Gemeenteblad van Nieuwkoop
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nieuwkoop | Gemeenteblad 2023, 521504 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nieuwkoop | Gemeenteblad 2023, 521504 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
9e Verordening tot wijziging van de verordening Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop 2015 vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2023, nummer 2023-084
De Verordening Sociaal Domein gemeente Nieuwkoop 2015 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 lid 3 sub r. vervalt.
De tekst van artikel 7 wordt vervangen door de volgende tekst: :
Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de Wmo kan het college besluiten geen persoonsgebonden budget te verstrekken voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende in een redelijke termijn voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.
“De hoogte van een persoonsgebonden budget
Wmo -diensten (begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf) bedraagt maximaal 100% van het referentietarief als de ondersteuning wordt geleverd door een professionele of specialistische aanbieder.
“Tarieven PGB Ondersteuning met wonen
De tarieven jeugdhulp en Ondersteuning met wonen worden vastgesteld op basis van het door het college gecontracteerde tarief in natura waarbij wordt uitgegaan van:
Jeugdhulp bedraagt maximaal 100% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. De maximale tarieven van de voorziening in natura zijn gebaseerd op de Tarieven Zorg in Natura Jeugdhulp regio Holland Rijnland en worden jaarlijks door het college gepubliceerd. Voorwaarde is dat een zorgaanbieder voldoet aan de eisen zoals gesteld in de nadere regels Jeugdhulp gemeente Nieuwkoop 2020. De zorgaanbieder wordt dan aangeduid als een professionele zorgaanbieder”.
Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een niet gekwalificeerd persoon uit het sociale netwerk, niet zijnde een onbetaalde vrijwilliger, wordt een maximaal uurtarief gehanteerd dat gelijk is aan het pgb-tarief en/of referentietarief voor het sociale netwerk”.
“Tarief Hulp bij het huishouden
Hulp bij het huishouden bedraagt maximaal:
De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een cliënt ten behoeve van een zaak (zoals een hulpmiddel, woningaanpassing en autoaanpassing) wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak die de inwoner zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt waarbij rekening wordt gehouden met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten”.
“Voorwaarden voor de besteding van het pgb
Het college verstrekt een pgb aan inwoners onder de voorwaarde dat:
De inwoner naar het oordeel van het team voldoende in staat geacht wordt om, al dan niet met ondersteuning van mensen uit zijn sociaal netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, de taken, die aan het pgb verbonden zijn, op een verantwoorde manier uit te voeren conform de checklist pgb-vaardigheid (www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/persoonsgebonden-budget-pgb)
De persoon of organisatie die de inwoner vertegenwoordigt, is niet ook uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het team aanvaardbaar is.
De inwoner aan wie een pgb verstrekt wordt, kan alleen hulp of ondersteuning betrekken van personen die tot zijn sociaal netwerk behoren, als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:
De inwoner aan wie een pgb wordt toegekend, kan alleen ondersteuning betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren, wanneer het gaat om huishoudelijke ondersteuning, begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf. Onder de jeugdwet geldt dat dagactiviteiten niet geleverd kunnen worden door het sociaal netwerk
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
De tekst van artikel 8a wordt vervangen door de volgende tekst:
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als:
Artikel 11d wordt als volgt gewijzigd
“Het college kan Ondersteuning met wonen verstrekken aan inwoners:
Waar sprake is van diagnostiek rondom een psychische aandoening of een ernstig vermoeden van een psychische aandoening en/of sprake van psychosociale problematiek. Als diagnose niet mogelijk is moet er sprake zijn van aantoonbaar onvermogen om zichzelf staande te houden in een zelfstandige woning. De diagnose en/of psychosociale problemen zijn vastgesteld door een specialist (BIG geregistreerd) op het gebied van GGZ of Maatschappelijke opvang.
In artikel 12 wordt lid 5 en 6 toegevoegd en deze luiden als volgt”
“Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, een voorziening weigeren als:
“Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, een voorziening beëindigen als:
de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;
In artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
“Het college kan een voorziening in de vorm van een proefplaatsing aanbieden voor de duur van maximaal 2 met de mogelijkheid om deze maximaal 4 maanden te verlengen. Als de proefplaatsing naar het oordeel van het college bijdraagt met het doel om werkervaring op te doen met behoud van uitkering. Het betreft werkervaring in de toekomstige functie bij de werkgever, voorafgaand aan een regulier dienstverband, om daarmee uitval na indiensttreding te voorkomen”.
“Het college kan een voorziening in de vorm van Jobcoaching aanbieden als er sprake is van een dienstbetrekking en ondersteuning noodzakelijk is voor het verrichten van taken op de werkplek. Het doel van jobcoaching is het bieden van ondersteuning en begeleiding op de werkplek om ervoor te zorgen dat de werkzaamheden zo zelfstandig mogelijk verricht kunnen worden”.
“Het college kan ambtshalve of op aanvraag persoonlijke ondersteuning in de vorm van jobcoaching aanbieden:
in de vorm van jobcoaching in natura door middel van een jobcoach die werkzaam is in een dienstverband bij of in opdracht van [(de gemeente) OF (een derde, waarbij de gemeente de uitvoering van de jobcoaching heeft ingekocht)]. Als de gemeente een of meer jobcoaches zelf in dienst OF gecontracteerd heeft, biedt het college deze bij voorrang aan;
“De tarieven van jobcoaching zijn afhankelijk van de soort jobcoaching die wordt ingezet. Deze tarieven zijn gebaseerd op de normtarieven van het UWV volgens het begeleidingsregime licht.
Voor jobcoaching via een interne jobcoach in dienst van de werkgever wordt een vast bedrag aan de werkgever toegekend. Dit bedrag komt overeen met het bedrag dat UWV hanteert voor de interne begeleiding bij een werkweek van 24 uur of meer. Indien een werknemer minder dan 24 uur werkt of korter dan 12 maanden, wordt het bedrag naar rato naar beneden bijgesteld.
Artikel 13a met de titel “Voorzieningen belanghebbende met arbeidsbeperking” wordt toegevoegd en luidt als volgt:
“Naast de voorzieningen genoemd in artikel 13, kan het college een voorziening verstrekken ten behoeve van een belanghebbende met een arbeidsbeperking. Het betreft de voorzieningen:
“Het college onderzoekt, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de belanghebbende, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, om te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de wet”.
“Het college kan een deskundig oordeel en advies inwinnen, als de beoordeling van een aanvraag dit vereist”.
Artikel 13b met de titel “Voorwaarden en procedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen” wordt toegevoegd en luidt als volgt:
“Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk als bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van de wet en begeleiding op de werkplek als bedoeld in artikel 10da van de wet aanbieden ten behoeve van een persoon met een arbeidsbeperking”.
“Het college kan overige voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de wet aanbieden ten behoeve van een persoon met een arbeidsbeperking”.
“Bij de toekenning van persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen gelden, de volgende voorwaarden:
“Een aanvraag om persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen kan bij het college worden ingediend door de persoon of zijn werkgever”.
“Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag”.
“Het college bepaalt na overleg met de persoon, en indien van toepassing met de werkgever, welke ondersteuning of voorziening(en) het beste kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling”.
“De aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk moet binnen 8 weken na de ingangsdatum van de dienstbetrekking zijn ontvangen, tenzij voorafgaand aan of op het moment van aanvang van het dienstverband de noodzaak voor die ondersteuning redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn”.
“Het college besluit binnen 8 weken op basis van individueel maatwerk, waarbij de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning wordt gewogen”.
“Het college geeft in een beschikking tot toekenning van persoonlijke ondersteuning of een overige voorziening in ieder geval aan:
Artikel 13c met de titel “Voorzieningen belanghebbende met arbeidsbeperking” wordt toegevoegd en luidt als volgt
“Het college kan voor interne begeleiding een training bieden aan de werkgever indien de belanghebbende met een arbeidsbeperking voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat”.
“Het college kan aan de werkgever ambtshalve of op aanvraag een training aanbieden voor één medewerker per belanghebbende om hem interne werkbegeleiding te bieden”.
Artikel 13d met de titel “Vervoersvoorziening” wordt toegevoegd en luidt als volgt:
“Het college kan een vervoersvoorziening toekennen aan een persoon die door zijn beperking op grond van artikel 26 nadere regels niet zelfstandig naar zijn werkplek, proefplaatsing of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding in geld worden verstrekt”.
“Het college biedt een vervoersvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
“De hoogte van de vergoeding in geld hangt af van het aantal dagen dat moet worden gewerkt en is op basis goedkoopst adequaat tarief”.
“Het college brengt een eventueel bedrag voor een vervoersvoorziening van de werkgever aan de werknemer in mindering op de te verstrekken vervoersvoorziening”.
Artikel 13e met de titel “Intermediaire activiteit” wordt toegevoegd en luidt als volgt:
“Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie”.
Artikel 13f met de titel “Meeneembare voorziening” wordt toegevoegd en luidt als volgt:
“Het college kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de persoon om te kunnen werken”.
“Er is geen limitatieve lijst van voorzieningen. In principe kan elk product als een meeneembare voorziening worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is”.
“De meeneembare voorziening wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld. In bijzondere gevallen kan het college besluiten de voorziening in eigendom te verstrekken”.
Lid 4 en 5 van artikel 16 vervallen.
In artikel 17 “Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort” wordt lid 4 toegevoegd en deze luidt als volgt:
“Het aanvraagproces loonkostensubsidie is beschreven in bijlage 2”.
Artikel 21a met de titel “reiskosten” wordt toegevoegd en luidt als volgt:
“Het college kan aan de belanghebbende een vergoeding verstrekken voor de gemaakte kosten voor vervoer, voor zover het college dit vervoer noodzakelijk acht voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen die verbonden zijn aan arbeidsinschakeling”.
“In afwijking van lid 1 wordt de belanghebbende binnen een reisafstand van 10 kilometer (enkele reis) geacht te kunnen lopen of fietsen en komen reiskosten niet in aanmerking voor vergoeding. Dit wordt berekend van vertrekadres tot bestemmingsadres via Routenet.nl (kortst mogelijke route met de fiets)”.
“Het college kan besluiten van lid 2 af te wijken, als lopen of fietsen vanwege de persoonlijke situatie, redelijkerwijs niet van de belanghebbende verlangd kan worden”.
“Vergoeding van reiskosten vindt plaats op basis van de kosten van openbaar vervoer tweede klasse, waarbij de goedkoopste mogelijkheid vergoed wordt”.
“In uitzonderingsgevallen kan overgegaan worden tot vergoeding van de kosten van eigen vervoer; voor de bepaling van de kosten wordt aangesloten bij de maximale onbelaste vergoedingen volgens de belastingwetgeving, waarbij de kortste reisafstand gehanteerd wordt”.
“De vergoeding wordt periodiek uitbetaald”.
“Gemaakte reiskosten kunnen tot maximaal drie maanden na de periode waarop ze betrekking hebben gedeclareerd worden”.
De tekst van artikel 26 van lid 4 wordt vervangen door de volgende tekst:
“De hoogte van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura tot ten hoogste het bedrag als bedoeld in artikel 2.1.4a lid 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015”.
In artikel 30 lid 1 wordt sub d. toegevoegd en deze luidt als volgt:
“De kwaliteitseisen waar zowel de maatwerkvoorzieningen in zorg in natura als in PGB aan moeten voldoen zijn opgenomen in bijlage 3 en 4 bij deze verordening”.
In artikel 42 wordt na de zinsnede “…zoals genoemd in artikel 40 of 41”…” toegevoegd de zinsneden “...van deze verordening…”
In artikel 46 lid 1 wordt na de zinsnede “Voor zover nog niet genoemd in artikel 40…” toegevoegd de zinsneden “...van deze verordening…”
In artikel 55 lid wordt na de zinsnede “…als bedoeld in de artikelen 40, 41, 43, 46, 47 en 48. ”toegevoegd de zinsneden “...van deze verordening…”
De tekst van artikel 61 wordt vervangen door de volgende tekst”
“Voor de Wet Inburgering heeft de gemeente geen bepalingen in deze, of een andere, Verordening opgenomen aangezien de uitvoeringsbevoegdheden van het college aangaande de inburgering, in de Wet Inburgering 2021 zijn opgenomen. De nadere uitwerking van de wettelijk vastgelegde uitvoeringsbevoegdheden zijn, conform artikel 1:3 lid 4 Awb , opgenomen in de Nadere Regels Inburgering gemeente Nieuwkoop 2022”.
Bijlage 2, behorende bij artikel 17 lid 4 van deze verordening wordt toegevoegd en luidt als volgt:
“Bijlage 2: Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie
Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d, van de wet, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.
De tekst van de toelichting bij artikel 18 (Vaststelling loonwaarde) wordt vervangen door de volgende tekst:
“In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. Het UWV, dan wel een door het UWV gecertificeerde arbeidsdeskundige, adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon (artikel 18, tweede lid, van deze verordening). Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet. De vastgestelde loonwaarde en de hoogte van de loonkostensubsidie legt het college vast in een beschikking.
In de bijlage bij artikel 18, eerste lid, wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven. Deze werkwijze is afgestemd met het UWV en met de Regio Holland Rijnland”.
De tekst van de toelichting bij artikel 7 wordt vervangen door de volgende tekst:
In het eerste lid is verankerd dat het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 8.1.1 van de Jeugdwet en/of artikel 2.3.6 van de Wmo een pgb kan verstrekken.
Zowel in de jeugdwet als in de Wmo wordt een compleet beeld gegeven van de rechten en plichten van de belanghebbende.
In beide wetten is bepaald dat een pgb pas verstrekt wordt als:
Het door de gemeente geregelde collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) heeft in beginsel voorrang op de vaak duurdere verstrekking van een pgb. Dit past ook bij de gedachte dat het college mag volstaan met de goedkoopst adequate oplossing.
In de Wmo 2015 worden drie voorwaarden beschreven waaraan inwoners moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een pgb:
Inwoners moeten het vermogen hebben om een pgb goed te besteden. Dit betekent dat de inwoner in staat moet zijn om de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uit te voeren. De inwoner mag daarbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociaal netwerk dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. De persoon of organisatie die de inwoner hierbij vertegenwoordigt, is niet ook uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is. Hiermee wordt voorkomen dat voor de inwoner een te grote afhankelijkheid ontstaat van de beheerder van het pgb en er sprake is van belangenverstrengeling.
Een pgb kan een geschikt instrument zijn voor de inwoner om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor inwoners die zelf de regie over hun leven kunnen voeren.
Maatschappelijke opvang kan niet uitgesloten worden van een pgb. Het is echter de vraag of mensen aan wie maatschappelijke opvang verstrekt is, kunnen voldoen aan de voorwaarden die aan een pgb verbonden zijn. In de praktijk wordt een pgb voor maatschappelijke opvang daarom niet verstrekt.
Artikel 3 lid 4 van de verordening stelt dat als een integraal plan opgesteld wordt daarin aangegeven wordt van welke voorzieningen gebruik gemaakt wordt en/of voor welke maatwerkvoorzieningen de inwoner een aanvraag bij het college indient. Hiermee wordt voldaan aan een belangrijk criterium vanuit de Jeugdwet, waarin de toepassing van één gezin, één plan, als één van de belangrijke instrumenten genoemd wordt. Een plan, door de aanvrager samen met het team opgesteld, moet dan ook de basis zijn voor het verstrekken van een pgb. Als voorwaarde wordt daarom gesteld dat een plan ten grondslag moet liggen aan het verstrekken van een pgb. In het plan moet benoemd worden welke resultaten nagestreefd worden (stabilisatie problematiek, ontwikkeling vaardigheden etc.). Als de besteding van het pgb niet opgenomen is in het integrale plan, dan moet de budgethouder een afzonderlijk budgetplan opstellen waarin hij aangeeft hoe hij het pgb gaat inzetten. De budgethouder is daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van het plan. Door periodiek het plan te gebruiken om vast te stellen wat de ondersteuning/jeugdhulp opgeleverd heeft, wordt ook de kwaliteit en doelmatigheid van de verleende ondersteuning/jeugdhulp inzichtelijk gemaakt. Dat betekent ook dat de budgethouder het team informeert, indien de budgethouder een andere zorgverlener wil gaan inzetten. Het pgb kan overigens deel uitmaken van een arrangement, waarbij onderdelen van ondersteuning/jeugdhulp in natura en onderdelen via een pgb ingezet worden.
De Jeugdwet stelt dat, om in aanmerking te komen voor een pgb, de inwoner zich gemotiveerd op het standpunt moet stellen dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod niet passend is in zijn situatie. De aanvrager heeft dus op grond van de Jeugdwet een motiveringsplicht.
In de voorwaarden is opgenomen dat de inwoner of zijn ouders voldoende in staat moet zijn om zijn belangen te behartigen. In de Jeugdwet is vastgelegd dat een pgb alleen verstrekt kan worden als de jeugdige (of zijn ouders) voldoende in staat is/zijn om zijn belangen te behartigen en de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uit te voeren. Het is toegestaan om een pgb te laten beheren door een naaste uit het sociaal netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.
Het gaat om de volgende twee aspecten:
Kan hij de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uitvoeren? Hierbij gaat het onder meer om het kiezen van een zorgaanbieder, het aangaan van een contract en het aansturen van de zorgaanbieder. De inwoner mag hierbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociaal netwerk, dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.
Het gaat niet om het beheren van het budget, dat doet de SVB. Het is wel van belang om te weten dat een budgethouder, die voor vier of meer dagen per week ondersteuning/jeugdhulp inkoopt, een werkgever is met de werkgeversplichten die daarbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn. De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de inwoner getoetst, maar het oordeel van het team is leidend. Als het team van mening is dat de inwoner onbekwaam is, dan kan het college het pgb weigeren. Tegen deze beslissing staat bezwaar en beroep open.
Een gangbare termijn van een pgb is een jaar. Echter, voor sommige inwoners is de hulpvraag voor langere tijd vast te stellen. Bijvoorbeeld voor inwoners met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Rekening houdend met die gevallen, is er geen maximale termijn aan een pgb gesteld.
Indien een pgb een termijn heeft van langer dan een jaar, wordt wèl jaarlijks het gezinsplan, inclusief het gebruik van het pgb, geëvalueerd.
In de Wmo en in de Jeugdwet is opgenomen dat de gemeente kan bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden de inwoner aan wie een pgb verstrekt wordt, de mogelijkheid heeft om ondersteuning/jeugdhulp te betrekken van een persoon die deze anders dan in de uitoefening van een beroep levert. Het gaat hier bijvoorbeeld om situaties waarin iemand zijn baan opzegt of minder gaat werken om kinderen intensief te ondersteunen of waarin het veiliger/praktischer is dat een naaste uit het gezin de ondersteuning levert. Als iemand vanuit het sociaal netwerk de ondersteuning gaat bieden, dan moet dat gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie, omdat uit het gesprek/integraal plan blijkt dat vanuit de bestaande situatie de inzet van het sociaal netwerk ontoereikend is. Extra inzet is dus nodig. Hiervan is ook sprake als de zorg voor een opgroeiend kind als gevolg van beperkingen juist toeneemt waardoor extra ondersteuning noodzakelijk is.
Het komt voor dat het met inzet van het sociaal netwerk makkelijker is om een sluitend zorgaanbod te realiseren dan met inzet van een professionele zorgorganisatie. Argumenten voor de inzet van het sociaal netwerk zijn bijvoorbeeld:
Als iemand vanuit het sociaal netwerk de ondersteuning/jeugdhulp gaat bieden, dan moet diegene wel over de juiste competenties en expertise beschikken:
Een periodiek gesprek (1 keer per jaar of vaker) met het team moet inzicht geven in de kwaliteit van de geboden ondersteuning/jeugdhulp in relatie tot het gewenste resultaat. Dit kan gevolgen hebben voor het PGB.
De persoon die vanuit het sociaal netwerk ondersteuning/jeugdhulp biedt moet zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die hij, mogelijk langdurig, op zich neemt.
Als ondersteuning/jeugdhulp ingezet wordt in situaties waarin sprake is van onvoldoende opvoedvaardigheden of bij (dreigende) overbelasting, dan kan geen pgb ingezet worden voor het sociaal netwerk. Het is aan de betrokken professional om dit te beoordelen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 9 november 2023, nummer 2023-084.
E.R. van Holthe
Griffier
R. van Duijn
Burgemeester
Bijlage 2 Specifiek aanvraagproces loonkostensubsidie
Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d, van de wet, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.
Bijlage 3 Kwaliteitskader Opdracht ‘Dichtbij in de Rijnstreek’ 2022-2026
In deze bijlage zijn de kwaliteitseisen voor de uitvoering van de Opdracht opgenomen. Deze uitwerking is een concretisering van artikel 3.1 in de Wmo 2015.
Hieronder licht Opdrachtgever toe hoe de begrippen uit lid 2 geoperationaliseerd zijn en welke documenten daarvoor relevant kunnen zijn.
Inschrijver geeft aan over welke documenten hij beschikt in zijn organisatie die deze eisen ondersteunen.
Toetsing van de kwaliteit gebeurt bij de inschrijving en in de overleggen tussen Opdrachtgever en Opdrachtnemer zoals beschreven in de Aanbestedingsleidraad. De kwaliteitseisen gelden ook voor aanbieders Pgb, zij het dat kleine aanbieders, Zzp’ers en het sociaal netwerk niet over alle genoemde ondersteunende documenten zullen beschikken.
Bijlage 4 Kwaliteitskader Ondersteuning met wonen Rijnstreek 2023 t/m 2026
Dit kwaliteitskader is gebaseerd op de doelstellingen en uitgangspunten uit de Wmo 2015 en de ‘Kwaliteitseisen Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang’ van de VNG. In dit kwaliteitskader is beschreven welke voorwaarden Opdrachtgever stelt aan de door Opdrachtnemer geleverde ondersteuning. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke eisen waaraan Opdrachtnemers moeten voldoen en aanvullende kwaliteitseisen die zijn opgesteld om te kunnen sturen op de doelstellingen van de opdracht.
Onregelmatigheden rond de besteding van het Pgb kunnen ook komen door toerekenbaar handelen van de zorgverlener, inclusief ouders die optreden als zorgverlener. Met het oog op het ontlasten van budgethouders die te goeder trouw zijn en het fraudebestendiger maken van het Pgb, kan de gemeente zorgverleners rechtstreeks aanspreken wanneer de intrekking of herziening het gevolg is van het toerekenbaar handelen van de zorgverlener. Er bestaat geen directe relatie tussen de gemeente en de zorgverlener: het Pgb wordt verstrekt aan de budgethouder, die zelf de overeenkomst sluit met de zorgverlener. De Regeling Jeugdwet bevat een mogelijkheid voor de gemeente om zorgverlener rechtstreeks aan te spreken tot terugbetaling van het bedrag dat ten onrechte ten laste van het Pgb is betaald aan die zorgverlener.
Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Het handelen van de zorgverlener kan hem niet worden toegerekend als sprake is van overmacht. Er is sprake van overmacht als het handelen niet zijn schuld is, noch krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Voorbeelden van toerekenbaar handelen van de zorgverlener zijn het declareren van zorg die niet geleverd is door het aanleveren van onjuiste gegevens via een declaratie of het declareren van andere zorg dan de zorg waarvoor de zorgovereenkomst is afgesloten.
Als de onregelmatigheden zijn te wijten aan het handelen van de zorgverlener kan de gemeente gebruikmaken van het derdenbeding dat is opgenomen in de overeenkomst tussen de budgethouder en zijn zorgverlener. Het derdenbeding bepaalt dat de Pgb-verstrekker het bedrag dat ten onrechte uit het Pgb aan de jeugdhulpgaanbieder is betaald, direct kan vorderen van die aanbieder, als uit onderzoek van de gemeente blijkt dat de onterechte betaling is veroorzaakt door toerekenbaar handelen van die zorgverlener.
Als het derdenbeding niet is opgenomen in de overeenkomst wordt de overeenkomst niet goedgekeurd door de gemeente.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-521504.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.