9e Verordening tot wijziging van de verordening Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop 2015 vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2023, nummer 2023-084

ARTIKEL I  

De Verordening Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop 2015 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1 lid 3 sub r. vervalt.

 

B

 

De tekst van artikel 7 wordt vervangen door de volgende tekst: :

 

Lid 1

  • a.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1. van de Jeugdwet en/of artikel 2.3.6 van de Wmo .

  • b.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de Wmo kan het college besluiten geen persoonsgebonden budget te verstrekken voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende in een redelijke termijn voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.

  • c.

    Het college kan nadere regels stellen over de toekenning van een pgb. Deze zijn opgenomen in Het besluit nadere regels Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop en de nadere regels Jeugdhulp gemeente Nieuwkoop 2020

  • d.

    Het college verstrekt geen pgb voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV)”.

Lid 2

“De hoogte van een persoonsgebonden budget

  • a.

    Wordt bepaald aan de hand van een door een inwoner opgesteld (budget)plan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

    • -

      Welke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassing en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren een inwoner van het budget wil betrekken, en

    • -

      de omvang en intensiteit van de maatwerkvoorziening die de inwoner bij het budget wil betrekken, en

    • -

      indien van toepassing, welke hiervan een inwoner wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

  • b.

    Wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

    • -

      Waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het persoonsgebonden budget toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken,

    • -

      waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren wil betrekken;

    • -

      en bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • c.

    als het tarief voor de aangevraagde maatwerkvoorziening niet toereikend is, dan wordt door of namens het college ter bepaling van de hoogte van het pgb:

    • -

      een nader gesprek gevoerd met de aanbieder van de hulp of ondersteuning;

    • -

      indien nodig één of meerdere offertes opgevraagd.

    • -

      als de inwoner een duurdere voorziening wil inkopen, zijn de meerkosten voor rekening van de inwoner.

  • d.

    en als voor de aangevraagde maatwerkvoorziening geen tarief bepaald is, dan bedraagt de hoogte van het pgb maximaal de kosten van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura. In geval van jeugdhulp wordt het tarief gebaseerd op de Tarieven Zorg in Natura Jeugdhulp regio Holland Rijnland.

  • e.

    De pgb-tarieven en de referentietarieven worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van prijsindexcijfers en/of loonaanpassingen in de van toepassing zijnde CAO's .

Lid 3

“Tarieven PGB Wmo regulier

Wmo -diensten (begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf) bedraagt maximaal 100% van het referentietarief als de ondersteuning wordt geleverd door een professionele of specialistische aanbieder.

Voor begeleiding geldt:

  • Maximaal 100% van het referentietarief wanneer het professionele ondersteuning betreft die wordt geboden door een professional in dienst van een zorgaanbieder

  • Maximaal 80% van het referentietarief wanneer het professionele ondersteuning betreft die wordt geboden door een professional als zzp’er”.

Lid 4

“Tarieven PGB Ondersteuning met wonen

De tarieven jeugdhulp en Ondersteuning met wonen worden vastgesteld op basis van het door het college gecontracteerde tarief in natura waarbij wordt uitgegaan van:

  • -

    Maximaal 100% van het tarief in natura voor jeugdhulp en Ondersteuning met wonen wanneer het professionele ondersteuning betreft die geboden wordt door een professional in dienst van een zorgaanbieder”.

Lid 5

“Tarieven PGB jeugdhulp

Jeugdhulp bedraagt maximaal 100% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. De maximale tarieven van de voorziening in natura zijn gebaseerd op de Tarieven Zorg in Natura Jeugdhulp regio Holland Rijnland en worden jaarlijks door het college gepubliceerd. Voorwaarde is dat een zorgaanbieder voldoet aan de eisen zoals gesteld in de nadere regels Jeugdhulp gemeente Nieuwkoop 2020. De zorgaanbieder wordt dan aangeduid als een professionele zorgaanbieder”.

 

Lid 6

“Tarief PGB sociaal netwerk

Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een niet gekwalificeerd persoon uit het sociale netwerk, niet zijnde een onbetaalde vrijwilliger, wordt een maximaal uurtarief gehanteerd dat gelijk is aan het pgb-tarief en/of referentietarief voor het sociale netwerk”.

 

Lid 7

“Tarief Hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden bedraagt maximaal:

  • 100% van het Zorg In Natura tarief wanneer het professionele ondersteuning betreft die geboden wordt door een professional in dienst van een zorgaanbieder

  • 70% van het Zorg In Natura tarief wanneer het professionele ondersteuning betreft die geboden wordt door een ter zake kundig gediplomeerde zelfstandige zonder personeel (zzp’er)

  • 55% van het Zorg in Natura tarief wanneer het niet-professionele/informele ondersteuning betreft”.

Lid 8

“Tarieven PGB van een zaak

De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een cliënt ten behoeve van een zaak (zoals een hulpmiddel, woningaanpassing en autoaanpassing) wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak die de inwoner zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt waarbij rekening wordt gehouden met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten”.

 

Lid 9

“Voorwaarden voor de besteding van het pgb

Het college verstrekt een pgb aan inwoners onder de voorwaarde dat:

  • a.

    De inwoner samen met een medewerker van het team een verslag of integraal plan opgesteld heeft (tenzij afgezien is van een verslag of integraal plan), waarin benoemd is:

    • -

      dat een maatwerkvoorziening nodig is;

    • -

      hoe de inwoner het pgb gaat besteden;

    • -

      welke resultaten bereikt worden met het pgb en;

    • -

      wanneer en hoe het plan, inclusief het gebruik van pgb door de inwoner en een medewerker van het team geëvalueerd wordt.

  • b.

    De inwoner zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen en in het geval het een Jeugdhulp-Pgb betreft hier tevens uit blijkt dat de individuele voorziening die wordt geleverd in natura niet passend is.

  • c.

    De inwoner naar het oordeel van het team voldoende in staat geacht wordt om, al dan niet met ondersteuning van mensen uit zijn sociaal netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, de taken, die aan het pgb verbonden zijn, op een verantwoorde manier uit te voeren conform de checklist pgb-vaardigheid (www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/persoonsgebonden-budget-pgb)

  • d.

    De persoon of organisatie die de inwoner vertegenwoordigt, is niet ook uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het team aanvaardbaar is.

  • e.

    De ondersteuning die met het pgb ingekocht wordt naar het oordeel van het team veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.

  • f.

    De pgb-beheerder is niet tevens zorgaanbieder/zorgverlener, diens vast/flexibel personeel, diens organisatieadviseur of op andere wijze aan de zorgaanbieder verbonden persoon, met uitzondering van situaties waarin familieleden in de eerste of tweede graad (een deel van) de zorg verlenen.

  • g.

    Het pgb is bedoeld om ondersteuning in te kopen. Hierbij gelden een aantal aanvullende voorwaarden:

    • 1.

      Het pgb mag niet (apart) besteed worden aan reiskosten voor hulpverleners, administratiekosten, bemiddelingskosten of kosten voor belangenbehartiging.

    • 2.

      Vervoerskosten van de inwoner van en naar dagactiviteiten zijn onderdeel van het pgb.

    • 3.

      Budgethouders kunnen geen vaste maandlonen afspreken met hun zorgverleners, omdat anders onvoldoende kan worden nagegaan of het pgb doelmatig wordt gebruikt.

    • 4.

      Een feestdagenuitkering kan niet uit het pgb worden betaald.

    • 5.

      Een verantwoordingsvrij bedrag wordt niet bij een pgb gehanteerd”.

  • h.

    Voorwaarden pgb sociaal netwerk

  • De inwoner aan wie een pgb verstrekt wordt, kan alleen hulp of ondersteuning betrekken van personen die tot zijn sociaal netwerk behoren, als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:

    • 1.

      De inzet van het sociaal netwerk geen gebruikelijke hulp en/of mantelzorg betreft, zoals omschreven in de Nadere regels Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop en de Nadere regels Jeugdhulp gemeente Nieuwkoop 2020;

    • 2.

      de inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter of minimaal gelijkwaardig aan professionele ondersteuning;

    • 3.

      de geboden hulp of ondersteuning is passend, adequaat en veilig;

    • 4.

      De personen uit het sociaal netwerk die de hulp of ondersteuning gaan bieden, hebben zich voldoende op de hoogte gesteld van de verantwoordelijkheden die hieraan verbonden zijn en;

    • 5.

      bij de personen uit het sociaal netwerk die de hulp of ondersteuning gaan bieden, is geen sprake van dreigende overbelasting.

    • 6.

      De inwoner aan wie een pgb wordt toegekend, kan alleen ondersteuning betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren, wanneer het gaat om huishoudelijke ondersteuning, begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf. Onder de jeugdwet geldt dat dagactiviteiten niet geleverd kunnen worden door het sociaal netwerk

    • 7.

      Inzet van het sociaal netwerk met een pgb wordt in ieder geval aantoonbaar beter geacht, als de hulp en ondersteuning:

      • -

        vooraf niet goed in te plannen is;

      • -

        op ongebruikelijke tijden geboden moet worden;

      • -

        op veel korte momenten per dag geboden moet worden;

      • -

        op verschillende locaties geboden moet worde n;

      • -

        24 uur per dag en op afroep beschikbaar moet zijn; of

      • -

        vanwege de aard van de beperking geboden moet worden gegeven door een persoon met wie de inwoner vertrouwd is en goed contact heeft.

  • i.

    Het is niet toegestaan het budget voor professionele begeleiding in te zetten voor begeleiding door een niet gekwalificeerd persoon uit het sociale netwerk.

  • j.

    Mag uitsluitend worden gebruikt voor de inkoop van de in de beschikking genoemde voorzieningen en ten behoeve van de verwezenlijking van de bij die voorzieningen genoemde doelen.

  • k.

    Kan gedurende het jaar naar behoefte flexibel worden ingezet”.

C.

 

Artikel 7a vervalt.

 

D.

 

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In lid vier wordt de zinsnede “binnen een jaar na uitbetaling vervangen door “binnen een half jaar na uitbetaling”.

  • 2.

    Lid 6 wordt lid 6 sub a.

  • 3.

    Na lid 6 sub a wordt sub b en c toegevoegd en deze luiden als volgt:

    • b.

      Het college kan een toezichthouder rechtmatigheid aanwijzen belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet en Wmo 2015”.

    • c.

      Met het oog op het ontlasten van budgethouders die te goeder trouw zijn en het fraudebestendiger maken van het Pgb, kan de gemeente zorgverleners rechtstreeks aanspreken wanneer de intrekking of herziening het gevolg is van het toerekenbaar handelen van de zorgverlener (zie bijlage: Derdenbeding)”.

E.

 

De tekst van artikel 8a wordt vervangen door de volgende tekst:

 

Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als:

  • a.

    Er ten aanzien van een inwoner een ernstig vermoeden is van misbruik of oneigenlijk gebruik van het pgb.

  • b.

    Als een pgb-houder langer dan 2 maanden verblijft in een instelling waarin de zorg (vanuit andere) wetgeving wordt geboden.

  • c.

    Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek aan de SVB

F.

 

Artikel 11c lid 2 vervalt

 

G.

 

Artikel 11d wordt als volgt gewijzigd

 

  • 1.

    Lid 2 en 3 worden nieuw toegevoegd en deze luiden als volgt.

     

  • Lid 2

  • “Het college kan Ondersteuning met wonen verstrekken aan inwoners:

    • a.

      Vanaf minimaal 18 jaar.

    • b.

      Waar sprake is van diagnostiek rondom een psychische aandoening of een ernstig vermoeden van een psychische aandoening en/of sprake van psychosociale problematiek. Als diagnose niet mogelijk is moet er sprake zijn van aantoonbaar onvermogen om zichzelf staande te houden in een zelfstandige woning. De diagnose en/of psychosociale problemen zijn vastgesteld door een specialist (BIG geregistreerd) op het gebied van GGZ of Maatschappelijke opvang.

    • c.

      Waar geen voorliggende voorzieningen mogelijk zijn ( Wlz , Zvw , Jeugdwet, Participatiewet).

    • d.

      Waar op het moment van onderzoek geen sprake (meer) is van een klinische behandeling ( Zvw ) of de klinische behandeling zal binnen uiterlijk 60 dagen eindigen.

    • e.

      Die stabiliteit en structuur nodig hebben.

    • f.

      Die tijdelijk of nog niet zelfstandig kunnen wonen.

    • g.

      Die behoefte hebben aan 24/7 toezicht en/of oproepbaarheid van ondersteuning.”

  • Lid 3.

  • “Het college kan Opvang verstrekken aan inwoners waar sprake is van:

    • a.

      Dak- en/of thuisloosheid: als gevolg van psychische problemen, schulden, verslaving en/of werkeloosheid heeft de inwoner geen onderdak en adres om te wonen of te logeren.

    • b.

      Onvoldoende steunend netwerk: de inwoner heeft geen familieleden, vrienden, kennissen, collega’s en/of buren die praktische, sociale of emotionele steun kunnen bieden.

    • c.

      Onvoldoende zelfredzaam zijn: de inwoner heeft onvoldoende vermogen om zichzelf te redden op alle leefgebieden”.

  • 2.

    Lid 2 wordt vernummerd naar lid 4

H.

 

In artikel 12 wordt lid 5 en 6 toegevoegd en deze luiden als volgt”

 

Lid 5.

“Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, een voorziening weigeren als:

  • a.

    de persoon ten behoeve van wie de voorziening zou worden verstrekt geen belanghebbende is op grond van de verordening;

  • b.

    de persoon onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek dat nodig is voor het beoordelen van het recht op de voorziening;

  • c.

    de persoon een beroep kan doen op een voorziening op basis van een andere wettelijke regeling, waardoor er sprake is van een voorliggende voorziening;

  • d.

    de voorziening naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling; of

  • e.

    er niet wordt voldaan aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening”.

Lid 6.

“Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, een voorziening beëindigen als:

  • a.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

  • b.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt geen belanghebbende is op grond van de verordening;

  • c.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet;

  • d.

    de voorziening naar het oordeel van het college niet langer bijdraagt aan een duurzame arbeidsinschakeling;

  • e.

    de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

  • f.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening; of

  • g.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening”.

I.

 

In artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In lid 1 wordt sub l. “loonkostensubsidie” toegevoegd.

  • 2.

    Lid 3 t/m 13 worden toegevoegd en luiden als volgt:

     

  • Lid 3.

  • “Het college kan een voorziening in de vorm van een proefplaatsing aanbieden voor de duur van maximaal 2 met de mogelijkheid om deze maximaal 4 maanden te verlengen. Als de proefplaatsing naar het oordeel van het college bijdraagt met het doel om werkervaring op te doen met behoud van uitkering. Het betreft werkervaring in de toekomstige functie bij de werkgever, voorafgaand aan een regulier dienstverband, om daarmee uitval na indiensttreding te voorkomen”.

     

    Lid 4.

  • “Het college biedt een proefplaatsing aan:

    • a.

      de werkzaamheden van de persoon niet al eerder onbeloond door hem bij die werkgever,

    • b.

      of diens rechtsvoorganger, zijn verricht; en

    • c.

      de werkgever bij aanvang van de proefplaatsing schriftelijk de intentie heeft uitgesproken dat hij de persoon, bij gebleken geschiktheid, direct aansluitend aan zijn proefplaatsing, voor minimaal zes maanden, zonder proeftijd, in dienst zal nemen”.

  • Lid 5.

  • “Tussen partijen wordt in ieder geval vastgelegd:

  • Het doel en de periode van de proefplaatsing en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt”.

     

  • Lid 6.

  • “Het college weigert de voorziening genoemd in lid 3 als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder proefplaatsing kan worden aangenomen voor dat werk”.

     

  • Lid 7.

  • “Als de werkzaamheden op de proefplaatsing wegens ziekte worden onderbroken, dan wordt deze periode voor de toepassing van de maximale periode, bedoeld in het eerste lid, buiten beschouwing gelaten”.

     

  • Lid 8.

  • “Het college kan een voorziening in de vorm van Jobcoaching aanbieden als er sprake is van een dienstbetrekking en ondersteuning noodzakelijk is voor het verrichten van taken op de werkplek. Het doel van jobcoaching is het bieden van ondersteuning en begeleiding op de werkplek om ervoor te zorgen dat de werkzaamheden zo zelfstandig mogelijk verricht kunnen worden”.

     

    Lid 9.

  • “Het college kan ambtshalve of op aanvraag persoonlijke ondersteuning in de vorm van jobcoaching aanbieden:

    • a.

      voor de duur van 12 maanden, tenzij 6 maanden naar het oordeel van het college voldoende is;

    • b.

      in de vorm van jobcoaching in natura door middel van een jobcoach die werkzaam is in een dienstverband bij of in opdracht van [(de gemeente) OF (een derde, waarbij de gemeente de uitvoering van de jobcoaching heeft ingekocht)]. Als de gemeente een of meer jobcoaches zelf in dienst OF gecontracteerd heeft, biedt het college deze bij voorrang aan;

    • c.

      in de vorm van een subsidie toekennen aan de werkgever voor jobcoaching door een interne of externe jobcoach; “

  • Lid 10.

    “Tussen partijen wordt in ieder geval vastgelegd: het doel en de periode van de jobcoaching en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt”.

     

  • Lid 11.

  • “Een jobcoach die de persoonlijke ondersteuning bij werk verzorgt moet voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:

    • a.

      de jobcoach heeft een HBO-opleiding met succes afgerond of beschikt over (tenminste) HBO werk- en denkniveau; en

    • b.

      de jobcoach heeft een opleidingsmodule voor jobcoach gevolgd en een diploma of certificaat behaald

    • c.

      de jobcoach van de organisatie, die de externe jobcoach levert, dient te voldoen aan het erkenningskader van het UWV of aan vergelijkbare eisen. Dit dient naar het oordeel van het college op verzoek voldoende te worden aangetoond met bewijsstukken”.

  • Lid 12.

    “De tarieven van jobcoaching zijn afhankelijk van de soort jobcoaching die wordt ingezet. Deze tarieven zijn gebaseerd op de normtarieven van het UWV volgens het begeleidingsregime licht.

    • a.

      Voor jobcoaching via een externe of gemeentelijke jobcoach wordt het geldende uurtarief van het UWV gehanteerd

    • b.

      Voor jobcoaching via een interne jobcoach in dienst van de werkgever wordt een vast bedrag aan de werkgever toegekend. Dit bedrag komt overeen met het bedrag dat UWV hanteert voor de interne begeleiding bij een werkweek van 24 uur of meer. Indien een werknemer minder dan 24 uur werkt of korter dan 12 maanden, wordt het bedrag naar rato naar beneden bijgesteld.

    • c.

      Voor jobcoaching tijdens de proefplaatsing geldt een vast bedrag dat overeenkomt met het bedrag dat het UWV hiervoor hanteert”.

J.

 

Artikel 13a met de titel “Voorzieningen belanghebbende met arbeidsbeperking” wordt toegevoegd en luidt als volgt:

 

Lid 1.

“Naast de voorzieningen genoemd in artikel 13, kan het college een voorziening verstrekken ten behoeve van een belanghebbende met een arbeidsbeperking. Het betreft de voorzieningen:

  • a.

    persoonlijke ondersteuning bij werk ( jobcoaching en interne werkbegeleiding)

  • b.

    vervoersvoorzieningen

  • c.

    intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap

  • d.

    meeneembare voorziening”

Lid 2.

“Het college onderzoekt, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de belanghebbende, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, om te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de wet”.

 

Lid 3.

“Het college kan een deskundig oordeel en advies inwinnen, als de beoordeling van een aanvraag dit vereist”.

 

K.

 

Artikel 13b met de titel “Voorwaarden en procedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen” wordt toegevoegd en luidt als volgt:

 

Lid 1.

“Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk als bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van de wet en begeleiding op de werkplek als bedoeld in artikel 10da van de wet aanbieden ten behoeve van een persoon met een arbeidsbeperking”.

 

Lid 2.

“Het college kan overige voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de wet aanbieden ten behoeve van een persoon met een arbeidsbeperking”.

 

Lid 3.

“Bij de toekenning van persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen gelden, de volgende voorwaarden:

  • a.

    de persoon is minimaal achttien jaar oud, tenzij diegene VSO/PRO-onderwijs heeft genoten;

  • b.

    de persoon kan zonder deze vorm van ondersteuning niet aan het arbeidsproces deelnemen;

  • c.

    de werkgever biedt een dienstbetrekking aan van minimaal zes maanden, met een minimale arbeidsduur van 12 uur per week;

  • d.

    het betreft geen Arbo-taak waarvoor de werkgever verantwoordelijk is;

  • e.

    het betreft geen meeneembare voorziening die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoort of algemeen gebruikelijk is in een organisatie;

  • f.

    er is naar het oordeel van het college geen sprake van een werkplekaanpassing die in zijn algemeenheid van de werkgever kan worden verlangd; en

  • g.

    de kosten van de voorziening(en) zijn naar het oordeel van het college proportioneel”.

Lid 4.

“Een aanvraag om persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen kan bij het college worden ingediend door de persoon of zijn werkgever”.

 

Lid 5.

“Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag”.

 

Lid 6.

“Het college bepaalt na overleg met de persoon, en indien van toepassing met de werkgever, welke ondersteuning of voorziening(en) het beste kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling”.

 

Lid 7.

“De aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk moet binnen 8 weken na de ingangsdatum van de dienstbetrekking zijn ontvangen, tenzij voorafgaand aan of op het moment van aanvang van het dienstverband de noodzaak voor die ondersteuning redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn”.

 

Lid 8.

“Het college besluit binnen 8 weken op basis van individueel maatwerk, waarbij de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning wordt gewogen”.

 

Lid 9.

“Het college geeft in een beschikking tot toekenning van persoonlijke ondersteuning of een overige voorziening in ieder geval aan:

  • a.

    welke persoonlijke ondersteuning of overige voorziening wordt verstrekt;

  • b.

    als subsidie wordt verstrekt, wat de omvang is van het subsidiebedrag;

  • c.

    de duur en intensiteit van de ondersteuning;

  • d.

    de ingangsdatum van de ondersteuning of overige voorziening”.

L.

 

Artikel 13c met de titel “Voorzieningen belanghebbende met arbeidsbeperking” wordt toegevoegd en luidt als volgt

 

Lid 1.

“Het college kan voor interne begeleiding een training bieden aan de werkgever indien de belanghebbende met een arbeidsbeperking voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat”.

 

Lid 2.

“Het college kan aan de werkgever ambtshalve of op aanvraag een training aanbieden voor één medewerker per belanghebbende om hem interne werkbegeleiding te bieden”.

 

M.

 

Artikel 13d met de titel “Vervoersvoorziening” wordt toegevoegd en luidt als volgt:

 

Lid 1.

“Het college kan een vervoersvoorziening toekennen aan een persoon die door zijn beperking op grond van artikel 26 nadere regels niet zelfstandig naar zijn werkplek, proefplaatsing of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding in geld worden verstrekt”.

 

Lid 2.

“Het college biedt een vervoersvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de persoon kan door zijn beperking niet zelfstandig reizen of gebruik maken van het openbaar vervoer; en

  • b.

    het vervoer is beperkt tot woon-werkverkeer”.

Lid 3.

“De hoogte van de vergoeding in geld hangt af van het aantal dagen dat moet worden gewerkt en is op basis goedkoopst adequaat tarief”.

 

Lid 4.

“Het college brengt een eventueel bedrag voor een vervoersvoorziening van de werkgever aan de werknemer in mindering op de te verstrekken vervoersvoorziening”.

 

N.

 

Artikel 13e met de titel “Intermediaire activiteit” wordt toegevoegd en luidt als volgt:

 

“Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie”.

 

O.

 

Artikel 13f met de titel “Meeneembare voorziening” wordt toegevoegd en luidt als volgt:

 

Lid 1.

“Het college kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de persoon om te kunnen werken”.

 

Lid 2.

“Er is geen limitatieve lijst van voorzieningen. In principe kan elk product als een meeneembare voorziening worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is”.

 

Lid 3.

“De meeneembare voorziening wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld. In bijzondere gevallen kan het college besluiten de voorziening in eigendom te verstrekken”.

 

P.

 

Lid 4 en 5 van artikel 16 vervallen.

 

Q.

 

In artikel 17 “Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort” wordt lid 4 toegevoegd en deze luidt als volgt:

 

Het aanvraagproces loonkostensubsidie is beschreven in bijlage 2”.

 

R.

 

Artikel 21a met de titel “reiskosten” wordt toegevoegd en luidt als volgt:

 

Lid 1.

“Het college kan aan de belanghebbende een vergoeding verstrekken voor de gemaakte kosten voor vervoer, voor zover het college dit vervoer noodzakelijk acht voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen die verbonden zijn aan arbeidsinschakeling”.

 

Lid 2.

“In afwijking van lid 1 wordt de belanghebbende binnen een reisafstand van 10 kilometer (enkele reis) geacht te kunnen lopen of fietsen en komen reiskosten niet in aanmerking voor vergoeding. Dit wordt berekend van vertrekadres tot bestemmingsadres via Routenet.nl (kortst mogelijke route met de fiets)”.

 

Lid 3.

“Het college kan besluiten van lid 2 af te wijken, als lopen of fietsen vanwege de persoonlijke situatie, redelijkerwijs niet van de belanghebbende verlangd kan worden”.

 

Lid 4.

“Vergoeding van reiskosten vindt plaats op basis van de kosten van openbaar vervoer tweede klasse, waarbij de goedkoopste mogelijkheid vergoed wordt”.

 

Lid 5.

“In uitzonderingsgevallen kan overgegaan worden tot vergoeding van de kosten van eigen vervoer; voor de bepaling van de kosten wordt aangesloten bij de maximale onbelaste vergoedingen volgens de belastingwetgeving, waarbij de kortste reisafstand gehanteerd wordt”.

 

Lid 6.

“De vergoeding wordt periodiek uitbetaald”.

 

Lid 7.

“Gemaakte reiskosten kunnen tot maximaal drie maanden na de periode waarop ze betrekking hebben gedeclareerd worden”.

 

S.

 

De tekst van artikel 26 van lid 4 wordt vervangen door de volgende tekst:

 

“De hoogte van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura tot ten hoogste het bedrag als bedoeld in artikel 2.1.4a lid 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015”.

 

T.

 

In artikel 30 lid 1 wordt sub d. toegevoegd en deze luidt als volgt:

 

“De kwaliteitseisen waar zowel de maatwerkvoorzieningen in zorg in natura als in PGB aan moeten voldoen zijn opgenomen in bijlage 3 en 4 bij deze verordening”.

 

U.

 

In artikel 42 wordt na de zinsnede “…zoals genoemd in artikel 40 of 41”…” toegevoegd de zinsneden “...van deze verordening…”

 

V.

 

In artikel 46 lid 1 wordt na de zinsnede “Voor zover nog niet genoemd in artikel 40…” toegevoegd de zinsneden “...van deze verordening…”

 

W.

 

In artikel 55 lid wordt na de zinsnede “…als bedoeld in de artikelen 40, 41, 43, 46, 47 en 48. ”toegevoegd de zinsneden “...van deze verordening…”

 

X.

 

De tekst van artikel 61 wordt vervangen door de volgende tekst”

 

“Voor de Wet Inburgering heeft de gemeente geen bepalingen in deze, of een andere, Verordening opgenomen aangezien de uitvoeringsbevoegdheden van het college aangaande de inburgering, in de Wet Inburgering 2021 zijn opgenomen. De nadere uitwerking van de wettelijk vastgelegde uitvoeringsbevoegdheden zijn, conform artikel 1:3 lid 4 Awb , opgenomen in de Nadere Regels Inburgering gemeente Nieuwkoop 2022”.

 

Y.

 

Bijlage 2, behorende bij artikel 17 lid 4 van deze verordening wordt toegevoegd en luidt als volgt:

 

“Bijlage 2: Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie

 

  • 1.

    Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d, van de wet, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de werkgever, of als de aanvraag wordt gedaan door de persoon, aan de werkgever en de persoon.

  • 3.

    Een aanvraag voor loonkostensubsidie wordt, als het een persoon betreft die nog niet behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, ook beschouwd als een aanvraag om vast te stellen of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 10c, eerste lid, onder a, van de wet.

  • 4.

    Het college stelt binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag de loonwaarde vast, tenzij in overleg met de werkgever toepassing wordt gegeven aan artikel 10d, vijfde lid, van de wet.

  • 5.

    Het college neemt bij het verstrekken van de loonkostensubsidie het administratieve proces zoals weergegeven in de Bijlage1 in acht”.

Z.

 

De tekst van de toelichting bij artikel 18 (Vaststelling loonwaarde) wordt vervangen door de volgende tekst:

 

“In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. Het UWV, dan wel een door het UWV gecertificeerde arbeidsdeskundige, adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon (artikel 18, tweede lid, van deze verordening). Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet. De vastgestelde loonwaarde en de hoogte van de loonkostensubsidie legt het college vast in een beschikking.

 

In de bijlage bij artikel 18, eerste lid, wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven. Deze werkwijze is afgestemd met het UWV en met de Regio Holland Rijnland”.

 

AA

 

De tekst van de toelichting bij artikel 7 wordt vervangen door de volgende tekst:

 

In het eerste lid is verankerd dat het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 8.1.1 van de Jeugdwet en/of artikel 2.3.6 van de Wmo een pgb kan verstrekken.

 

Zowel in de jeugdwet als in de Wmo wordt een compleet beeld gegeven van de rechten en plichten van de belanghebbende.

In beide wetten is bepaald dat een pgb pas verstrekt wordt als:

  • de belanghebbende op eigen kracht of met hulp uit het sociale netwerk of met hulp van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, voldoende in staat is de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • de belanghebbende gemotiveerd kan aantonen dat de maatwerkvoorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend is;

  • gewaarborgd is dat de ondersteuning die tot de maatwerkvoorziening behoort en die de belanghebbende van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit is.

Het door de gemeente geregelde collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) heeft in beginsel voorrang op de vaak duurdere verstrekking van een pgb. Dit past ook bij de gedachte dat het college mag volstaan met de goedkoopst adequate oplossing.

 

In de Wmo 2015 worden drie voorwaarden beschreven waaraan inwoners moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een pgb:

  • Inwoners moeten het vermogen hebben om een pgb goed te besteden. Dit betekent dat de inwoner in staat moet zijn om de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uit te voeren. De inwoner mag daarbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociaal netwerk dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. De persoon of organisatie die de inwoner hierbij vertegenwoordigt, is niet ook uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is. Hiermee wordt voorkomen dat voor de inwoner een te grote afhankelijkheid ontstaat van de beheerder van het pgb en er sprake is van belangenverstrengeling.

  • De inwoner moet zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen.

  • De voorzieningen die de inwoner met het pgb wil inkopen moeten veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn.

Een pgb kan een geschikt instrument zijn voor de inwoner om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor inwoners die zelf de regie over hun leven kunnen voeren.

 

Maatschappelijke opvang kan niet uitgesloten worden van een pgb. Het is echter de vraag of mensen aan wie maatschappelijke opvang verstrekt is, kunnen voldoen aan de voorwaarden die aan een pgb verbonden zijn. In de praktijk wordt een pgb voor maatschappelijke opvang daarom niet verstrekt.

 

Artikel 3 lid 4 van de verordening stelt dat als een integraal plan opgesteld wordt daarin aangegeven wordt van welke voorzieningen gebruik gemaakt wordt en/of voor welke maatwerkvoorzieningen de inwoner een aanvraag bij het college indient. Hiermee wordt voldaan aan een belangrijk criterium vanuit de Jeugdwet, waarin de toepassing van één gezin, één plan, als één van de belangrijke instrumenten genoemd wordt. Een plan, door de aanvrager samen met het team opgesteld, moet dan ook de basis zijn voor het verstrekken van een pgb. Als voorwaarde wordt daarom gesteld dat een plan ten grondslag moet liggen aan het verstrekken van een pgb. In het plan moet benoemd worden welke resultaten nagestreefd worden (stabilisatie problematiek, ontwikkeling vaardigheden etc.). Als de besteding van het pgb niet opgenomen is in het integrale plan, dan moet de budgethouder een afzonderlijk budgetplan opstellen waarin hij aangeeft hoe hij het pgb gaat inzetten. De budgethouder is daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan. Door periodiek het plan te gebruiken om vast te stellen wat de ondersteuning/jeugdhulp opgeleverd heeft, wordt ook de kwaliteit en doelmatigheid van de verleende ondersteuning/jeugdhulp inzichtelijk gemaakt. Dat betekent ook dat de budgethouder het team informeert, indien de budgethouder een andere zorgverlener wil gaan inzetten. Het pgb kan overigens deel uitmaken van een arrangement, waarbij onderdelen van ondersteuning/jeugdhulp in natura en onderdelen via een pgb ingezet worden.

 

De Jeugdwet stelt dat, om in aanmerking te komen voor een pgb, de inwoner zich gemotiveerd op het standpunt moet stellen dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod niet passend is in zijn situatie. De aanvrager heeft dus op grond van de Jeugdwet een motiveringsplicht.

 

In de voorwaarden is opgenomen dat de inwoner of zijn ouders voldoende in staat moet zijn om zijn belangen te behartigen. In de Jeugdwet is vastgelegd dat een pgb alleen verstrekt kan worden als de jeugdige (of zijn ouders) voldoende in staat is/zijn om zijn belangen te behartigen en de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uit te voeren. Het is toegestaan om een pgb te laten beheren door een naaste uit het sociaal netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.

 

Het gaat om de volgende twee aspecten:

  • -

    Kan hij een juiste beoordeling maken van zijn belangen ten aanzien van de hulpvraag?

  • -

    Kan hij de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uitvoeren? Hierbij gaat het onder meer om het kiezen van een zorgaanbieder, het aangaan van een contract en het aansturen van de zorgaanbieder. De inwoner mag hierbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociaal netwerk, dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.

Het gaat niet om het beheren van het budget, dat doet de SVB. Het is wel van belang om te weten dat een budgethouder, die voor vier of meer dagen per week ondersteuning/jeugdhulp inkoopt, een werkgever is met de werkgeversplichten die daarbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn. De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de inwoner getoetst, maar het oordeel van het team is leidend. Als het team van mening is dat de inwoner onbekwaam is, dan kan het college het pgb weigeren. Tegen deze beslissing staat bezwaar en beroep open.

 

Een gangbare termijn van een pgb is een jaar. Echter, voor sommige inwoners is de hulpvraag voor langere tijd vast te stellen. Bijvoorbeeld voor inwoners met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Rekening houdend met die gevallen, is er geen maximale termijn aan een pgb gesteld.

Indien een pgb een termijn heeft van langer dan een jaar, wordt wèl jaarlijks het gezinsplan, inclusief het gebruik van het pgb, geëvalueerd.

 

In de Wmo en in de Jeugdwet is opgenomen dat de gemeente kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden de inwoner aan wie een pgb verstrekt wordt, de mogelijkheid heeft om ondersteuning/jeugdhulp te betrekken van een persoon die deze anders dan in de uitoefening van een beroep levert. Het gaat hier bijvoorbeeld om situaties waarin iemand zijn baan opzegt of minder gaat werken om kinderen intensief te ondersteunen of waarin het veiliger/praktischer is dat een naaste uit het gezin de ondersteuning levert. Als iemand vanuit het sociaal netwerk de ondersteuning gaat bieden, dan moet dat gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie, omdat uit het gesprek/integraal plan blijkt dat vanuit de bestaande situatie de inzet van het sociaal netwerk ontoereikend is. Extra inzet is dus nodig. Hiervan is ook sprake als de zorg voor een opgroeiend kind als gevolg van beperkingen juist toeneemt waardoor extra ondersteuning noodzakelijk is.

 

Het komt voor dat het met inzet van het sociaal netwerk makkelijker is om een sluitend zorgaanbod te realiseren dan met inzet van een professionele zorgorganisatie. Argumenten voor de inzet van het sociaal netwerk zijn bijvoorbeeld:

  • zorgcontinuïteit: de partner of ouder kan zorgen voor permanent toezicht. Een professional kan dit niet;

  • emotionele binding: de ouder of andere familie/kennissen hebben een emotionele band die bijdraagt aan de effectiviteit van de ondersteuning/jeugdhulp;

  • een praktische reden: de partner of ouder kan taken flexibel combineren die anders door meerdere professionals op verschillende tijdstippen/locaties uitgevoerd worden.

Als iemand vanuit het sociaal netwerk de ondersteuning/jeugdhulp gaat bieden, dan moet diegene wel over de juiste competenties en expertise beschikken:

  • bereidheid tot het volgen van trainingen/cursussen waar nodig;

  • bereidheid tot het samenwerken met professionals waar nodig en;

  • de inzet mag niet leiden tot overbelasting.

Een periodiek gesprek (1 keer per jaar of vaker) met het team moet inzicht geven in de kwaliteit van de geboden ondersteuning/jeugdhulp in relatie tot het gewenste resultaat. Dit kan gevolgen hebben voor het PGB.

 

De persoon die vanuit het sociaal netwerk ondersteuning/jeugdhulp biedt moet zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die hij, mogelijk langdurig, op zich neemt.

 

Als ondersteuning/jeugdhulp ingezet wordt in situaties waarin sprake is van onvoldoende opvoedvaardigheden of bij (dreigende) overbelasting, dan kan geen pgb ingezet worden voor het sociaal netwerk. Het is aan de betrokken professional om dit te beoordelen.

ARTIKEL II  

Deze 9e Verordening tot wijziging van de Verordening Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop 2015 treedt in werking op 1 januari 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 9 november 2023, nummer 2023-084.

E.R. van Holthe

Griffier

R. van Duijn

Burgemeester

Bijlage 2 Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie

 

  • 1.

    Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d, van de wet, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de werkgever, of als de aanvraag wordt gedaan door de persoon, aan de werkgever en de persoon.

  • 3.

    Een aanvraag voor loonkostensubsidie wordt, als het een persoon betreft die nog niet behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, ook beschouwd als een aanvraag om vast te stellen of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 10c, eerste lid, onder a, van de wet.

  • 4.

    Het college stelt binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag de loonwaarde vast, tenzij in overleg met de werkgever toepassing wordt gegeven aan artikel 10d, vijfde lid, van de wet.

  • 5.

    Het college neemt bij het verstrekken van de loonkostensubsidie het administratieve proces zoals weergegeven in de Bijlage1 in acht.

Bijlage 3 Kwaliteitskader Opdracht ‘Dichtbij in de Rijnstreek’ 2022-2026

In deze bijlage zijn de kwaliteitseisen voor de uitvoering van de Opdracht opgenomen. Deze uitwerking is een concretisering van artikel 3.1 in de Wmo 2015.

 

Wmo 2015, artikel 3.1

  • 1.

    De aanbieder draagt er zorg voor dat de voorziening van goede kwaliteit is;

  • 2.

    Een voorziening wordt in elk geval:

    • a.

      Veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt;

    • b.

      Afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt;

    • c.

      Verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard;

    • d.

      Verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

 

Hieronder licht Opdrachtgever toe hoe de begrippen uit lid 2 geoperationaliseerd zijn en welke documenten daarvoor relevant kunnen zijn.

Inschrijver geeft aan over welke documenten hij beschikt in zijn organisatie die deze eisen ondersteunen.

Toetsing van de kwaliteit gebeurt bij de inschrijving en in de overleggen tussen Opdrachtgever en Opdrachtnemer zoals beschreven in de Aanbestedingsleidraad. De kwaliteitseisen gelden ook voor aanbieders Pgb, zij het dat kleine aanbieders, Zzp’ers en het sociaal netwerk niet over alle genoemde ondersteunende documenten zullen beschikken.

 

Toelichting op de tabel:

Begrip

Begrip zoals genoemd in artikel 3.1 van de Wmo

Toelichting

Toelichting van het begrip. Waar het begrip wordt toegelicht in de Memorie van Toelichting is deze toelichting overgenomen (herkenbaar aan *)

Eisen

Operationalisering van het begrip door Opdrachtgever

Ondersteunende documenten

Documenten waar een Inschrijver over beschikt en waarmee deze desgevraagd kan aangeven aan de eis te voldoen

 

 

Begrip

Toelichting

Eisen

Ondersteunende documenten

1

Veilig

Het voorkomen van lichamelijk, geestelijk en seksueel geweld of bedreiging daar mee (cfm Wmo artikel 1.1.1 lid 1).

Aanbieder houdt zicht op de veiligheid, beperkt veiligheidsrisico’s en heft onveilige situaties op.

 

Betreft zowel veiligheid van inwoners, omgeving als medewerkers.

  • VOG registratie hulpverleners (niet ouder dan 3 jaar)

  • Gedragscode

  • Risicoanalyse (ARBO)

  • Werkplan

  • Organisatiehandboek

  • Inspectierapport brandweer

  • Ontruimingsoefeningen

  • Ontruimingsplattegronden

  • BHV materialen

  • Privacy protocol

  • Meldcode

  • Klachtenregeling

  • Klachtenregistratie

  • Medezeggenschapsregeling

  • Cliëntenparticipatie

2

Doeltreffend

Inspanningen dragen daadwerkelijk bij aan het beoogde doel*

Er is een persoonlijk ondersteuningsplan van de inwoner dat gezamenlijk is opgesteld en instemming van de inwoner heeft, met daarin in elk geval:

  • Analyse problematiek;

  • Analyse mogelijkheden inwoner en sociaal netwerk;

  • Beoogd resultaat;

  • Wijze van toetsing voorgang, evaluatie en bijstelling;

  • Afgestemde afspraken met andere vormen van zorg of hulp.

  • Klanttevredenheidsonderzoek (van Opdrachtnemer zelf)

  • Cliëntervaringsonderzoek

3

Doelmatig

Inspanningen en uitgaven staan in verhouding tot de opbrengsten*

Er worden geen bovenmatige kosten gemaakt of kosten die niet gerelateerd zijn aan de opdracht.

  • Governance Code Zorg

  • Jaarrekening

  • Jaarverslag

  • Rapportages

  • Inschrijving WNT register

4

Cliëntgericht

Rekening houdend met de preferenties van de inwoner*

De aanbieder sluit aan op de mogelijkheden en talenten van de inwoner.

 

De aanbieder zorgt voor informatie in begrijpelijke taal over:

  • Bereikbaarheid;

  • Beschikbaarheid;

  • Activiteiten;

  • routine en regels.

De aanbieder zorgt voor continuïteit in de ondersteuning. Indien overdracht naar een andere hulpverlener noodzakelijk is, wordt dit goed gemotiveerd naar de inwoner en vindt de overdracht zorgvuldig plaats.

  • Website

  • Voorlichtings- en communicatieplan

  • Werkprocedures

  • Bereikbaarheidsroosters

5

Afgestemd op reële behoeften van cliënt

Uitgaande van de eigen kracht van inwoners kijken wat aanvullend nodig is.

Zie 2.

  • Zie 2

6

Afgestemd op andere vormen van ondersteuning

Hulp of diensten op terreinen als zorg, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, werk en inkomen*

Er wordt systeemgericht gewerkt, dus ook mantelzorg, informele ondersteuning en het sociale netwerk worden betrokken.

  • Samenwerkingsafspraken of convenanten

  • Overzicht netwerken waaraan deelgenomen wordt

  • Vrijwilligersbeleid waarin de continuïteit, kwaliteit van de ondersteuning, veiligheid, deskundigheid en waardering vrijwilligers wordt gewaarborgd.

7

Op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de professionele standaard

Indien een professionele kwaliteitsstandaard van toepassing is moet de ondersteuning in beginsel volgens die standaard worden verleend en moeten afwijkingen die de hulpverlener nodig acht kunnen worden gemotiveerd en uitgelegd*

De aanbieder heeft passend personeelsbeleid, houdt zich aan de voor hem geldende CAO(‘s) en zet personeel in met de benodigde kwalificaties.

  • Governance Code Zorg

  • Voor de branche geldende en/of passende certificaten en kwaliteitskeurmerken

  • Functieboek

  • Opleidingsplan

8

Met respect voor en inachtneming van de rechten van de inwoner

Het recht op zelfbeschikking wordt gerespecteerd en over te maken keuzes wordt overlegd op basis van goede informatie over de daaraan verbonden consequenties*.

Persoonlijke keuzes van de inwoner met betrekking tot bijvoorbeeld religie of geaardheid worden geaccepteerd.

  • Zie 1

 

Bijlage 4 Kwaliteitskader Ondersteuning met wonen Rijnstreek 2023 t/m 2026

 

Dit kwaliteitskader is gebaseerd op de doelstellingen en uitgangspunten uit de Wmo 2015 en de ‘Kwaliteitseisen Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang’ van de VNG. In dit kwaliteitskader is beschreven welke voorwaarden Opdrachtgever stelt aan de door Opdrachtnemer geleverde ondersteuning. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke eisen waaraan Opdrachtnemers moeten voldoen en aanvullende kwaliteitseisen die zijn opgesteld om te kunnen sturen op de doelstellingen van de opdracht.

 

Thema

Wettelijke eisen

Aanvullende kwaliteitscriteria (alle percelen)

Toetsingsdocumenten

1.

Klant

  • Aanbieder heeft in een regeling de medezeggenschap van Klanten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn, vastgelegd

  • Aanbieder heeft een regeling voor de afhandeling van klachten over gedragingen van de aanbieder jegens Klanten.

  • Aanbieder werkt gericht, dus ook mantelzorg, informele ondersteuning en het sociale netwerk worden betrokken.

  • Aanbieder benut aantoonbaar ervaringskennis binnen de organisatie en voert beleid ter bevordering van de inzet van ervaringsdeskundigheid bij de uitvoering van de zorgverlening.

  • Aanbieder draagt er aantoonbaar zorg voor dat de medewerkers de Klanten passend en correct bejegenen

  • Aanbieder draagt er aantoonbaar zorg voor dat de Klant voorafgaand aan het ondersteuningstraject geïnformeerd is over de volgende onderwerpen: algemene informatie, klachtenregeling, vertrouwenspersoon en eventuele kosten.

  • Aanbieder wijst alle Klanten op de mogelijkheid tot het inschakelen van organisaties die informatie, advies en onafhankelijke Klantondersteuning bieden.

  • Aanbieder zorgt voor een goede match tussen Klant en begeleider/medewerker

  • Aanbieder is in staat om te gaan met situaties waarin Klant niet in staat is de zorgvraag te formuleren en handelt dan in het belang van het welbevinden van Klant.

  • 1.

    Klachtenregeling

  • 2.

    Klachtenregistratie

  • 3.

    Medezeggenschapsregeling

  • 4.

    Klanttevredenheidsonderzoek

  • 5.

    Klantervaringsonderzoek (extern)

2.

Begeleiding en ondersteuning

  • Aanbieder draagt er zorg voor dat de voorziening van goede kwaliteit is.

  • Ondersteuning is passend, d.w.z. dat deze aantoonbaar afgestemd is op reële behoeften en mogelijkheden van de Klant (en zijn/ haar netwerk) en dat deze een bijdrage levert aan de zelfredzaamheid van de Klant.

  • Er wordt gewerkt met de methode ‘één huishouden, één regisseur, één plan ’. Aanbieder stelt i.s.m. met Klant en de toegang een integraal ondersteuningsplan op t.a.v. alle leefgebieden wat in elk geval het volgende omvat:

    • o

      Analyse problematiek;

    • o

      Analyse mogelijkheden inwoner en sociaal netwerk;

    • o

      Zelfredzaamheidsmatrix

    • o

      Beoogd resultaat;

    • o

      Wijze van toetsing voorgang, evaluatie en bijstelling;

    • o

      Afgestemde afspraken met andere vormen van zorg of hulp

  • Geleverde ondersteuning draagt bij aan het herstel van de Klant en is gericht op uitstroom of doorstroom.

  • Aanbieder benoemt per Klant een regiebegeleider die verantwoordelijk is voor:

    • 1)

      Organisatie van integrale Wmo ondersteuning rondom de Klant

    • 2)

      Afstemming & aansluiting van deze ondersteuning met ondersteuning vanuit domeinen Zvw, Justitie, jeugd etc.

  • Aanbieder monitort systematisch de voortgang in doelen/ resultaten op Klant niveau en maakt dit voor zowel Klant als de trajectregisseur bij de toegang inzichtelijk.

  • Aanbieder ziet erop toe dat Klant ingeschreven staat in het regionale woonruimtesysteem en dat deze inschrijving behouden blijft.

  • Aanbieder signaleert of een Klant in aanmerking komt voor een indicatie Wlz of Zvw. Aanbieder ondersteunt de Klant samen met Gemeente bij het aanvragen van een Wlz-indicatie en een soepele overdracht naar de Wlz-aanbieder zodra Klant hiervoor een indicatie heeft gekregen

  • Format ondersteuningsplan

3.

Samenwerking in de keten

  • Aanbieder investeert aantoonbaar in samenwerking met ketenpartners die binnen de regio actief zijn op het gebied van verslavingszorg, gehandicaptenzorg en GGZ.

  • Aanbieder werkt samen met andere Aanbieder(s) waar mogelijk en wenselijk, om begeleiding zodanig vorm te geven dat deze optimaal bijdraagt aan de te bereiken doelen.

  • Aanbieder zorgt waar nodig voor multidisciplinaire ondersteuning rondom de Klant waarbij behandeling (ZvW) en begeleiding (Wmo) op elkaar zijn afgestemd.

  • Aanbieder zorgt dat er altijd sprake is van een warme overdacht en/of nazorg bij doorstroom of uitstroom van een Klant.

  • Aanbieder neemt deel aan overleggen waar complexe casuïstiek kan worden besproken en waar Aanbieder(s) ervaringen uitwisselen .

  • Samenwerkingsafspraken of convenanten

4.

Personeel

  • Aanbieder beschikt over vakbekwaam en voldoende gediplomeerd personeel

  • Aanbieder draagt aantoonbaar zorg voor continuïteit op het gebied van personeelsinzet en ondersteuning.

  • Aanbieder biedt medewerkers passende scholing

  • Aanbieder heeft passend beleid t.a.v. kwaliteitszorg, personeelsbeleid, scholing en AVG

  • Aanbieder beschikt (al dan niet via onderaannemerschap) over begeleidingsexpertise op het gebied van GGZ, (L)VG en verslaving

  • Er is de mogelijkheid tot consulatie van een gedragswetenschapper/orthopedagoog die gecertificeerd is voor diagnostiek en behandeling.

  • Aanwezigheid in de nacht wordt door zorgprofessional (in opleiding) uitgevoerd. Er dient altijd een gediplomeerd zorgprofessional oproepbaar te zijn in de nacht.

  • Aanbieder beschikt over een kwaliteitsfunctionaris

  • De Aanbieder spant zich in voor een inclusief personeelsbeleid ten behoeve van de herkenbaarheid naar Klanten toe (genderverhouding, culturele achtergrond, leeftijd, ervaringsdeskundigheid).

  • Aanbieder beschikt over vrijwilligersbeleid waarin de continuïteit, kwaliteit van de ondersteuning, veiligheid, deskundigheid en waardering vrijwilligers wordt gewaarborgd.

  • VOG registratie hulpverleners

  • Werkplan

  • Privacy protocol

  • Functieboek

  • Opleidingsplan

  • Gedragscode

  • Vrijwilligersbeleid

5.

Veiligheid

  • Aanbieder draagt er aantoonbaar zorg voor dat de ondersteuning aan de Klant veilig wordt verstrekt, met inachtneming van de rechten van de Klant.

  • De aanbieder draagt er aantoonbaar zorg voor dat de omgeving waar de ondersteuning wordt geboden veilig is voor zowel Klant, omgeving als medewerkers.

  • Aanbieder heeft een meldcode huiselijk geweld en (kinder-) mishandeling.

  • Aanbieder maakt melding van calamiteiten en geweld (bij o.a. toezichthouder WMO).

  • Aanbieder heeft een veiligheidsbeleid met tenminste de volgende thema’s: (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, inclusief pesten en agressie; gebruik en misbruik van middelen (alcohol/drugs); huiselijk geweld en kindermishandeling en seksueel misbruik; suïcide; toepassing handreikingen voor hulp aan slachtoffers van mensenhandel/loverboys.

  • Aanbieder heeft oog voor interculturele aspecten die de ondersteuning kunnen belemmeren dan wel bevorderen en sluit daarop aan.

  • Persoonlijke keuzes van de inwoner met betrekking tot bijvoorbeeld religie of geaardheid worden geaccepteerd en gefaciliteerd.

  • Aanbieder werkt met de crisiskaart.

  • Risicoanalyse (ARBO)

  • Organisatiehandboek

  • Ontruimingsoefeningen

  • Ontruimingsplattegronden

  • BHV certificaten personeel

  • BHV materialen

  • Meldcode

  • Veiligheidsbeleid

Bijlage 5 Derdenbeding

 

Derdenbeding

 

Onregelmatigheden rond de besteding van het Pgb kunnen ook komen door toerekenbaar handelen van de zorgverlener, inclusief ouders die optreden als zorgverlener. Met het oog op het ontlasten van budgethouders die te goeder trouw zijn en het fraudebestendiger maken van het Pgb, kan de gemeente zorgverleners rechtstreeks aanspreken wanneer de intrekking of herziening het gevolg is van het toerekenbaar handelen van de zorgverlener. Er bestaat geen directe relatie tussen de gemeente en de zorgverlener: het Pgb wordt verstrekt aan de budgethouder, die zelf de overeenkomst sluit met de zorgverlener. De Regeling Jeugdwet bevat een mogelijkheid voor de gemeente om zorgverlener rechtstreeks aan te spreken tot terugbetaling van het bedrag dat ten onrechte ten laste van het Pgb is betaald aan die zorgverlener.

 

Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

 

  • 1.

    Het handelen van de zorgverlener kan hem niet worden toegerekend als sprake is van overmacht. Er is sprake van overmacht als het handelen niet zijn schuld is, noch krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Voorbeelden van toerekenbaar handelen van de zorgverlener zijn het declareren van zorg die niet geleverd is door het aanleveren van onjuiste gegevens via een declaratie of het declareren van andere zorg dan de zorg waarvoor de zorgovereenkomst is afgesloten.

  • 2.

    Bij het intrekken of herzien van een Pgb wordt in de eerste plaats gekeken naar de verwijtbaarheid van de budgethouder. De gemeente kan tot het oordeel komen dat de budgethouder niets te verwijten valt en dat de onregelmatigheden zijn te wijten aan het handelen van de zorgverlener.

  • 3.

    Als de onregelmatigheden zijn te wijten aan het handelen van de zorgverlener kan de gemeente gebruikmaken van het derdenbeding dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de budgethouder en zijn zorgverlener. Het derdenbeding bepaalt dat de Pgb-verstrekker het bedrag dat ten onrechte uit het Pgb aan de jeugdhulpgaanbieder is betaald, direct kan vorderen van die aanbieder, als uit onderzoek van de gemeente blijkt dat de onterechte betaling is veroorzaakt door toerekenbaar handelen van die zorgverlener.

Als het derdenbeding niet is opgenomen in de overeenkomst wordt de overeenkomst niet goedgekeurd door de gemeente.

Naar boven