c.
het vertegenwoordigen van het college in bezwaar- of beroepsprocedures of voorlopige voorzieningenprocedures, bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de Raad van State, juncto de Wet milieubeheer, de Omgevingswet en de Wet bodembescherming, voor zover het taken betreft, bedoeld in artikel 20 van de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond.
N
In artikel 5.12 wordt ‘artikel 30 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’ vervangen door ‘de artikelen 7, tweede lid en 7a, eerste en tweede lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’.