Delegeren onderdelen omgevingsplan

De raad van de gemeente Maashorst;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 3 oktober 2023:

 

gelet op artikel 156 Gemeentewet en artikel 2.8 en 4.14 Omgevingswet;

 

b e s l u i t

  • 1.

    De onderstaande categorieën van gevallen vast te stellen als onderdelen van het omgevingsplan die gedelegeerd zijn aan burgemeester en wethouders:

    • a.

      alle initiatieven die voldoen aan de voorwaarden van de in het omgevingsplan opgenomen regels, onder de voormalige Wet ruimtelijke ordening benoemd als binnenplanse afwijkingen, wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten;

    • b.

      alle initiatieven die niet direct vallen onder categorie 1a en niet genoemd zijn in de categorieën van gevallen opgenomen in het raadsbesluit aangaande het adviesrecht van de gemeenteraad bij aanvragen omgevingsvergunning;

    • c.

      het beleidsneutraal wijzigen van regels benoemd als dubbelbestemmingen en aanduidingen in het omgevingsplan;

    • d.

      het beleidsneutraal opnemen van onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen in het omgevingsplan;

    • e.

      het nemen van een voorbereidingsbesluit;

    • f.

      het verwerken van onherroepelijke omgevingsvergunningen;

    • g.

      het verwerken van vastgesteld beleid en beleidsregels, waaronder concrete doelstellingen uit de Omgevingsvisie en programma’s;

    • h.

      het verwerken van gewijzigde hogere wet- of regelgeving, instructieregels, projectbesluiten en gerechtelijke uitspraken van andere overheden en instanties;

    • i.

      het corrigeren van beleidsneutrale omissies in het omgevingsplan;

    • j.

      het aanbrengen van wijzigingen van technische of administratieve aard.

  • 2.

    Het besluit gelijktijdig in werking te laten treden met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • 3.

    Het besluit één jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet te evalueren.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 16 november 2023.

De raad voornoemd,

de griffier,

mr. N.E. Gradisen

de voorzitter,

M.J.D. Donders-de Leest (wnd.)

Bijlage 1 Delegeren onderdelen omgevingsplan

 

Toelichting op categorieën van gevallen.

 

De onderstaande opsomming geeft de categorieën van gevallen weer, met een toelichting, waarvan wordt voorgesteld ze te delegeren aan het college. De algemene regel is dat er alleen sprake is van delegatie als een gewenste wijziging onder één (of meer) van de categorieën van gevallen valt. In het uitzonderlijke geval dat meerdere categorieën van gevallen van toepassing zijn maar met elkaar in tegenspraak zijn, is er geen sprake van delegatie en blijft uw raad bevoegd.

 

  • a.

    Alle initiatieven die voldoen aan de voorwaarden van de in het omgevingsplan opgenomen regels, onder de voormalige Wet ruimtelijke ordening benoemd als binnenplanse afwijkingen, wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten.

  • In de Omgevingswet wordt voor de in bestemmingsplannen opgenomen wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen niet in overgangsrecht voorzien: beide instrumenten kunnen straks niet meer gebruikt worden. Ze geven echter nog wel het ruimtelijk beleid van uw raad weer op het moment van vaststelling van dat bestemmingsplan. Het kan dus nog steeds wenselijk zijn om onder dezelfde voorwaarden gehoor te geven aan initiatieven. Beide instrumenten vallen nu reeds onder de bevoegdheid van het college en het advies is om dat onder de Omgevingswet voort te zetten. Het was in feite al een soort van gedelegeerd van een deel van het bestemmingsplan van de raad aan het college.

  • De binnenplanse afwijkingen, opgenomen in de bestemmingsplannen, worden onder de Omgevingswet als buitenplanse afwijkingen gezien. Dit type afwijking is in de huidige bestemmingsplannen al door de raad ‘overgedragen’ voor afweging door het college in het bestemmingsplan.

  • b.

    Alle initiatieven die niet direct vallen onder categorie a. en niet genoemd zijn in de categorieën van gevallen opgenomen in het raadsbesluit aangaande het adviesrecht van de gemeenteraad bij aanvragen omgevingsvergunning.

  • Deze categorie omvat alle initiatieven waarvoor de raad (in het geval van een aanvraag omgevingsvergunning) géén adviesrecht heeft voorgeschreven, én tevens niet vallen onder categorie a. Anders gezegd, deze categorie sluit alle initiatieven uit van delegatie, indien ze (bij een aanvraag omgevingsvergunning) voor adviesrecht voorgelegd moeten worden aan uw raad. De uitzondering wordt gevormd door initiatieven die qua bevoegdheid nu al bij het college liggen: binnenplanse afwijking, wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsverplichting (zie toelichting bij categorie a). Dit om te voorkomen dat er juist méér initiatieven - en dus wijzigingen van het omgevingsplan - bij uw raad komen, dan nu het geval is.

  • c.

    Het beleidsneutraal wijzigen van regels benoemd als dubbelbestemmingen en aanduidingen in het omgevingsplan.

  • In bestemmingsplannen wordt veelvuldig gebruik gemaakt van dubbelbestemmingen en aanduidingen. Door omstandigheden of voortschrijdend inzicht kan het voorkomen dat een dubbelbestemming of een aanduiding niet langer van toepassing is of beperkend werkt voor een gewenste ontwikkeling.

  • Het moet bij deze categorie gaan om beleidsneutrale wijzigingen, die niet mogen leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van andere belanghebbenden of in strijd zijn met vastgesteld raadsbeleid.

  • d.

    Het beleidsneutraal opnemen van onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen in het omgevingsplan.

  • In het (tijdelijke) omgevingsplan zijn de gemeentelijke verordeningen met een ruimtelijk component niet opgenomen. In de komende jaren moeten deze verordeningen alsnog verwerkt worden in het omgevingsplan. Het gaat bijvoorbeeld om veelvoorkomende onderwerpen als uitritten, kapvergunningen, evenementen etc. Veel van de regels in de verordeningen worden al jarenlang overgenomen uit de standaardopzet van de VNG en kunnen in zoverre als beleidsneutraal worden beschouwd. Voor deze onderdelen kan delegatie aan het college tot een snellere harmonisatie en actualisatie van het (tijdelijke) omgevingsplan leiden.

  • e.

    Het nemen van een voorbereidingsbesluit.

  • Het voorbereidingsbesluit is een besluit dat tijdelijk ontwikkelingen tegenhoudt, die op grond van de geldende regels wel mogelijk zijn. De bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit kan onder de Omgevingswet worden gedelegeerd aan het college. Deze mogelijkheid is opgenomen omdat het college ook de wijziging van het omgevingsplan voorbereidt en (mits gedelegeerd) ook kan vaststellen. Een bijkomend voordeel van delegatie is dat alleen een collegebesluit nodig is om snel te reageren op een ongewenste situatie. De raadsagenda laat niet altijd toe om in een korte tijd een voorbereidingsbesluit te nemen. Bij het nemen van een voorbereidingsbesluit wordt uw raad geïnformeerd.

  • f.

    Het verwerken van onherroepelijke omgevingsvergunningen.

  • Naar verwachting worden initiatieven in de toekomst steeds vaker met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakt. Dit kan straks ook nog steeds in afwijking van het omgevingsplan. De Omgevingswet bepaalt dat de gemeenteraad vergunningen voor buitenplanse omgevingsactiviteiten binnen vijf jaar moet verwerken in het omgevingsplan. De raad stuurt op hoofdlijnen en het verwerken van verleende omgevingsvergunningen is een administratieve handeling (achteraf) die door het college kan worden uitgevoerd.

  • g.

    Het verwerken van vastgesteld beleid en beleidsregels, waaronder concrete doelstellingen uit de Omgevingsvisie en programma’s.

  • Wanneer de raad of het college beleidsregels heeft vastgesteld die doorvertaling in het omgevingsplan behoeven, kan dit door het college gebeuren. Het gaat immers om het vertalen van beleid waarbij de inhoudelijke afweging al heeft plaatsgevonden. Een dergelijke wijziging van delen van het omgevingsplan is aan te merken als een administratieve handeling. Alleen geldend als uw raad bij de vaststelling van dat beleid akkoord is gegaan met uitwerking van (delen) van dat beleid door het college.

  • h.

    Het verwerken van gewijzigde hogere wet- of regelgeving, instructieregels, projectbesluiten en gerechtelijke uitspraken van andere overheden en instanties.

  • Het Rijk, de provincie en het waterschap kunnen instructieregels voor het gemeentelijke omgevingsplan vaststellen. De instructieregels zijn een vertaling van het beleid van de hogere overheid en staat als zodanig niet open voor zelfstandig beroep.

  • Hetzelfde geldt voor (onherroepelijke) projectbesluiten en gerechtelijke uitspraken: deze zullen ook verwerkt moeten worden in het omgevingsplan. De raad stuurt op hoofdlijnen en het vertalen van Instructieregels en projectbesluiten is een administratieve handeling. Het betreft alleen gevallen die beleidsneutraal zijn of waar geen beleidsvrijheid is voor de gemeente.

  • i.

    Het corrigeren van beleidsneutrale omissies in het omgevingsplan.

  • In de vigerende bestemmingsplannen (c.q. omgevingsplan) worden af en toe inhoudelijke omissies gesignaleerd, waarbij een correctie gerechtvaardigd is. Het gaat om beleidsneutrale gevallen, zoals een verleende omgevingsvergunning die niet geïnventariseerd was, een aanduiding die op de verbeelding is weggevallen of aan een verkeerd perceel is toegekend etc. Door het rechtzetten van dergelijke constateringen te delegeren, wordt de proceduretijd korter en kunnen belanghebbenden sneller geholpen worden.

  • j.

    Het aanbrengen van wijzigingen van technische of administratieve aard.

  • Het omgevingsplan omvat veel onderwerpen, regels en toelichtingen en nu en dan zal een wijziging nodig zijn van technische of administratieve aard. Bijvoorbeeld in het geval van een duidelijke verschrijving, aanpassingen van de artikelsgewijze toelichting, het aanpassen van begripsbepalingen, verbeteren van relatie met toepasbare regels etc.

Naar boven