Besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2023

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek

 

gelet op het bepaalde in

 

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; en

 

de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hilvarenbeek 2023;

 

B e s l u i t e n :

 

Vast te stellen:

 

Besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2023

 

Uitvoering Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2023

 

1 Procedure Wmo

Artikel 1.1 Quickscan, integrale vraaganalyse, plan van aanpak

  • 1.

    Nadat de inwoner zich heeft gemeld, vindt er een quickscan plaats.

  • 2.

    Via de quickscan wordt vastgesteld op welke leefdomeinen door de inwoner beperkingen in de zelfredzaamheid worden ervaren. Er zijn 6 leefdomeinen:

    • Gezondheid/regie op eigen leven;

    • wonen;

    • financiën;

    • maatschappelijke participatie;

    • gezin en huiselijke relaties, en opvoeding;

    • sociaal netwerk.

  • 3.

    Op basis van de integrale vraaganalyse wordt per leefdomein in kaart gebracht wat de bestaande situatie van de inwoner is en wat de gewenste resultaten per leefdomein zijn.

  • 4.

    In het plan van aanpak wordt per leefdomein bepaald welke gewenste resultaten dienen te worden bereikt.

Artikel 1.2 Persoonlijk plan

  • 1.

    Als de inwoner binnen 7 dagen na de melding schriftelijk een persoonlijk plan indient, wordt dit bij het onderzoek betrokken.

  • 2.

    Uit het persoonlijk plan moet in ieder geval blijken op welke manier de inwoner zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning vorm wil geven

Artikel 1.3 Aanvraag en beschikking

  • 1.

    Het door de inwoner ondertekende en bij het college ingediende plan van aanpak kan worden aangemerkt als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening

  • 2.

    Het plan van aanpak wordt als bijlage aan de beschikking toegevoegd

  • 3.

    Voor het product Wmo begeleiding wordt het plan van aanpak gemaakt door SIEM welke door het college gemandateerd is om te beschikken. Het ondertekende plan van aanpak wordt aan de inwoner toegestuurd en is tevens de beschikking

2 Procedure Jeugd

Artikel 2.1 Quickscan, integrale vraaganalyse, plan van aanpak

  • 1.

    Wanneer een jeugdige en/of ouder, pleegouder of gemachtigde een hulpvraag heeft gemeld, bevestigt de Toegang de ontvangst van de hulpvraag schriftelijk.

  • 2.

    Naar aanleiding van deze melding voert de Toegang een quickscan uit. De quickscan bestaat uit een eerste korte vraagverkenning. Via de quickscan wordt vastgesteld op welke leefdomeinen door de inwoner beperkingen in de zelfredzaamheid worden ervaren. Er zijn 6 leefdomeinen:

    • Gezondheid/regie op eigen leven;

    • wonen;

    • financiën;

    • maatschappelijke participatie;

    • gezin en huiselijke relaties, en opvoeding;

    • sociaal netwerk.

  • 3.

    Uitsluitend onderstaande andere verwijzers hoeven geen melding van een hulpvraag te maken bij de Toegang:

    • a.

      De huisarts, jeugdarts en medisch specialist (artikel 2.6 lid 1 sub e van de wet), tenzij het de inzet van hoog specialistische jeugdhulp betreft.

    • b.

      De gecertificeerde instelling (op grond van artikel 3.5 lid 1 van de wet), de rechter indien het bieden van jeugdhulp rechtstreeks voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing (op grond van artikel 3.5 lid 4 van de wet), het openbaar ministerie en de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële jeugdinrichting (artikel 2.4 lid 2 van de wet)

    • c.

      Het college zelf (in de praktijk: de burgemeester) op grond van artikel 6.1.2 lid 1 en 5 van de wet. Het gaat erom, dat een machtiging om een jeugdige in een gesloten accommodatie op te laten nemen kan worden verleend.

    • d.

      De rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële jeugdinrichting die de jeugdhulp nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

  • 4.

    Op basis van de integrale vraaganalyse wordt per leefdomein in kaart gebracht wat de bestaande situatie van de inwoner is en wat de gewenste resultaten per leefdomein zijn.

  • 5.

    In het plan van aanpak wordt per leefdomein bepaald welke gewenste resultaten dienen te worden bereikt.

  • 6.

    De Toegang informeert de jeugdige en/of ouder tijdens het gesprek over het verschil tussen ondertekenen van het plan van aanpak 'voor akkoord' of 'voor gezien'. 'Voor gezien' betekent: de jeugdige en/of ouder heeft het plan van aanpak ontvangen, begrijpt wat er onder wordt verstaan en is het niet eens met de conclusies. 'Voor akkoord' betekent: de jeugdige en/of ouder heeft het plan van aanpak ontvangen, begrijpt wat er onder wordt verstaan en is het eens met de conclusies.

Artikel 2.2 Procedurele eisen aan het plan van aanpak Toegang

  • 1.

    De Toegang legt het plan van aanpak binnen een redelijke termijn na het gesprek voor aan de jeugdige en/of ouder.

  • 2.

    De jeugdige en/of ouder kan door de Toegang opmerkingen of aanvullingen op het plan van aanpak laten toevoegen aan het plan van aanpak en dient het plan van aanpak te ondertekenen 'voor gezien' of 'voor akkoord'.

  • 3.

    Indien de jeugdige en/of ouder tekent 'voor gezien', dan kan hij/zij hierbij aangeven waarom het plan van aanpak niet akkoord is. Indien hij/zij van mening is dat hij/zij in aanmerking komt voor een (andere) individuele voorziening, kan hij/zij dit aangeven op het plan van aanpak.

  • 4.

    Indien de jeugdige en/of ouder heeft getekend 'voor gezien', dan neemt de contactpersoon van de Toegang opnieuw contact op met de jeugdige en/of ouder. Tijdens een vervolggesprek neemt de Toegang met de jeugdige en/of ouder door wat de bezwaren zijn en of/hoe het plan van aanpak hierop kan worden aangepast.

  • 5.

    De Toegang kan andere deskundigen, waaronder het Regionaal Expertiseteam, consulteren bij het opstellen van het plan van aanpak.

Artikel 2.3 Toegang tot jeugdhulp via het medisch domein

  • 1.

    In het geval de jeugdige een aanvraag doet voor jeugdhulp in het kader van verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder en de jeugdige ontvangt op het moment van de melding geen jeugdhulp middels een individuele voorziening, dient de jeugdige of de aanbieder een formulier aan te leveren bij de melding waaruit blijkt welke activiteiten de jeugdhulp zal behelzen, in welke frequentie de jeugdhulp zal worden geleverd en aan welke resultaten zal worden gewerkt. Als een dergelijk formulier in deze situatie ontbreekt wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij de jeugdige of de aanbieder de aanvraag binnen een redelijke termijn aanvult.

  • 2.

    In het geval de jeugdige een aanvraag doet voor jeugdhulp en het betreft een vervolg van de jeugdhulp bij de aanbieder waar de jeugdige op het moment van de melding jeugdhulp van ontvangt, dient de jeugdige of de aanbieder een evaluatieformulier aan te leveren bij de melding. Als het evaluatieformulier in deze situatie ontbreekt wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij de jeugdige of de aanbieder de aanvraag binnen een door het college gestelde termijn aanvult.

  • 3.

    In het geval de jeugdige een aanvraag doet voor jeugdhulp en de jeugdige ontvangt op het moment van de melding jeugdhulp middels een individuele voorziening bij een andere aanbieder dan de aanbieder die de voorgenomen jeugdhulp meldt bij het college middels een verzoek om toewijzing, dient de jeugdige of de aanbieder eenzelfde formulier aan te leveren als beschreven in het eerste lid. Als een dergelijk formulier in deze situatie ontbreekt wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij de jeugdige of de aanbieder de aanvraag binnen een door het college gestelde termijn aanvult.

  • 4.

    Indien de hulpvraag van de jeugdige hoog specialistisch lijkt, verwijst het medisch domein de jeugdige door naar de Toegang. De Toegang gaat aan de slag met een integrale vraaganalyse. Zodra duidelijk is dat de inzet van Crossroads dat is gecontracteerd voor hoog specialistische jeugdhulp passend is, sluit de Crossroads aan en participeert in het opstellen van een Plan van Aanpak. Blijkt de hulpvraag niet hoog specialistisch van aard, dan wordt verwezen naar een jeugdhulpaanbieder die de betreffende hulpvraag kan oppakken en hiervoor is gecontracteerd.

Artikel 2.4 Aanvraag

  • 1.

    De Toegang levert het plan van aanpak aan bij het college, ondertekend door de jeugdige en/of ouder of gemachtigde en voorzien van naam, geboortedatum van de jeugdige en dagtekening.

  • 2.

    De datum waarop de Toegang het plan van aanpak aanlevert aan het college geldt als aanvraagdatum van (de) individuele voorziening(en).

  • 3.

    Als het plan van aanpak is ondertekend 'voor akkoord', dan dient dit bij indiening bij het college als aanvraag.

  • 4.

    Als het plan van aanpak is ondertekend 'voor gezien', dan dient dit bij indiening bij het college niet (direct) als aanvraag. Mocht er na het tweede gesprek geen overeenstemming komen tussen de Toegang en de jeugdige en/of ouder over de inhoud van het plan van aanpak, dan kan het na toestemming van de jeugdige en/of ouder alsnog dienen als aanvraag. Hiervoor is gekozen om bezwaar en beroep mogelijk te maken.

  • 5.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen ook een aanvraag jeugdhulp in de zin van de Awb schriftelijk indienen bij het college. De schriftelijk ondertekende aanvraag dient voldoende concreet te zijn door aard en omvang jeugdhulp aan te geven.

  • 6.

    Na ontvangst van een aanvraag om een individuele voorziening informeert het college de jeugdige en/of ouder over de mogelijkheid om zelf een keuze te maken uit verschillende jeugdhulpaanbieders, indien meerdere aanbieders de voorziening kunnen leveren.

  • 7.

    Als de gecertificeerde instelling de verwijzer is, dan levert deze de bepaling jeugdhulp aan bij de jeugdhulpaanbieder.

  • 8.

    Als de huisarts, jeugdarts of medisch specialist de verwijzer is, dan levert deze de verwijzing aan bij de jeugdhulpaanbieder.

  • 9.

    De datum waarop de gecertificeerde instelling de bepaling jeugdhulp aanlevert aan de jeugdhulpaanbieder, of de datum waarop de huisarts, jeugdarts of medisch specialist de verwijzing aanlevert bij de jeugdhulpaanbieder, geldt als de aanvraagdatum van (een) individuele voorziening(en).

  • 10.

    Uitsluitend de Toegang, de andere verwijzers op grond van artikel 3.2.1 lid 3 en de gemachtigde kunnen een aanvraag om een voorziening indienen bij het college. Een aanvraag met als verwijzer huisarts, jeugdarts, medisch specialist, gecertificeerde instelling (bepaling jeugdhulp), kinderrechter, openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting, is ook een aanvraag, ingediend bij het college, omdat het college eindverantwoordelijk blijft voor de inzet van passende en toereikende zorg op grond van de wet.

3 Toeleiding basisstructuur en specialistische hulp

Artikel 3.1 Afwegingskader voor toeleiding basisstructuur en specialistische hulp

  • 1.

    Als de ondersteuningsvraag op eigen kracht door middel van het eigen netwerk en/of algemeen gebruikelijke voorziening of anderszins voor de inwoner beschikbare voorzieningen kan worden opgelost dan wordt dit ingezet en kan geen aanspraak gemaakt worden op een maatwerkvoorziening op grond van de wet.

  • 2.

    Biedt eigen kracht of het eigen netwerk niet voldoende ondersteuning om de hulpvraag op te lossen en biedt een algemene voorziening, een algemeen gebruikelijke voorziening of een voorliggende voorziening, waaronder kortdurende ambulante hulp, wel voldoende ondersteuning aan het te bereiken resultaat, dan dient dit te worden ingezet en kan geen aanspraak gemaakt worden op een maatwerkvoorziening op grond van de wet.

  • 3.

    Bieden de voorzieningen genoemd onder lid 1 en 2 niet voldoende ondersteuning, doordat de zwaarte en complexiteit van de problematiek zodanig groot is dat deze niet voldoende zijn, dan kan een maatwerkvoorzienig worden ingezet op grond van de wet.

     

3.1 Algemeen gebruikelijk, gebruikelijke hulp en mantelzorg

Artikel 3.1.1 Algemeen gebruikelijk

Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:

  • niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

  • daadwerkelijk beschikbaar is;

  • een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie en;

  • financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

Artikel 3.1.2 Gebruikelijke hulp Wmo

Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de huisgenoten, tot wie gerekend worden, de partner, ouders, inwonende kinderen en anderen met wie de inwoner duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont. Het gaat bijvoorbeeld om het helpen met eten koken, stofzuigen, kinderen aankleden en naar school brengen. Het gaat in dit artikel en de volgende artikelen om de huisgenoot die 18 jaar is of ouder.

Artikel 3.1.2.1 Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp

In de volgende situaties wordt ervan uitgegaan dat de huisgenoot geen gebruikelijke hulp biedt of kan bieden:

  • a.

    De huisgenoot is overbelast of dreigt te worden overbelast, daarbij geldt het volgende:

    • -

      Wanneer voor de partner, ouder, kind en/of andere huisgenoot eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen zijn om de (dreigende) overbelasting op te heffen dienen deze eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen hiertoe te worden aangewend

    • -

      De partner, ouder, volwassen kind en/of andere volwassen huisgenoot moeten bereid zijn maatschappelijke activiteiten te beperken, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht

  • b.

    De huisgenoot heeft beperkingen en mist de kennis/vaardigheden om gebruikelijke hulp uit te voeren en kan deze vaardigheden niet aanleren;

  • c.

    De inwoner heeft een zeer korte levensverwachting;

  • d.

    De huisgenoot is regelmatig niet aanwezig, vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter;

  • e.

    Er is naar het oordeel van het college sprake van bijzondere omstandigheden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan stapeling van zorgtaken.

  • f.

    Jeugdigen en jongvolwassenen tot 23 jaar die een opleiding volgen worden niet geacht bij te kunnen dragen aan de invulling van de huishoudelijke taken waarvoor anders een maatwerkvoorziening wordt ingezet. Je mag wel van ze verwachten dat ze lichte huishoudelijke taken verrichten, zoals het inruimen van de vaatwasser of het opruimen van hun eigen kamer.

Artikel 3.1.2.2 Gebruikelijke hulp bij ondersteuning bij het huishouden

Als de inwoner zijn/haar huishoudelijke taken niet meer kan uitvoeren wordt van de huisgenoten verwacht dat zij deze taken overnemen.

Artikel 3.1.2.3 Gebruikelijke hulp bij ondersteuning zelfstandig leven en maatschappelijke deelname

  • 1.

    Gebruikelijke hulp bij zelfstandig leven en maatschappelijke deelname wordt verwacht in een kortdurende zorgsituatie, die een periode van maximaal drie maanden beslaat en waarin uitzicht is op herstel.

  • 2.

    In een zorgsituatie die langer dan drie maanden duurt en waarin uitzicht is op herstel en in een zorgsituatie waarin geen uitzicht is op herstel wordt gebruikelijke hulp verwacht bij:

    • a.

      Begeleiding op het terrein van maatschappelijke deelname. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het bezoeken van een huisarts, het bezoeken van dagbesteding;

    • b.

      Begeleiding bij het normale maatschappelijke verkeer binnen de levenssfeer. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het bezoeken van vrienden, familie;

    • c.

      Het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het doen van administratie.

Artikel 3.1.2.4 Gebruikelijke hulp bij het ondersteunen bij verplaatsingen binnen de leefomgeving

Gebruikelijke hulp wordt verwacht bij:

  • a.

    Verplaatsingen met een incidenteel karakter die gepland kunnen worden. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het bezoeken van vrienden, familie, huisarts;

  • b.

    Structurele verplaatsingen, waarbij rekening wordt gehouden met de intensiteit van de verplaatsingen en de daginvulling van de huisgenoot.

Artikel 3.2.1 Gebruikelijke hulp Jeugd

Gebruikelijke hulp is de hulp die van ouders verwacht wordt te bieden aan kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel1 per leeftijd, in relatie tot jeugdzorg.

Artikel 3.2.1.1 Algemene uitgangspunten

  • Alle kinderen, onafhankelijk van hun leeftijd, hebben recht op een woonomgeving waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

  • Ieder kind is anders en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Ouders hebben verschillende waarden en normen die zij van belang vinden2 en daarom is een uur boven gebruikelijke zorg per dag in principe passend. Wanneer, in specifieke gevallen, de draagkracht van ouders hierbij in het geding is, kan hiervan worden afgeweken.

  • Behandeling (leren omgaan met, voor zowel ouder als kind) is voorliggend op begeleiding en ontlasting.

  • Indien er sprake is van overbelasting bij de ouder, kan deze in principe zichzelf niet inzetten voor extra zorg.

  • Er wordt gekeken naar de zorgbehoefte van het kind: wat is passend en nodig?

Artikel 3.2.1.2 Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie

Kinderen van 0 tot 3 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;

  • Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen.

Kinderen van 3 tot 5 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;

  • Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • Hebben ’s nachts soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig;

  • Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.

Kinderen van 5 tot 12 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • Kinderen tot 8 jaar hebben overdag nog voortdurend begeleiding nodig;

  • Kinderen tot 8 jaar hebben overdag op geplande en soms op ongeplande momenten hulp bij of overname van zelfzorg nodig;

  • Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan.

Kinderen van 12 tot 18 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen).

Jongeren vanaf 18 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Kunnen zelfstandig wonen.

Artikel 3.2.2 Mantelzorg

  • 1.

    Tijdens het onderzoek wordt ook aandacht besteed aan de rol en mogelijke ondersteuning van de mantelzorger. Ook de mantelzorger kan een verzoek om ondersteuning. Deze ondersteuning kan, net als voor de inwoner, bestaan uit een algemene dan wel maatwerkvoorziening.

  • 2.

    De ondersteuning als bedoeld in lid 1 bestaat uit het bieden van kortdurend verblijf, dagopvang en het bieden van maatwerk in situaties waar nodig.

  • 3.

    Er is sprake van mantelzorg als intensief en langdurig ondersteuning wordt verleend door familie of vrienden van de inwoner. De zorg is zwaarder en langduriger dan gebruikelijke hulp.

  • 4.

    Onder het intensief en langdurig ondersteuning verlenen wordt in beginsel, en voor zover het zorg aan een persoon ouder dan 12 betreft, verstaan dat meer dan 8 uur per week en langer dan 3 maanden ondersteuning wordt verleend.

  • 5.

    De ondersteuning door de mantelzorger heeft geen verplicht karakter.

  • 6.

    De mate van belastbaarheid van de mantelzorger maakt onderdeel uit van het onderzoek.

Artikel 3.2.2.1 Jaarlijkse blijk van waardering mantelzorgers

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inwoner aan wie mantelzorg wordt verleend, zijn mantelzorg(s) jaarlijks een blijk van waardering kan verlenen.

  • 2.

    Mantelzorgers kunnen aanspraak maken op een waardering in de vorm van een waardebon

  • 3.

    Het totale bedrag voor waardering van mantelzorgers is per jaar gemaximeerd

  • 4.

    Het bedrag van de waardebon en het totaal aan financiële waardering mantelzorgers wordt opgenomen in ‘Bijlage 1: de financiële bijlage’.

4 Algemene bepalingen maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Goedkoopst doelmatige voorziening

Een verstrekking is altijd gebaseerd op de goedkoopst adequate (doelmatige) voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien de inwoner een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van de inwoner. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een persoonsgebonden budget gebaseerd op de goedkoopst compenserende voorziening.

Een voorziening kan ook bestaan uit compensatie van noemenswaardige meerkosten ten opzichte van de algemeen gebruikelijke kosten die iemand voor de noodzakelijke voorziening moet maken. Hierbij kan worden gedacht aan een auto of fiets met (specifiek vanwege de handicap noodzakelijke) aanpassingen. Een auto of fiets is algemeen gebruikelijk, dus de kosten hiervoor (normbedragen zoals vastgesteld door het NIBUD) worden niet vergoed.

Artikel 4.2 Aanvaardbaar niveau

Het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn met name van belang de situatie van betrokkene voordat hij geconfronteerd werd met zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben. Maar ook de mogelijkheden die er zijn, mede gelet op de persoonlijke situatie van de inwoner. Aanvaardbaar wil van de andere kant zeggen, dat de persoon zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De door het college te bieden ondersteuning beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van de versterking of het behoud van zelfredzaamheid en participatie. De ondersteuning gaat niet zover dat het college rekening kan en moet houden met alle wensen van de inwoner, wat betreft bijvoorbeeld persoonlijke voorkeuren, smaak, luxe en gewoontes.

Artikel 4.3 Verantwoordelijkheid van inwoner versus college

In het kader van Wmo en Jeugdhulp wordt uitgegaan van wederzijdse inspanningen van zowel gemeente als de inwoner. Er wordt zowel een beroep gedaan op de gemeente om zeer uitgebreid alle mogelijkheden om tot oplossingen te komen te onderzoeken, als op de eigen kracht van de inwoner van wie wordt verwacht eerst zelf naar oplossingen te zoeken voordat bij de gemeente om ondersteuning wordt gevraagd.

Artikel 4.4 Voorzienbaarheid

Als een inwoner kan voorzien dat er op termijn ondersteuning nodig is, gaat de gemeente ervan uit dat hij hierop anticipeert. We verwachten dat de inwoner zelf of samen met zijn netwerk oplossingen zoekt voor ervaren of te verwachten belemmeringen. De voorzienbaarheid speelt een rol in de afweging of een voorziening al dan niet zal worden toegekend.

 

4.1 Maatwerkvoorzieningen Wmo

Artikel 4.1.1 Huishoudelijke hulp

  • 1.

    Huishoudelijke hulp kan aangevraagd worden wanneer het huishouden vanwege een ziekte, beperking of hoge leeftijd niet gedaan kan worden en wanneer er geen gebruikelijke hulp of hulp vanuit het netwerk is.

  • 2.

    Voor het beoordelen van een maatwerkwerkvoorziening voor Huishoudelijke hulp worden in eerste instantie dezelfde stappen doorlopen als genoemd in artikel 3.1.

  • 3.

    Voor de beoordeling van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp en wasverzorging maken we gebruik van het HHM-normenkader (HHM-normenkader 2019). Op basis van het normenkader wordt vastgesteld met hoeveel minuten per week het resultaat schoon en leefbaar huis behaald kan worden.

  • 4.

    Onder een schoon en leefbaar huis wordt verstaan: Schoon betekent dat het huis een aanvaardbaar niveau van schoon moet behalen. Leefbaar staat voor dat het huis opgeruimd en functioneel is, om bijvoorbeeld vallen te voorkomen.

  • 5.

    Een schoon en leefbaar huis betekent dat de woonkamer, de als slaapkamer in gebruik zijnde ruimtes (inclusief schoon beddengoed), keuken, toilet en badkamer en de gang (inclusief trap) structureel (hoeft niet wekelijks te zijn) dienen te worden schoongemaakt.

  • 6.

    Iedere inwoner dient te kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding evenals schoon en gedroogd textiel (handdoeken en beddengoed). Ondersteuning bestaat uit wassen en drogen.

  • 7.

    Het normenkader gaat uit van een gemiddelde situatie. Dit betekent dat dit normenkader niet voor iedere inwoner passend is en er dus maatwerk moet worden aangeboden (meer of minder inzet) afhankelijk van de situatie van de inwoner. Het is steeds de vraag aan de consulent of het kenmerk leidt tot extra vervuiling en dus meer inzet nodig is om het resultaat te behalen. Indien er sprake is van een medisch geobjectiveerde beperking/belemmering van de inwoner kan er extra ondersteuning worden ingezet.

Artikel 4.1.2 Begeleiding

  • 1.

    Onder begeleiding vallen de activiteiten waarmee een inwoner wordt ondersteund bij het uitvoeren van algemene dagelijkse handelingen en bij het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven.

  • 2.

    Voor het beoordelen van een maatwerkwerkvoorziening voor begeleiding worden in eerste instantie dezelfde stappen doorlopen als genoemd in artikel 3.1.

  • 3.

    Als vastgesteld is dat er een maatwerkwerkvoorziening nodig is vind er een gesprek plaats met een contactpersoon van SIEM. In het plan van aanpak wordt per leefdomein in kaart gebracht wat de bestaande situatie van de inwoner is en wat de gewenste doelen en resultaten zijn.

  • 4.

    Op basis van de gewenste doelen en resultaten wordt vastgesteld welke ondersteuning wordt ingezet en hoeveel uren daaraan gekoppeld worden.

  • 5.

    Het college heeft SIEM gemandateerd om vast te stellen welke ondersteuning en hoeveel uren aan ondersteuning er noodzakelijk is om de gewenste doelen en resultaten te bereiken. Dit wordt vastgelegd in een ondertekend plan van aanpak wat tevens de beschikking is. Het ondertekende plan van aanpak wordt aan de inwoner toegestuurd en hierin wordt de inwoner gewezen op zijn rechtsmiddelen.

Artikel 4.1.3 Dagopvang

  • 1.

    Dagopvang zijn activiteiten overdag om de tijd prettig en/of zinnig te vullen. Dit is voor inwoners die vanwege een ziekte, beperking of hoge leeftijd professionele dagopvang nodig heeft en niet voldoende hulp uit de eigen omgeving kan krijgen.

  • 2.

    Voor het beoordelen van een maatwerkwerkvoorziening dagbesteding worden in eerste instantie dezelfde stappen doorlopen als genoemd in artikel 3.1.

  • 3.

    Als vastgesteld is dat er een maatwerkwerkvoorziening nodig is vind er een gesprek plaats met een contactpersoon van SIEM. In het plan van aanpak wordt per leefdomein in kaart gebracht wat de bestaande situatie van de inwoner is en wat de gewenste doelen en resultaten zijn.

  • 4.

    Op basis van de gewenste doelen en resultaten wordt vastgesteld welke ondersteuning wordt ingezet en hoeveel uren daaraan gekoppeld worden.

  • 5.

    Het college heeft SIEM gemandateerd om namens de gemeente vast te stellen welke ondersteuning en hoeveel uren aan ondersteuning er noodzakelijk is om de gewenste doelen en resultaten te bereiken. Dit wordt vastgelegd in een ondertekend plan van aanpak wat tevens de beschikking is. Het ondertekende plan van aanpak wordt aan de inwoner toegestuurd en hierin wordt de inwoner gewezen op zijn rechtsmiddelen.

Artikel 4.1.4 Kortdurend verblijf

  • 1.

    Kortdurend verblijf is een maatwerkvoorziening die wordt ingezet ter ondersteuning van de mantelzorger. Dit met als beoogd resultaat dat de inwoner zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor kortdurend verblijf moet de inwoner die ten gevolge van het (tijdelijk/deels) wegvallen van de mantelzorg zijn aangewezen op ondersteuning welke gepaard gaat met permanent toezicht.

  • 3.

    Kortdurend verblijf wordt geboden in een instelling, niet zijnde een ziekenhuis, of in een accommodatie van een door het college gecontracteerde aanbieder.

  • 4.

    Vervoer naar de instelling of accommodatie kan worden verstrekt door SIEM indien de mantelzorger niet in staat is de inwoner te brengen en te halen en er ook geen andere vervoersmogelijkheden zijn.

Artikel 4.1.5 Ontwikkelingsgerichte Arbeidsmatige dagbesteding

  • 1.

    Ontwikkelingsgerichte arbeidsmatige dagbesteding (hierna: OAD) zijn trajecten die gericht zijn op het realiseren van een maximale ontwikkeling op het gebied van participatie. Het gaat om participatie in de breedste zin; van een opleiding tot activering, en (vrijwilligers) werk. De trajecten kennen de volgende onderdelen:

    • -

      Een integraal, op maat, plan van aanpak, op basis van een goede oriëntatie op wat de inwoner kan en wil.

    • -

      Gerichte trajectbegeleiding om te sturen op de met de inwoner geformuleerde doelen. De trajectbegeleider volgt de inwoner gedurende het proces en regisseert de stappen.

    • -

      Inzet op de juiste dagbestedingsplek om:

  • Of te kunnen groeien in de ontwikkeling, of de ontwikkeling te stabiliseren en langdurig te ondersteunen

  • 2.

    Voor het beoordelen van een maatwerkwerkvoorziening OAD worden in eerste instantie dezelfde stappen doorlopen als genoemd in artikel 3.1.

  • 3.

    Als vastgesteld is dat er een maatwerkwerkvoorziening nodig is vindt er een gesprek plaats met een consulent. In het plan van aanpak wordt per leefdomein in kaart gebracht wat de bestaande situatie van de inwoner is en wat de gewenste doelen en resultaten zijn.

  • 4.

    Op basis van de gewenste doelen en resultaten wordt vastgesteld welke ondersteuning wordt ingezet en hoeveel uren of dagdelen daaraan gekoppeld worden.

Artikel 4.1.6 Beschermd wonen

  • 1.

    Beschermd wonen is voor inwoners die door psychische of psychosociale problemen 24 uur per dag ondersteuning nodig hebben. Dit kan in een instelling zijn als er 24 uur toezicht nodig is. Of het kan een vorm van zelfstandig wonen zijn als begeleiding op afstand of op afroep afdoende is.

  • 2.

    Voor het beoordelen van een maatwerkwerkvoorziening beschermd wonen worden in eerste instantie dezelfde stappen doorlopen als genoemd in artikel 3.1.

    Centrum gemeente Tilburg voert namens de colleges van de gemeenten in de regio hart van Brabant de opdracht voor beschermd wonen uit. Het regionaal toegangsteam beschermd wonen voert de opdracht in de praktijk uit.

  • 3.

    Als vastgesteld is dat er een maatwerkwerkvoorziening nodig is vind er een gesprek plaats met een contactpersoon van SIEM. In het plan van aanpak wordt per leefdomein in kaart gebracht wat de bestaande situatie van de inwoner is en wat de gewenste doelen en resultaten zijn.

  • 4.

    Op basis van de gewenste doelen en resultaten wordt vastgesteld welke ondersteuning wordt ingezet en hoeveel uren daaraan gekoppeld worden.

  • 5.

    Het college heeft SIEM gemandateerd om vast te stellen welke ondersteuning en hoeveel ondersteuning er noodzakelijk is om de gewenste doelen en resultaten te bereiken. Dit wordt vastgelegd in een ondertekend plan van aanpak wat tevens de beschikking is. Het ondertekende plan van aanpak wordt aan de inwoner toegestuurd en hierin wordt de inwoner gewezen op zijn rechtsmiddelen.

Artikel 4.1.7 Woonvoorzieningen

  • 1.

    Een woonvoorziening is een maatwerkvoorziening in de vorm van een (bouwkundige) woningaanpassing of een hulpmiddel die ervoor zorgt dat kinderen, jongeren en volwassenen (langer) thuis kunnen blijven wonen. Een woonvoorziening kan worden toegekend als sprake is van een beperking in de zelfredzaamheid. Voor het beoordelen van een maatwerkwerkvoorziening woonvoorziening worden in eerste instantie dezelfde stappen doorlopen als genoemd onder artikel 3.1. Er zijn diverse voorzieningen die het mogelijk maken om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving. Deze hebben tot doel het normale gebruik van de woning mogelijk te maken. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn, namelijk: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning.

  • 2.

    Inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor het bewonen van een geschikte woning en tijdige verhuizing naar een geschikte woning. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat inwoners rekening houden met bekende en voorzienbare beperkingen. Bij ieder huisbezoek in het kader van de Wmo wordt de woonsituatie bekeken door de consulent. Hij/zij zal een advies uitbrengen over de woonsituatie met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de beperkingen en dit vastleggen in een beschikking. De uitkomsten daarvan kunnen consequenties hebben voor aanvragen voor woonvoorzieningen die in de toekomst worden gedaan.

  • 3.

    Het college stelt na een aanvraag voor een woonvoorziening een Programma van Eisen op waarmee minimaal twee offertes opgevraagd moeten worden door de aanvrager/ inwoner. In het Programma van Eisen zijn de vereisten voor de woonsituatie op basis van de beperkingen van de inwoner opgenomen. Daarin wordt ook de voorzienbare situatie met betrekking tot de verdere ontwikkeling van de beperkingen meegenomen. De woonvoorziening dient conform het Programma van Eisen te worden gerealiseerd.

  • 4.

    Bij een grote dan wel complexe woningaanpassing vraagt het college een bouwtechnisch onderzoek aan bij een externe adviseur waar een kostenraming onderdeel van uitmaakt. De uitkomsten van dit onderzoek maken onderdeel uit van het Programma van Eisen.

  • 5.

    Eisen aan de aan te passen woning:

    • a.

      De woning dient in de gemeente Hilvarenbeek te staan; en

    • b.

      De woning is een zelfstandige woning; en

    • c.

      De woning is of zal het hoofdverblijf van de inwoner zijn.

  • 6.

    Woningen die niet geschikt of beschikbaar zijn, of waar het planologisch niet toegestaan is om het gehele jaar te (be)wonen worden niet als hoofdverblijf aangemerkt.

  • 7.

    Als gebruikte materialen of slechte staat van onderhoud tot problemen in het normale gebruik van de woning leiden, kan geen aanspraak worden gemaakt op een woonvoorziening.

  • 8.

    Als de inwoner een woonvoorziening aanvraagt in verband met een verhuizing en uit het onderzoek blijkt dat voor deze verhuizing geen aanleiding bestond op grond van de beperkingen van de inwoner of een andere belangrijke reden, wordt er geen woonvoorziening verstrekt.

  • 9.

    Als de inwoner niet is verhuisd naar de meest geschikte woning die beschikbaar was wordt geen woonvoorziening verstrekt.

  • 10.

    Tot de subsidiabele kosten van een woningaanpassing behoren in ieder geval:

    • a.

      De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de woonvoorziening. Indien de woonvoorziening door de inwoner zelf wordt aangebracht vervallen de loonkosten;

    • b.

      De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • c.

      De door het bestuur (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • d.

      De kosten van (her) aansluiting op de openbare nutsvoorzieningen.

  • 11.

    Als uit onderzoek blijkt dat verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is wordt geen woonvoorziening verstrekt voor de woning waar de inwoner op dat moment zijn hoofdverblijf heeft en wordt het primaat verhuizen opgelegd. Indien er na een afgestemde zoekperiode zich geen reële mogelijkheid tot verhuizen heeft voorgedaan kan het college besluiten om alsnog een woonvoorziening toe te kennen.

  • 12.

    In het onderzoek zoals bedoeld in het vorige lid zullen in ieder geval de volgende aspecten worden meegenomen:

    • -

      Aanwezigheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen

    • -

      Kostenvergelijking tussen aanpassen en verhuizen

    • -

      Volkshuisvestelijke factor kan een rol spelen

    • -

      Woning moet binnen een medisch aanvaardbare termijn beschikbaar zijn

    • -

      Sociale omstandigheden

    • -

      Afstemming met andere voorzieningen

    • -

      Werksituatie Verandering in woonlasten

    • -

      Wooncomfort

    • -

      Is de inwoner huurder of eigenaar van de woning

    • -

      De wil van de inwoner om te verhuizen

    • -

      Overige specifieke omstandigheden

  • 13.

    Indien de inwoner zijn hoofdverblijf in een AWBZ of Wlz-instelling heeft en regelmatig de woning van bijvoorbeeld de partner, ouders of kind bezoekt in de gemeente Hilvarenbeek, kan de betreffende woning bezoekbaar gemaakt worden voor de inwoner.

  • Voorwaarden:

    • -

      Voor de inwoner kan slechts één woning bezoekbaar gemaakt worden;

    • -

      De aan te passen woning moet zich bevinden in de gemeente Hilvarenbeek;

    • -

      Het moet gaan om regelmatig bezoek (wekelijks);

    • -

      Alleen het bereikbaar/toegankelijk maken van de woning en het bereikbaar maken van de woonkamer en het toilet behoren tot het bezoekbaar maken.

  • 14.

    Voor voorzieningen in verband met woningsanering, die noodzakelijk zijn in verband met COPD en/of allergische aandoeningen, of de vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik, worden de maximale vergoedingsbedragen berekend op de wijze als aangegeven in bijlage I.

Artikel 4.1.7.1 Verhuiskostenvergoeding

  • 1.

    Voor de inwoner die op grond van artikel 4.1.7 lid 11 niet in aanmerking komt voor een woonvoorziening, kan het college een eenmalige verhuiskostenvergoeding toekennen.

  • De eenmalige verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming. De verhuiskostenvergoeding bestaat uit stofferingskosten en de huur van een vervoermiddel. Bij het vaststellen van de hoogte voor de verhuiskostenvergoeding wordt uitgegaan van de bedragen die het Nibud rekent voor de aanschaf van stoffering voor een woning. Voor de huur van een vervoermiddel wordt uitgegaan van de huur van een verhuisbus of kleine vrachtwagen zonder chauffeur.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het bestuur rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een (in de levensloop) te verwachte of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend.

  • 3.

    Wanneer inwoners voor wie het primaat verhuizen geldt besluiten om niet te verhuizen, kan een verhuiskostenvergoeding verstrekt worden wanneer de woning technisch aanpasbaar is. De verhuiskostenvergoeding moet worden ingezet voor het realiseren van aanpassingen in de eigen woning conform het programma van eisen. Daarna komen inwoners niet meer in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding of aanpassing van de woning voor dezelfde beperkingen en de voorzienbaarheid qua verloop daarvan.

  • 4.

    Een indicatie voor verhuiskostenvergoeding vindt plaats voor de duur van 6 maanden, mits het college de reële verwachting heeft dat er in die periode daadwerkelijk een geschikte woning vrijkomt. De indicatie kan eenmalig worden verlengd met 6 maanden.

  • 5.

    Bij niet verhuizen binnen de in de beschikking gestelde termijn vindt een heronderzoek plaats. De in de beschikking bedoelde termijn is in principe 6 maanden. De indicatie kan ambtshalve worden verlengd met nogmaals 6 maanden als er geen geschikte woningen beschikbaar waren in de eerste 6 maanden en de noodzaak van verhuizen nog steeds aanwezig is.

  • 7.

    Als de inwoner niet binnen de vastgestelde termijn is verhuisd, terwijl er aantoonbaar wel mogelijkheden zijn geweest binnen de gemeente Hilvarenbeek en een straal van 10 kilometer daaromheen, wordt niet alsnog een woningaanpassing gedaan. Een verhuiskostenvergoeding kan wel verstrekt worden wanneer deze aantoonbaar wordt besteed aan het aanpassen van de huidige woning conform het Programma van eisen.

Artikel 4.1.8 Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Een vervoersvoorziening is een maatwerkvoorziening voor het zich kunnen verplaatsen in de directe leefomgeving, gericht op zelfredzaamheid en participatie. Onder de directe leefomgeving wordt verstaan plaatselijk, lokaal en regionaal tot een afstand van maximaal 25 kilometer vanaf de woning.

  • 2.

    Bij het onderzoek wordt betrokken of een algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening een adequate oplossing kan bieden. Een inwoner kan aanspraak maken op een vervoersvoorziening:

    • a.

      als hij belemmeringen ondervindt bij het zich verplaatsen in de directe leefomgeving, en

    • b.

      vervoer en/of gebruikelijke begeleiding uit het eigen netwerk niet mogelijk is, en

    • c.

      gebruik van en/of het bereiken van het openbaar vervoer, niet mogelijk is, en

    • d.

      gebruik van een vervoersvoorziening uit de basisstructuur niet mogelijk is.

  • 3.

    Als uit onderzoek blijkt dat collectief vervoer (hierna: CVV) de goedkoopst passende oplossing is, komt de inwoner niet in aanmerking voor een duurdere maatwerkvoorziening.

  • 4.

    De omvang van een vervoersvoorziening wordt afgestemd op:

    • a.

      de eigen mogelijkheden van de inwoner én zijn sociaal netwerk;

    • b.

      de vervoersbehoefte gelet op de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner. Het uitgangspunt daarbij is dat 1500 kilometer per kalenderjaar voldoende is om de inwoner in staat te stellen tot participatie;

    • c.

      algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen, die voor inwoner beschikbaar en passend zijn;

    • d.

      andere vervoersvoorzieningen die als maatwerkvoorziening zijn of worden verstrekt

Artikel 4.1.8.1 Algemene bepalingen CVV

  • 1.

    De Wmo-gerechtigde die in aanmerking komt voor het CVV, wordt een Wmo-Regiotaxipas verstrekt, op vertoon waarvan hij gebruik kan maken van de Regiotaxi tegen 'betaling' van de rit.

  • 2.

    Voor de tarifering wordt aangesloten bij het systeem van het openbaar vervoer. De inwoner betaalt een instaptarief en vervolgens een bedrag per kilometer.

  • 3.

    Het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in regionaal vervoer d.w.z. vervoer binnen een gebied van maximaal 25 kilometer vanaf het woonadres, en bovenregionaal vervoer, d.w.z. vervoer over een afstand van meer dan 25 kilometer vanaf het woonadres.

  • 4.

    Binnen de regio kan op vertoon van de Regiotaxipas maximaal 1500 kilometer per (kalender)jaar worden gereisd met de Regiotaxi.

  • 5.

    Aan de Wmo-gerechtigde die aantoont dat hij meer dan 1500 kilometer per (kalender)jaar reist vanwege mantelzorg of vrijwilligerswerk, kan de gemeente extra kilometers verstrekken zodat hij die werkzaamheden kan blijven verrichten.

  • 6.

    De reiziger met een Wmo-Regiotaxipas (= de ondersteuningsvrager) is een betaling verschuldigd voor het vervoer met de Regiotaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer. De betaling van de reiziger met een Wmo-Regiotaxipas (= de ondersteuningsvrager) wordt door de vervoerder in ontvangst genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.

  • 7.

    Voor elke rit is een instaptarief verschuldigd en daarna een bedrag per kilometer.

  • De Wmo-gerechtigde betaalt als instaptarief € 1,08 Voor elke gereden kilometer die wordt gereisd is hij € 0,19 per kilometer verschuldigd. Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden voldaan aan de chauffeur.

  • 8.

    De Wmo-gerechtigde kan zich door één begeleider laten vergezellen. De begeleider betaalt als instaptarief € 1,08. Voor elke gereden kilometer is de begeleider € 0,19 per kilometer verschuldigd. Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden voldaan aan de chauffeur.

  • 9.

    Als de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is, is de begeleider geen betaling verschuldigd. Een Wmo-gerechtigde voor wie naar het oordeel van het college medische begeleiding noodzakelijk is, kan alleen als hij vergezeld is van een medisch begeleider reizen tegen het Wmo-tarief. Om als begeleider te kunnen worden aangemerkt moet de begeleidende persoon 18 jaar of ouder zijn.

  • 10.

    Voor vervoer dat niet valt binnen de reikwijdte van de Wmo, zoals vervoer ten behoeve van medische behandelingen, woon-werkverkeer en leerlingenvervoer, kunnen Wmo-gerechtigden en (sociaal) begeleider niet reizen tegen het hierboven genoemde tarieven. Wel kunnen zij reizen tegen het reguliere CVV-tarief (instaptarief € 3,90 en vervolgens € 0,59 per kilometer).

Artikel 4.1.8.2 Maatwerk vervoersvoorzieningen voor bovenregionaal gebruik

  • 1.

    Het college is in beginsel uitsluitend verantwoordelijk voor vervoer in de omgeving van de gemeente. Het maximale bereik van de regiotaxi is 25 kilometer vanaf het woonadres.

  • 2.

    Er zijn twee uitzonderingen op de regel dat de gemeente alleen vervoer regelt in de omgeving van de gemeente (maximaal 25 kilometer). In de volgende twee situaties kan er reden zijn op kosten van de gemeente de inwoner in de gelegenheid te stellen om bovenregionaal te reizen:

    • a.

      Voor weekendvervoer, dit is geregeld in artikel 4.1.8.3 en bijlage 2.

    • b.

      Is bovenregionaal vervoer om een andere reden noodzakelijk, dan kan de gemeente hiervoor toestemming geven. De inwoner kan dan in aanmerking worden gebracht voor vervoer per Regiotaxi (individuele puntbestemming; zie bijlage 2), of voor persoonsgebonden budget om zelf in het vervoer te voorzien.

  • 3.

    Voor inwoners van de gemeente Hilvarenbeek is het TweeSteden ziekenhuis (ETZ) aangemerkt als algemene puntbestemming.

  • 4.

    Komt de inwoner in aanmerking voor een persoonsgebonden budget als bedoeld in lid 2 onder b, dan bepaalt de gemeente per kalenderjaar de bovenregionale vervoersbehoefte van de inwoner in kilometers.

Artikel 4.1.8.3 Weekendvervoer

  • 1.

    Onder weekendvervoer wordt verstaan het vervoer vanuit de instelling waar de inwoner woont naar het adres waar de te bezoeken relatie woonachtig is en vice versa.

  • 2.

    Het weekendvervoer wordt uitgevoerd overeenkomstig de regels die zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

  • 3.

    Het vervoer vanuit het woonadres van de relatie waar de inwoner gedurende het weekend verblijft, valt niet onder het weekendvervoer.

4.2 Maatwerkvoorzieningen Jeugd

Artikel 4.2.1 Voorzieningen jeugdhulp

  • 1.

    In overeenstemming met de Verordening en de Wet kan het college individuele voorzieningen op grond van de Jeugdwet inzetten met of zonder verblijf.

  • 2.

    Wanneer de individuele voorzieningen zoals opgenomen in dit besluit en de Verordening onvoldoende aansluiten op de hulpvraag en het te behalen resultaat dan kan het college besluiten om een andere voorziening in te zetten. Het college kan hiertoe aanbod, dat niet onder overige en individuele voorzieningen valt, beschouwen als jeugdhulp op grond van de hardheidsclausule.

Artikel 4.2.2 Individuele voorzieningen op grond van de Jeugdwet

  • 1.

    Het college kan zorg inzetten binnen 5 segmenten (zie bijlage 3 voor een volledige beschrijving):

    • -

      Segment 1: Hoog specialistische zorg: intensieve jeugdhulp gericht op complexe (multi)problematiek

    • -

      Segment 2 Wonen: pleegzorg, gezinshuizen, woonvormen richting zelfstandigheid, kleinschalige woon-leefgroepen

    • -

      Segment 3: Dagbegeleiding en respijtzorg: jeugdhulp in een groepssetting waar gewerkt wordt aan individuele doelen en vaardigheden (dagbegeleiding), jeugdhulp in groepssetting om overbelasting van ouders/gezin te voorkomen

    • -

      Segment 4: Veel voorkomende jeugdhulpverlening: jeugdhulp binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), jeugd en opvoedhulp (JOH) en gehandicaptenzorg (GHZ)

    • -

      Segment 5: Crisis: jeugdhulp in crisissituaties

  • 2.

    Binnen segment 2, 3 en 4 vallen verschillende producten. Het is mogelijk om deze producten naast elkaar in te zetten.

  • 3.

    Het college kan aanvullende voorwaarden stellen voor het naast elkaar beschikken van verschillende producten en/of segmenten.

Artikel 4.2.3 Zorgaanbod naast de segmenten

Het college kan naast de zorg uit de 5 segmenten ook andere producten inzetten. Dit zorgaanbod valt buiten de segmenten in verband met specifieke inzet en/of afspraken. Voor de beschrijving van de producten zie de website www.zorginregiohartvanbrabant.nl. De producten waar het om gaat zijn:

  • a.

    Jeugd ADHD+

  • b.

    Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED)

  • c.

    Vervoer

  • d.

    BSO+

Artikel 4.2.4 Vervoer

  • 1.

    Het college stelt de noodzaak voor vervoer van en naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden vast in onderstaande volgorde:

    • a.

      Jeugdige gaat zelfstandig (eventueel met begeleiding) te voet, te fiets of met het openbaar vervoer naar de zorgaanbieder.

    • b.

      Ouders / netwerk dragen zorg voor het vervoer.

    • c.

      De jeugdige / ouders / netwerk worden financieel gecompenseerd voor het vervoer.

    • d.

      Het vervoer wordt vanuit de zorgaanbieder uitgevoerd.

    • e.

      Het regiovervoer wordt ingezet.

    • f.

      Een regulier taxibedrijf voert de ritten uit.

  • 2.

    Het college kent maximaal de kosten van de goedkoopst mogelijk adequate vervoersvoorziening toe.

  • 3.

    Om voor een vervoersvoorziening in aanmerking te komen, bedraagt de afstand tot de locatie waar de jeugdhulp geboden wordt minimaal 6 km en maximaal 60 km.

  • 4.

    Als ouders een persoonsgebonden budget verkiezen boven een gecontracteerde aanbieder met een gelijkwaardig zorgaanbod en daarbij een vervoersvoorziening nodig hebben, worden maximaal de vervoerskosten vergoed gelijk aan de afstand tot de gecontracteerde aanbieder.

5 Bijdrage in de kosten

Artikel 5.1 Eigen bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen

De gemeente Hilvarenbeek vraagt voor alle maatwerkvoorzieningen, waarvoor dit binnen het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning is toegestaan, een eigen bijdrage in de kosten volgens het abonnementstarief die op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Staatsblad 2019-319) is toegestaan, tenzij in het vervolg van dit Besluit hiervan wordt afgeweken. De eigen bijdrage voor Beschermd wonen wordt via de centrumgemeente Tilburg geëffectueerd. Deze eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het Centraal Administratiekantoor conform artikel 2.1.4 lid 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 5.2 Omvang van de eigen bijdrage

De omvang van de eigen bijdrage per maand wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 5.3 Beperkingen

  • 1.

    De eigen bijdrage in de kosten mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening of dienstverlening in natura, respectievelijk het bedrag van het persoonsgebonden budget of de maandhuur die de gemeente voor de verstrekte voorziening betaalt.

  • 2.

    De inwoner is geen bijdrage verschuldigd, op basis van de in artikel 3.8, vierde lid Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 genoemde gronden.

  • 3.

    De inwoner is naast de ritbijdrage geen eigen bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van de Regiotaxi (CVV) tegen gereduceerd tarief

  • 4.

    De inwoner is geen bijdrage verschuldigd als sprake is van een bijdrageplichtig inkomen dat lager is dan 120% van het wettelijk minimumloon

  • 5.

    Een eigen bijdrage in de kosten van een voorziening of dienstverlening wordt niet opgelegd als de voorziening bestaat uit een algemene voorziening

  • 6.

    Bij een maatwerkvoorziening ten behoeve van een grote dan wel complexe woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is een bijdrage verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders en;

    • b.

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over de inwoner

6 Persoonsgebonden budget

Artikel 6.1 Verstrekking op verzoek

  • 1.

    Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt alleen plaats op verzoek van de inwoner en na beoordeling van dit verzoek.

  • 2.

    De inwoner is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 6.2 Uitsluiting persoonsgebonden budget

Wanneer gelijktijdig een voorziening loopt vanuit Zorg in natura kan er geen persoonsgebonden budget worden verstrekt bij diezelfde aanbieder.

Artikel 6.3 Trekkingsrecht

  • 1.

    Het college betaalt het persoonsgebonden budget aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB betaalt, na het toekenningsbericht van het college, de zorgaanbieder met wie de bewoner een zorgovereenkomst is aangegaan.

  • 2.

    Voor eenmalige persoonsgebonden budgetten heeft de SVB het college gemandateerd om deze uit te betalen.

Artikel 6.4 Pgb-vaardigheden

  • 1.

    Het college beoordeelt of de inwoner die een persoonsgebonden budget aanvraagt voldoende in staat is de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken uit te voeren. Het college kan besluiten dat de aanvrager van een persoonsgebonden budget niet in staat wordt geacht om de pgb-taken uit te voeren, indien er sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:

    • a.

      de inwoner is handelingsonbekwaam en krijgt onvoldoende hulp van een vertegenwoordiger uit zijn sociale netwerk of van zijn bewindvoerder, mentor of curator;

    • b.

      de inwoner heeft onvoldoende inzicht in de eigen situatie, bijvoorbeeld als gevolg van een verstandelijke beperking, psychische problemen of psychiatrische aandoening;

    • c.

      de inwoner is de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende machtig;

    • d.

      de inwoner heeft ernstige verslavingsproblematiek;

    • e.

      de inwoner heeft problematische schulden;

    • f.

      de inwoner heeft een zodanig progressief ziektebeeld dat de verwachting is dat hij op termijn het budgethouderschap niet meer goed kan invullen;

    • g.

      de inwoner heeft in de drie jaren voorafgaand aan de datum van melding een persoonsgebonden budget ontvangen maar daarbij niet aan de voorwaarden voldaan.

  • 2.

    Onder de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken, zoals bedoeld in lid 1, vallen onder ander het beheren van het persoonsgebonden budget, het behartigen van de belangen, het inkopen van passende ondersteuning, het opstellen van het budget- en plan van aanpak (pgb- ondersteuningsplan) en het bewaken van de kwaliteit van de in te zetten zorg.

  • 3.

    Indien een andere situatie zich voordoet, waarin het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet gewenst is, kan het college het persoonsgebonden budget gemotiveerd weigeren.

  • 4.

    Als de inwoner een pgb- vertegenwoordiger heeft of heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het persoonsgebonden budget te behartigen en deze wel in staat is om de pgb-taken uit te voeren, dan kan er afgeweken worden van de bepalingen uit lid 1.

Artikel 6.5 Verantwoording besteding persoonsgebonden budget

  • 1.

    Een gedeelte van de verantwoording van het persoonsgebonden budget vindt vooraf plaats via de zorgovereenkomst die de bewoner met de zorgaanbieder afsluit. Deze wordt goedgekeurd door de SVB (arbeidsrechtelijk) en de gemeente (zorginhoudelijk). Eenmaal per jaar vindt verantwoording door de SVB achteraf plaats.

  • 2.

    Iedere pgb-budgethouder dient alle documenten die betrekking hebben op het persoonsgebonden budget en de aanschaf van de voorziening dan wel de inhuur van een zorgaanbieder te bewaren.

  • 3.

    De pgb-budgethouder dient de in lid 2 betreffende documenten gedurende vijf jaar te bewaren en als daarom wordt gevraagd (een kopie van) de stukken aan de gemeente verstrekken.

  • De gemeente kan de stukken opvragen bij een steekproefsgewijze controle op de kwaliteit en/of rechtmatigheid van het persoonsgebonden budget of een controle naar aanleiding

Artikel 6.6 Verplichtingen

De inwoner is verplicht om gedurende de gebruiksduur de getroffen voorziening of de aangeschafte zaak voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren.

Artikel 6.7 Algemene bepalingen hoogte persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een voorziening wordt ten hoogste vastgesteld op:

    • a.

      de kostprijs, respectievelijk de maandhuur, van de in de situatie van de inwoner goedkoopst adequate voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten en toereikend is voor de aanschaf daarvan. Indien nodig aangevuld met een vergoeding voor het afsluiten van een service- en onderhoudscontract en indien van toepassing een verzekering of;

    • b.

      het laagste bedrag van de kosten van één van de twee opgevraagde offertes door de gemeente als voor de betreffende voorziening door de gemeente geen overeenkomst is afgesloten. Hierbij rekening houdend met een door het college vooraf vastgesteld Programma van Eisen;

  • 2.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een formele hulp/dienst bedraagt ten hoogste 90% van de betreffende (gecontracteerde) voorziening in natura

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een informele hulp/dienst bedraagt ten hoogste 50 % van de betreffende (gecontracteerde) voorziening in natura

  • 4.

    Indien het op basis van lid 2 vastgestelde persoonsgebonden budget in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen formele hulp/dienst te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de formele hulp hiermee bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.

  • 5.

    Jaarlijks wordt er een bedrag vrijgelaten welke de inwoner niet hoeft te verantwoorden.

6.7.1 Gedifferentieerde tariefstelling

Er is sprake van gedifferentieerde tariefstelling. We maken onderscheid tussen professionele zorgverleners en informele zorgverleners:

  • a.

    Onder een professionele zorgverlener verstaan we een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a,b, c, d of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van zorg die meerdere personeelsleden in dienst heeft of die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel. In hoofdstuk 7 staan de eisen waaraan een professionele aanbieder moet voldoen om voor het hoge tarief in aanmerking te komen.

  • b.

    Informele zorgverleners uit het eigen sociale netwerk en overige niet-gekwalificeerde zorgverleners ontvangen het tarief voor informele zorg. Bij vaststelling of er sprake is van een formeel (geleverd door zorgaanbieder) of informeel (geleverd door informeel zorgverlener) tarief, geldt dat 1e & 2e graads familiebanden voorgaan op de kwalificatie. Met dien verstande dat daarvoor het informele tarief geldt.

Artikel 6.8 Algemene bepalingen economische levensduur en restwaarde bij persoonsgebonden budget

  • 1.

    Indien de economische levensduur van de voorziening waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt nog niet is verstreken kan een (aanvullend) persoonsgebonden budget worden verstrekt in de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van een gewijzigde omstandigheid die aanpassing dan wel vervanging van de voorziening noodzakelijk maken en/of

    • b.

      er is sprake van een calamiteit die de bewoner niet is te verwijten.

  • 2.

    Indien de bewoner met een pgb-voorziening deze voorziening binnen de economische levensduur niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. Het persoonsgebonden budget voor de instandhoudingskosten3 wordt verrekend voor de nog niet verstreken termijn.

  • 3.

    Indien een bewoner een voorziening middels persoonsgebonden budget heeft en de voorziening niet meer gebruikt, dient de bewoner of de nabestaande(n) binnen een redelijke termijn de voorziening in te leveren bij de gemeente of de restwaarde van de voorziening aan de gemeente terug te betalen.

  • 4.

    Indien de inwoner verhuist uit of naar de gemeente Hilvarenbeek, wordt aangesloten bij de bepalingen in het landelijke Convenant meeverhuizen van individuele mobiliteitshulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen bij een verhuizing.

  • 5.

    De restwaarde van de voorziening bedoeld in lid 2, 3 en 4 wordt berekend volgens de formule in het landelijke Convenant meeverhuizen van individuele mobiliteitshulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen: vastgesteld pgb-budget / economische levensduur in maanden * resterende termijn in maanden.

  • 6.

    De economische levensduur (ofwel afschrijvingstermijn) is voor:

    • a.

      een mobiliteitshulpmiddel of roerende woonvoorziening 7 jaar

    • b.

      hulpmiddelen voor kinderen 5 jaar

    • c.

      een keuken 15 jaar

    • d.

      een toilet 15 jaar

    • e.

      een badkamer 25 jaar

Artikel 6.9 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1.

    Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het toekenningsbesluit met de werkzaamheden worden aangevangen.

  • 2.

    Voor een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden voor de woningaanpassing mag geen aanvang worden gemaakt voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het college heeft desgevraagd op één of meer te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de inwoner verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het college wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 3.

    Onmiddellijk na de voltooiing van de woningaanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de inwoner schriftelijk aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 4.

    De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring, bijvoorbeeld de factuur, waaruit blijkt dat bij het treffen van de woningaanpassing is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 5.

    De inwoner aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

  • 6.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing kan in ieder geval worden afgestemd op:

    • a.

      De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de woonvoorziening. Indien de woonvoorziening door de inwoner zelf wordt aangebracht vervallen de loonkosten;

    • b.

      De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • c.

      De door het bestuur (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • d.

      De kosten van (her) aansluiting op de openbare nutsvoorzieningen.

Artikel 6.10 Persoonsgebonden budget hulpmiddelen

  • 1.

    Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel wordt voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de inwoner dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het college daaraan gestelde eisen zoals die zijn omschreven in het Programma van Eisen;

    • b.

      de inwoner dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier waarin ten minste zijn opgenomen: 24-uursservice, recht op gebruik van een leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

  • 2.

    De inwoner dient het college desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te beoordelen.

  • 3.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur dan wel de aanschafprijs van de goedkoopst passende maatwerkvoorziening in natura, waaronder gerekend onderhoudskosten en verzekering, zoals die door het college aan de gecontracteerde aanbieder verschuldigd is.

  • 4.

    Indien het een hulpmiddel betreft, waarvoor geen vergelijk kan worden gemaakt met een ingekochte maatwerkvoorziening in natura, wordt op basis van één of meerdere offertes bepaald wat de kosten van de goedkoopst passende maatwerkvoorziening zijn.

Artikel 6.11 Persoonsgebonden budget vervoersvoorziening

  • 1.

    Kan een inwoner vanwege zijn specifieke situatie geen gebruik maken van het CVV (regiotaxi/regiovervoer), dan kan hij in aanmerking komen voor een gemaximeerd persoonsgebonden budget om zelf in het vervoer te voorzien.

  • 2.

    Voor het gebruik van een (eigen) auto wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget gebaseerd op de voorziening in natura (regiotaxi/regiovervoer) waarbij maximaal 1500 kilometer per (kalender)jaar gereisd mag worden en een kilometertarief van € 0,31 per kilometer. Voor de gebruikskosten van een bruikleenauto wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget gebaseerd op een kilometertarief van € 0,19 per kilometer.

  • 3.

    Indien een cliënt geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, regiotaxi niet mogelijk is en eigen vervoer niet beschikbaar is, en op geen enkele andere manier een goedkopere passende vervoersvoorziening gegeven kan worden, wordt aan de cliënt een persoonsgebonden budget verstrekt om met een reguliere (rolstoel)taxi te reizen. Dit bedrag wordt vastgesteld op grond van het feitelijke vervoerspatroon van de cliënt, maar met een maximum van 1500 kilometer tegen een bedrag dat met het taxibedrijf wordt afgesproken, maar maximaal het goedkoopste tarief van de reguliere (rolstoel)taxi. Het college zal de cliënt verzoeken om één of twee offertes te vragen. Het college kan ook zelf nog een offerte opvragen om de offerte(s) van de cliënt te toetsen.

Artikel 6.11 Persoonsgebonden budget voor begeleiding, dagopvang, OAD, kortdurend verblijf

  • 1.

    Indien er een noodzaak bestaat voor een maatwerkvoorziening voor deze diensten stelt het college eerst vast of de inwoner (of diens vertegenwoordiger) voldoende regievaardig is voor het uitvoeren van de taken die behoren bij het persoonsbonden budget.

  • 2.

    In het pgb- ondersteuningsplan worden de te behalen resultaten, de aard en omvang van de benodigde zorg vastgelegd.

  • 3.

    SIEM kan gevraagd worden om een expertadvies voor de bepaling van de aard en omvang van de voorziening.

  • 4.

    De inwoner en/of zijn vertegenwoordiger stellen samen een budgetplan op waarin ze aangegeven hoe de ondersteuning wordt verleend. Het college beoordeelt of hiermee de doelen zoals beschreven in het pgb- ondersteuningsplan in voldoende mate behaald kunnen worden.

  • 5.

    Het ondertekende budgetplan samen met het ondertekende pgb- ondersteuningsplan kunnen als aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden aangemerkt.

  • 6.

    Als het persoonsgebonden budget is bedoeld voor diensten die worden geleverd door het sociaal netwerk (informele zorg) beoordeelt het college:

    • a.

      de motivatie van de inwoner om iemand uit zijn sociaal netwerk in te schakelen;

    • b.

      of de persoon uit het sociaal netwerk in staat is om de gevraagde diensten te bieden;

    • c.

      of de kwaliteit van de geboden ondersteuning voldoende is geborgd.

  • 7.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald op basis van het aantal benodigde uren/dagdelen vermenigvuldigd met het geldende tarief.

  • 8.

    Het is aan de inwoner om samen met de zorgverlener afspraken te maken over het tarief per uur, dagdeel of etmaal en dit op te nemen in het budgetplan.

  • 9.

    Het is toegestaan om een hoger tarief met de zorgverlener af te spreken mits de resultaten zoals beschreven in het plan van aanpak worden behaald. Het afspreken van een hoger tarief dan de tarieven in dit hoofdstuk beschreven zal nooit leiden tot een verhoging van het persoonsgebonden budget of het toekennen van meer dagdelen of uren tegen dit hogere tarief.

  • 10.

    Het college beoordeelt op basis van het budgetplan en/of het resultaat zoals beschreven in het pgb- ondersteuningsplan, met het voorstel van de inwoner en zijn zorgverlener, redelijkerwijs kan worden behaald. Indien het college van mening is dat het resultaat niet kan worden behaald, wordt het budgetplan afgewezen.

Artikel 6.12 Persoonsgebonden budget bij tijdelijk verblijf in buitenland

  • 1.

    Een inwoner dient het college tijdig te melden dat hij tijdelijk in het buitenland gaat verblijven.

  • 2.

    Het college doet onderzoek naar de reden van het tijdelijk verblijf in het buitenland en stelt de noodzaak hiervoor vast.

  • 3.

    Als tijdelijk verblijf in het buitenland voor de inwoner als noodzakelijk kan worden beschouwd, kan het persoonsgebonden budget voor diensten worden gecontinueerd mits wordt voldaan aan de voorwaarden die daaraan verbonden zijn.

  • 4.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt afgestemd op het tarief waarvoor in het buitenland de dienst kan worden ingekocht maar bedraagt niet meer dan het tarief zoals vastgesteld voor inkoop van de dienst in Nederland.

  • 5.

    Bij tijdelijk verblijf in het buitenland kan het persoonsgebonden budget voor een aaneengesloten periode van maximaal 13 weken per jaar worden doorbetaald.

7 Kwaliteitseisen

Artikel 7.1 Eisen ten aanzien van de zorgverlening

Om goede kwaliteit van zorgverlening te kunnen waarborgen stellen we eisen aan de kwaliteit van zorg(aanbieders).

Artikel 7.2 Kwaliteitseisen Wmo

  • 1.

    Voor alle zorgverleners, zowel formele- als informele zorgverleners, die zorg verlenen in de vorm van Wmo begeleiding, dagbesteding, logeeropvang of Beschermd wonen gelden de navolgende eisen. Alleen indien aan deze eisen wordt voldaan kan zorg worden ingekocht bij de betreffende aanbieder/zorgverlener.

    Een zorgverlener:

    • biedt hulp die veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verleend.

    • werkt actief en integraal samen met andere hulpverleners en -aanbieders in het belang van de cliënt.

    • werkt aantoonbaar (met een plan) aan de doelen van het ondersteuningsplan.

    • moet, als dat wordt gevraagd, een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kunnen overhandigen.

    • is niet bekend vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels, misleiding of fraude.

  • 2.

    Professionele zorgverleners dienen voor het verlenen van zorg voor Wmo Begeleiding, dagbesteding, logeeropvang of Beschermd Wonen naast de eisen zoals opgenomen in lid 1 ook aan de navolgende eisen te voldoen om in aanmerking te komen voor het tarief van de professionele zorgverlener:

    • Inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

    • De medewerkers/zorgverleners beschikken over ervaringen, kwalificaties en/of opleidingen die passend zijn bij de te verrichten activiteiten, complexiteit en aard van de problematiek(en) van de cliënt.4.

      Dit kan blijken uit een registratie bij het registerplein voor een van de relevante beroepen of als voldaan wordt aan de eisen die vanuit dit beroepenregister gesteld worden aan opleiding en gedrag. Dit kan ook blijken uit een diploma van een relevante opleiding die is erkend door het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo).

    • Medewerkers ontvangen een salaris dat overeenkomstig is met de betreffende ondersteuning die wordt geboden.

    • Eigenaar en medewerkers zijn geen eerste- of tweedegraads familie van de cliënt.

    • Een professionele zorgverlener beschikt over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven, als (tijdelijk) verblijf aan de orde is.

    • Een professionele zorgverlener heeft een meldplicht bij calamiteiten en geweld.

    • Een professionele zorgverlener werkt volgens de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

    • Een professionele zorgverlener werkt met een systematische kwaliteitsbewaking. Bijvoorbeeld ISO 9001, EN 15224, HKZ, Kiwa (ZZP en kleine ondernemers), Prezo of vergelijkbaar.

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor een formeel persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel, dagbesteding, kortdurend verblijf en/of persoonlijke verzorging, dient de zorgaanbieder aan de onderstaande kwaliteitseisen te voldoen.

  • De pgb-zorgverlener:

    • Zorgt voor een ondersteuningsplan waaruit blijkt welke kansen/mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften de cliënt heeft en welke voorziening er wordt geboden;

    • Zorgt ervoor dat de voorziening passend is bij de doelen van de cliënt op basis waarvan de maatwerkvoorziening is afgegeven.

    • Legt de beoogde doelen (of subdoelen) met de cliënt vast met daarbij de wijze waarop deze doelen behaald worden en binnen welke termijn.

    • Evalueert tussentijds op basis van het ondersteuningsplan de verleende ondersteuning en stelt de deze waar nodig bij. Indien een evaluatie leidt tot bijstelling wordt dit vastgelegd in het ondersteuningsplan.

    • Maakt afspraken met de cliënt over de bereikbaarheid.

    • Draagt zorg voor continuïteit op het gebied van personele inzet en voldoende ondersteuning.

    • Zorgt ervoor dat de medewerkers de cliënten passend en correct bejegenen.

    • Brengt de fysieke en sociale veiligheid van cliënten in kaart en houdt daarmee rekening bij de geboden voorziening

    • Zorgt ervoor dat de inhoud van de meldcode Huiselijk geweld en (kinder)mishandeling voldoet aan de wettelijk gestelde eisen.

    • Draagt er zorg voor dat medewerkers op de hoogte zijn van de meldcode en weten hoe zij hier naar moeten handelen

    • Houdt zich aan het meest recente protocol toezicht en onderzoek van calamiteiten en geweldsincidenten.

    • Is verplicht het bij de toezichthouder te melden wanneer zich een calamiteit heeft voorgedaan of wanneer er sprake was van geweld bij de verstrekking van een voorziening (artikel 3.4. lid 1 Wmo 2015). De calamiteit of geweldsincident dient binnen 3 dagen gemeld te worden via www.ggdhvb.nl/toezichtWmo

    • Verstrekt bij en naar aanleiding van een melding aan de toezichthoudende ambtenaar de gegevens die voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn. Hieronder ook begrepen de persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens (als bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming).

    • Is bekend met en handelt conform de Nederlandse wet- en regelgeving, richtlijnen, verdragen en de geldende Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek

    • Wordt niet onderzocht (lopend onderzoek) door het college van de Gemeente Hilvarenbeek of de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Tevens mag er geen sprake zijn van een justitiële maatregel. Indien er sprake is van een lopend onderzoek dient toestemming voor het leveren van zorg te worden overlegd bij de aanvraag voor het persoonsgebonden budget.

    • Meldt bij de cliënt en het college indien hij in de afgelopen 5 jaar een maatregel opgelegd heeft gekregen door een instantie.

    • Staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel waarbij de activiteiten bij de inschrijving overeenkomen met de te verlenen ondersteuning die past binnen de kaders van de te verlenen ondersteuning.

    • Treft een regeling voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de zorgverlener die voor de gebruikers van belang zijn.

    • Heeft een toegankelijke klachtenregeling die onafhankelijke afhandeling van klachten garandeert.

    • Zorgt ervoor dat de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger en de mantelzorger op de hoogte zijn van de klachtenregeling, neemt eventuele klachten in behandeling en handelt deze tijdig en passend af.

    • Zorgt ervoor dat hij/zij en/of de aangewezen medewerker vakbekwaam is, dat wil zeggen dat hij/zij beschikt over ervaringen en kwalificaties en/of opleidingen die passend zijn bij de te verrichten activiteiten, complexiteit en aard van de problematiek van de cliënt.

    • Zorgt ervoor dat hij c.q. de medewerkers zich houden aan de voor hen geldende beroepscode.

    • Zorgt ervoor dat indien vrijwilligers en/of ervaringsdeskundigen en/of stagiairs worden ingezet zij een aanvulling zijn en begeleid worden door het gekwalificeerde personeelsbestand.

    • Beschikt over een geldige Verklaring Omtrent Gedrag voor alle personeelsleden (ook vrijwilligers en stagairs) die in contact komen met cliënten. Bij indiensttreding/aanvang van de werkzaamheden mag de VOG niet ouder zijn dan drie maanden. Deze dient elke vijf jaar te worden vernieuwd.

    • Draagt zorgt voor dat medewerkers hun taalgebruik afstemmen op de cliënt. De zorgverlener beheerst minstens de Nederlandse taal in woord en geschrift. Minimaal op het Europees Referentiekader niveau A2.

    • Zorgt ervoor dat door de cliënt en cliëntvertegenwoordiger geaccordeerde verslagen van evaluatiegesprekken worden vastgelegd en bewaard gedurende de wettelijke termijn voor zorgdossiers (15 jaar na begeleiding).

    • Hanteert de Governance Code Zorg 2022. Als cliënt of gemeente hierom vraagt, licht de aanbieder toe hoe de Governance Code wordt toegepast in de organisatie.

    • Voert een deugdelijke administratie, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, cliëntdossiers en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming;

    • Geeft desgevraagd de gemeente volledig inzicht in de boekhouding en bedrijfsvoering, inclusief gelieerde ondernemingen of instellingen (waar via eigendom of zeggenschap een zakelijke relatie mee bestaat).

  • 4.

    Om in aanmerking te komen voor een formeel pgb Wmo Beschermd Wonen dient de zorgaanbieder te voldoen aan de eisen overeenkomstig de geldende raadsverordening van de centrumgemeente Tilburg en de hierop gestoelde nadere regels en/of beleidsregels van de centrumgemeente Tilburg.

  • 5.

    Om in aanmerking te komen voor een formeel pgb Hulp bij het Huishouden dient de zorgaanbieder aan de volgende eisen te voldoen:

  • De pgb-zorgverlener:

    • Maakt met de cliënt afspraken over welke huishoudelijke taken binnen de beschikte tijd worden uitgevoerd en legt deze vast.

    • Maakt afspraken met de cliënt over de wederzijdse bereikbaarheid

    • Draagt zorg voor continuïteit op het gebied van personele inzet en voldoende ondersteuning.

    • De opdrachtnemer draagt zorg voor de fysieke en sociale veiligheid van haar cliënten en personeel tijdens de uitvoering van de huishoudelijke hulp.

    • Zorgt ervoor dat de inhoud van de meldcode Huiselijk geweld en (kinder)mishandeling voldoet aan de wettelijk gestelde eisen.

    • Draagt er zorg voor dat medewerkers op de hoogte zijn van de meldcode en weten hoe zij hier naar moeten handelen

    • De medewerkers die voor hem werkzaam zijn, verstrekken bij en naar aanleiding van een melding aan de toezichthoudende ambtenaar de gegevens, waaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens (als bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming) voor zover deze voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn.

    • Is bekend met en handelt conform de Nederlandse wet- en regelgeving, richtlijnen, verdragen en de geldende Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek.

    • Is in staat om Huishoudelijke Hulp te bieden met voldoende medewerkers die de ervaring en vaardigheden hebben om een hoge standaard van dienstverlening te leveren

    • Wordt niet onderzocht (lopend onderzoek) door het college van de Gemeente Hilvarenbeek of de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Tevens mag er geen sprake zijn van een justitiële maatregel. Indien er sprake is van een lopend onderzoek dient toestemming voor het leveren van zorg te worden overlegd bij de aanvraag voor het persoonsgebonden budget.

    • Staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel waarbij de activiteiten bestaan uit het bieden van huishoudelijke hulp.

    • Heeft een vastgestelde klachtenregeling en garandeert een onafhankelijke afhandeling van klachten binnen twee weken.

    • Informeert cliënten over zijn klachtenprocedure en publiceert deze op zijn site

    • Zorgt ervoor dat hij/zij en/of de aangewezen medewerker ervaring heeft met huishoudelijke werkzaamheden, beschikt over goede mondelinge uitdrukkingsvaardigheden in de Nederlandse taal, een dienstbare instelling heeft en sociaal vaardig is.

    • Beschikt over een geldige Verklaring Omtrent Gedrag voor alle personeelsleden (ook vrijwilligers en stagairs) die in contact komen met cliënten die niet ouder is dan 3 jaar.

    • Voert een deugdelijke administratie, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, cliëntdossiers en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming.

7.3 Kwaliteitseisen Jeugd

  • 1.

    De jeugdhulpaanbieder dient te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de wet.

  • 2.

    De pgb-budgethouder kan de individuele voorziening betrekken van een informeel zorgverlener onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat om de individuele voorzieningen 'persoonlijke verzorging' en/of 'begeleiding', en;

    • b.

      de beoogd informeel jeugdhulpaanbieder geeft aan dat de zorg aan budgethouder niet leidt tot overbelasting bij de informeel zorgverlener.

  • 3.

    De individuele voorziening beschermd wonen mag niet door een informeel jeugdhulpaanbieder worden uitgevoerd.

  • 4.

    Indien de jeugdige en/of ouder een persoonsgebonden budget besteedt bij een informeel zorgverlener, dan dient deze zorgverlener in het budgetplan te verklaren dat hij verantwoorde hulp biedt en voldoet aan de genoemde kwaliteitseisen in lid 7, 9, 11 en 12.

  • 5.

    Indien de jeugdige en/of ouder een persoonsgebonden budget besteedt bij een zorginstelling of een zzp'er (formeel pgb), dan dient deze in het budgetplan te verklaren te voldoen aan de volgende (kwaliteits)eisen:

    • a.

      De jeugdhulpaanbieder organiseert zich zo (en voorziet zich van kwalitatief goed en voldoende personeel) dat verantwoorde hulp kan worden geboden (norm van de verantwoorde werktoedeling). Er wordt verantwoorde hulp geboden als:

      • De jeugdhulpaanbieder medewerkers inzet met kwalificaties die passend zijn bij de aard van de hulpverlening. Er wordt uitgegaan van de kwalificaties zoals omschreven in de beroepstandaarden (BIG- SKJ- Register vaktherapie) en de tariefonderbouwing voor de gecontracteerde jeugdhulp regio Hart van Brabant, zie bijlage 1. Alle kwalificaties van de door de jeugdhulpaanbieder ingezette medewerkers zijn op verzoek beschikbaar voor inzage door de cliënt en de gemeente.

      • De jeugdhulpaanbieder een passend personeelsbeleid heeft, waaronder o.a. begrepen: verantwoorde inzet van vrijwilligers/ervaringsdeskundigen, scholing over de omgang van (gevoelige) persoonsgegevens, verantwoorde inzet van medewerkers die nog niet beschikken over passende kwalificaties.

      • Er bij een behandeling in het kader van jeugd- en opvoedhulp een gekwalificeerde gedragswetenschapper beschikbaar is onder wiens verantwoordelijkheid de behandeling wordt uitgevoerd. De gedragswetenschapper is geregistreerd in het BIG-register, Kwaliteitsregister Jeugd of in een ander relevant beroepsregister.

      • Er bij een behandeling in het kader van jeugd-GGZ een gekwalificeerde en BIG- geregistreerde hoofdbehandelaar beschikbaar is onder wiens verantwoordelijkheid de behandeling wordt uitgevoerd. De rol van deze hoofdbehandelaar is beschreven in een kwaliteitsstatuut, dat is geregistreerd bij het Zorginstituut Nederland.

  • 6.

    Een jeugdhulpaanbieder die niet is geregistreerd, dient middels het invullen en ondertekenen van het formulier “Niet geregistreerde zorgaanbieder” te bevestigen dat er hulp wordt geboden conform de norm verantwoorde werktoedeling.

  • 7.

    Er wordt gewerkt met een familiegroepsplan of plan van aanpak.

  • 8.

    Er wordt gewerkt met een systematische kwaliteitsbewaking op verzoek aantoonbaar door de jeugdhulpaanbieder.

  • 9.

    De jeugdhulpaanbieder beschikt voor elk van zijn vrijwilligers en medewerkers over een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Een budgethouder mag hierom vragen.

  • 10.

    De jeugdhulpaanbieder is bekend met de verplichte meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en getraind om deze toe te passen.

  • 11.

    Er wordt voldaan aan de meldplicht bij een calamiteit.

  • 12.

    Er wordt voldaan aan de meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp.

  • 13.

    Een zorginstelling heeft beschikking over een klachtencommissie, of in geval van een zzp'er een duidelijke klachtenprocedure ten behoeve van de jeugdige en ouder en maakt deze kenbaar aan de jeugdige en ouder.

  • 14.

    Er is een cliëntenraad (niet van toepassing voor zzp'ers).

  • 15.

    De jeugdhulpaanbieder stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn/haar taak uit te oefenen (niet van toepassing voor zzp'ers).

  • 16.

    De jeugdhulpaanbieder is aangesloten bij of volgt een voor de bedrijfstak relevante landelijke CAO en kan dat desgevraagd aantoonbaar maken. Dit geldt voor alle professionals in loondienst (en ook bij onderaannemers).

  • 17.

    De jeugdhulpaanbieder is bij de gemeente niet bekend vanwege ondeskundige jeugdhulp, het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels, misleiding of fraude.

  • 18.

    De jeugdhulpaanbieder meldt het bij budgethouder (en eventuele vertegenwoordiger van de budgethouder) en bij de gemeente als de jeugdhulpaanbieder onderwerp van onderzoek wordt, is of is geweest door autoriteiten (b.v. IGJ, NZA, zorgverzekeraar of andere gemeente).

  • 19.

    De jeugdhulpaanbieder hanteert de Governance Code Zorg 2022. Als cliënt of gemeente hierom vraagt, licht de aanbieder toe hoe de Governance Code wordt toegepast in de organisatie.

  • 20.

    De jeugdhulpaanbieder voert een deugdelijke administratie, waarbij voor de gemeente in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, cliëntdossiers en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming.

  • 21.

    Jeugdhulpaanbieders die nieuw toetreden tot de markt van jeugdhulp melden zich zelf aan bij het Inspectieloket Sociaal domein en Jeugd.

  • 22.

    Indien het college een controle uitvoert is de jeugdhulpaanbieder verplicht om kosteloos medewerking te verlenen. De controles richten zich onder meer op de inhoudelijke kwaliteit, feitelijke levering, doel- en rechtmatigheid van de gedeclareerde jeugdhulp. De jeugdhulpaanbieder levert alle gevraagde gegevens en is verplicht inzage te geven in bijvoorbeeld de personele en financiële administratie. De controles en evaluaties mogen de continuïteit van de dienstverlening niet verstoren, een en ander ter beoordeling van de gemeente.

  • 23.

    De jeugdhulpaanbieder geeft de jeugdige en/of ouder, of gemachtigde en de gemeente te allen tijde inzage in de bewijsstukken van bovenstaande kwaliteitseisen.

8 Financiële tegemoetkoming meerkosten

Artikel 8.1 Financiële tegemoetkoming meerkosten sportrolstoel of een vergelijkbare sportvoorziening

  • 1.

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel of een vergelijkbare sportvoorziening bedraagt € 3.000,00. In dit budget is tevens het onderhoud inbegrepen. Een sportvoorziening wordt verstrekt indien de inwoner gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om bij een gehandicaptensportvereniging of via http://www.unieksportenbrabant.nl een voorziening te lenen om te bezien of hij daadwerkelijk de sport gaat beoefenen. Een sportvoorziening kan ook verstrekt worden als de inwoner aantoonbaar lid is van een sportvereniging waar de maatwerkvoorziening voor nodig is en de inwoner deze sport al langer uitoefent.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt maximaal eenmaal per drie jaar verstrekt en alleen als de met een reeds eerder toegekende tegemoetkoming aangeschafte voorziening technisch is afgeschreven dan wel niet meer geschikt is.

  • 3.

    Uitbetaling van de tegemoetkoming voor de sportrolstoel of een vergelijkbare sportvoorziening vindt plaats direct na de toekenning ervan.

9 Slotbepalingen

9.1 Overgangsrecht

Het besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning 2019 wordt ingetrokken met de inwerkingtreding van dit besluit, met dien verstaande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van voorzieningen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn verstrekt, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken dan wel indien de looptijd van de indicatie is verstreken..

Voorgaande is gelijkelijk van toepassing op de tarieven zoals deze zijn opgenomen in ‘Bijlage 1: de financiële bijlage’ behorende bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning Hilvarenbeek 2019.

9.2 Inwerkingtreding

Het aangepast besluit behorende bij de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2023, treed in werking een dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2023 met uitzondering van de kwaliteitseisen, deze treden in werking vanaf 1 januari 2024.

9.3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als ‘Besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2023’ of verkort ‘Bj&mo 2023’.

Bijlage 1 Financiële bijlage

Besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek

 

1. Zorg in natura tarieven Jeugd

 

Productcode

Omschrijving Prestatie

Eenheid

ZIN

Tarief per eenheid

 

Segment 1

Hoog specialistische jeugdhulp

Nvt*

Hoog specialistische Jeugdhulp - Taakgericht

nvt

nvt

*Aspecifieke toewijzing op productcategorie

 

Segment 2

Pleegzorg

44PZ1

Pleegzorg voltijd

Etmaal

€ 50,38

44PZ2

Pleegzorg deeltijd

Etmaal

€ 50,38

44PN1

Pleegzorg Netwerk voltijd

Etmaal

€ 50,38

44PN2

Pleegzorg Netwerk deeltijd

Etmaal

€ 50,38

 

Segment 2

Gezinshuis – Woon(leef) groepen

44GZH

Gezinshuis

Etmaal

€ 177,23

44KWB

Kleinschalige woonleefgroepen basis

Etmaal

€ 219,55

44KWP

Kleinschalige woonleefgroepen plus

Etmaal

€ 363,78

44ZWK

Zelfstandigheid bevorderende woonvormen Kamertraining

Etmaal

€ 108,55

44ZWF

Zelfstandigheid bevorderende woonvormen Fasehuis

Etmaal

€ 174,88

 

Productcode

Omschrijving Prestatie

Eenheid

ZIN

Tarief per eenheid

 

Segment 3

Dagbegeleiding

41DA1

Dagbegeleiding A

Dagdeel

€ 56,25

41DA2

Dagbegeleiding A toeslag zaterdagmiddag

Dagdeel

€ 15,64

41DB1

Dagbegeleiding B

Dagdeel

€ 83,30

41DB2

Dagbegeleiding B toeslag zaterdagmiddag

Dagdeel

€ 24,57

41MTD

Maaltijden tijdens dagbegeleiding

Stuks (inspanning)

€ 4,71

 

Segment 3

Respijtzorg

41RA1

Respijtzorg A doordeweeks zonder overnachting

Dagdeel

€ 47,44

41RA2

Respijtzorg A zaterdag zonder overnachting

Dagdeel

€ 55,59

44RA1

Respijtzorg A doordeweeks met overnachting

Etmaal

€ 201,87

44RA2

Respijtzorg A weekend vrij-za met overnachting

Etmaal

€ 218,09

44RA3

Respijtzorg A weekend vrij-za met overnachting (per weekend)

Stuks

€ 427,06

41RB1

Respijtzorg B doordeweeks zonder overnachting

Dagdeel

€ 69,47

41RB2

Respijtzorg B zaterdag zonder overnachting

Dagdeel

€ 82,26

44RB1

Respijtzorg B zaterdag met overnachting

Etmaal

€ 280,64

44RB2

Respijtzorg B weekend vrij-za met overnachting

Etmaal

€ 306,62

44RB3

Respijtzorg B weekend vrij-za met overnachting (per weekend)

Stuks

€ 603,10

 

Segment 3

Vervoer

42LVV

Lopend vervoer (per rit – max. 2 stuks per etmaal)

Stuks (inspanning)

€ 8,51

42RVV

Rolstoel vervoer (per rit – max. 2 stuks per etmaal)

Stuks (inspanning)

€ 10,85

42IVV

Individueel vervoer (per rit – max. 2 stuks per etmaal)

Stuks (inspanning)

€ 10,85

 

Productcode

Omschrijving Prestatie

Eenheid

ZIN

Tarief per eenheid

 

Segment 4

GGZ Geestelijke gezondheidszorg

54GHR

GGZ Hoog specialistisch – reguliere aanbieder

Uur

€ 125,70

54GSR

GGZ Specialistisch – reguliere aanbieder

Uur

€ 111,36

54GBR

GGZ Begeleiding – reguliere aanbieder

Uur

€ 80,05

54MCR

Medicatiecontrole – reguliere zorgaanbieder

Uur

€ 165,21

45JHR

JOH Behandeling – reguliere aanbieder

Uur

€ 88,94

45JGR

JOH Begeleiding – reguliere aanbieder

Uur

€ 77,21

45GHR

GHZ Behandeling – reguliere aanbieder

Uur

€ 85,50

45GBR

GHZ Begeleiding – reguliere aanbieder

Uur

€ 70,75

40VZR

Verzorging / Basisondersteuning – reguliere aanbieder

Uur

€ 56,61

54VKR

Vaktherapie – reguliere aanbieder

Uur

€ 76,87

54GHM

GGZ Hoog specialistisch – micro aanbieder

Uur

€ 106,92

54GSM

GGZ Specialistisch – micro aanbieder

Uur

€ 98,18

54GBM

GGZ Begeleiding – micro aanbieder

Uur

€ 71,11

54MCM

Medicatiecontrole – micro zorgaanbieder

Uur

€ 146,05

45JHM

JOH Behandeling – micro aanbieder

Uur

€ 78,27

45JGM

JOH Begeleiding – micro aanbieder

Uur

€ 68,59

45GHM

GHZ Behandeling – micro aanbieder

Uur

€ 78,13

45GBM

GHZ Begeleiding – micro aanbieder

Uur

€ 65,26

40VZM

Verzorging / Basisondersteuning – micro aanbieder

Uur

€ 52,22

54VKM

Vaktherapie – micro aanbieder

Uur

€ 71,22

 

Segment 5

Crisishulp

N.v.t.*

Crisishulp - taakgericht

n.v.t.

n.v.t.

*Aspecifieke toewijzing op productcategorie

 

Productcode

Omschrijving Prestatie

Eenheid

ZIN

Tarief per eenheid

 

Overige Inkoop

 

Jeugd Ziekenhuis ADHD+

53A01

Behandeling of onderzoek op polikliniek of dagbehandeling bij gedragsproblemen

Stuks (output)

€ 375,18

53A02

Consult op de polikliniek bij gedragsproblemen

Stuks (output)

€ 275,83

53A03

Meer dan 6 polikliniekbezoeken of meer dan 1 dagbehandeling bij een psychische of gedragsaandoening

Stuks (output)

€ 1.583,40

53A04

Consult op de polikliniek bij een psychische of gedragsaandoening

Stuks (output)

€ 779,92

53A05

Behandeling of onderzoek op de polikliniek of dagbehandeling bij een psychische of gedragsaandoening (incl. activiteiten psychosociaal specifiek)

Stuks (output)

€ 872,00

53A06

Behandeling of onderzoek op de polikliniek of dagbehandeling bij een psychische of gedragsaandoening (excl. activiteiten psychosociaal specifiek)

Stuks (output)

€ 879,69

 

Dyslexie

45ED1

Diagnostiek traject (max. 1 stuk)

Stuks (output)

€ 1.023,81

45ED2

Behandeling per sessie (max. 48 stuks)

Stuks (output)

€ 99,55

45ED3

Extra behandeling per sessie (max. 12 stuks)

Stuks (output)

€ 99,55

 

Beschermd wonen

44BWZ

Beschermd wonen zonder huisvesting

Stuks (output)

nvt

44BWH

Beschermd wonen met huisvesting

Stuks (output)

nvt

 

2. Zorg in natura tarieven Maatschappelijke ondersteuning

 

Leefdomein

Bijbehorend resultaatgebied

Intensiteit

Code eenheid(van-(gemiddeld)-tot) * Inzet per maand

Eenheid

ZIN Tarief per maand

Huishoudelijke ondersteuning

01H01

 

Huishoudelijke ondersteuning

 

minuten

€ 32,66

01W01

 

Wasverzorging

 

minuten

€ 32,66

 

1. Wonen

 

1A - Het huishouden wordt zelfstandig gevoerd

 

 

 

 

101A1

(+)

0,4-(3,0)-4,6

uur

€ 169,64

101A2

(++)

4,7-(6,4)-8,6

uur

€ 360,48

101A3

 

(+++)

8,7-(10,2)-12,6

uur

€ 577,51

 

2. Financiën

 

2A - De financiën zijn op orde

 

 

 

 

102A1

 

(+)

0,1-(1,2)-1,8

uur

€ 96,04

102A2

 

(++)

1,9-(2,7)-3,6

uur

€ 223,27

102A3

 

(+++)

3,7-(4,4)-6,3

uur

€ 369,20

102A4

 

(++++)

6,4-(8,0)-16,8

uur

€ 662,33

 

2B – De administratie is op orde

 

 

 

 

102B1

 

(+)

0,9-(2,1)-2,9

uur

€ 139,70

102B2

 

(++)

3,0-(3,9)-5,9

uur

€ 265,68

102B3

 

(+++)

6,0-(7,9)-12,9

uur

€ 542,58

 

3. Regie op eigen leven

 

3A - Psychische stabiliteit

 

 

 

 

103A1

 

(+)

0,7-(2,5)-3,0

uur

€ 195,82

103A2

 

(++)

3,1-(3,7)-4,2

uur

€ 289,38

103A3

 

(+++)

4,3-(4,8)-5,6

uur

€ 377,94

103A4

 

(++++)

5,7-(6,5)-7,6

uur

€ 516,39

103A5

 

(+++++)

7,7-(8,9)-14,7

uur

€ 697,25

 

3B – Iemand is in staat om de activiteiten in het dagelijks leven uit te voeren

 

 

 

 

103B1

 

(+)

0,7-(2,4)-2,9

uur

€ 167,14

103B2

 

(++)

3,0-(3,6)-4,6

uur

€ 246,96

103B3

 

(+++)

4,7-(5,6)-8,5

uur

€ 391,66

103B4

 

(++++)

8,6-(11,4)-16,1

uur

€ 789,56

 

4. Maatschappelijke participatie

 

4A - Iemand heeft sociale contacten/ zinvolle dagbesteding

 

 

 

 

104A1

 

(+)

1,08-(4,88)-7,58

dagdeel

€ 183,35

104A2

 

(++)

7,85-(10,83)-13,81

dagdeel

€ 402,88

104A3

 

(+++)

14,08-(17,06)-21,13

dagdeel

€ 632,39

104A4

 

(++++)

21,40-(25,73)-42,79

dagdeel

€ 952,95

 

4B – Iemand levert een actieve bijdrage aan de samenleving in de vorm van vrijwilligerswerk

 

 

 

 

104B1

 

(+)

2,71-(4,33)-5,96

dagdeel

€ 138,45

104B2

 

(++)

6,23-(8,67)-13,54

dagdeel

€ 273,16

104B3

 

(+++)

13,81-(18,96)-25,46

dagdeel

€ 596,22

104B4

 

(++++)

25,73-(33,31)-43,06

dagdeel

€ 1.047,74

 

4C – iemand levert een actieve bijdrage aan de samenleving in de vorm van arbeidsmatige dagbesteding

 

 

 

 

104C1

 

(+)

3,25-(3,79)-4,88

dagdeel

€ 127,23

104C2

 

(++)

5,15-(7,31)-9,48

dagdeel

€ 248,21

104C3

 

(+++)

9,75-(14,90)-20,31

dagdeel

€ 512,65

104C4

 

(++++)

20,58-(23,29)-26,81

dagdeel

€ 800,78

104C5

 

(+++++)

27,08-(31,42)-41,98

dagdeel

€ 1.085,17

 

5. Gezin en huiselijke relaties

 

5A - De leden van het huishouden gaan goed met elkaar om

 

 

 

 

105A1

 

(+)

0,2-(2,2)-3,0

uur

€ 187,10

105A2

 

(++)

3,1-(4,0)-5,0

uur

€ 334,28

105A3

 

(+++)

5,1-(6,2)-8,0

uur

€ 522,62

105A4

 

(++++)

8,1-(9,9)-13,0

uur

€ 831,96

 

5B – Er is een gezond opvoed- en opgroeiklimaat

 

 

 

 

105B1

 

(+)

0,7-(1,3)-2,2

uur

€ 95,54

105B2

 

(++)

2,3-(3,4)-4,2

uur

€ 243,23

105B3

 

(+++)

4,3-(5,1)-7,8

uur

€ 376,69

105B4

 

(++++)

7,9-(10,0)-13,1

uur

€ 728,43

 

6. Sociaal netwerk

 

6A - Het netwerk is versterkt

 

 

 

 

106A1

 

(+)

0,1-(1,1)-2,0

uur

€ 81,06

106A2

 

(++)

2,1-(2,8)-3,7

uur

€ 213,30

106A3

 

(+++)

3,8-(4,7)-6,8

uur

€ 351,74

106A4

 

(++++)

6,9-(9,0)-13,4

uur

€ 676,04

 

6B – Het netwerk is ondersteunend en/of ontlast

 

 

 

 

106B1

 

(+)

1-(1,6)-2,5

uur

€ 124,74

106B2

 

(++)

2,6-(3,6)-4,6

uur

€ 278,16

106B3

 

(+++)

4,7-(5,6)-7,3

uur

€ 442,80

106B4

 

(++++)

7,4-(9,0)-13,0

uur

€ 707,24

 

Producten

08A03

E1. Vervoer van en naar de dagbesteding

(+)

1

dag

€ 8,64

08A04

E2. Rolstoelvervoer van en naar de dagbesteding

(+)

1

dag

€ 32,82

03A03

E3. Persoonlijke verzorging

(+)

1

uur

€ 49,05

04A02

E4. Kortdurend verblijf

(+)

1

etmaal

€ 33,39

 

3. Woonvoorzieningen

 

Bouwkosten

Het is mogelijk om een vergoeding in natura of als pgb te verstrekken in de kosten voor het aanbouwen of uitbreiden van een vertrek bij een bestaande woning of de extra bouwkosten bij een nieuw te bouwen woning.

 

Voor de berekening van deze vergoeding wordt als basis genomen het extra aantal m2 dat volgens tabel 1 voor vergoeding in aanmerking komt, vermenigvuldigd met de verdiepingshoogte, met een maximum van 2,70 m.

 

Wanneer het woonoppervlak van de nieuw te bouwen woning groter is dan 75 m2 vermeerderd met het maximumaantal meters dat noodzakelijk is volgens het programma van eisen (zie kolom 2 van tabel 1), wordt geen vergoeding in de bouwkosten verstrekt.

 

Grondkosten

Het is mogelijk om een vergoeding in natura of als pgb te verstrekken voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is.

 

Een vergoeding voor de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m² behoeft geen extra grond te worden verworven en wordt geen vergoeding verstrekt.

 

Het aantal m2 dat voor vergoeding in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden, zoals in onderstaande tabel aangegeven.

 

Maximumaantal m2 waarvoor een vergoeding wordt verstrekt, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning:

 

Tabel 1

Soort vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

Woonkamer

30 m2

6 m2

Keuken

10 m2

4 m2

Eenpersoons slaapkamer

10 m2

4 m2

Tweepersoons slaapkamer

18 m2

4 m2

Toiletruimte

2 m2

1 m2

Badkamer

 

 

1. Wastafelruimte

2 m2

1 m2

2. Doucheruimte

3m2

2 m2

Entree / gang / hal

5 m2

2 m2

Berging

6 m2

4 m2

 

Woningsanering

Indien de maatwerkvoorzieningen woningsanering betreft worden de maximale vergoedingsbedragen berekend op de wijze als aangegeven onder a en b.

  • a.

    Voor gordijnen en vloerbedekking worden de volgende normbedragen per vierkante meter gehanteerd:

    • Overgordijnen woonkamer € 38,07 per m2 raamoppervlak

    • Overgordijnen slaapkamer € 28,42 per m2 raamoppervlak

    • Vitrage woon- en slaapkamer € 25,94 per m2 raamoppervlak

    • Vloerbedekking woonkamer € 21,30 per m2 vloeroppervlak

    • Vloerbedekking slaapkamer € 19,02 per m2 vloeroppervlak

  • b.

    Bij het bepalen van de vergoeding wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking in een periode van 8 jaar, op de volgende wijze:

    • Leeftijd tot 2 jaar: vergoeding van 100 % van het normbedrag;

    • Leeftijd tot 4 jaar: vergoeding van 75 % van het normbedrag;

    • Leeftijd tot 6 jaar: vergoeding van 50 % van het normbedrag;

    • Leeftijd tot 8 jaar: vergoeding van 25 % van het normbedrag;

    • Ouder dan 8 jaar: geen vergoeding meer omdat de artikelen zijn afgeschreven

4. Blijk van waardering mantelzorgers

De waarde van de waardebon voor de mantelzorgers als blijk van waardering is € 40,00.

Op jaarbasis wordt een bedrag beschikbaar gesteld van € 24.000,00

 

5. Verantwoordingsvrij bedrag pgb

Jaarlijks wordt een bedrag van € 100,00 vrijgelaten welke de inwoner niet hoeft te verantwoorden.

 

Bijlage 2 Het weekendvervoer

Besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek

 

Artikel 1. Voorziening in natura

(Bovenregionale ritten per collectief aanvullend vervoer)

  • 1.

    Degene die in aanmerking komt voor weekendvervoer kan, in aanmerking worden gebracht voor bovenregionaal vervoer.

  • 2.

    Het aantal bezoeken wordt in overleg met de cliënt en/of diens vertegenwoordiger bepaald. Per kalenderjaar wordt voor maximaal 26 bezoeken vervoer verstrekt.

  • 3.

    Per weekend worden voor maximaal 2 ritten van de instelling naar het te bezoeken adres bovenregionale kilometers verstrekt.

  • 4.

    Vervoer vanuit het woonadres van de relatie waar de cliënt gedurende het weekend verblijft wordt niet vergoed.

  • 5.

    Er wordt uitsluitend bovenregionaal vervoer verstrekt voor kilometers die in Nederland worden gereden.

  • 6.

    Het maximum aantal bovenregionale kilometers per kalenderjaar bedraagt 3500.

  • 7.

    De bestemming waar de gerechtigde naar toe reist of van waaruit hij vertrekt, wordt door de gemeente aangemerkt als een "puntbestemming" en als zodanig gemeld bij de vervoerder.

Artikel 2 Begeleiding

  • 1.

    Als degene die in aanmerking komt voor weekendvervoer met het collectief aanvullend vervoer reist en hij bij dat vervoer moet worden begeleid, kan de cliënt een persoonsgebonden budget krijgen in de kosten die de begeleider moet maken om de begeleiding op zich te kunnen nemen.

  • 2.

    Het aantal ritten waarvoor het persoonsgebonden budget wordt gegeven is maximaal gelijk aan het aantal ritten waarvoor de inwoner met beperking(en) op grond van artikel 1 bovenregionale kilometers ontvangt.

  • 3.

    De gemeente bepaalt de afstand van de instelling naar het te bezoeken adres met behulp van de ANWB-routeplanner.

  • 4.

    Voor vergoeding komen alleen in aanmerking kilometers die binnen Nederland worden gereden.

  • 5.

    De kilometerprijs bedraagt € 0,19 per kilometer. De vergoeding per kalenderjaar is beperkt tot maximaal de helft van het bedrag dat verstrekt wordt op grond van artikel 6.10 van het Besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek voor het gebruik van een (eigen) auto.

Bijlage 3: Beschrijving segmenten domein Jeugd

Besluit jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek

 

In deze bijlage worden de 5 segmenten van zorg nader beschreven. Meer informatie over deze segmenten, de jeugdhulpaanbieders binnen deze segmenten en productcodes staan beschreven op de website www.zorginregiohartvanbrabant.nl.

 

Segment 1: Hoog specialistische jeugdhulp

Het gaat in dit segment om jeugdigen en de gezinnen waarvan zij deel uitmaken, met een ernstige meervoudige complexe problematiek, waarvoor intensieve jeugdhulp nodig is en waarvoor veelal coördinatie over leefdomeinen heen aan de orde is. Wat houdt hoog specialistische jeugdhulp in?

 

We rekenen onder segment 1 de volgende vormen van jeugdhulp:

  • Behandelverblijf (open, gesloten of forensische setting);

  • Intensieve ambulante Jeugdhulp gericht op behandeling van complexe tot zeer Meervoudige problematiek met ontwikkelperspectief (bijvoorbeeld (dag)behandeling i.c.m. begeleiding, en/of dagbegeleiding);

  • Landelijke Transitie Arrangement (LTA) en transforensische zorg.

Wat houdt LTA, JeugdzorgPlus en Transforensische zorg in?

 

Landelijk Transitiearrangement (LTA)

LTA is een set aan afspraken die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) landelijk wordt gemaakt, met een beperkt aantal Jeugdhulpaanbieders. Hieraan liggen een aantal criteria ten grondslag, namelijk:

  • Het aan jeugdigen dat hiervan gebruikmaakt per Jeugdhulpregio is dermate klein dat het voor gemeenten moeilijk is om daarvoor goed aanbod te contracteren;

  • Het aanbod is dermate gespreid over het land en klein in omvang dat de, door de jeugdhulpaanbieder landelijk te contracteren, de transactiekosten en administratieve lasten worden beperkt;

  • Het aanbod is dermate specialistisch dat het organiseren van een substituut op lokaal niveau moeilijk zal zijn.

Door deze hulpverlening landelijk te contracteren, wordt het doel bereikt om goede, passende hulp te bieden aan de meest kwetsbare jongeren en om de continuïteit van het zorglandschap te garanderen.

 

JeugdzorgPlus

JeugdzorgPlus is een vorm van gesloten jeugdhulp. Deze wordt geboden aan jeugdigen die niet bereikbaar zijn voor lichtere vormen van jeugdhulp. Zonder behandeling vormen zij een risico voor zichzelf en/of voor hun omgeving. De kinderrechter beslist of een jongere JeugdzorgPlus nodig heeft. Als dat zo is, legt de rechter een civiele maatregel op en spreekt de ‘machtiging gesloten Jeugdhulp’ uit. Een kinderrechter kan ook een ‘voorwaardelijke machtiging gesloten Jeugdhulp’ verlenen waarin voorwaarden staan. Als de jongere zich aan de voorwaarden houdt, hoeft hij of zij niet (terug) naar de JeugdzorgPlus instelling.

 

JeugdzorgPlus heeft als doel een dusdanige gedragsverandering te realiseren dat de Jeugdige weer kan participeren in de maatschappij. De Jeugdige kan na behandeling in de JeugdzorgPlus instelling verder behandeld worden in een open setting of thuis. JeugdzorgPlus wordt zo kort als nodig, maar zo lang als noodzakelijk opgelegd.

 

Transforensische zorg

Dit betreft jeugdhulp (in een strafrechtelijk kader) gericht op gedragsinterventies voor jeugdigen die een delict hebben gepleegd.

 

Samenwerkingverband

De jeugdhulp binnen segment 1 wordt verzorgd door een samenwerkingsverband van jeugdzorgaanbieders.

 

Segment 2: Wonen

Wanneer de thuissituatie geen veilige of passende woonomgeving voor een jeugdige vormt, moet er een alternatieve woonvorm gevonden worden die zo lang als nodig als thuis fungeert. Het gaat dan om pleegzorg, gezinshuizen, kleinschalige woonleefgroepen en zelfstandig bevorderende woonvormen.

 

Segment 2 betreft de woonvoorzieningen voor jeugdigen die niet meer thuis kunnen wonen. Dit segment bestaat uit vier diensten, te weten:

  • 1.

    Pleegzorg

  • 2.

    Gezinshuizen

  • 3.

    Kleinschalige woonleefgroepen

  • 4.

    Zelfstandigheid bevorderende woonvormen

Pleegzorg en gezinshuizen zijn gezinsgerichte vormen van jeugdhulp, omdat de jeugdigen in een respectievelijk vrijwillige of ‘professionele’ gezinssetting worden opgevangen. Deze genieten – ook wettelijk – de voorkeur boven residentiële plaatsing. De kleinschalige woonleefgroep is een niet-gezinsgerichte woonvorm voor jeugdigen die die zich thuis onvoldoende veilig kunnen ontwikkelen en/of gezond kunnen opgroeien en voor wie een pleeggezin of gezinshuis vanwege hun (hechtings)problematiek niet passend is. De zelfstandigheid bevorderende woonvorm, is gericht op het toewerken richting zelfstandigheid, bedoeld voor jeugdigen vanaf 16 jaar die deze steun niet in het eigen gezin (kunnen) ontvangen.

 

In dit segment verblijven jeugdigen in een zo thuis mogelijke omgeving. Wel kan het zijn dat de aard van de doelgroep een (continue) mate van begeleiding noodzakelijk maakt. Deze is dan bij de woonvoorziening inbegrepen. Als een jeugdige daarnaast een specifieke, individuele behandel-/begeleidingsvraag heeft, valt deze dienstverlening onder segment 4. Voor dagbegeleiding ten behoeve van de ontwikkeling van een Jeugdige wordt een beroep gedaan op segment 3.

 

Coördinatiepunt Wonen

Het regionaal coördinatiepunt wonen wordt bemand door een onafhankelijke professional. Zij nemen aanmeldingen aan leiden toe naar een woonaanbieder.

 

Het coördinatiepunt doet geen matching. Daar is de jeugdhulpaanbieder zelf verantwoordelijk voor. Het coördinatiepunt voert geen coördinatie binnen het domein Jeugd of over het Integraal plan van aanpak

 

Verwijzers hebben de verplichting om aanvragen voor gezinshuizen en kleinschalige woonvoorzieningen via het coördinatiepunt te organiseren. Enkel als een jeugdhulpaanbieder zelf een jeugdige in een behandelgroep heeft zitten en in overleg met de verwijzer rechtstreeks op een eigen woonvoorziening kan worden geplaatst, geldt die verplichting niet. Uiteraard moet de plaatsing wel worden gemeld bij het coördinatiepunt.

 

Segment 3: Dagbegeleiding en respijtzorg

Dagbegeleiding ziet toe op het stimuleren en aanleren van sociale en praktische vaardigheden gedurende een of enkele dagdelen per week.

 

Bij respijtzorg gaat het om het bieden van periodieke tijdelijke ontlasting aan ouders en/of het gezin i.v.m. (dreigende) overbelasting van het gezinssysteem. Beide vormen van jeugdhulp zijn tijdelijk van aard en worden in groepsverband op locatie van de jeugdhulpaanbieder geboden.

 

Dagbegeleiding

Binnen de categorie dagbegeleiding kennen we twee varianten: dagbegeleiding A en dagbegeleiding B. Hieronder leest u in de tabel per variant de bijbehorende kenmerken en kan een inschatting worden gemaakt welke variant passend is en aansluit bij de behoefte van de jeugdige.

Dagbegeleiding A

Dagbegeleiding B

Groepsgrootte

1 medewerker op maximaal 5-6 jeugdigen.

1 medewerker op maximaal 4 jeugdigen.

Problematiek

Er is sprake van Enkelvoudige problematiek. Bij meervoudige problematiek kan Dagbegeleiding A soms tevens passend zijn, mits de jeugdige zelfstandig genoeg blijkt.

Er is sprake van meervoudige problematiek.

Zelfredzaamheid

De jeugdige is in enige mate beperkt in zijn ontwikkeling en mate van zelfredzaamheid door kindgebonden problematiek.

De jeugdige is in hoge mate beperkt in zijn ontwikkeling en mate van zelfredzaamheid door kindgebonden problematiek.

 

Indicaties hiervoor zijn dat, in het geval dat de aansturing uitblijft minstens een van de volgende zaken optreedt:

  • forse frustratieopbouw, risico op uit contact treden, fysieke/verbale agressie, weinig/geen inzicht in emoties;

  • zelfzorg blijft grotendeels uit;

  • geen aansluiting met leeftijdsgenoten, weinig/geen contacten, (fysieke) conflicten, afzondering, (gevoel van) gepest worden of pestgedrag vertonen.

Voorspelbaarheid gedrag

Het gedrag van de jeugdige is redelijk voorspelbaar en risico`s als gevolg van de problematiek zijn goed in te schatten.

Het gedrag van de jeugdige is matig tot slecht voorspelbaar en risico`s als gevolg van de problematiek zijn niet altijd even goed in te schatten.

Zelfstandigheid

De jeugdige is voldoende zelfstandig (waarbij rekening gehouden wordt met het intellectueel functioneren en de ontwikkelleeftijd) en de mate van zelfstandigheid is passend voor zorg binnen deze categorie van dagbegeleiding.

De jeugdige is matig tot niet zelfstandig.

 

Respijtzorg

Binnen de categorie respijtzorg kennen we twee varianten, genoemd respijtzorg A en respijtzorg B. Hieronder leest u per varianten de bijbehorende kenmerken. Deze tabel biedt de mogelijkheid om o.b.v. de behoefte van de Jeugdige een inschatting te maken welke variant passend is.

Respijtzorg A

Respijtzorg B

Groepsgrootte

1 medewerker op maximaal 5-6 jeugdigen.

1 medewerker op maximaal 4 jeugdigen.

Problematiek

Er is sprake van enkelvoudige problematiek. Bij meervoudige problematiek kan Respijtzorg A soms tevens passend zijn, mits de jeugdige zelfstandig genoeg blijkt.

Er is sprake van meervoudige problematiek.

Zelfredzaamheid

De jeugdige is niet of in enige mate beperkt in zijn ontwikkeling en mate van zelfredzaamheid door kind eigen problematiek.

De jeugdige is in hoge mate beperkt in zijn ontwikkeling en in de mate van zelfredzaamheid door kindgebonden problematiek.

 

Indicaties hiervoor zijn dat, in het geval dat de aansturing uitblijft minstens een van de volgende zaken optreedt:

  • forse frustratieopbouw, risico op uit contact treden, fysieke/verbale agressie, weinig/geen inzicht in emoties;

  • zelfzorg blijft grotendeels uit;

  • geen aansluiting met leeftijdsgenoten, weinig/geen contacten, (fysieke) conflicten, afzondering, (gevoel van) gepest worden of pestgedrag vertonen.

Voorspelbaarheid gedrag

Het gedrag van de jeugdige is redelijk voorspelbaar en risico’s als gevolg van de problematiek zijn goed in te schatten.

Het gedrag van de jeugdige is matig tot slecht voorspelbaar en risico’s als gevolg van de problematiek zijn niet altijd even goed in te schatten.

Zelfstandigheid

De jeugdige is voldoende zelfstandig (waarbij rekening gehouden wordt met het intellectueel functioneren en de ontwikkelleeftijd) en de mate van zelfstandigheid is passend voor zorg binnen deze categorie van respijtzorg.

De jeugdige is matig tot niet zelfstandig.

 

Segment 4: Veelvoorkomende jeugdhulp

Het gaat hier om specialistische jeugdhulp voor jeugdigen met enkelvoudige problematiek. Het betreft ambulante en/of poliklinische hulp die minder intensief en/of minder langdurig is dan de hoog specialistische jeugdhulp in segment 1. Vaak ligt de focus op psychische problemen.

 

Binnen dit segment hebben wij het over alle ambulante of poliklinische jeugdhulp (begeleiding, behandeling, ambulante GGZ, vaktherapie, combinaties hiervan) die niet onder segment 1 valt.

 

Het betreft ambulante hulp gericht op:

  • het bieden van hulp in het kader van GGZ-vragen. Dit zijn vragen waarbij er is sprake van een (vermoeden van) DSM-geclassificeerde stoornis, ontwikkelingsproblemen, psychische en/of psychiatrische problemen, al dan niet gepaard gaande met systeemproblemen;

  • het verbeteren en/of oplossen van problematische opvoedingssituaties;

  • het verbeteren en/of oplossen van problemen van Jeugdigen met een (licht verstandelijke, zintuiglijke en/of lichamelijke) beperking;

  • het bieden van hulp middels vaktherapie.

De volgende soorten hulp vallen onder segment 4:

Domein

Product

Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

GGZ Hoog specialistisch

GGZ Specialistisch

GGZ Begeleiding

Medicatiecontrole

Jeugd en Opvoedhulp (JOH)

JOH Behandeling

JOH Begeleiding

Gehandicaptenzorg (GHZ)

GHZ Behandeling

GHZ Begeleiding

Verzorging / Basisondersteuning

Vaktherapie

* Vaktherapie kan domeinoverstijgend in worden gezet.

 

Segment 5: Crisis

Het gaat hier om jeugdigen en gezinnen waarvoor acute hulpverlening noodzakelijk is vanwege veiligheid en/of de aard van de hulpvraag.

 

Er is sprake van crisis bij een plotselinge, ernstige ontregeling (in de fysieke, sociale en psychische gesteldheid van de Jeugdige of van de omgeving) met als gevolg het ontstaan van een acuut onhoudbare situatie in het thuismilieu of de woonsituatie van de jeugdige.

 

De regio rekent onder segment 5 de volgende vormen van integrale crisiszorg:

  • De ambulante crisishulp aan huis bij de jeugdige. Deze wordt na de melding van de crisis zo spoedig mogelijk geboden, maar in ieder geval binnen acht uur op werkdagen .

  • Verblijfzorg: plaatsing in een residentiele instelling of een crisispleeggezin, als dit noodzakelijk is in verband met de veiligheid van de jeugdige, en dient per direct beschikbaar te zijn.

  • Het samen met de verwijzer, ouder en jeugdige regelen van een zo spoedig mogelijke doorstroom naar huis en/of vervolghulp. Uitgangspunt is om binnen twee weken te voorzien in een passend uitstroomplan.

Samenwerkingverband

De jeugdhulp binnen segment 5 wordt verzorgd door een samenwerkingsverband van jeugdzorgaanbieders.

Naar boven