Verordening inwonersparticipatie Eindhoven

De raad van de gemeente Eindhoven;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 juni 2023;

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet;

gelet op de nadere toelichting van 7 november 2023;

gelet op de behandeling in de meningsvormende vergaderingen van 21 november 2023;

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening inwonersparticipatie Eindhoven

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bestuursorgaan: raad, burgemeester of burgemeester en wethouders;

  • -

    inspraak: vorm van inwonersparticipatie, bestaande uit een door een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, bezoekers, bedrijven, maatschappelijke organisaties, overheidsorganisaties of belanghebbenden om hun mening te geven over een voornemen tot het vaststellen of wijzigen van gemeentelijk beleid voorafgaand aan de definitieve besluitvorming van een bestuursorgaan;

  • -

    inwonersparticipatie: het op initiatief van een bestuursorgaan betrekken van inwoners, bezoekers, bedrijven, maatschappelijke organisaties, overheidsorganisaties of belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 2 Inwonersparticipatie

Artikel 2 Onderwerp inwonersparticipatie

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inwonersparticipatie wordt toegepast en motiveert waarom wel of niet tot inwonersparticipatie wordt besloten.

  • 2.

    Inwonersparticipatie wordt altijd toegepast als de wet dit verplicht.

  • 3.

    Er is geen inwonersparticipatie mogelijk:

    • a.

      als inwonersparticipatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • b.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsruimte heeft;

    • c.

      inzake de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet; of

    • d.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inwonersparticipatie niet kan worden afgewacht;

    • e.

      als het belang van inwonersparticipatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Procedure inwonersparticipatie

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt voorafgaand aan een inwonersparticipatietraject vast op welke manier inwonersparticipatie wordt toegepast en legt daartoe in ieder geval de volgende punten vast:

    • a.

      het onderwerp en het doel van de inwonersparticipatie;

    • b.

      de beoogde deelnemers aan de inwonersparticipatie en de wijze waarop zij worden benaderd;

    • c.

      de wijze waarop inspanningen worden verricht om:

      • i.

        de inwonersparticipatie voor alle beoogde deelnemers toegankelijk te maken;

      • ii.

        de deelnemers gedurende het traject gelijkwaardige kansen te bieden om deel te nemen; en

      • iii.

        diverse meningen op te halen en de verschillende relevante belangen in kaart te brengen;

    • d.

      de rol van de deelnemers in het traject en de aard van de inbreng gelet op de beïnvloedingsruimte;

    • e.

      de wijze waarop en het tijdvak waarin de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • f.

      de wijze waarop met deelnemers wordt gecommuniceerd gedurende het traject;

    • g.

      de begroting van de kosten van de inwonersparticipatie; en

    • h.

      de wijze waarop een evaluatie van de inwonersparticipatie plaatsvindt.

  • 1.

    Het bestuursorgaan maakt voor de start van het traject bekend op welke manier inwonersparticipatie wordt toegepast, aan de hand van de in het eerste lid genoemde punten. Dit gebeurt voor de beoogde deelnemers op de voor dat traject geschikte wijze en voor een ieder via de publiek toegankelijke bronnen.

  • 2.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om het traject aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat de deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

  • 3.

    Bij de voorbereiding van een raadsvoorstel informeren burgemeester en wethouders de gemeenteraad voor de start van het traject over de manier waarop inwonersparticipatie wordt toegepast.

  • 4.

    De vorige leden gelden niet voor situaties waarin toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bij wet verplicht is gesteld voor het verlenen van inspraak. In die situaties worden de in die afdeling neergelegde regels van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure gevolgd.

Artikel 4 Terugkoppeling inwonersparticipatietraject

  • 1.

    Nadat het tijdvak is verstreken waarin de deelnemers hun inbreng kunnen leveren, zorgt het bestuursorgaan voor een terugkoppeling over het inwonersparticipatietraject, bijvoorbeeld in de vorm van een inwonersparticipatieverslag. De terugkoppeling bevat in ieder geval op hoofdlijnen:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde inwonersparticipatietraject, met daarin aandacht voor de procedure, de deelnemers en de kosten;

    • b.

      een weergave van de inbreng van de deelnemers;

    • c.

      een toelichting hoe met de inbreng van de deelnemers is of wordt omgegaan in relatie tot het besluitvormingsproces.

  • 2.

    Het bestuursorgaan informeert de deelnemers op de voor dat traject geschikte wijze en maakt de terugkoppeling openbaar voor een ieder via de publiek toegankelijke bronnen. Als inwonersparticipatie is toegepast in het kader van de voorbereiding van een raadsvoorstel, voegen burgemeester en wethouders de terugkoppeling van dat inwonersparticipatietraject als bijlage bij het raadsvoorstel.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Evaluatie verordening en monitoring

De uitvoering van deze verordening wordt vierjaarlijks geëvalueerd. Burgemeester en wethouders zenden na afronding van deze evaluatie aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening in de praktijk.

Artikel 6 Intrekking verordening

De Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding, overgangsregeling en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de datum van bekendmaking in het gemeenteblad, met dien verstande dat voor samenspraakprocedures en inspraakprocedures die voor de inwerkingtreding van deze verordening door het bestuursorgaan zijn vastgesteld de Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008 van toepassing blijft.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inwonersparticipatie Eindhoven.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 november 2023.

De griffier,

De voorzitter,

Toelichting Verordening inwonersparticipatie Eindhoven

Algemeen

 

Aanleiding

Op 23 september 2022 is het wetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau bij de Tweede Kamer ingediend. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd artikel 150 van de Gemeentewet te wijzigen. Dit onder meer door gemeenten te verplichten een verordening door de raad te laten vaststellen “waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid worden betrokken”. Hiermee wordt de huidige plicht uit dat artikel qua fases uitgebreid met de uitvoerings- en evaluatiefase. Dit sluit volgens de wetgever aan bij de bestaande praktijk. Het meest gewichtige doel van het wetsvoorstel is te bevorderen dat in elke gemeente heldere kaders en spelregels voor inwonersparticipatie worden opgesteld die passen bij de lokale omstandigheden. Door vooraf heldere kaders en voorwaarden te stellen voor inwonersparticipatie, worden formele zekerheid, verwachtingen en transparantie bevorderd en juridische procedures achteraf verminderd. Dit versterkt het vertrouwen in de representatieve democratie en brengt de decentrale volksvertegenwoordiging in positie, aldus de wetgever. Relevante uitgangspunten voor behoorlijke inwonersparticipatie die in het wetsvoorstel worden benoemd zijn maatwerk, ruimte voor zeggenschap en beïnvloeding, een duidelijk en transparant proces en oog voor representativiteit en inclusiviteit. 1

 

De gemeente Eindhoven onderschrijft het bovengenoemde doel van de wetgever en de aangestipte relevante uitgangspunten. Zo vindt de gemeente Eindhoven het namelijk belangrijk haar inwoners, bezoekers, bedrijven, maatschappelijke organisaties, overheidsorganisaties of andere belanghebbenden te betrekken bij het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van gemeentelijk beleid. Samen met al die partijen wordt ‘de stad gemaakt’. De gemeenteraad van Eindhoven heeft in 2021 met het vaststellen van het beleidskader ‘Nota Inwoners en Overheidsparticipatie’ (IOP) bewust gekozen voor heldere uitgangspunten en ambities ten aanzien van inwonersparticipatie. Dit op basis van drie pijlers: Doelgericht Maatwerk, Bewust Gesprek en Energie & Vernieuwing. Deze pijlers komen op verschillende punten terug in hoofdstuk 2 van deze verordening. Dit is het meest zichtbaar bij de opdracht die gemeentelijke bestuursorganen in artikel 2 van deze verordening wordt gegeven. Grof gezegd zorgen deze pijlers er voor dat, als wordt overgegaan tot toepassing van inwonersparticipatie, diverse stakeholders worden betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid en dat er uiteindelijk een transparante belangenafweging wordt gemaakt om tot besluitvorming te komen. Dit alles op basis van een open houding en wederzijds respect.

 

Gelet op het doel van de wetgever én op het hierboven genoemde in 2021 vastgestelde beleidskader wordt aanleiding gezien om de Eindhovense regelgeving in lijn te brengen met de beoogde wijziging van artikel 150 van de Gemeentewet. De Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008 wordt daarom vervangen door de Verordening inwonersparticipatie Eindhoven (hierna: deze verordening). Dat het wetsvoorstel nog niet is aangenomen, staat hieraan niet in de weg. De raad is nu ook al bevoegd – maar nog niet verplicht – om ten aanzien van inwonersparticipatie een qua fases bredere verordening vast te stellen.

 

Doelen

De bepalingen in deze verordening bevatten hoofdzakelijk verplichtingen en opdrachten voor de gemeentelijke bestuursorganen. Daarmee wordt allereerst beoogd om de afweging om wel of geen inwonersparticipatie toe te passen een vast onderdeel van besluitvormingsprocessen te maken. Dit wil overigens niet zeggen dat steevast inwonersparticipatie moet worden toegepast, maar wel dat over het gebruik van dat instrument moet zijn nagedacht. Als besloten wordt om inwonersparticipatie toe te passen, biedt deze verordening een handvat, in de vorm van een raamwerk bestaande uit met name procedurele regels, voor de inrichting van het inwonersparticipatietraject. Gemeentebreed waarborgt dit een eenduidige aanpak, zonder dat ruimte voor maatwerk ontbreekt. Ook aan de andere door de wetgever genoemde relevante uitgangspunten is in deze verordening aandacht besteed. Dit wordt in de artikelsgewijze toelichting op verschillende punten benadrukt.

 

Minstens zo belangrijk is dat potentiële deelnemers aan inwonersparticipatie met dit raamwerk zijn gebaat. Zo wordt voor hen inzichtelijk waarom wel of niet tot inwonersparticipatie wordt besloten. Als wel tot inwonersparticipatie wordt besloten, wordt vooraf duidelijk gemaakt wat de aanpak is van het bestuursorgaan en wat de ‘spelregels’ zijn binnen dat inwonersparticipatietraject. Na afloop van dat traject wordt toegelicht wat er uiteindelijk met de inbreng is gedaan. Deze transparantie richt zich overigens niet alleen op de deelnemers, maar op iedere geïnteresseerde. Voor verschillende momenten is openbaarmaking voor een ieder via de publiek toegankelijke bronnen voorgeschreven.

 

In opmaat naar het opstellen van deze verordening is de gemeente in gesprek gegaan met een brede vertegenwoordiging van partners uit de stad - uiteenlopend van bewonersorganisaties tot ontwikkelaars en van belangenvertegenwoordigers tot jongerenorganisaties - om ervaringen, verbetermogelijkheden en toekomstbeelden op te halen. Vanuit de gevoerde dialooggesprekken en de afsluitende bijeenkomst hebben we inzicht gekregen in hoe de stakeholders de samenwerking met elkaar en met de gemeente ervaren verdeeld in vijf thema’s: vorm & organisatie, kaders & verwachtingen, vertrouwen, motivatie en diversiteit & representativiteit. De uitkomsten hiervan vormen een basis voor de artikelen 3 en 4 en zijn waar relevant in de toelichting meegenomen. Ook resultaten van verschillende evaluatie trajecten van de afgelopen jaren zijn hierin verwerkt.

 

Eén belangrijke overkoepelende les die uit de gesprekken naar voren kwam is samen te vatten als “serieus genomen worden”. Terugblikkend op de gesprekken zijn er in hoofdlijnen vier elementen te onderscheiden, waaruit “serieus genomen worden” bestaat: tijdigheid, relevantie, informatie(evenwicht) en terugkoppeling. Artikelen 2,3, en 4 van deze verordening geven op verschillende manieren invulling aan deze elementen. Hiermee vormen deze elementen en de dillema’s die uit de gesprekken naar boven kwamen een basis voor de werkwijze van de gemeente. Ter uitvoering van deze verordening hanteert de gemeente passende instrumenten en werkprocessen om de voorgeschreven werkwijze in de praktijk structureel toe te passen.

 

De verhouding tot andere regelingen

In een aantal bepalingen van deze verordening is de koppeling gemaakt met andere regelgeving. Zo wordt er in zijn algemeenheid gewezen op de verhouding tot hogere regelgeving. Daarnaast is er in artikel 3 een afzonderlijke bepaling gewijd aan de gevallen waarin voor inspraak (een vorm van inwonersparticipatie), de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is neergelegd in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bij wet verplicht is gesteld. Voor die gevallen gelden andere regels dan voor andere vormen van inwonersparticipatie. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3, vijfde lid, van deze verordening is dit uitgelegd. Voor wat betreft de verhouding tot de Omgevingswet geldt dat deze verordening wordt toegepast voor zover inwonersparticipatie wordt toegepast bij het voorbereiden, uitvoeren of evaluatie van gemeentelijk beleid in het kader van de Omgevingswet.

 

Andere beïnvloedingsmogelijkheden

Naast inwonersparticipatie bestaan er andere mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het gemeentelijk beleid. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij de meningsvormende vergadering, het indienen van een voorstel om een onderwerp op de agenda van de raadsvergadering te plaatsen (lees: een burgerinitiatiefvoorstel), het algemene in de Grondwet verankerde recht van petitie, het actieve en passieve kiesrecht met betrekking tot de gemeentelijke verkiezingen en het schrijven van brieven of bezoeken van informatiebijeenkomsten. Tot slot bevat de Algemene wet bestuursrecht regels over het recht tot het indienen van een klacht over een gedraging die valt toe te rekenen aan een gemeentelijk bestuursorgaan en over het starten van bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures naar aanleiding van appellabele besluiten van gemeentelijke bestuursorganen. Voor dit laatste is wel vereist dat degene die zo’n procedure start als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt.

 

Benadrukt wordt dat in deze verordening uitsluitend regels worden gesteld over inwonersparticipatie. De andere hierboven aangestipte beïnvloedingsmogelijkheden vallen niet onder het toepassingsbereik van deze verordening.

 

Bezwaar- of (hoger) beroepsprocedures

Deze verordening biedt geen grondslag voor het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar zijn voor bezwaar en (hoger) beroep. De te maken keuzes rondom inwonersparticipatie op basis van deze verordening maken onderdeel uit van besluitvorming over de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid. Of tegen dergelijke besluitvorming bezwaar kan worden gemaakt of (hoger) beroep kan worden ingesteld, zal steeds van geval tot geval moeten worden bekeken. Slechts via die band kan het inwonersparticipatietraject onderdeel worden van een bestuursrechtelijke procedure. Te denken valt bijvoorbeeld aan de vraag of het bestuursorgaan de besluitvorming voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd (mede) in het licht van het inwonersparticipatieresultaat.

 

Evaluatie

Deze verordening wordt vierjaarlijks geëvalueerd. Deze verplichting is opgenomen in een afzonderlijke bepaling.

 

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Definities

Bestuursorgaan

De werking van deze verordening is beperkt tot de bestuursorganen die zijn genoemd in artikel 6 van de Gemeentewet: raad, burgemeester of burgemeester en wethouders. Dit omdat met name die bestuursorganen zich binnen een gemeente bezighouden met de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van beleid, waarbij inwonersparticipatie van toegevoegde waarde kan zijn. Bij andere gemeentelijke bestuursorganen zoals een heffingsambtenaar of (bepaalde) commissies is dit minder het geval, vanwege de taken en onderwerpen waarmee die bestuursorganen zich bezighouden.

 

Inspraak

In de definitie wordt een opsomming gegeven van potentiële deelnemers bij inspraak. Het is echter niet zo dat al deze deelnemers bij inspraak altijd moeten deelnemen of hiertoe door het bestuursorgaan moeten worden uitgenodigd. Dit blijkt uit het gebruik van het woord ‘of’ in die opsomming.

 

Het aanwijzen van beoogde deelnemers is afgebakend als inspraak bij wet verplicht is gesteld. Zie hiervoor artikel 3, vijfde lid, van deze verordening in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Inwonersparticipatie

In de definitie wordt een opsomming gegeven van potentiële deelnemers aan inwonersparticipatie. Het is echter niet zo dat al deze deelnemers aan elk inwonersparticipatietraject moeten deelnemen of hiertoe door het bestuursorgaan moeten worden uitgenodigd. Dit blijkt uit het gebruik van het woord ‘of’ in die opsomming. Zoals uit artikel 3, eerste lid, van deze verordening volgt, maakt het bestuursorgaan bij toepassing van inwonersparticipatie steeds een keuze over de beoogde deelnemers; oftewel over de doelgroep van het concrete inwonersparticipatietraject.

 

Onder overheidsorganisaties in de zin van deze definitie vallen onder andere (de bestuursorganen van) ministeries, waterschappen, provincies, gemeenten, de politie, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Het begrip ‘belanghebbende’ heeft eenzelfde betekenis als in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

 

Hoofdstuk 2 Inwonersparticipatie

 

Artikel 2 Onderwerp inwonersparticipatie

Eerste lid

Bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid moet het bestuursorgaan steeds overwegen en besluiten of het instrument inwonersparticipatie wordt ingezet. Zoals bij elke bevoegdheid kan het bestuursorgaan hier beleidsregels voor opstellen (artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht).

 

Het besluit van het bestuursorgaan tot het wel of juist niet inzetten van inwonersparticipatie is geen besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt of (hoger) beroep kan worden ingesteld. Uiteraard moet dit besluit wel berusten op een deugdelijke motivering. Met deugdelijk wordt bedoeld dat de motivering het besluit moet kunnen dragen.

 

Geschreven wordt dat het bestuursorgaan besluit. Dit laat onverlet dat er in de praktijk ook namens het bestuursorgaan kan worden besloten. Het bestuursorgaan kan daartoe mandaat verlenen aan bijvoorbeeld sector- of afdelingshoofden. In de praktijk wordt vaak gewerkt met zo’n mandaatconstructie. De mogelijkheid tot het verlenen van mandaat ziet niet alleen op het besluit dat in dit eerste lid wordt gevraagd, maar ook op alle andere situaties in deze verordening waarin een besluit van het bestuursorgaan is voorgeschreven.

 

Voor beslissingen van de raad betekent dit lid in de praktijk het volgende: in het algemeen zijn burgemeester en wethouders op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd om beslissingen van de raad voor te bereiden. Zij besluiten dus of er in het kader van die voorbereiding inwonersparticipatie plaatsvindt. De raad is vervolgens bevoegd om op basis van die voorbereiding – neergelegd in een raadsvoorstel – een beslissing te nemen. Om te voorkomen dat de raad zich niet in een door burgemeester en wethouders uitgedacht inwonersparticipatietraject kan vinden, met het risico dat de raad om die reden niet conform een raadsvoorstel beslist, wordt de raad voorafgaand aan het traject geïnformeerd. Zie hiervoor artikel 3, vierde lid, van deze verordening en de bijbehorende artikelsgewijze toelichting.

 

Tweede lid

Onder andere de Omgevingswet respectievelijk het Omgevingsbesluit bevatten verplichtingen op het gebied van inwonersparticipatie. Van dergelijke verplichtingen mag niet worden afgeweken, ook niet op basis van deze verordening. Een wet staat namelijk hoger in rangorde dan deze verordening.

 

Derde lid

Toepassing van inwonersparticipatie is voor een aantal situaties uitgesloten. Dit vanwege het volgende, waarbij de letter overeenkomt met de onderdelen in dit lid:

  • a.

    In hogere regelgeving is bepaald dat inwonersparticipatie niet is toegestaan. Het spreekt voor zich dat het bestuursorgaan niet in strijd met hogere regelgeving mag handelen.

  • b.

    Als het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsruimte heeft, kan er via inwonersparticipatie geen of nauwelijks invloed uitgeoefend worden op het uiteindelijk door het bestuursorgaan te nemen besluit. Hierdoor is de inzet van inwonersparticipatie niet zinvol. Denk bijvoorbeeld aan de wijze waarop de basisregistratie personen in de gemeente Eindhoven wordt bijgehouden. Deze wijze dwingend is voorgeschreven in de Wet basisregistratie personen.

  • c.

    Besluitvorming rondom de financiën van de gemeente is in de Gemeentewet opgedragen aan de raad. Deze onderwerpen, mede gelet op de (procedure)regels die daarvoor zijn opgenomen in de Gemeentewet, lenen zich niet voor inwonerparticipatie.

  • d.

    De snelheid waarmee actie vanuit het bestuursorgaan is vereist, verhoudt zich niet met de tijd die gepaard gaat met het doorlopen van een inwonersparticipatietraject. Denk hierbij bijvoorbeeld aan crisissituaties.

  • e.

    Bepaalde besluitvorming omtrent kwetsbare doelgroepen of een gedeelte van die besluitvorming verhoudt zich niet of moeilijk met de relevante uitgangspunten van inwonersparticipatie zoals die omschreven zijn in het algemene deel van de toelichting. Het belang (of: de verplichting) van de gemeente om de vereiste verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor kwetsbare doelgroepen weegt in die gevallen daarom zwaarder dan het toepassen van inwonersparticipatie. Te denken valt aan de vestiging van een opvanglocatie voor daklozen of een asielzoekerscentrum. Benadrukt wordt dat deze bepaling inwonersparticipatie voor die onderwerpen niet per definitie geheel uitsluit. Zo is het denkbaar dat bijvoorbeeld de locatiekeuze van een dergelijk onderwerp uitgesloten wordt, maar dat er voor andere aspecten van de vestiging wel een bepaalde vorm van inwonersparticipatie wordt toegepast. Deze bepaling biedt hiertoe ruimte door de belangenafweging die hierin is neergelegd.

Artikel 3 Procedure inwonersparticipatie

Eerste lid - algemeen

Als besloten wordt inwonersparticipatie toe te passen, maakt het inwonersparticipatietraject onderdeel uit van de voor te bereiden besluitvorming. Inwonersparticipatie is vormvrij en kan op uiteenlopende manieren plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan informatie- of inspraakbijeenkomsten, enquêtes/peilingen, adviesraden of een burgertop. Ook voor wat betreft de inrichting van een concreet inwonersparticipatietraject is het bestuursorgaan vrij. Er bestaat dus ruimte voor maatwerk. Wel is voorgeschreven dat er voorafgaand aan de start van zo’n traject een aantal punten keuzes worden gemaakt en dat deze keuzes worden vastgelegd. Dit om gemeentebreed op een eenduidige wijze te waarborgen dat al deze punten bij toepassing van inwonersparticipatie zijn doordacht. Door te vergen dat de gemaakte keuzes ook worden vastgelegd, kan hier tijdens of na afloop van het traject op worden teruggegrepen.

 

Het vastleggen van de procedure vooraf heeft als doel om het participatieproces zoveel mogelijk voorafgaand overzichtelijk te maken en te communiceren. Op deze manier weten de deelnemers en de betrokkenen wat ze kunnen verwachten. Het detailniveau waarop de stappen en de vormen van het participatietraject voor de start vastgelegd kunnen worden vraagt ook ruimte voor maatwerk. Enerzijds hebben de betrokkenen behoefte aan overzicht en heldere kaderstelling. Anderzijds kan het nodig zijn om het proces adaptief in te richten zodat het bijgestuurd kan worden. Te denken valt aan een voorbeeld van het betrekken van specifieke doelgroepen en daarbij horende participatievormen. Als tijdens het proces wordt geconcludeerd dat ondanks de inspanningen een doelgroep niet voldoende betrokken is kan er aanvullend een andere participatie- of communicatievorm worden ingezet om een doelgroep alsnog beter te kunnen bereiken. Tussentijdse evaluatie, bijvoorbeeld bij langere participatietrajecten, kan ook waardevolle inzichten leveren voor verbeteringen tijdens een traject.

 

Als het bestuursorgaan het wenselijk acht dat voor bepaalde gemeentelijke beleidsonderwerpen of soorten besluitvorming een inwonersparticipatietraject in principe op dezelfde wijze vorm wordt gegeven, kan het bestuursorgaan ook daar beleidsregels voor opstellen (artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht). Hiermee kan worden bereikt dat de invulling van een of meerdere punten uit dit eerste lid voortvloeit uit die beleidsregels en die invulling dus niet steeds per inwonersparticipatietraject hoeft te worden uitgedacht.

 

Qua vorm kan voor de vastlegging van de in dit lid genoemde punten eventueel gebruik gemaakt worden van een vast format of invulformulier dat is opgesteld door het bestuursorgaan.

Alleen aan de in dit lid genoemde punten die een toelichting behoeven, wordt hieronder aandacht besteed.

 

Eerste lid – onderdeel a

In dit onderdeel wordt het onderwerp en doel van de inwonersparticipatie zo duidelijk mogelijk ingekaderd, door onder andere aan te geven op welk gedeelte van de beoogde besluitvorming het inwonersparticipatietraject ziet. Een eenvoudig voorbeeld kan dit illustreren: Stel burgemeester en wethouders willen een veldje in een nieuwe woonwijk gaan inrichten en willen de omwonenden hierbij betrekken. Het onderwerp en doel voor het toepassen van inwonersparticipatie voor dat plan kan daarmee nog alle kanten op. De volgende vragen laten dit duidelijk zien: Moet de manier waarop het veldje wordt ingericht nog bepaald worden of staat het voor burgemeester en wethouders al vast dat dit een speeltuin wordt? En als het een speeltuin moet worden, staan alle typen speeltoestellen en de plaatsen daarvan al vast? Zo ja, dan is mogelijk alleen nog de kleur waarin die toestellen geverfd worden onderwerp van inwonerparticipatie. Als het budget voor die verf ook al vaststaat, is het onderwerp nog verder ingekaderd, namelijk: de kleur waarin de speeltoestellen op het veldje geverfd worden, voor een bedrag van maximaal X euro.

 

Daarnaast is het de vraag wat het doel van de inwonerparticipatie is, gelet op dat onderwerp. Dit doel moet steeds van geval tot geval worden bekeken. De doelen voor inwonersparticipatie kunnen uiteenlopend zijn. Te denken valt aan kennis vergaren en relevante belangen in kaart brengen met het oog op betere besluitvorming, grotere democratische legitimatie, draagvlak creëren of meer zeggenschap of eigenaarschap voor inwoners.

 

Eerste lid – onderdeel c

Dit onderdeel ziet op het verlagen van de drempel voor beoogde deelnemers om deel te kunnen nemen aan het inwonersparticipatietraject. Het gaat hierbij dus om diversiteit en inclusiviteit. Hoe wordt bewerkstelligd dat niet alleen de gebruikelijke (club) deelnemers deelneemt, maar ook bijvoorbeeld het zogenoemde ‘stille midden’? Anders gezegd, gestreefd moet worden om een variëteit aan deelnemers met een mogelijk relevante inbreng een daadwerkelijke kans te geven om deel te nemen.

 

Alle deelnemers moeten de gelegenheid krijgen en zich veilig genoeg voelen om hun stem te laten horen, dan wel hun inbreng op een andere wijze naar voren te brengen. Dit geldt dus ook voor degenen die normaliter niet als eerste de vinger op zouden steken of het hoogste woord hebben. Een belangrijk aspect hiervan is het bieden van gelegenheid aan stakeholders om belangen naar voren te kunnen brengen. De vorm doet daar veel in en ook de tijd die wordt geboden.

 

Dit is uiteraard essentieel voor de mate van tevredenheid van de deelnemers aan het betreffende inwonersparticipatietraject, maar ook voor de bereidheid en de motivatie om aan toekomstige trajecten deel te nemen. Verder geldt ook hier dat het uiteindelijke participatieresultaat in dat geval een zo goed mogelijk beeld geeft van de belangen die naar voren zijn gebracht door de deelnemers. Dit stelt het bestuursorgaan in staat om een zo goed en volledig mogelijke afweging te maken voorafgaand aan de besluitvorming en zorgt mogelijk ook voor meer vertrouwen en draagvlak bij de deelnemers.

 

Het toegankelijk maken van het inwonersparticipatietraject en aantrekken van diverse deelnemers kan op verschillende manieren plaatsvinden. Onderwerpen waaraan in elk geval gedacht kan worden zijn: fysiek, digitaal of schriftelijk deelnemen, aantrekkelijke vormen voor het betrekken van specifieke groepen zoals jongeren, Nederlands- of anderstaligen, mensen met een beperking, verschillende kennisniveaus, en de vereiste mate van tijdsbesteding.

 

Eerste lid – onderdeel d

Dit onderdeel gaat over de ruimte voor zeggenschap en beïnvloeding die in een inwonersparticipatietraject wordt gegeven. Door dit vooraf duidelijk en transparant vast te leggen, weten potentiële deelnemers waar zij aan beginnen en kunnen ze een weloverwogen beslissing nemen om wel of niet deel te nemen. Bovendien maakt het communiceren van deze beïnvloedingsruimte nog vóór de start van het inwonersparticipatietraject dat er aan verwachtingsmanagement wordt gedaan. Oftewel, voorkomen wordt dat deelnemers achteraf teleurgesteld zijn dat hun inbreng (veel) minder invloed op de besluitvorming heeft, dan zij hadden verwacht of gehoopt. Deels komt dit mogelijk ook al aan de orde bij het onderwerp van dat traject, bedoeld in onderdeel a van ditzelfde lid.

 

Bij beïnvloedingsruimte kan in de praktijk een keuze worden gemaakt uit: meeweten, meedenken, meewerken, meebeslissen of een combinatie hiervan. Deze termen zijn afkomstig van het op rijksniveau ontwikkelde Factor C (https://www.communicatierijk.nl/vakkennis/factor-c). Kort gezegd wordt in het kader van deze verordening onder deze termen het volgende verstaan:

  • -

    meeweten: de deelnemers hebben geen actieve rol, maar worden wel op de hoogte gehouden;

  • -

    meedenken: de deelnemers leveren een bepaalde inhoudelijke inbreng;

  • -

    meewerken: de deelnemers werken daadwerkelijk mee aan het voorbereiden, uitvoeren of evalueren van gemeentelijke beleid;

  • -

    meebeslissen: deelnemers zijn vanuit hun rol weliswaar niet formeel bevoegd om besluiten tot nemen, maar hebben een doorslaggevende invloed op de besluitvorming.

Deze rollen moeten afhankelijk van de aard en de context van een traject zodanig uitgewerkt worden dat voor de deelnemers de rol en de beïnvloedingsruimte in dat specifieke traject duidelijk zijn. In het geval van verschillende groepen deelnemers wordt een verdeling van de rollen al dan niet op basis van een stakeholderanalyse gemaakt.

 

Een belangrijk aspect hiervan is dat er per project of ontwikkeling een kritische afweging gemaakt moet worden op welk moment participatie gewenst is én uit te leggen waarom deze keuze is gemaakt en welke ruimte er (nog) is voor input. Enerzijds willen stakeholders zo vroeg mogelijk in een traject betrokken worden, zodat zij weten wat er gaat gebeuren en zij hun belangen en wensen op tafel kunnen leggen en beleid kunnen beïnvloeden. Anderzijds is er behoefte aan helderheid en kaders vanuit de gemeente, zodat stakeholders weten waar ze aan toe zijn en tastbaar is wat er gaat gebeuren. Een uitnodiging voor een open gesprek over de wijk of buurt zonder al te veel kaders, geeft ruimte voor goede gesprekken en een brede oogst aan wensen en zorgen. Het kan tegelijkertijd leiden tot teleurstellingen, als niet alle input ook daadwerkelijk een plek kan krijgen in de plannen van de gemeente (of een ontwikkelende partij).

 

Eerste lid – onderdeel e

Om te voorkomen dat deelnemers een inbreng leveren die niet kan worden meegenomen, is het van belang om vooraf heldere kaders te formuleren over de mogelijke vormen waarin een inbreng kan worden geleverd, bijvoorbeeld schriftelijk, mondeling inspreken, een presentatie of in een ander vorm. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop de inbreng kan worden ingebracht, bijvoorbeeld per e-mail, per post, tijdens een bijeenkomst of op een andere wijze. Tot slot geldt dit ook voor de periode waarin het leveren van een inbreng mogelijk is. Leg hiervoor een tijdvak vast, door middel van concrete data – bijvoorbeeld van datum X tot en met dat Y – of door een periode te noemen – bijvoorbeeld een X aantal weken – die op een nader te bepalen tijdstip aanvangt. Het tijdig benaderen van de beoogde deelnemers en voldoende tijd reserveren voor het inbrengen van hun input en interactie is hiervoor van belang.

 

Eerste lid – onderdeel f

Bij deelnemers moet het bekend zijn hoe zij op de hoogte kunnen geraken, dan wel actief worden gehouden, van informatie over het inwonersparticipatietraject.

 

Eerste lid – onderdeel g

Het gaat hier uitsluitend om de begroting ter dekking van de kosten die gepaard gaan met het uitvoeren van het inwonersparticipatietraject.

 

Eerste lid – onderdeel h

Vooraf wordt vastgelegd of het inwonersparticipatietraject wordt geëvalueerd, en zo ja, op welke wijze. Het gaat daarbij uitdrukkelijk om een evaluatie van het verloop van het inwonersparticipatietraject en dus niet om het inhoudelijk beoordelen van de inbreng van de deelnemers. Het daadwerkelijke verloop kan daarbij worden vergeleken met de punten waarop andere onderdelen uit dit eerste lid zien. Los van deze vergelijking is het ook denkbaar dat hobbels of knelpunten tijdens het traject, andere geleerde lessen uit het traject of tips van deelnemers uit een evaluatie naar voren komen.

Het is overigens niet verplicht om elk traject te evalueren. Wel moet de keuze om dit wel of niet te doen, gemotiveerd worden en moet die motivering worden vastgelegd.

 

Tweede lid

Door beoogde deelnemers voorafgaand aan de start van een inwonersparticipatietraject inzicht te geven in de manier waarop dat traject wordt ingericht en wat voor rol hierin voor hen is weggelegd, wordt hen op een transparante wijze de mogelijkheid geboden om een afweging te maken om wel of niet deel te nemen. Door de in het eerste lid genoemde punten op voorhand helder te communiceren, wordt aan verwachtingsmanagement gedaan. Anders gezegd, het is daarmee voor de beoogde deelnemers voorzienbaar waaraan zij deel kunnen nemen.

 

Wat onder ‘de voor dat traject geschikte wijze’ moet worden verstaan, verschilt van geval tot geval. Een drietal simpele voorbeelden verduidelijkt dit. Als beoogd wordt inwoners van een bepaalde straat te laten deelnemen, kan gedacht worden aan een brief of folder in de brievenbussen van die bewoners. Bij ondernemers als beoogde deelnemers is het per e-mail benaderen van ondernemersverenigingen denkbaar en bij jongeren is het plaatsen van een bericht op een online platform of social media mogelijk het meest geschikt. Bij ‘voor een ieder via de publiek toegankelijke bronnen’ kan worden gedacht aan de gemeentelijke website of het gemeenteblad.

 

Derde lid

Als de vooraf vastgelegde en met de beoogde deelnemers gecommuniceerde punten gedurende het inwonersparticipatietraject veranderen, behoren de deelnemers hier logischerwijs zo snel mogelijk van de op hoogte te worden gebracht. Het gaat daarbij niet alleen om informatie over op welke concrete punten het traject wordt aangepast en wat dit betekent voor de deelnemers, maar ook om de reden(en) van die aanpassing(en).

 

Vierde lid

Gedoeld wordt op de situatie waarin burgemeester en wethouders gebruik maken van de bevoegdheid om beslissingen van de raad voor te bereiden. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 160 van de Gemeentewet. Als burgemeester en wethouders in het kader van die voorbereiding bepalen dat en hoe inwonersparticipatie plaatsvindt, dan wordt de raad hier voorafgaand aan dat traject over geïnformeerd. Dit zodat de raad desgewenst nog invloed kan uitoefenen op de invulling van dat traject, met gebruikmaking van de reguliere middelen waarover raadsleden beschikken, zoals het indienen van een motie. Dit is van belang om te voorkomen dat de raad pas zodra zij een beslissing op een raadsvoorstel moet nemen, kennisneemt van en eventueel kritiek uit op het op dat moment al afgeronde inwonersparticipatietraject. In het minst gunstige geval betekent dat dat de raad niet conform het raadsvoorstel beslist en er opnieuw inwonerparticipatie zou moeten plaatsvinden. Vanuit gemeentelijk oogpunt qua tijd, kosten, beeldvorming en enthousiasme en vanuit het oogpunt van de deelnemers is het wenselijk om hierover vooraf duidelijkheid te hebben.

 

Vijfde lid

Hier wordt gewezen op de inspraakprocedure die is neergelegd in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit is een vorm van inwonersparticipatie. In een aantal situaties is het volgen van deze inspraakprocedure bij wet verplicht gesteld. Een voorbeeld betreft de voorbereiding van de beslissing tot verlening van een vergunning voor het exploiteren van een horecabedrijf aan een paracommerciële rechtspersoon (artikel 6 van de Alcoholwet). Verder moet ook bij verschillende situaties in het omgevingsrecht, voorafgaand aan formele besluitvorming, die inspraakprocedure worden gevolgd. In dat geval is het bestuursorgaan dus niet geheel vrij om zelf te bepalen op welke manier inwonersparticipatie wordt toegepast, maar moeten de regels uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden gehanteerd. Het bestuursorgaan kan er echter wel voor kiezen om naast die inspraakprocedure nog ‘meer inwonersparticipatie’ toe te passen, door bijvoorbeeld een buurtbijeenkomst te organiseren, in gesprek te gaan met derden of een enquête uit te zetten. Van belang is dat daarmee de regels uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet worden doorkruist.

 

Overigens mag het bestuursorgaan deze inspraakprocedure die is neergelegd in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht ook volgen als de wet dit niet verplicht. Artikel 3:10 van de Algemene wet bestuursrecht biedt daartoe ruimte. Als het bestuursorgaan van mening is dat deze inspraakprocedure passend is voor een bepaald inwonersparticipatietraject, dan kunnen dus de regels uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden gehanteerd. In dat geval blijven het eerste tot en met het vierde lid van dit artikel wel gelden en moet het bestuursorgaan zich ook daar aan houden. Dit bijt elkaar niet.

 

Artikel 4 Terugkoppeling inwonersparticipatietraject

Eerste lid, algemeen

De terugkoppeling vormt het sluitstuk van het inwonersparticipatietraject en is als vanzelfsprekend zeer belangrijk voor de deelnemers en het bestuursorgaan. Hierin worden deelnemers onder meer geïnformeerd wie er nog meer heeft deelgenomen aan het traject, wat de inbreng van die (andere) deelnemers was en hoe het bestuursorgaan om gaat met ieders inbreng. Afhankelijk van de aard van het inwonersparticipatietraject en de samenstelling van de deelnemers wordt voor een geschikte vorm voor de terugkoppeling gekozen. Bijvoorbeeld als een (uitgebreid) schriftelijk participatieverslag, een interactieve bijeenkomst of een filmpje op relevante media kanalen. Ook een combinatie van verschillende vormen kan geschikt zijn als een terugkoppeling. Hiervoor kunnen dezelfde afwegingen worden gebruikt als bij het opstellen van de procedure van inwonersparticipatie zoals beschreven in het artikel 3 van deze verordening.

 

Het is belangrijk dat de terugkoppeling, onafhankelijk van het vorm, voldoende informatie bevat onder de aspecten genoemd onder a, b en c van dit artikel zodat er helderheid ontstaat voor de deelnemers en dat het bestuursorgaan op basis van deze informatie kan beoordelen of er voldoende inspanningen zijn geleverd in het traject.

 

Daarnaast kan in hogere regelgeving zijn geregeld wat moet worden vastgelegd over het participatietraject. In artikel 4 wordt (anders dan in artikel 3, vijfde lid) niet verwezen naar de inspraakprocedure in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat in artikel 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht alleen wordt bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Mocht de inspraakprocedure uit afdeling 3.4 worden gevolgd en de terugkoppeling in een andere vorm dan een verslag plaatsvinden, dan moet onverkort aan de verplichting uit artikel 3:17 van de Algemene wet bestuursrecht worden voldaan.

 

Ook in het kader van de Omgevingswet moet worden vastgelegd hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van bijvoorbeeld een omgevingsvisie betrokken zijn en wat de resultaten daarvan zijn. In het vaststellingsbesluit voor een omgevingsvisie moet worden gemotiveerd hoe invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid (artikel 10.7 van het Omgevingsbesluit).

 

Eerste lid, onderdeel a

Dit betreft informatie over het daadwerkelijke verloop van het inwonersparticipatietraject, welke informatie dus niet per definitie overeen hoeft te komen met de vastgelegde punten, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van deze verordening.

 

Eerste lid, onderdeel b

Dit hoeft geen letterlijke weergave van de inbreng van alle deelnemers te zijn. Deze inbreng mag ook in zakelijke en samengevatte vorm in het inwonersparticipatieverslag worden opgenomen.

 

Eerste lid, onderdeel c

Voor deelnemers is het belangrijk om te weten hoe het bestuursorgaan tegen hun inbreng aankijkt en op welke manier die meegenomen wordt in het verdere besluitvormingsproces. De transparantie over de manier waarop met de inbreng van de deelnemers wordt omgegaan kan medebepalend zijn voor de bereidwilligheid van deelnemers om in het vervolg wederom deel te nemen aan zo’n traject. Ook het vertrouwen in de overheid en het gevoel als deelnemer serieus genomen te zijn, zijn aspecten die hiermee samenhangen. Tegelijkertijd is het besluitvormingsproces op het moment van de terugkoppeling mogelijk nog niet afgerond. Het bestuursorgaan kan daarom niet altijd aangeven welke inbreng van de deelnemers op welke manier invloed heeft op de besluitvorming maar geeft in ieder geval zoveel mogelijk inzicht in het vervolgproces en relevante afwegingen daarvan.

 

In het verdere besluitvormingsproces kan het bestuursorgaan alsnog inzicht geven in de manier waarop de inbreng van de deelnemers van het inwonersparticipatietraject invloed heeft gehad op de besluitvorming. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat niet alle inbreng van alle deelnemers van invloed is geweest op de besluitvorming doordat er tegenstrijdige belangen zijn geconstateerd. Te denken valt aan een voorbeeld waar belangen van omwonenden van een nieuwbouwperceel afgewogen moeten worden tegen het belang van het oplossen van de woningnood. In dit geval moet het voor de deelnemers duidelijk zijn op basis van welke afwegingen hun inbreng wel of niet meegenomen is in de besluitvorming. Dit vloeit voort uit het motiveringsbeginsel; één van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur waaraan het bestuursorgaan zich in alle gevallen moet houden. Het bestuursorgaan kan een bepaalde inbreng in de context van andere belangen afwegen om te motiveren waarom de inbreng niet kan worden meegenomen.

 

Tweede lid

Zoals hierboven al is opgemerkt, vormt de terugkoppeling het sluitstuk van het inwonersparticipatietraject. Deelnemers moeten dan ook logischerwijs worden geïnformeerd op de voor dat traject geschikte wijze. Ook niet-deelnemers moeten op een geschikte wijze kennis kunnen nemen van de terugkoppeling. Vandaar dat de terugkoppeling openbaar wordt gemaakt (bijvoorbeeld op de gemeentelijke website of in het gemeenteblad), zodat het voor een ieder te raadplegen is. Dit past in het landelijke streven naar een zo open en transparant mogelijke overheid.

 

Als inwonersparticipatie is toegepast in het kader van de voorbereiding van een raadsvoorstel zijn burgemeester en wethouders verplicht om de terugkoppeling, bijvoorbeeld in een vorm van een inwonersparticipatieverslag, als bijlage bij het betreffende raadsvoorstel te voegen. Dit laat overigens onverlet dat er ook in andere situaties voor gekozen kan worden om de raad een terugkoppeling van het inwonersparticipatietraject toe te zenden, eventueel met een begeleidende raadsinformatiebrief. Dit kan aan de orde zijn vanwege de actieve informatieplicht van burgemeesters en wethouders, zoals opgenomen in artikel 169 van de Gemeentewet, en daarmee samenhangend met het oog op de controlerende taak van de raad ten opzichte van burgemeester en wethouders. Naar aanleiding van een dergelijke terugkoppeling kan de bespreking van een inwonersparticipatietraject op verzoek van een of meerdere raadsleden op de raadsvergadering worden geagendeerd.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Evaluatie verordening en monitoring

Het is wenselijk en noodzakelijk om de uitvoering van deze verordening te evalueren. Dit om te kunnen beoordelen of de doelen en beoogde effecten, zoals hierboven verwoord in het algemene deel van de toelichting, worden verwezenlijkt. Het kan zijn dat de huidige vorm van deze verordening daartoe nog niet of onvoldoende volstaat en dus aanpassing behoeft. Dit wordt met een evaluatie zichtbaar.

 

Een evaluatie over een periode van vier jaar wordt passend geacht. Zo is enerzijds de duur van die periode naar verwachting voldoende om daadwerkelijk de effecten van deze verordening te kunnen signaleren. Anderzijds zorgt een vierjaarlijkse evaluatie ervoor dat er niet jarenlang met een verordening moet worden gewerkt die niet goed aansluit bij het werken in de praktijk en/of waarmee de gestelde doelen en beoogde effecten niet of onvoldoende worden bereikt.

 

Een evaluatieverslag wordt na afronding van de evaluatie aan de raad gezonden. Ten behoeve van een evaluatie verzamelen burgemeester en wethouders structureel informatie. Dit bijvoorbeeld op basis van de evaluatie van individuele participatietrajecten, het afleggen van interviews met deelnemers en organisaties, het uitzetten van enquêtes of het steekproefsgewijs bekijken van dossiers waarbij inwonersparticipatie is toegepast.

 

Artikel 6 Intrekking verordening

Er wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de Verordening inwonersparticipatie Eindhoven in werking treedt.

Naar boven