Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2023, 520925 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2023, 520925 | beleidsregel |
Beleidsregels over de uitvoering van de vergunnings-, toezichts- en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving
Amsterdam voert een breed scala aan vergunningverlening, toezicht en handhavingstaken (VTH) uit. Het uitvoeren van deze VTH-taken draagt bij aan een aan een veilige, duurzame, leefbare en gezonde fysieke leefomgeving voor Amsterdammers. We houden ons onder andere bezig met activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving, zoals bouwen en bedrijvigheid. Samengevat noemen we die taken de ‘VTH-taken Fysieke Leefomgeving’. Dit beleidsstuk geeft aan hoe in Amsterdam invulling wordt gegeven aan deze VTH-taken: wat heeft onze aandacht, wat willen we bereiken en op welke manier?
Amsterdam is voortdurend in beweging. De stad groeit en transformeert, net als haar bewoners en ondernemers. Dit betekent nieuwe uitdagingen en kansen voor de gemeente. Zeker in de fysieke leefomgeving (FLO) en voor de uitvoering van de VTH-taken FLO in Amsterdam. In dit beleidsstuk benoemen we deze uitdagingen en kansen en verbinden we ze aan de VTH-taken FLO.
Dit beleidsstuk maakt duidelijk wat u van ons kunt verwachten. Alles wat we doen, doen we voor de Amsterdammer, en per 2022 ook voor de Weesper. We zijn een dienstbare overheid, voorspelbaar en betrouwbaar. We willen verantwoordelijk en flexibel zijn. Een overheid die luistert, handelt en levert, inwoners van Amsterdam en Weesp de ruimte geeft om te groeien. Dat betekent concreet dat Amsterdam en Weesp een bijdrage willen leveren aan prettig en veilig wonen, werken en recreëren in de stad. We pakken problemen aan waar bewoners, ondernemers en bezoekers het meest last van hebben. Resultaten in de stad staan daarbij voorop.
Vanwege de groeiende opgave van het VTH-domein FLO staan de ambities uit dit beleidsstuk in de praktijk onder druk. Dit betekent dat we onderbouwde keuzes moeten maken om bepaalde taken tijdelijk niet of op een ander niveau uit te voeren. Deze onderbouwde keuzes worden waar nodig jaarlijks in een uitvoeringsprogramma gemaakt. In het uitvoeringsprogramma wordt dit beleidsstuk jaarlijks vertaald naar een concrete inzet van de formatie en middelen.
Het beleid draait in de kern om de opgaven waar Amsterdam voor staat. Hieronder verstaan wij de VTH-taken voor de fysieke leefomgeving die de gemeente Amsterdam uitvoert. In dit beleidsdocument worden alle opgaven apart behandeld, waarbij wij per opgave aangeven wat het gewenste effect is, wat onze doelen zijn, welke activiteiten wij daarvoor uitvoeren, et cetera. Voor de leesbaarheid zijn de opgaven geclusterd in acht hoofdthema’s. Waar mogelijk is aangesloten bij de terminologie van de Omgevingsvisie Amsterdam 2050.
Het VTH-beleid FLO slaat twee vliegen in één klap. Het geeft concrete invulling aan de uitvoering van de VTH-taken FLO én het geeft invulling aan de wettelijke proceseisen die worden gesteld aan de beleidscyclus voor de Omgevingswet. Dit betekent dat we VTH-taken FLO planmatig uitvoeren, onderbouwd met risicoanalyses, prioritering en doelstellingen.
Dit VTH-beleid wordt vastgesteld door het college van de gemeente Amsterdam. Na vaststelling van dit VTH-beleid volgt een continue cyclus van uitvoering, monitoring, evaluatie en bijstelling: de VTH-beleidscyclus. Dit beleid wordt dus niet voor een afgebakende periode vastgesteld, maar wordt continu geëvalueerd en bijgesteld, bijvoorbeeld als daar aanleiding toe is door veranderende, aflopende of nieuwe opgaven.
In dit stuk behandelen we de VTH-taken FLO die voortvloeien uit de volgende wet- en regelgeving:
De stadsdelen van Amsterdam en het stadsgebied Weesp spelen in Amsterdam een belangrijke rol bij de uitvoering van de VTH taken voort de fysieke leefomgeving. Het beleid ziet op de uitvoering van de VTH-taken FLO die binnen Amsterdam voornamelijk zijn belegd bij de afdelingen Bouw & Gebruik van de stadsdelen en bij de directies Wonen, Ruimte & Duurzaamheid en Brandweer Amsterdam Amstelland.
Dit VTH-beleid geldt ook voor VTH-taken FLO die in de grootstedelijke gebieden aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied zijn gemandateerd en voor de plustaken die de Omgevingsdienst namens Amsterdam uitvoert. Hiervoor geldt dat de Omgevingsdienst in overleg met Amsterdam voor de uitvoering van deze taken uitvoeringsaccenten kan aanbrengen. Bijvoorbeeld in het belang van de regionale uniformiteit of vanuit bedrijfsmatige overwegingen. Deze accenten passen binnen de kaders van het beleid en worden vastgelegd in de jaarlijkse uitvoeringsovereenkomsten tussen Amsterdam en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Het beleid is opgedeeld in zes delen. Deel 1 kan als starttekst worden beschouwd met een inleiding en inhoudsopgave. In deel 2 wordt beschreven waar Amsterdam voor staat bij de uitvoering van de VTH-opgaven voor de fysieke leefomgeving. Ook wordt in dit deel beschreven hoe dit beleidsstuk werkt en wordt een introductie gegeven op de hoofdthema’s van het beleid. Deel 3 gaat dieper in op de manier van werken binnen Amsterdam; in dit deel zijn algemene en specifieke uitvoeringstrategieën beschreven.
Deze concretisering wordt voorgezet in deel 4. In dit deel zijn alle VTH-opgaven voor de fysieke leefomgeving geclusterd in acht hoofdthema’s. Per opgave is in een tabel beschreven wat de opgave kenmerkt, welk effect wij willen bereiken, welke doelen wij stellen en activiteiten wij uitvoeren, et cetera. In deel 5 beschrijven wij hoe wij omgaan met overtredingen. De bijlagen bij dit beleid zijn gebundeld in deel 6.
Voor de leesbaarheid is dit document geschreven vanuit het ‘wij’ perspectief.
Hoofdstuk 2 – zo werkt VTH Fysieke Leefomgeving
Vergunningverlening, toezicht en handhaving is geen doel op zich. Het uitvoeren van deze VTH-taken draagt bij aan een veilige, duurzame, leefbare en gezonde fysieke leefomgeving voor Amsterdammers. Dat willen we bereiken door eenduidig, rechtvaardig en transparant op te treden. Dit hoofdstuk maakt inzichtelijk wat onze belangrijkste uitgangspunten zijn bij het uitvoeren van onze taken. Ook laten we zien welke ontwikkelingen er op ons afkomen en hoe we daarop anticiperen.
Alles wat we doen, doen we voor de Amsterdammer. We zijn een dienstbare overheid, voorspelbaar en betrouwbaar. We willen verantwoordelijk en flexibel zijn. Een overheid die luistert, handelt en levert, inwoners van Amsterdam de ruimte geeft om te groeien. Bij het uitoefenen van onze VTH-taken streven we naar uitvoering waarbij de uitgangspunten op de volgende pagina’s centraal staan:
Amsterdam is voortdurend in beweging. De stad groeit en transformeert, net als haar bewoners en ondernemers. Dit betekent nieuwe uitdagingen en kansen voor de gemeente. De belangrijkste ontwikkelingen die invloed hebben op de VTH-taken FLO zijn hieronder in kaart gebracht. Hieruit blijkt ook de urgentie voor dit beleidsdocument. Door goed in te spelen op deze ontwikkelingen, willen we borgen dat Amsterdam voor iedereen een gezonde, veilige en leefbare stad blijft.
Fysieke en sociale uitdagingen in de stad
Er wordt veel gebouwd in Amsterdam. Nieuwe wijken ontstaan. Ook op kleinere schaal wordt er veel gebouwd: in binnentuinen, kelders, etc. Verdichting en verstening van de stad vindt plaats. De vele (bouw)activiteiten en drukte in de stad zorgen op sommige plekken voor cumulatie van overlast. Terwijl op andere plekken juist sprake is van leegstand en transformatie. Op sociaal vlak zien we dat de weerbaarheid van de stad wordt aangetast door ondermijnende activiteiten.
Grote veranderingen in het omgevingsrecht
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) wijzigen deels de taken van het VTH-domein. Kaders waar we aan toetsen en op toezien veranderen. Landelijke regelgeving landt in ons omgevingsplan. De bouwtechnische toets en het bouwtechnische toezicht gaan gefaseerd over naar private partijen. Een belangrijk gevolg van deze stelselwijzigingen is dat we meer dan anders duidelijk moeten maken waar we van zijn, wat onze rol is en welke taken we uitvoeren.
Participatie is een nieuw instrument
Over onze relatie met de Amsterdammer en Weesper schreven we al hierboven bij onze uitgangspunten. In die relatie wordt participatie een belangrijk instrument. Het is het instrument om Amsterdammers en Weespers te betrekken bij initiatieven in hun leefomgeving. Het is tegelijkertijd een nieuw instrument. Samen moeten we ontdekken wat werkt en wat niet. In dit beleid wordt geschetst wat wij aan participatie verwachten bij initiatieven, wat onze rol is en wat dit voor de besluitvorming betekent.
Verduurzamen en klimaatadaptief worden vraagt wat van de fysieke leefomgeving en onze VTH-taken FLO. Er zijn nieuwe beleidskaders waaraan moet worden getoetst. Er moet kennis worden opgedaan over nieuwe materialen en innovatieve methodes. Thema’s waar VTH FLO in ieder geval een actieve bijdrage levert zijn de energietransitie en het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad.
Hoe spelen wij in op deze voortdurende ontwikkelingen?
De opgave van het VTH-domein in een veranderend Amsterdam is groot. Wij spelen actief in op deze opgave. Dat doen we met de hierboven genoemde uitgangspunten. Daarnaast zorgen we voor actuele kennis om bijzondere en complexe aanvragen af te handelen en op de uitvoering toe te zien.
Ook zijn we proactief betrokken bij het opstellen van beleidskaders: dit betekent dat we kaders toetsen op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid, fraudegevoeligheid en toepasbaarheid. Nieuwe kaders moeten voorzien zijn van een impactanalyse en borging van randvoorwaarden voor het VTH-domein bevatten. Een belangrijke randvoorwaarde voor de implementatie is of er capaciteit dan wel middelen aanwezig zijn om nieuwe taken uit te voeren of andere werkwijzen in te voeren.
We zoeken bovendien – samen met bewoners, ondernemers en organisaties – actief naar innovatieve en preventieve manieren om de fysieke leefomgeving in positieve zin te beïnvloeden.
Hoofdstuk 3 – Onze aanpak voor het VTH-beleid
Met de komst van de Omgevingswet is het bestaande stelsel ingrijpend herzien. De Omgevingswet gaat uit van een integrale benadering, waarin de diverse belangen in onderlinge samenhang worden beschouwd. In het VTH-beleid 2024 is aangesloten bij deze integrale benadering. Dit betekent dat enkele VTH-taken voor bouwen en gebruik in de fysieke leefomgeving, waarvoor nu nog aparte beleidsstukken zijn of worden opgesteld, zijn geïntegreerd in het nieuwe VTH-beleid Fysieke Leefomgeving 2024.
In de praktijk blijkt nu reeds dat deze VTH-taken in de uitvoering een sterke samenhang hebben. Met de gekozen scope van het VTH-beleid wordt de integrale uitvoering ook beleidsmatig geborgd.
Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 hanteren we een continue cyclus van beleid, uitvoering, monitoring, evaluatie en bijstelling. Deze VTH-beleidscyclus staat bekend als de Big 8. Hiermee geven we invulling aan de wettelijke proceseisen voor de VTH-taken FLO. Deze wettelijke proceseisen zijn vastgelegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving (AMvB ). De Big 8 werkt als volgt.
Goede en professionele vergunningverlening, toezicht en handhaving vindt programmatisch en daarmee planmatig en cyclisch plaats. Een professionele uitvoering betekent volgens deze benadering dat de uitvoering tot stand komt op basis van inzichtelijke keuzes en dat de uitvoering gericht is op het bereiken van vooraf afgesproken resultaten.
De Big 8 is een dubbele regelkring. De big 8 beschrijft een aantal samenhangende processtappen: vanuit een strategisch kader wordt de vertaalslag gemaakt naar operationeel beleid, uitvoering en verantwoording. Door het consequent uitvoeren van deze processtappen werken we aan een sluitende beleidscyclus en daarmee een adequate handhaving en vergunningverlening.
De capaciteit en de middelen waarover de gemeente beschikt zijn beperkt. Dit betekent dat we prioriteiten moeten stellen. In dit VTH-beleid FLO geven we daarom inzicht in prioriteiten, doelen en de activiteiten die we uitvoeren om deze doelen te behalen. Dit omvat tevens de criteria voor het beoordelen van en beslissen over aanvragen en het afhandelen van handhavingsmeldingen en handhavingsverzoeken.
Het bepalen van prioriteiten en doelen en het uitvoeren van activiteiten doen we informatiegestuurd. We voeren de VTH-taken uit op basis van kennis van het domein, de vraagstukken die spelen, de risico’s van niet-naleving van wet- en regelgeving en de doelgroep. Een omgevings- en probleemanalyse biedt inzicht in ontwikkelingen, vraagstukken en risico’s die zich in de FLO kunnen voordoen.
Opgaven in de fysieke leefomgeving
De VTH-opgaven waar de gemeente voor staat binnen het domein FLO zijn geïnventariseerd en gegroepeerd naar hoofdthema. De volgende 8 hoofdthema’s zijn vastgesteld.
We kennen verschillende soorten opgaven: basis- en dynamische opgaven.
Bij deze taken neemt de gemeente of de OD NZKG het initiatief. Denk aan de stadsbrede of gebiedsgerichte aanpak van illegaal wonen, slechte gebouwkwaliteit, vernielen monumenten en welstandsexcessen of het stimuleren van duurzaamheidsmaatregelen in bepaalde branches. etc. Ook het toezicht op gebruik van bestaande inrichtingen en bouwwerken valt hieronder. Dynamische opgaven geven invulling aan een specifieke behoefte en hebben een concreet doel. We pakken dynamische opgaven vaak projectmatig op.
Dynamische opgaven zijn vaak gerelateerd aan een bepaald gebied, branche of thema:
Branch of thema: inzet ten behoeve van een specifiek thema , zoals hoge woongebouwen, zwembaden, ondermijning, exploitatie van horeca, brandveilig gebruik, Covid19, etc.. Deze inzet kan bijvoorbeeld nodig zijn naar aanleiding van een incident, raad- of rijksvragen of een ontwikkeling in de stad. Een dergelijke opgave kan in meerdere gebieden spelen.
De exacte invulling van de dynamische opgaven vindt elk jaar plaats in het uitvoeringsprogramma. De dynamische opgave ‘opsporen van illegale bouwactiviteiten’ kan bijvoorbeeld worden vertaald naar een aantal uren gebiedstoezicht in Westerpark of de aanpak van illegale dakopbouwen in gebied Oud-Oost.
Het opstellen van VTH-beleid begint met het analyseren van de risico’s die bestaan in de fysieke leefomgeving en het stellen van prioriteiten op basis van deze risico’s. De gemeente hanteert hierbij een risicogerichte benadering: des te hoger de risico’s van niet-naleving van wet- en regelgeving, des te hoger de prioriteit.
We hebben daarvoor een risicoanalyse uitgevoerd. Per opgave hebben we bepaald wat er gebeurt als we de opgave niet of niet goed oppakken. Welke gevolgen zullen wij dan zien in de stad? We bepalen het effect van deze gevolgen en bepalen daarbij meteen hoe vaak dit effect zich voordoet.
Daarnaast hebben we bepaald in hoeverre het wél goed oppakken van de opgave bijdraagt aan de Amsterdamse beleidsdoelstellingen op het gebied van duurzaamheid en ondermijning. Tot slot hebben we per opgave een raming gemaakt van de omvang.
Per opgave hebben we bekeken welk negatief effect optreedt als de wet- en regelgeving niet nageleefd wordt. Daarbij hebben we 6 typen effect meegenomen:
Voor elk van deze effecttypen hebben we twee vragen beantwoord: 1) als het effect optreedt, hoe groot is dit effect gemiddeld genomen dan (denk aan zwaarte en spreiding), en 2) hoe vaak komt gemiddeld genomen dit effect voor?
We hebben ook bepaald in welke mate het wel en goed oppakken van de opgave bijdraagt aan het Amsterdamse beleid op het gebied van duurzaamheid en ondermijning.
Voor elk van deze effecttypen hebben we twee vragen beantwoord: 1) hoe groot is de bijdrage en 2) hoe vaak speelt die bijdrage daadwerkelijk een rol?
De omvang van een opgave kan uitgedrukt worden in een totaal aantal (bijvoorbeeld aantal illegale dakkapellen) of een aantal per jaar (aantal aanvragen). De omvang kan variëren van niet tot nauwelijks tot enkele honderden of duizenden.
Op basis van de risicoanalyse zijn prioriteiten voorgesteld (laag, middel, hoog). Deze prioriteiten zijn na bestuurlijke consultatie op enkele punten aangepast (weergegeven in tabellen als prioriteit definitief). De prioritering van de opgaven binnen een thema en de eventuele aanpassingen zijn vastgelegd in deel 4 en in meer detail weergegeven in bijlage 5. De prioritering van de opgaven werkt door in de doelen die wij aan de opgave verbinden en de activiteiten die wij uitvoeren.
Voor elk van de hoofdthema’s en de hierbij horende opgaven zijn prioriteiten gesteld. Vervolgens hebben we doelen gesteld op basis van deze prioriteiten, de omgevings- en probleemanalyse en bestuurlijke wensen zoals bijvoorbeeld het coalitieakkoord 2022-2026.
Voor het hoofdthema is een hoofddoel bepaald: waar doen we het voor binnen dit thema en welk maatschappelijk doel willen wij bereiken? Een hoofdthema omvat verschillende opgaven. Elke opgave binnen dit hoofdthema kent zijn eigen te bereiken effect en daarvan afgeleide concrete doelen. Deze opgaven dragen gezamenlijk bij aan het hoofddoel van het hoofdthema. Per opgave zijn de doelen vervolgens vertaald naar VTH-activiteiten, zoals het behandelen van aanvragen en meldingen, het toezicht houden op inrichtingen en bouwwerken en het handhaven van overtredingen. Ook hebben we aandacht voor preventieve activiteiten zoals voorlichting.
De doelen per opgave zijn meetbaar gemaakt door het gebruik van indicatoren. Dit zijn getallen die de te meten prestaties aangeven, zoals het percentage overtredingen of de toename in het aantal gecontroleerde vergunningen. Om deze indicatoren te kunnen bepalen moeten bepaalde kengetallen bijgehouden worden. Dit zijn absolute getallen die inzicht geven in een situatie , zoals het aantal vergunningen, bouwwerken, controles of overtredingen. De kengetallen zijn in dit beleid niet opgenomen.
Hoofdstuk 4 – Beschrijving van de hoofdthema’s
De VTH-opgaven waar de gemeente voor staat binnen het domein FLO zijn geïnventariseerd en gegroepeerd naar hoofdthema. In hoofdstuk 2 is beschreven op welke wijze de risico’s zijn geanalyseerd en hoe de prioritering van de opgaven tot stand is gekomen. Die risicoanalyse en prioritering is de basis voor de verdere uitwerking van de thema’s en opgaven. De hoofdthema’s zelf kennen geen prioritering ten opzichte van elkaar. De opgaven zijn geprioriteerd binnen het hoofdthema.
In dit hoofdstuk wordt een algemene beschrijving gegeven van deze hoofdthema’s. Per hoofdthema wordt allereerst een kernachtige omschrijving hiervan gegeven: waar ziet dit hoofdthema op? Vervolgens wordt voor het hoofdthema een hoofddoel bepaald: waar doen we het voor binnen dit thema en welk maatschappelijk doel willen wij bereiken? Elke opgave binnen dit hoofdthema kent zijn eigen concrete doel, maar gezamenlijk dragen ze bij aan het hoofddoel van het hoofdthema.
Hierna wordt voor het hoofdthema de resultaten van een omgevingsanalyse beschreven. In deze omgevingsanalyse worden de specifieke ontwikkelingen binnen de gemeente Amsterdam beschreven die betrekking hebben op het hoofdthema. Het gaat daarbij om ontwikkelingen die invloed hebben op het VTH-domein FLO. Na de omgevingsanalyse volgt een probleemanalyse voor het hoofdthema. Deze analyse biedt inzicht in de problemen en risico’s die zich op hoofdlijnen binnen dit thema kunnen voordoen.
Binnen dit hoofdstuk worden de hoofddoelen en de analyses voor de hoofdthema’s beschreven. In deel 4 werken we de individuele basis- en dynamische opgaven nader uit. In dat deel worden analyses en doelen per opgave geconcretiseerd en meetbaar gemaakt. Per opgave wordt dan ook aangegeven hoe wij als gemeente de VTH-taken uitvoeren
Onder dit thema vallen de opgaven die betrekking hebben op de woningkwaliteit en het woninggebruik. Bij woningkwaliteit gaat het om het behoud en verbeteren van de woningkwaliteit en om het investeren in de bestaande woningvoorraad voor de toekomst. Bij woninggebruik ligt de nadruk op hoe woningen gebruikt worden. Gebruik van een woning voor andere doeleinden dan wonen is van invloed op beschikbaarheid en betaalbaarheid van woningen, maar ook op de leefbaarheid van wijken en de woningkwaliteit.
Het hoofddoel van het thema de bewoonde stad is:
Amsterdam is populair. De stad moet voor iedereen toegankelijk zijn maar het huisvesten van alle doelgroepen in goede woningen is een ingewikkelde opgave. Er is een groot woningtekort, en dan vooral aan middeldure huur- en koopwoningen. Om de woningen die er zijn beschikbaar te houden voor bewoning moeten uitwassen van onder andere speculatie, verkamering en vakantieverhuur worden tegengegaan. Hoewel er tot 2050 150.000 woningen bijgebouwd zullen worden, is de verwachting dat de vraag in de (nabije) toekomst nog steeds veel groter zal zijn dan het aanbod.
De bestaande woningvoorraad in Amsterdam is relatief oud en vraagt steeds onderhoud en verbetering om aan de eisen en wensen ten aanzien van kwaliteit te kunnen blijven voldoen. Er is vaak sprake van meergezinswoningen met verschillende belangen van eigenaren en bewoners, diverse wensen en beperkte (financiële) mogelijkheden om tot onderhoud en verbetering van de woningen te komen. Door de schaarste aan woningen kunnen kopers en huurders vaak weinig eisen stellen aan de kwaliteit en geschiktheid van de woning. Veel oudere woningen hebben bovendien een beperkte energetische kwaliteit, waardoor de energielasten snel kunnen oplopen.
De schaarste op de woningmarkt heeft als gevolg dat er veel geld te verdienen valt aan het verhuren van woningen en leidt er ook toe dat woningen in slechte staat goed verhuurbaar zijn voor vaak hoge huurprijzen. Hierdoor is frauderen met Amsterdamse woningen erg verleidelijk. Om dit tegen te gaan zijn goede regels en handhaving van de regels van essentieel belang. Een aantal regels is recentelijk dan ook aangescherpt of opgesteld. Zo geldt per 1 april 2021 een nieuw regime voor toeristische verhuur, waarbij ook een registratieplicht geldt naast de reeds bestaande vergunning- en meldingsplicht waarbij ook grote verhuurplatforms een boete kunnen krijgen als zij verhuurders niet informeren over de regels van toeristische verhuur en geen registratienummer vermelden. Per 1 april 2022 is de opkoopbescherming van kracht. Amsterdam heeft met dit beleid bepaald dat goedkope en middeldure koopwoningen in de stad voor vier jaar niet meer verhuurd mogen worden om ze zo te beschermen tegen opkoop door beleggers en is daarmee een regeling die ervoor zorgt dat een koper van een woning er zelf in moet wonen. Het beleid ten aanzien van het woninggebruik en woonruimteverdeling is vastgelegd in de Huisvestingsverordening en de Woningwet.
De inzet van het toezicht en handhaving wordt afgezet tegen het risico dat een overtreding zich voordoet. Illegale situaties worden risicogericht opgespoord. Op basis van data analyse, (digitaal) onderzoek en meldingen worden zoveel mogelijk overtredingen opgespoord. Op de verleende vergunningen op grond van de Huisvestingsverordening wordt gecontroleerd bij onderzoeken ter plaatse.
Omdat er ook veel geld verdiend kan worden aan woningen van matige tot (zeer) slechte kwaliteit is het extra belangrijk dat de kwaliteit van woningen wordt geborgd en erop wordt toegezien dat de regels worden nageleefd. De bestaande woningvoorraad is naar de nieuwbouwstandaard over het algemeen van matige kwaliteit. Natuurlijke veroudering en verouderde materialen als lood en asbest vragen om steeds nieuwe investeringen om woningen goed en gezond te houden. Specifiek beleid met betrekking tot de aanpak van gebreken aan de fundering van een pand hebben wij neergelegd in het aparte beleidsdocument ‘Beleidsregels kwaliteit bestaande funderingen’. Daarnaast wil Amsterdam in 2040 aardgasvrij en in 2050 klimaatneutraal zijn. Bestaande woningen zijn vaak niet duurzaam en energiezuinig en hebben een slecht energielabel. Om de klimaatdoelen te bereiken moet er nog veel geïnvesteerd worden in de bestaande woningvoorraad. Om de woningen, ook bij de overstap naar een andere warmtebron, comfortabel te houden, zal het in veel gevallen ook nodig zijn te investeren in betere isolatie en ventilatie. Daarvoor moet het verbruik van energie in bestaande woningen (en andere gebouwen) omlaag. Met de huidige (hoge) energieprijzen is het van ook van groot belang om te investeren in energiezuinige woningen om comfortabel te kunnen wonen en de energielasten betaalbaar te houden.
De kern begrippen van het thema De Compacte Stad zijn ‘geschikt’ en ‘kwalitatief’. Onder dit thema vallen de opgaven die betrekking hebben op het behouden van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Kwaliteit vatten wij hierbij in de brede zin op: ruimtelijke kwaliteit, fysieke kwaliteit, behoud van het stedelijk schoon en het gebouwde erfgoed, et cetera. Ook de opgaven die als doel hebben dat gebouwen en open terreinen geschikt zijn en blijven voor hun functie vallen onder dit thema. De fysieke kwaliteit en het gebruik van woningen valt buiten dit thema; deze vallen onder het thema De Bewoonde Stad.
In de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 staat dat Amsterdam een mooie, compacte stad wil zijn. Dat betekent dat ruimte in de stad slim benut wordt en het geheel ruimtelijke kwaliteit oplevert. Hierbij spelen de VTH-opgaven die onder dit thema vallen een grote rol. Het hoofddoel van het thema de compacte stad is:
We dragen bij aan het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de bebouwde omgeving en de geschiktheid van bouwwerken en open terreinen voor hun functie. |
Het stedelijk schoon en het gebouwde erfgoed bepalen in hoge mate de identiteit en de kwaliteit van Amsterdam. Dit is in de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 uitgebreid beschreven. De cultuurhistorisch rijke en bijzondere woonomgeving is bepalend voor hoe bewoners en bezoekers de stad beleven. Door de eeuwen heen zijn unieke plekken ontstaan die ieder op eigen wijze bijdragen aan de kwaliteit van de stad en waarmee mensen zich verbonden voelen. Niet alleen de beschermde stadsgezichten als de grachtengordel, Plan Zuid van H.P Berlage, een deel van de Westelijke Tuinsteden en de vele gebouwde monumenten in de stad hebben cultuurhistorische waarde. Ook historische landschappelijke structuren en elementen zoals waterwegen, dijken en archeologische resten in de bodem zijn waardevol en het behouden waard. Binnen de bestaande bebouwing en op de open terreinen is ruimte voor wonen, cultuur, bedrijvigheid en recreatie
Amsterdam is daarmee voor bezoekers, ondernemers en (potentiële) bewoners een populaire stad. De druk op de bestaande bebouwing en de beschikbare ruimte is groot; grond en bebouwing zijn duur. Gebruikers zoeken vaak naar mogelijkheden om de beschikbare ruimte zo optimaal mogelijk te benutten. Een gevolg hiervan is dat er regelmatig bouwwerken op een andere manier worden gebruikt dan waarvoor ze oorspronkelijk waren bedoeld. Ook de druk op de bestaande bebouwing is groot. Eeuwenoude bruggen en kades worden door het vele verkeer intensief belast. Gebruikers van gebouwen en bouwwerken willen deze optimaal benutten en passen ze legaal of illegaal aan.
Binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam bevindt zich een grote hoeveelheid oudere en historische bebouwing. De kwaliteit van de bebouwing heeft grote invloed op de beleving van de stad, zowel in de woning als op straat en in de buurt. Kwalitatief goede bebouwing draagt bij aan het welbevinden en de gezondheid van de gebruiker. Er zijn echter behoorlijk veel bouwwerken en gebouwen in de gemeente die achterstallig onderhoud vertonen. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de individuele gebruiker, maar tast ook het straatbeeld aan en maakt sommige straten minder aantrekkelijk. Zowel voor (toekomstige) bewoners als voor bedrijven en bezoekers.
Verder zorgt natuurlijke veroudering er voor dat de sterkte van constructieve onderdelen van een bouwwerk langzaam vermindert. Amsterdam is gebouwd op (slappe) veengrond. Verzakkingen en de daarmee gepaard gaande invloed op de constructie van een pand zijn onvermijdelijk. Het voorkomen van het bezwijken van (delen van) bestaande gebouwen is een essentieel onderdeel van het waarborgen van een veilige (leef)omgeving binnen Amsterdam. Specifiek beleid met betrekking tot de aanpak van gebreken aan de fundering van een pand hebben wij neergelegd in het aparte beleidsdocument ‘Beleidsregels kwaliteit bestaande funderingen’.
Gebouwen en terreinen worden regelmatig op een andere manier gebruikt dan oorspronkelijk bedoeld. Dit levert soms strijd op met de geldende planologische visie. Bij afwijking van de planregels verschilt de impact per overtreding. Met name bij illegale hotels en illegale prostitutie is de impact groot en ongewenst. Daarnaast worden problemen ondervonden bij de volgende gebruiksovertredingen: illegale pensions voor arbeidsmigranten, wonen in de veiligheidszone van risicobedrijven, illegale horeca, illegaal oevergebruik bij woonboten/ landjepik, illegaal wonen in volkstuinen-, recreatiecomplexen of bedrijfspanden. Gevallen waarbij afwijkend gebruik gepaard gaat met overlast, misbruik en/ of (brand)risico oplevert zijn per definitie onwenselijk.
Onder dit thema vallen de opgaven die betrekking hebben op het wonen en werken op het water in Amsterdam. Er is een groot aantal bouwwerken, vaartuigen en objecten dat gebruik maakt van de Amsterdamse wateren. De opgaven die betrekking hebben op dit gebruik vallen binnen dit thema.
Privaatrechtelijke handhaving bij onrechtmatig in gebruik genomen grond valt buiten de scope van het handhavingsbeleid en daarmee van dit thema. Handhaving bij illegale objecten en bouwwerken op de kade valt binnen het thema compacte stad, met uitzondering van situaties die aangepakt worden binnen het programma Bruggen en Kademuren.
In de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 wordt aangegeven dat Amsterdam bekend staat als waterstad. De variatie in watersystemen maakt Amsterdam uniek: van de grachtengordel (Unesco Werelderfgoed) tot het nieuwe IJburg in het IJmeer, van de grote plassen tot het waterrijke gebied in landelijk Noord. Om deze reden hebben we de VTH-opgaven die te maken hebben met wonen en werken op het water geclusterd in een apart thema. Het hoofddoel van het thema de Drijvende Stad is:
We dragen bij aan een veilige en gezonde woon- en werkomgeving op het water, een goede balans tussen het gebruik door Amsterdammers en een veilige en vlotte doorvaart. |
In de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 is benoemd dat wonen en werken in of aan het water populair is. Eigenaren van woonboten willen graag uitbreiden, met een drijvend terras rondom de woonboot en ruimte voor bijvoorbeeld opslag op de oever. Cafés en restaurants willen graag een terras aan het water, op een steiger, of zich vestigen op een restaurantboot. Kantoren vinden uitzicht op het water een verrijking. Maar dergelijke ontwikkelingen belemmeren wel steeds meer uitzicht op het water, het vlotte en veilige scheepvaartverkeer en de waterkwaliteit.
We willen deze waarden beter beschermen en herstellen, en zijn daarom terughoudend in het vergunnen van nieuwe situaties, zeker als die niet watergebonden zijn. Het huidige beleid om het aantal woonboten niet verder uit te breiden (met uitzondering van ontwikkelingsgebieden zoals IJburg, de Houthavens en Haven-Stad), en via kleinschalige herschikkingen knelpunten op te lossen en overtredingen te handhaven, blijft daarom staan. Behoud van historische woonboten heeft een breed draagvlak.
De laatste bedrijventerreinen aan het water worden in rap tempo vervangen door kantoren, woningen en hotels. Daar moeten we zorgvuldig mee omgaan, want die ruimte hebben we nodig voor watergebonden bedrijvigheid, onze ambities om de passagiers- en pleziervaart te verduurzamen en om goederenvervoer over het water te stimuleren. Er is bovendien veel achterstallig onderhoud aan kades en bruggen. Aanpak daarvan legt nog jarenlang beperkingen op aan gebruiksmogelijkheden van het water.
In 2014 deed de Raad van State een uitspraak waaruit volgt dat de meeste woonboten en niet-varende bedrijfsvaartuigen bouwwerken zijn in de zin van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dat betekent dat zij nu moeten voldoen aan de regelgeving die bij bouwwerken hoort, bijvoorbeeld over brandveiligheid, welstand en eisen aan verblijfruimtes.
Omdat veel bestaande woonboten niet te vergelijken zijn met een woning op het land, heeft de Rijksoverheid aanvullende wetgeving gemaakt: de Wet verduidelijking voorschriften woonboten (Wvvw). Deze wet is 1 januari 2018 in werking getreden. Met de wet is overgangsrecht ontstaan voor bestaande woonboten die op 1 januari 2018 een ligplaatsvergunning hadden. Ook zijn voor deze woonboten de technische voorschriften van het Bouwbesluit 2012 niet van toepassing.
Op het Amsterdamse water is het onverminderd druk en de ruimte is schaars. Net als bij de opgave voor groeiende stad is er sprake van verdichting. Dat leidt tot illegaal bouwen en vergroten van woonboten, terrassen, steigers en kleine bouwwerken op de kade illegaal ligplaats innemen, problemen met doorvaart en diepgang, slechtere bereikbaarheid voor hulpdiensten, verrommeling, aantasting van het stadsgezicht en overlast.
In de afgelopen jaren is er meer aandacht gekomen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving op het water, en met name de samenhang en afstemming tussen de verschillende soorten wet- en regelgeving: bouwen en planologisch gebruik, welstand, brandveiligheid, nautische veiligheid, geluidsoverlast, etc. Dit maakt een goede samenwerking tussen betrokken partijen en coördinatie van de verschillende VTH-aspecten op dossierniveau belangrijk. Hierbij valt te denken aan Wonen, Ruimte en Duurzaamheid, Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte (zowel op het land als nautisch), Programma Varen, Waternet en de verschillende vaarwegbeheerders zoals het Havenbedrijf, Rijkswaterstaat en de Provincie Noord-Holland. Daarnaast is een goede informatievoorziening naar bewoners en ondernemers over wat wel en niet mag op het water essentieel. Hierbij spelen diverse belangenorganisaties een belangrijke rol.
De gemeente richt zich de komende jaren met name op de aanpak van excessen: onveilige en ongezonde woonsituaties, illegaal woninggebruik, situaties waarin de doorvaart ernstig belemmerd wordt en illegaal ligplaats innemen. Met de aansluiting van Weesp bij de gemeente Amsterdam is het areaal aan woonboten en daarmee de opgave voor vergunningverlening, toezicht en handhaving aanzienlijk vergroot.
Ook wordt nauw samengewerkt met het programma Bruggen en Kademuren. De gemeente is verantwoordelijk voor in totaal 1.800 bruggen en 600 kilometer kade. Veel bruggen en kademuren zijn in slechte staat en deze pakken we met voorrang aan. Een flink deel hiervan ligt in de historische binnenstad, waar ook veel woonboten liggen. Deze woonboten met al hun toebehoren worden al dan niet tijdelijk verplaatst. Dit vormt een grote en complexe opgave.
Amsterdam wil een duurzame stad zijn, voor nu én voor de generaties na ons. Een groene, gezonde, en welvarende stad voor iedereen die hier woont, werkt of op bezoek komt. Duurzaamheid zit verweven in veel aspecten van VTH-taken die in andere thema’s voorbijkomen. Zoals het toezicht op de bouw en de inzet op kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Bij dit thema Duurzame stad gaan we in op de volgende onderwerpen: het voorkomen van interferentie tussen bodemsystemen (voorkomen opwarming van de bodem), energiebesparende maatregelen en het opslaan van hemelwater.
Het veranderend klimaat heeft invloed op Amsterdam. Amsterdam zet erop in om die gevolgen zo klein mogelijk te houden én de impact van de stad zelf op het klimaat zo klein mogelijk te maken. De inzet van VTH-taken draagt bij aan de doelstellingen rondom klimaatadaptatie en energietransitie. Het hoofddoel van het thema de duurzame stad is:
Wij dragen bij aan een duurzame stad waarin ruimte is voor wonen en bedrijvigheid, met aandacht voor bodem, grondwater, waterberging, constante energiebeschikbaarheid en energiebesparing. |
Amsterdam heeft 441.000 woningen en 24 miljoen m2 aan bruto vloeroppervlak bedrijvigheid. We willen een klimaatneutrale en circulaire stad zijn, waar zuinig met energie wordt omgesprongen, energie duurzaam wordt opgewekt, deze betrouwbaar beschikbaar is en grondstoffen en materialen oneindig worden hergebruikt. We willen ook een stad zijn die goed omgaat met de effecten van klimaatverandering, zoals wateroverlast, toenemende periodes van droogte en hitte, en verandering van biodiversiteit.
Om de gemiddelde temperatuurstijging op aarde beperkt te houden moeten we met z’n allen de CO2-uitstoot verminderen. Daarom vermindert Amsterdam in 2025 haar CO2-uitstoot met 5 procent, in 2030 met 55 procent en in 2050 met 95 procent in vergelijking met de uitstoot in 1990. Samen met bewoners, bedrijven en instellingen werken we intensief samen aan de verandering naar een stad waarin we alleen nog gebruik maken van duurzame energie. De aanpak hiervoor hebben is beschreven in de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050.
De aanpak voor het klimaatadaptief houden van de stad is opgenomen in de Uitvoeringsagenda Klimaatadaptatie. Amsterdam stad heeft het zwaar te verduren bij extreme hitte, droogte en hoosbuien, met een groot effect op het dagelijkse leven. We moeten onze omgeving, onze stad, beter aanpassen aan het veranderende weer met meer hitte, droogte, wateroverlast door extreme neerslag en overstromingsrisico’s. Voor ons ligt met name een belangrijke rol in het zorgvuldig toetsen en toezicht houden op kaders zoals de Hemelwaterverordening en het Afwegingskader grondwaterneutrale kelders.
Voor het voldoende kunnen bergen van water is de ‘Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent het bergen van hemelwater’ van kracht. Het regent steeds vaker harder, daardoor kunnen straten, kelders, woningen en gebouwen onderlopen. In de Hemelwaterverordening wordt verplicht dat bij nieuwbouw het regenwater op eigen perceel wordt opgevangen en verwerkt. Dit om wateroverlast te beperken en schade aan huizen en vitale infrastructuur te voorkomen bij grote regenbuien. De verordening geldt voor nieuwe gebouwen, op gebouwen die ingrijpend worden gerenoveerd, waar gebouwlagen aan worden toegevoegd of waar het bebouwd oppervlak wordt uitgebreid. Van een ingrijpende renovatie is sprake als meer dan 25% van de integrale gebouwschil wordt vernieuwd, veranderd of vergroot.
In 2050 moeten alle gebouwen in de stad op een duurzame manier worden verwarmd. Vervanging van aardgas door alternatieve warmtebronnen (voor 2040) én energiebesparing staan daarom centraal. De grootste uitdaging ligt in de bestaande stad: onze woningen, bedrijfspanden, kantoren en maatschappelijke gebouwen. Het vraagt ingrepen in ieder gebouw. Bij nieuwbouw en transformatie moeten we daarom zorgen dat de nieuwste duurzame bouwtechnieken en installaties worden gebruikt om gebouwen direct energieneutraal of zelfs energieleverend op te leveren (zie Groeiende Stad).
Het toekomstbestendig houden en klimaat adaptief houden van de stad is een grote opgave in een Amsterdam waarin de druk op de stad toeneemt. Nieuwe installaties en technieken kunnen overlast voor de omgeving met zich meebrengen, zowel boven als ondergronds. Daarnaast is het juist aanbrengen en onderhouden van die installaties noodzakelijk om het energierendement te kunnen waarmaken. Interferenties van bodemenergiesystemen moet daarom worden voorkomen. Bodemenergiesystemen spelen een belangrijke rol in de plannen voor de energie- en warmtetransitie. Deze techniek moet een grote bijdrage leveren aan het verminderen van het gebruik van aardgas. De laatste jaren is al een sterke toename te zien van het aantal bodem-energiesystemen. Een groei die naar verwachting door gaat zetten.
Om de doelstellingen ten aanzien van een klimaat adaptief en klimaatneutraal Amsterdam te realiseren, is de inzet van alle Amsterdammers nodig. Niet elke bewoner of ondernemer voelt de urgentie of heeft de middelen om te verduurzamen. Het aansporen tot het treffen van duurzaamheidsmaatregelen is daarom van groot belang. We zetten ons om die redenen in op onder meer het energielabel voor kantoren en het actief toezicht houden op de Hemelwaterverordening. Het verduurzamen van woningen en bouwwerken kan leiden tot meer aanvragen voor een omgevingsvergunning (zie hoofdstuk Groeiende Stad).
Energiebesparing wijkt als onderwerp en qua aanpak sterk af van andere onderwerpen in het kader van toezicht en handhaving. Op korte termijn is geen sprake van gevaar, schade of hinder, de gewenste effecten treden pas op langere termijn op. Bovendien is het lastig om te constateren wanneer er sprake is van een overtreding: of een bepaalde maatregel kan worden afgedwongen is afhankelijk van de branche van het bedrijf, deelname aan vrijwillige landelijke convenanten en/of de terugverdientijd van een investering. Of een bedrijf mee wil werken hangt mede af van natuurlijke momenten: aansluiten bij geplande investeringen of groot onderhoud heeft veel voordelen. Amsterdam beoogt een tempoversnelling, waarbij actieve medewerking van de betrokken bedrijven noodzakelijk is.
Naar schatting is veertig procent van de grondstofstromen in Amsterdam gerelateerd aan bouw en sloop. Op 1 januari 2018 is de Milieu Prestatie Gebouwen (MPG) verplicht geworden. De MPG is een maatstaf voor de duurzaamheid van bepaalde gebouwen. Per 1 juli 2021 is de norm voor milieuprestatie verder aangescherpt. Vooruitlopend op deze aanscherping paste Amsterdam de striktere norm al toe. Aanvragen voor een omgevingsvergunning voor bouwen die worden ingediend, toetsen we aan deze norm.
De kernbegrippen van het thema De Groeiende Stad zijn ‘realisatie’, ‘ambitie’ en ‘vernieuwing’. Onder dit thema vallen de opgaven die betrekking hebben op het bouwen, slopen en wijzigen van het gebruik van de fysieke leefomgeving binnen Amsterdam. Amsterdam groeit en verdicht binnen zijn grenzen. De opgaven die betrekking hebben op deze groei vallen binnen dit thema.
In de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 wordt richting gegeven aan het bouwen aan een menselijke metropool: Amsterdam en de rest van de metropoolregio als plek waar mensen zich thuis kunnen voelen en zich kunnen ontwikkelen. Hierbij spelen de VTH-opgaven die onder dit thema vallen een grote rol. Het hoofddoel van het thema de groeiende stad is:
We dragen bij aan de kwaliteit van de bouw en de inrichting van de openbare ruimte, met aandacht voor de omgeving en de menselijke maat. |
Bij de groei van Amsterdam focussen we ons minder op het centrum van Amsterdam en richten de blik meer naar buiten. Naast de bestaande hoogstedelijke gebieden voor wonen en werken, centrum en Zuidas, zijn nieuwe onderscheidende stedelijke kernen nodig. Deze willen we in de hele stad en regio laten ontstaan. Tegelijk respecteren we de bestaande grenzen van de stad, zorgen we voor een gezonde leefomgeving die uitnodigt tot bewegen en gaan we voor meer groene kwaliteit in buurten en het landschap.
Amsterdam groeit en is in beweging. Het aantal aanvragen voor (tijdelijke) omgevingsvergunningen is de afgelopen jaren fors toegenomen, vooral voor bouw. De druk op de Amsterdamse huizenmarkt is hoog, en de huizenprijzen stijgen. In zowel het voorgaande als het huidige coalitieakkoord wordt gekoerst op langjarige bouwproductie van woningen . Dit uit zich in een grote dynamiek. De schaduwzijde daarvan is dat het aantal klachten/meldingen over overlast tijdens de bouw stijgt. De GGD geeft aan dat de geluidsoverlast bij het bouwen in de top drie van overlastmeldingen staat. In de afgelopen jaren is het aantal (ver)bouwactiviteiten duidelijk toegenomen, waarbij voor een aantal grotere locaties ontheffing is gegeven om ook buiten de normale bouwwerktijden (7.00-19.00 uur) te bouwen, onder strengere voorwaarden. De ervaring leert dat omwonenden enige overlast accepteren, als ze op de hoogte worden gesteld wat er wordt gedaan en hoe lang de werkzaamheden duren.
Het risico bij de hierboven genoemde dynamiek en ambitie is dat de gewenste handelingssnelheid ten koste gaat van kwaliteit en leefbaarheid. Dit geldt zowel in het proces van aanvragen, als van het afhandelen en uitvoeren van de vereiste vergunningen en ontheffingen. De komst van de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging levert ook uitdagingen op. Het zal zowel voor de aanvrager als voor de overheid tijd kosten om deze integrale herziening van het wettelijk stelsel onder de knie te krijgen. In de beginfase zal dit de nodige fouten en vertragingen met zich meebrengen.
Verder wordt er in de praktijk soms in afwijking dan wel zonder vergunning gebouwd. Hierdoor ontstaat het risico dat het gebouwde uiteindelijk niet voldoet aan de wettelijke eisen en dat er overlast voor omwonenden optreedt. Doordat er meer vergunningsvrij mag worden gebouwd, is een groot aantal gerealiseerde bouwwerken voor de toezichthouder minder zichtbaar.
Een specifiek gevolg van de groei van Amsterdam is het fenomeen Bouwdynamiek. De stijgende hoeveelheid verbouwingen aan bestaande panden doen zich op dit moment vooral voor in de 19e-eeuwse wijken in met name de stadsdelen West en Zuid, maar in toenemende mate ook elders in de stad. Vanwege de concentratie van de grote aantallen verbouwingen in een paar wijken, wordt daar overlast ervaren door bewoners zoals stof, lawaai en gebruik van de openbare ruimte. Daarnaast kunnen bewoners een aantasting van hun privacy of daglichttoetreding ervaren. Ook leidt bouwdynamiek tot wijzigingen in de fysieke structuur van de stad. Dat kan consequenties hebben voor bijvoorbeeld de klimaatbestendigheid van sommige delen van de stad. Ten slotte verandert het aangezicht van de stad, zowel aan de straatzijde als aan de tuinzijde.
Onder dit thema vallen de opgaven die betrekking hebben op het behoud van groen en de bescherming van soorten. Overtredingen van de Wet Natuurbescherming moeten worden voorkomen. Het is niet toegestaan om beschermde diersoorten te verstoren, te verwonden of om hun verblijfplaatsen te vernielen. Voor beschermde planten is het verboden om de plek waar ze groeien te vernielen.
Het hoofddoel van het thema de leefbare stad is:
We dragen bij aan een natuurinclusief en klimaatadaptief Amsterdam. Het huidige bomenbestand blijft op peil en de Amsterdamse flora en fauna wordt afdoende beschermd. |
Amsterdam wil een leefbare stad zijn voor mens en dier. Groen is voor veel Amsterdammers van grote waarde. Door de eeuwen heen heeft groen de stad gestructureerd en identiteit gegeven en dat doet het nog steeds. Ingrijpende vergroening in de openbare ruimte is daarom één van de strategische keuzes van de omgevingsvisie. Amsterdam is één van de groenste steden van Europa, met ongeveer 400.000 bomen. In een duurzame stad is een gezond bomenbestand belangrijk. Naast een prettig leefklimaat, zorgen bomen ook voor verkoeling en wateropname. Met de aansluiting van Weesp in 2022 valt het Natura 2000 gebied Naardermeer ook onder Amsterdam.
Daarnaast heeft Amsterdam zeer specifieke en karakteristieke natuurwaarden. Niet alleen in het buitengebied, de stadsrand en parken, maar ook midden in de stad komen bijzondere soorten voor. Het totale aantal soorten wordt op ruim 10.000 geschat. Hiervan zijn ongeveer 300 beschermd door de Wet natuurbescherming, waaronder alle vogels met hun nesten, alle amfibieën en reptielen, de meeste zoogdieren, enkele planten en één vlindersoort.
Dierenwelzijn gaat over de kwaliteit van leven zoals die door een dier wordt ervaren. Bij bouwplannen of veranderingen in de openbare ruimte wordt de zorg voor dieren zo vroeg mogelijk meegenomen in keuzes en afwegingen.
De helft van de stad bestaat uit gebouwen, tuinen en bedrijventerreinen. De verdichting in de stad maakt ook dat groen in de stad steeds belangrijker wordt. Ook binnentuinen spelen hierin een belangrijke rol. Verbouw en nieuwbouw moet op een natuurinclusieve wijze plaatsvinden. Klimaatadaptatie speelt daarbij een belangrijke rol . Groen moet beschikbaar worden gemaakt voor zo veel mogelijk Amsterdammers, waarbij het groen zoveel mogelijk doelen dient. Want stadsgroen heeft heel veel functies: biodiversiteit, plaagonderdrukking, wind- en geluiddemping, klimaatregulering, voedselproductie, vastlegging CO2, sociale en emotionele functies, gezondheid, economie, recreatie, bodemvruchtbaarheid en educatie.
Er werd in de afgelopen jaren niet op structurele basis toezicht gehouden op de naleving van de omgevingsvergunningsvoorwaarden die betrekking hebben op bomen of op de verbodsbepalingen van de Wet Natuurbescherming. Hierbij speelt mee dat er voor de toezichthouders beperkt toegang is tot binnenterreinen. De gemeente heeft daardoor vaak alleen op basis van signalen overtredingen geconstateerd. Doordat er reactief toezicht wordt gehouden ontbreekt de preventieve werking.
Het niet naleven van vergunningsvoorwaarden zoals de herplantplicht gaat ten koste van het bomenbestand in Amsterdam en dus ten koste van flora en de fauna in de stad. Denk hierbij aan minder voedsel voor dieren, minder schuilplekken voor dieren, verlies aan broedplaatsen voor vogels en vleermuizen. Maar er is ook sprake van minder opname van Co2 en wateroverlast door verlies aan waterberging waar de toenemende verstening en verharding van binnenterreinen aan bijdragen.
Natuurregelgeving is soms gecompliceerd en de kennis daarover is bij niet-gespecialiseerde bewoners en bedrijven vaak beperk. Het ontbreken van brede voorlichting is hier mede debet aan. Ook bij medewerkers van de gemeente ontbreekt het soms aan voldoende kennis ten aanzien van de Wet Natuurbescherming. Voorlichting vindt nu nog vaak achteraf plaats waardoor overtredingen reeds zijn begaan. Dit kan leiden tot een verlies aan biodiversiteit en groen, met een negatieve invloed op de klimaatverandering en aantasting van de landschappelijk en stedenbouwkundige waarden (beleving natuur).
Onder dit thema vallen de opgaven die betrekking hebben op het veilig wonen en werken in Amsterdam. Het omvat het brandveilig gebruik van gebouwen en andere bouwwerken en de veilige opslag van gevaarlijke stoffen. Ook het veilig gebruik uit het oogpunt van gezondheid valt onder dit thema.
Het hoofddoel van het thema de Veilige Stad is:
We dragen bij aan een veilige en gezonde woon- en werkomgeving, de bescherming van kwetsbare gebruikers en het veiligheidsbewustzijn van gebouweigenaren en -gebruikers. |
De Omgevingsvisie laat zien dat veiligheid een belangrijk thema is. De gemeente, de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en de OD NZKG werken samen en onderzoeken voortdurend welke onderwerpen in de fysieke leefomgeving extra aandacht nodig hebben om de veiligheid van de fysieke leefomgeving te vergroten.
De veiligheids- en gezondheidsrisico’s van een gebouw zijn afhankelijk van een groot aantal factoren. Te denken valt aan het gebouw zelf, de activiteiten die in het gebouw plaatsvinden, het aantal gebruikers en bezoekers van het gebouw, het gedrag van deze gebruikers en bezoekers, de omgeving van het gebouw en interventiemogelijkheden voor bijvoorbeeld BHV en hulpdiensten. Door deze factoren te vertalen in maatregelen op maat kunnen de risico’s op gevaar voor de gezondheid of veiligheid worden verkleind.
Gebouweigenaren- en gebruikers hebben vaak onvoldoende kennis van de mogelijke veiligheids- en gezondheidsrisico’s en de regelgeving waaraan zij moeten voldoen. Dit vraagt om een goede voorlichting. Het toezicht op het naleven van regels alleen is niet altijd voldoende om de risico’s tot een acceptabel niveau terug te brengen. Een adequate aanpak staat of valt bij een goede samenwerking tussen de OD NZKG, de Veiligheidsregio Amsterdam Amstelland en de gemeente. Voorbeelden daarvan zijn het elkaar proactief informeren over onveilige situaties, het risicogericht oppakken van (brand)veiligheidsrisico’s en het uitvoeren van signaaltoezicht.
Amsterdam kent een aantal aandachtspunten:
Belangrijke risico’s zijn gelegen in panden met minder-zelfredzame gebruikers of waar veel bezoekers komen (kinderdagverblijven, zorginstellingen, hotels, culturele instellingen) en daar waar er als gevolg van een specifiek gebruik een verhoogd gevaar bestaat dat vluchtwegen worden geblokkeerd (kamerverhuur, studentenhuizen).
Amsterdam kent grote milieu-inrichtingen, zoals cacao- en olieopslag en recyclebedrijven, met grote risico’s voor de veiligheid als er brand ontstaat. Het beperken van de kans op het ontstaan van brand, de beheersbaarheid daarvan, het voorkomen van hinder en het mogelijk maken van een snelle en adequate inzet van de brandweer vergen bijzondere maatregelen.
Veel panden in Amsterdam worden verbouwd tot woonruimte, waarbij de wettelijke eisen op het niveau van bestaande bouw liggen. Ook kan het zijn dat de delen van de bestaande bouw die niet worden verbouwd van onvoldoende bouwkundige kwaliteit zijn. Dit kan leiden tot het ontstaan van brandveiligheidsrisico’s. Ook gebrek aan onderhoud aan elektra en andere installaties kan leiden tot gevaar.
Amsterdam kent meer dan 20 shishalounges, waar waterpijpen (shisha) worden gebruikt. Deze ruimten vallen niet altijd onder het begrip ‘horeca’ en onttrekken zich daarom aan het reguliere horecatoezicht. Het gebruik van shisha geeft geuroverlast en – bij verhitting door middel van kooltjes – een aanzienlijk risico op een te hoog koolstofmonoxide-gehalte en brandgevaar. Dat vraagt om bijzondere aandacht. De gemeente werkt overigens aan een betere regulering via een horecavergunning om mede te zorgen voor een gezonde en veilige omgeving en ook voor toezicht in het kader van de Bibob.
Op 16 oktober 2018 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangenomen, dat het mogelijk maakte om per 2024 een verbod op asbesthoudende daken in te laten gaan. De gedachte achter het wetsvoorstel was dat door verwering van de daken losse asbestvezels kunnen vrijkomen, die schadelijk zijn voor de gezondheid. Met het wetsvoorstel zouden eigenaren verplicht kunnen worden asbesthoudende daken te verwijderen. Het wetsvoorstel is echter verworpen door de Eerste kamer op 4 juni 2019, vanwege zorgen over de ingangsdatum, haalbaarheid en betaalbaarheid van het voorstel. Hiermee is de geplande verplichting tot verwijdering van asbesthoudende daken van de baan.
Het gezondheidsrisico blijft echter actueel. De nog aanwezige asbesthoudende daken zijn minimaal 25 jaar oud (het gebruik van asbest is vanaf 1994 verboden). Deze daken zijn onderhavig aan verwering. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft in juli 2016 het Programma- bureau voor de Versnellingsaanpak asbestdaken sanering opgericht. Het Programmabureau stimuleert en monitort de versnelling van de sanering van asbestdaken in Nederland. In oktober 2018 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin aan de Staatssecretaris is gevraagd om een landelijk overzicht te maken van het totaal aantal vierkante meters aan te saneren daken en dat te specificeren per gemeente. De Landelijke Asbestdakenkaart geeft hieraan invulling. De gemeente Amsterdam beschikt over een digitale ‘Asbestdakenkansenkaart’. De gegevens van deze kaart worden overgenomen op de Landelijke Asbestdakenkaart. Amsterdam zet in op goede voorlichting aan eigenaren van asbesthoudende daken en stimuleert de vrijwillige sanering hiervan.
Toezicht op asbestverwijdering
De OD NZKG houdt als basistaak toezicht op de verwijdering van asbest. Dit ongeacht of de sanering plaatsvindt in opdracht van een particulier, een bedrijf of een instelling, zoals een woningcorporatie. Ook het ketentoezicht op bedrijfsmatige verwijdering van asbest is opgenomen in het basistakenpakket van de OD NZKG. Dit richt zich op de processen waar verschillende organisaties als schakels in een keten bij betrokken zijn. De keten bestaat uit inventariseren, slopen, afvoeren en storten van asbest op speciale stortlocaties.
Toezicht op particulieren die zelf asbest verwijderen (bij een maximum van 35 m2 o.a. hechtgebonden asbest, zoals niet gelijmde vloertegels) wordt uitgevoerd door de gemeente.
In Amsterdam vindt veel bedrijvigheid plaats. De ene activiteit heeft meer impact op de leefomgeving van de Amsterdammer dan de andere. Sommige activiteiten zijn daarom verbonden aan regelgeving. Dit thema gaat over milieubelastende activiteiten, horeca en evenementen. Net als andere activiteiten op grond van de APV zoals prostitutie, coffeeshops en andere bijzondere vergunningsplichten. Ook kansspelen vallen onder dit thema. Het gaat in dit thema om een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Amsterdam is een stad om in te wonen, te werken, bedrijvigheid te ondernemen en te recreëren. In deze levendige stad zien we steeds intensiever gebruik van eerder relatief weinig gebruikte gebieden. Het belang van het in balans houden van alle functies in de stad wordt daardoor steeds groter. De inzet van VTH-taken draagt bij aan die balans. Dat wordt in dit hoofdstuk verder toegelicht en uitgewerkt. Het hoofddoel van het thema de vitale stad is:
Wij dragen bij aan een vitale stad waarin ruimte is voor ondernemerschap, overlast voor de leefomgeving wordt beperkt en de weerbaarheid tegen ondermijnende criminaliteit wordt verhoogd. |
Concreet betekent dit dat wij aanvragen, verzoeken en meldingen behandelen volgens de geldende wettelijke en stedelijke kaders. Wij voeren risicogericht en opgavegericht toezicht uit op de naleving van wet- en regelgeving. Overtredingen worden gehandhaafd.
In Amsterdam vinden veel activiteiten plaats in een ‘dichtbevolkte’ omgeving. Het gaat om zeer uiteenlopende bedrijven die in de praktijk een verschillend effect hebben op de leefomgeving en openbare orde en veiligheid. Er zijn bijna 34.000 bedrijven gevestigd die onder de milieuregelgeving en daarmee onder het bevoegd gezag van Amsterdam vallen. Van al die bedrijven zijn er circa 7.500 horecazaken. Jaarlijks vinden in Amsterdam veel evenementen plaats. Zo een honderd daarvan betreffen grote (muziek)evenementen.
Voor een aantal activiteiten binnen dit thema geldt dat zij gevoelig zijn voor ondermijnings-praktijken. Partijen die niet-integer zijn, wordt het ondernemen in Amsterdam onmogelijk gemaakt door o.a. strenge Bibob-toetsen. Het gebruik van een vergunningsplicht, zoals in de Hoogstraten al gebeurt, wordt ingezet daar waar het nodig is om de integriteit van ondernemers te screenen. Het voeren van een prostitutiebedrijf is vergunningsplichtig. Raamprostitutie is in een beperkt gebied toegestaan. Er worden geen nieuwe vergunningen voor raamprostitutie meer afgegeven.
Vanuit de Omgevingsvisie 2050 zijn met name twee van de vijf strategische keuzes van belang in dit thema:
Duurzaam en gezond bewegen: in een verdichtende stad moet zuinig worden omgegaan met de schaarse ruimte. Mede dankzij de verdichting krijgen Amsterdammers hun voorzieningen, in de eigen buurt op loop- en fietsafstand. Buurten en kernen worden verbonden door een netwerk van veilige fietsroutes en openbaar vervoer. Stadslanen en mobiliteit hubs worden op zichzelf prettige verblijfsgebieden, met winkels, horeca en culturele pleisterplaatsen.
Met de groei van de stad in het aantal bewoners en bezoekers, is ook het aantal horecavestigingen toegenomen. De wensen van de horecabezoekers zijn veranderd en er ontstaan steeds nieuwe concepten, met uitstraling naar de omgeving. Het nieuwe Stedelijk beleidskader voor horeca maakt het mogelijk om vooraf beter te sturen op welke activiteiten op welke locatie passend zijn. We geven uitvoering aan de taken die voortvloeien uit dit nieuwe beleidskader zodra dat kader in werking is getreden.
In Amsterdam vindt een breed scala aan evenementen plaats. Het nachtleven en festivals spelen een cruciale rol in de vernieuwing van de Amsterdamse cultuur. Ze zijn uniek, behoren tot de internationale voorhoede en zijn onderdeel van het culturele aanbod in de stad. Er is behoefte aan meer kwalitatieve programmering, ook in het centrum.
Met de komst van de Omgevingwet verandert de manier waarop naar de toedeling functies wordt gekeken. Bedrijfsmatige activiteiten worden opgesplitst naar milieubelastende activiteiten die worden opgenomen in het omgevingsplan. Dit vraagt voor de uitvoering van de VTH-taken in Amsterdam om goede afstemming met ketenpartners zoals de Omgevingsdienst.
Amsterdam groeit en blijft groeien: dat brengt meer vergunningaanvragen, verzoeken en handhavingsdossiers met zich mee, juist ook op het gebied van horeca, evenementen en andere bedrijvigheden. De verschuiving van het centrum als kern van die bedrijvigheid wordt al gezien en gevoeld in andere delen van de stad. De balans tussen functies komt meer onder druk te staan. Het effect van nieuwe wetgeving en stedelijk beleid op die balans heeft tijd nodig. Dit betekent dat onze opgave in relatie tot die bedrijvigheid en leefbaarheid van Amsterdamse buurten groot blijft. De voornaamste problematiek die zich voordoet in dit thema zijn: geluidsoverlast, geuroverlast en het niet naleven van de voorwaarden uit exploitatievergunningen. Dit heeft direct gevolgen voor de leefomgeving van Amsterdammers.
Geluidsoverlast wordt veroorzaakt door muziekinstallaties of (live)muziek bij horecazaken en evenementen. Ook stemgeluid kan een oorzaak zijn van overlast. Denk aan buiten rokende bezoekers, het langer exploiteren van een winterterras door terrasverwarming of de stroom met bezoekers na afloop van een clubavond of evenement. Tenslotte kunnen ook installaties overlast door bedrijven veroorzaken. Denk aan koelinstallaties die niet voldoen aan de geluidsnormen.
Naast geluidsoverlast kunnen evenementen ook op andere wijze impact hebben op de leefomgeving en de natuur. Evenementen moeten daarom aandacht hebben voor leefbaarheid en duurzaamheid. Denk daarbij aan het gebruik van energie en water, de verwerking van afval, het type catering en de inkoop van materialen. Andere aandachtspunten bij evenementen zijn de flora- en fauna activiteit, mobiliteit en veiligheid.
Bedrijventerreinen, horeca en andere kleinere bedrijven kunnen geuroverlast veroorzaken. Dit komt meestal doordat afvoerpijpen niet hoog genoeg zijn of er geen adequate ontgeuringsinstallaties of filters aanwezig zijn. In het geval die er wel zijn, worden ze veelal niet periodiek onderhouden of schoongemaakt waardoor er alsnog overlast ontstaat.
Het consumeren van alcohol heeft effect op de volksgezondheid. Bezoekers onder invloed van alcohol kunnen zorgen voor overlast of onveiligheid in de omgeving van uitgaansgelegenheden. Ondernemers moeten er daarom op toezien dat alcohol niet verstrekt wordt aan minderjarigen of aan mensen die reeds onder invloed zijn.
Amsterdam streeft naar een drugsvrij uitgaansleven maar realiseert zich dat drugsgebruik nooit helemaal is uit te bannen. Daarom werken wij er samen met horecaondernemers en organisatoren aan om de (gezondheids)risico’s die kleven aan het gebruik van uitgaansdrugs zo veel mogelijk te beperken. Er gelden daarom extra regels voor het organiseren van dance-events, bijvoorbeeld over de controle aan de deur en het beschikken over voldoende eerste hulp gecertificeerde medewerkers.
Aan de exploitatievergunningen zijn voorschriften verbonden die bijdragen aan de openbare orde en veiligheid, en de leefomgeving. Het komt voor dat bedrijvigheid zonder of in afwijking van die exploitatievergunning plaatsvindt. Wanneer bij een horecazaak bijvoorbeeld structureel een leidinggevende afwezig is, heeft dat uitstraling op de bedrijfsvoering en de leefomgeving. Net als de uitwaaiering van terrassen.
Het is belangrijk dat sekswerkers in de stad veilig, zelfstandig en onder goede omstandigheden kunnen werken. Met ons beleid willen we alle exploitanten laten meewerken om de positie van de sekswerkers te versterken. En om misstanden aan te kunnen pakken. Een Amsterdam zonder illegale prostitutie is in de praktijk niet haalbaar. Maar een stevige aanpak schrikt af en zorgt voor meer zicht op de aard en de omvang. Daarnaast is het belangrijk zorg te kunnen bieden aan sekswerkers in kwetsbare omstandigheden die de weg naar zorg vaak niet weten te vinden.
Voor alle concrete VTH-opgaven binnen het domein fysieke leefomgeving hebben wij in deel 3 van dit beleid doelen gesteld. Aan deze doelen zijn activiteiten (strategieën) gekoppeld om de doelen voor deze opgave te bereiken.
Naast deze opgavegerichte activiteiten hanteren wij als gemeente nog andere –meer algemene – strategieën die gerelateerd zijn aan het domein FLO. Deze strategieën kunnen betrekking hebben op een meer gedetailleerde uitwerking van ons beleid inzake een (nieuwe) wettelijke bevoegdheid, een strategie om juist door meer inzet ‘aan de voorkant’ te voorkomen dat overtredingen ontstaan, et cetera. Al deze algemene strategieën zijn opgenomen in dit deel van het beleid.
In de eerste hoofdstukken gaan wij uitgebreid in op onze strategieën met betrekking tot de Wet kwaliteitsborging en woningkwaliteit. Deze onderwerpen vereisen de meeste uitwerking en diepgang. In hoofdstuk 4 behandelen wij alle overige algemene strategieën.
Hoofdstuk 2 – Strategie externe kwaliteitsborging – Wkb
Met de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) verandert geleidelijk aan onze rol. We voeren geen volledige bouwtechnische toets uit of het aannemelijk is dat een bouwwerk aan de bouwtechnische voorschriften voldoet. De toetsing beperkt zich tot het beoordelen van het risico, het uiteindelijke opleverdossier en de gelijkwaardigheid. We blijven toetsen aan en toezicht houden op welstand, ruimtelijke ordening en omgevingsveiligheid. We blijven tenslotte ook verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving op de bestaande bouw. In dit hoofdstuk wordt aanvullend op de themahoofdstukken beschreven hoe we werken met de Wkb.
Melding bouw en de risicobeoordeling
Het proces start voor ons met het ontvangen van een melding bouw. Een belangrijk onderdeel van die melding bouw is de risicobeoordeling. Bij het behandelen van de melding bouw gelden de volgende uitgangspunten:
De enige uitzondering op dit uitgangspunt is het onderdeel “bijzondere lokale omstandigheden” bij de risicobeoordeling. Hierbij wordt inhoudelijk beoordeeld of daar in de risicobeoordeling rekening mee is gehouden. De toezichtstrategie wordt namelijk afgestemd op dit onderdeel (zie volgende paragrafen).
Bijzondere lokale omstandigheden in Amsterdam
Bij de melding moet een risicobeoordeling worden ingediend over het voldoen aan de regels van hoofdstukken 4 en 5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving. Voor zover van toepassing wordt in de risicobeoordeling rekening gehouden met bijzondere lokale omstandigheden. Deze bijzondere lokale omstandigheden zijn in kaart gebracht in onderstaande tabel. In de risicobeoordeling wordt door de kwaliteitsborger aangegeven of sprake is van deze risico’s:
De bijzondere bodemgesteldheid – relatie tot de fundering van het bouwwerk Grondwaterneutraliteit – relatie met uitvoering onderkeldering Specifieke opslaglocaties voor brandbare stoffen (o.a. cacao) – relatie met weerstand tegen branddoorslag/ -overslag Waterberging – ontwerp bouwwerk afstemmen op Hemelwaterverordening Energietransitie (duurzaamheid, energiezuinigheid, laadinfrastructuur) Aanwezigheid van de zogenaamde oergeul, ter plaatse waarvan de tweede zandlang nagenoeg ontbreekt (zie https://maps.amsterdam.nl/oergeul/?LANG=nl ) |
Meer informatie over funderingsgegevens Amsterdam:
De Oergeul - https://maps.amsterdam.nl/oergeul/?LANG=nl
Funderingsgegevens - https://www.amsterdam.nl/wonenleefomgeving/wonen/funderingsloket/funderingsgegevens )
Bij de gemeente blijvende bevoegdheden tijdens de bouw
De kwaliteitsborger ziet er op toe dat het bouwwerk voldoet aan de regels uit de hoofdstukken 4 en 5 BBL. Op de uitvoering van bouwwerkzaamheden zijn er nog meer regels van toepassing. Deze staan (o.a.) in de andere hoofdstukken van het BBL. Het strekt te ver om al deze landelijk geldende regels uit te schrijven, maar in het onderstaande worden de voor Amsterdam meest relevante regels opgesomd.
Geluidshinder als gevolg van bouw- en sloopwerkzaamheden (relatie met bouwdynamiek, bepalen dagwaarde) |
Trillingen (gevolgen in belendingen straks in bruidsschat/omgevingsplan) |
De melding bouw dient 4 weken voorafgaand aan de start bouw te worden ingediend. Deze tijd gebruiken we naast de ontvankelijkheidstoets ook om te beoordelen of er een toezichtstaak is. Dat wordt risicogericht gedaan:
Ervaringen uit de lopende proefprojecten worden het komende jaar meegenomen om te bekijken voor welke soorten bouwwerken/bouwwerkzaamheden toezicht ter plaatse alsnog noodzakelijk/wenselijk is. Het VTH-beleid en de daarin gekozen toezichtstrategieën worden jaarlijks geëvalueerd. Via de beleidscyclus worden de ervaringen met het werken met de Wkb verwerkt in dit beleidsstuk.
De Wkb treedt eerst in voor bouwwerken die onder gevolgklasse 1 vallen. Het kan voorkomen dat tijdens de bouw die onder gevolgklasse 1 valt een gelijkwaardige oplossing wordt toegepast. Als een gelijkwaardigheid wordt toegepast met betrekking tot de constructieve- of brandveiligheid, valt het bouwwerk niet (meer) in gevolgklasse 1. Dat betekent dat het bouwwerk vergunningsplichtig is en niet met de melding bouw kan worden afgedaan.
Met deze verschuiving van de juridisch status tijdens de bouw gaan wij zoveel als mogelijk praktisch om. Wij nemen op dat moment het toezicht over van de kwaliteitsborger en onderzoeken of legalisatie mogelijk is. Als dat het geval is dient er alsnog een vergunning te worden aangevraagd en verleend voor het bouwwerk. Als de verplichte vergunning niet wordt afgegeven ontstaat er immers een illegale situatie. Het is verboden een vergunningsplichtig bouwwerk te realiseren en/of in stand te houden zonder vergunning.
Een afgebouwd bouwwerk moet minimaal 10 dagen voor ingebruikname ‘gereed worden gemeld’ bij het bevoegd gezag. Hierbij moeten diverse gegevens en bescheiden worden ingeleverd: het ‘dossier bevoegd gezag’. Net als bij de melding bouw betreft de beoordeling van het ‘dossier bevoegd gezag’ in de basis een ontvankelijkheidstoets. Hierbij gaan wij in beginsel uit van vertrouwen in de melder. Voor de invulling van het toezicht op de bestaande bouw kan een globale, inhoudelijke toets afdoende zijn. Met een inhoudelijke toets zijn we terughoudend. Onze verantwoordelijkheid is primaire veiligheid. Inhoudelijke toets (op hoofdlijnen) van een ‘dossier bevoegd gezag’ voeren we daarom alleen uit in geval van een dossier waarin:
De gemeente blijft bevoegd om handhavend op te treden naar aanleiding van signalen van de kwaliteitsborger en handhavingsmeldingen van anderen. De risicobeoordeling en het borgingsplan zijn bedoeld om de gemeente inzicht te geven in de risico’s in een bouwwerk en de borging daarvan door de kwaliteitsborger en de bouwer zelf. Wordt dit onvoldoende geborgd, dan kan de gemeente tijdens de uitvoering van een bepaald onderdeel van de bouw zelf toezicht uitvoeren. Artikel 2.20 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) biedt dan de mogelijkheid om extra informatie over dat betreffende onderdeel op te vragen. Voor de inzet van handhavingsmiddelen om dit af te dwingen wordt de reguliere handhavingsstrategie gevolgd zoals beschreven in Deel 5.
Als er sprake is van een geconstateerde strijdigheid die het afgeven van de verklaring van de kwaliteitsborger in de weg staat en er kan geen informatie worden overgelegd waaruit blijkt dat deze strijdigheid is opgelost, dan kunnen wij een verbod tot ingebruikname opleggen. Dit verbod blijft gelden totdat er informatie wordt verstrekt waaruit blijkt dat de strijdigheid is opgelost.
Een bijzondere afweging die wij moeten maken ontstaat, wanneer bij de gereedmelding de verklaring van de kwaliteitsborger ontbreekt in het dossier bevoegd gezag. Mag het gebouwde in gebruik worden genomen of niet? Een niet ingediende of incomplete gereedmelding betekent formeel gezien dat er geen sprake is van een melding. Dat betekent automatisch dat het volgens de wet verboden is het bouwwerk in gebruikt te nemen. Of wij daadwerkelijk handhavend zullen optreden en ingebruikname zullen verbieden is afhankelijk van de reden waarom die verklaring ontbreekt en bijbehorende risico’s. Bij handhaving moeten wij immers alle belangen tegen elkaar afwegen.
Hoofdstuk 3 – Strategie woningkwaliteit
De Omgevingswet en het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl) bieden burgemeester en wethouders bestuurlijk- juridische instrumenten om de eigenaar of verhuurder ertoe te bewegen de kwaliteit van de woning op voldoende peil te krijgen en te houden. Tegelijkertijd biedt de wet de eigenaar bescherming tegen al te grote inbreuken op het eigendomsrecht. De gemeente heeft beleidsvrijheid om te bepalen op welke wijze zij gebruik maakt van de wettelijke instrumenten. Bij een passief beleid komt de gemeente pas in actie na een klacht van een bewoner of een andere belanghebbende. Bij een actief beleid neemt de gemeente het initiatief.
Wij hebben gekozen voor een actief beleid om de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad op peil te houden en in bepaalde gevallen zelfs te verbeteren. Dit is neergelegd in het document ‘Beleidsregels woningkwaliteit’. Het integrale document is als bijlage 1 aan dit beleidsstuk gevoegd en maakt daarvan onderdeel uit. In dit hoofdstuk geven wij een korte samenvatting van de Beleidsregels woningkwaliteit.
Uitgangspunten Beleidsregels woningkwaliteit
In de Beleidsregels woningkwaliteit benoemen wij expliciet onze uitgangspunten met betrekking tot behoud en verbetering van de bestaande woningvoorraad. Dit zijn onze uitgangspunten:
In beginsel herstel op oorspronkelijk niveau
Bij problemen of klachten over onderhoud of gebreken schrijven wij de eigenaar aan om zaken te herstellen op het oorspronkelijke niveau. Dit betekent bijvoorbeeld dat een binnendeur van 80 cm bij 2,20 m, die niet meer kan worden geopend of gesloten als gevolg van defecte scharnieren of een gebroken of gescheurde deurstijl aan de hangzijde, bij het herstellen niet ineens hoeft te voldoen aan de nieuwbouwmaten van 85 cm bij 2,30 m. Echter, een herstelling die leidt tot een versmalling van de deur tot bijvoorbeeld tot 60 cm is niet toegestaan, omdat dit leidt tot aantasting van het rechtens verkregen niveau.
In uitzonderlijke gevallen verbetering
In bepaalde gevallen is het echter nodig om van hoofdlijn af te wijken en aan te schrijven tot verbetering (tot een niveau dat boven het rechtens verkregene uitgaat). Dit is het geval:
Daarnaast zien de beleidsregels toe op het wijzigen van de functie van een gebouw naar één of meer woonfuncties. Wordt bijvoorbeeld in een bedrijfshal een woning gemaakt dan geldt zonder een door de gemeente opgelegde aanschrijving (“maatwerkvoorschrift”) in veel gevallen de ondergrens voor de bewoonbaarheid als rechtens verkregen niveau: wel een toilet, maar geen badruimte en in veel gevallen ook geen bescherming tegen geluid, niet meer dan een halve m2 daglichtoppervlakte, geen isolatie (dat wil zeggen geen bescherming tegen hoge energiekosten), geen bescherming tegen inbrekers, etc.
In de meeste gevallen kiezen ontwikkelaars voor een voldoende kwaliteit van de nieuwe woningen op een zo hoog mogelijk niveau, maar we zien ook free-rider gedrag van partijen onvoldoende kwaliteit leveren. De beleidsregels zijn bedoeld om te voorkomen dat slechte woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Bij transformatie van gebouwen naar woningen onderzoeken wij voortaan actief of een aanvullende aanschrijving noodzakelijk is. De samenhang tussen de bevoegdheid tot aanschrijving en de bevoegdheid tot verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen is in 2020 door het Rijk in de bouwregelgeving verduidelijkt. De beleidsregel over transformatie naar woningen is op die verduidelijking gebaseerd.
Hoofdstuk 4 – Overige algemene strategieën
In dit hoofdstuk behandelen wij de overige algemene strategieën die gerelateerd zijn aan het domein FLO.
Strategie toepassen uitgebreide procedure
Onder de Omgevingswet zijn in de paragrafen 16.5.2 en 16.5.3 de voorbereidingsprocedures voor de beslissing op een vergunningsaanvraag omschreven. Uitgangspunt is de reguliere procedure met een beslistermijn van acht weken. Dit heeft te maken met een van de doelstellingen van de Omgevingswet; te weten een snellere besluitvorming op de aanvraag.
In uitzonderingsgevallen is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van 26 weken van toepassing. Deze uitzonderingsgevallen zijn:
Bevoegdheid om de uitgebreide procedure van toepassing te verklaren
Voor het college bestaat onder de Omgevingswet de mogelijkheid om de uitgebreide procedure van toepassing te verklaren op een aanvraag. Dit kan alleen als het gaat om een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De praktijk leert namelijk dat buitenplanse activiteiten zodanig complex kunnen zijn dat het niet lukt om binnen acht weken een zorgvuldig voorbereid en goed gemotiveerd besluit te nemen. Het college –of het dagelijks bestuur in mandaat- kan pas bij een concrete aanvraag beoordelen of zij van deze bevoegdheid gebruik wil maken.
Er gelden wettelijke eisen voor het gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid. Het moet gaan om activiteiten die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving èn waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben. Ook moet de aanvrager in de gelegenheid worden gesteld een zienswijze naar voren te brengen over het voornemen om de uitgebreide procedure van toepassing te verklaren.
Richtlijn voor het gebruik van de bevoegdheid
Snellere besluitvorming op de aanvraag is een van de doelstellingen van de Omgevingswet. Vanuit dat oogpunt gezien ligt een terughoudend gebruik van de bevoegdheid om de uitgebreide procedure van toepassing te verklaren voor de hand. Aan de andere kant is deze bevoegdheid in de wet opgenomen om voor projecten met mogelijk aanzienlijke gevolgen en verschillende bezwaren voldoende tijd te hebben om tot een goed besluit te komen. Het hangt dus af van de aard en omvang van de aanvraag of wij van deze bevoegdheid gebruik maken.
Wij hanteren de volgende richtlijn voor het gebruik maken van deze bevoegdheid. Wij koppelen het gebruik hiervan aan de gevallen waarin de gemeenteraad een bindend adviesrecht heeft op de aanvraag om een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Bij deze gevallen is de kans reëel dat het gaat om activiteiten die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving en waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben.
Als een aanvraag valt onder de gevallen waarvoor de raad een bindend adviesrecht heeft (zie kader) verklaren wij in beginsel de uitgebreide procedure van toepassing. Deze opsomming is niet limitatief. Zoals eerder genoemd kan pas bij een concrete aanvraag worden beoordeeld of van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt. Dit kan in uitzonderlijke gevallen inhouden dat de uitgebreide procedure ook van toepassing wordt verklaard op aanvragen die niet onder één van deze categorieën vallen. Dit moet dan wel zorgvuldig worden gemotiveerd.
De gemeenteraad heeft bij besluit van 9 november 2022 bepaald dat de volgende aanvragen om een buitenplanse omgevingsplanactiviteit onder het bindend adviesrecht vallen:
De gemeente Amsterdam hecht waarde aan participatie. Wij vinden het belangrijk bewoners en ondernemers te informeren over en te betrekken bij (ver)bouwprojecten die impact hebben op hun directe leefomgeving. Dit zorgt ervoor dat de plannen beter passen in de leefomgeving en het creëert draagvlak in de buurt.
Bij projecten en beleidsinitiatieven van de gemeente organiseren wij het participatieproces volgens ons Participatiebeleid en de Inspraakverordening. In 2024 wordt de Inspraakverordening vervangen door een Participatieverordening (conform de Wet Versterking Participatie op Decentraal Niveau). Bij aanvragen om omgevingsvergunning van derden verwachten wij dat deze zelf participatie organiseren.
De Participatiehandreiking 2022 – Betrek de buurt bij uw initiatieven
Op grond van de Omgevingsregeling moet een aanvrager van een vergunning aangeven of participatie is georganiseerd. De aanvrager is verantwoordelijk voor het organiseren van het participatieproces. Het participatieproces gaat vooraf aan het indienen van de uiteindelijke aanvraag. Wij hebben de ‘Participatiehandreiking 2022 – Betrek de buurt bij uw initiatieven’ opgesteld om de aanvrager te helpen bij dit participatieproces. De participatiehandreiking moet gezien worden als een hulpmiddel voor initiatiefnemers bij het organiseren van een participatieproces. Door antwoord te geven op de gestelde vragen en de uitkomst van een puntenscore wordt duidelijk binnen welke categorie de aanvraag valt. De categorie waarbinnen de aanvraag valt, bepaalt de mate van participatie die wij van de aanvrager vragen. Hierbij geldt: ‘hoe groter en uitgebreider het initiatief, hoe belangrijker het wordt om de omgeving vroegtijdig en op de juiste manier te betrekken’. In de participatiehandreiking worden de onderstaande drie categorieën gehanteerd. Voor nadere uitwerking van de mate van participatie die wij vragen per categorie verwijzen wij verder naar de participatiehandreiking.
De gemeenteraad kan op grond van de Omgevingswet gevallen aanwijzen waarbij het organiseren van participatie verplicht is. Dit kan alleen bij een aanvraag om omgevingsvergunning tot afwijking van het omgevingsplan. De gemeenteraad heeft dit gedaan bij besluit van 9 november 2022. Hierbij heeft de gemeenteraad alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit aangewezen als gevallen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden ingediend. De participatiehandreiking geeft inzicht in de wijze waarop dit participatieproces kan worden georganiseerd.
De aanvrager van een vergunning moet aangeven of participatie is georganiseerd. In de door de gemeenteraad aangewezen gevallen is de aanvrager zelfs verplicht om participatie te organiseren. Participatie is echter geen wondermiddel. Het proces van participatie kan goed zijn uitgevoerd, maar dat hoeft niet te betekenen dat bewoners tevreden zijn met de uitkomst. Het participatieproces en de uitkomsten ervan moeten ook niet worden gezien als bindend referendum. Het kan gebeuren dat een aanvraag -ondanks een goed uitgevoerd participatieproces- alsnog door ons wordt geweigerd. Bijvoorbeeld als wettelijke weigeringsgronden of andere belangen zich verzetten tegen het verlenen van de gevraagde vergunning. De wijze waarop het participatieproces is uitgevoerd en de resultaten daarvan, de mate van maatschappelijk draagvlak, wegen mee in onze belangenafweging bij het al dan niet verlenen van de aangevraagde vergunning.
Op de volgende pagina hebben wij uitgewerkt wat de gevolgen van participatie zijn voor de beslissing op de vergunningsaanvraag. Dit zijn overigens wel algemene uitgangspunten. Bij de beoordeling van een individuele aanvraag kijken wij altijd zorgvuldig naar de specifieke omstandigheden van dat geval.
Handhavingsverzoeken en -meldingen
Bewoners, ondernemers en bezoekers kunnen op twee verschillende manieren laten weten dat men ergens hinder van ondervindt of dat men denkt dat er regels worden overtreden: via een handhavingsverzoek of via een handhavingsmelding.
Bewoners, ondernemers en bezoekers moeten zich houden aan de regels die voort vloeien uit wet- en regelgeving. Wanneer iemand zich niet aan deze regels houdt, kan een belanghebbende het bestuur vragen om de regels te handhaven. Deze belanghebbende kan hiertoe een verzoek indienen bij de gemeente. Een handhavingsverzoek wordt aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Awb. Er moet binnen 8 weken beslist worden op een handhavingsverzoek. Er vindt altijd een inspectie plaats.
Meldingen kunnen een aanwijzing zijn dat er ergens iets mis is. In veel gevallen is er een direct aanwijsbare belanghebbende die bij het optreden van de gemeente gebaat is. Echter, niet iedere melding van een bewoner of ondernemer wordt automatisch gevolgd door inzet van de gemeente. Meldingen worden proactief en dus risico- en informatiegestuurd afgehandeld.
We verzamelen zoveel mogelijk informatie die voor de afhandeling van de melding van belang is. Dit betekent dat we doorvragen, eenduidig registreren en wegen ten behoeve van een maximale pakkans van eventuele overtredingen. Bij doorvragen wordt er zoveel mogelijk waarde toegevoegd aan de melding. Als de registratie en categorisering van meldingen (en signalen) en de resultaten van een eventuele inspectie eenduidig is, kunnen betere analyses en rapportages worden gemaakt. Ook terugkerende meldingen, zowel terugkerende melder als terugkerende overlast als de afhandeling ervan, zijn dan als zodanig herkenbaar.
We informeren 14020 als we meldingen verwachten over bijvoorbeeld evenementen en verleende vergunningen, zodat de telefonisten de melders beter kunnen informeren en meteen terugkoppelen welke actie er is of zal worden uitgezet.
Bij melding van een (vermoedelijke) overtreding door de politie of een andere overheidsinstantie (signaal) wordt op dezelfde manier gereageerd als bij de meldingen door bewoners, ondernemers of bezoekers.
Prioriteitstelling afhandeling meldingen
We bepalen de prioriteit en daarmee de termijn waarbinnen een inspectie wordt uitgevoerd aan de hand van het volgende schema:
Strategie intrekken ongebruikte vergunningen
Omgevingsvergunningen zijn in beginsel onbeperkt geldig. De meeste omgevingsvergunningen worden tijdig uitgevoerd. Soms wordt te lang gewacht met het uitvoeren van vergunde activiteiten of wordt helemaal geen gebruik gemaakt van de vergunning. Het is om diverse redenen niet gewenst om ongebruikte omgevingsvergunningen te lang in stand te houden. Bijvoorbeeld:
De Omgevingswet bepaalt in artikel 5.40 dat omgevingsvergunningen kunnen worden ingetrokken als na een jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Het artikel bevat alleen een intrekkingsbevoegdheid, geen verplichting, zodat het bevoegd gezag vrij is om ruimere termijnen te hanteren.
Termijnen waarna de vergunning wordt ingetrokken
Omgevingsvergunningen kunnen worden ingetrokken als na een termijn geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Een vergunning kan ook in het kader van een handhavingsprocedure worden ingetrokken, maar dat valt buiten de reikwijdte van deze strategie. Voor de intrekkingstermijnen die wij hanteren maken wij onderscheid tussen twee soorten vergunning.
Omgevingsvergunningen voor bouw-, aanleg- en sloopactiviteiten worden ingetrokken na verloop van 52 weken nadat de vergunning onherroepelijk is geworden en geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Voor bouwactiviteiten gaat het hierbij om zowel de technische omgevingsvergunning, als de omgevingsplanactiviteit vergunning bouwwerken;
In bepaalde omstandigheden hanteren wij een ruimere intrekkingstermijn. De opsomming hieronder is niet limitatief. Dat betekent dat zich ook andere omstandigheden kunnen voordoen op grond waarvan een ruimere termijn moet worden gegund om de vergunning uit te voeren. Het gaat in ieder geval om de volgende gevallen.
De lengte van de ruimere termijn wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald. Voor omgevingsvergunningen die betrekking hebben de bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten is deze in ieder geval niet langer dan 3 jaar nadat de omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden. Voor overige omgevingsvergunningen is de termijn niet langer dan 5 jaar.
Een ruimere termijn wordt slechts één keer gegund. Als binnen de ruimere termijn geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning wordt de omgevingsvergunning direct na het verstrijken van die termijn ingetrokken.
De procedure voor intrekking van een omgevingsvergunning is neergelegd in de paragrafen 16.5.2 en 16.5.3 van de Omgevingswet. De procedure om een vergunning in te trekken volgt kort samengevat dezelfde stappen als de procedure waarmee de vergunning eerder is verleend. Dit houdt in dat ofwel de reguliere voorbereidingsprocedure wordt doorlopen, ofwel de uitgebreide voorbereidingsprocedure. In beide gevallen wordt in ieder geval de vergunninghouder in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven op het voornemen om de vergunning in te trekken. Bij de reguliere procedure krijgt de vergunninghouder hiervoor een termijn van twee weken. Bij de uitgebreide procedure wordt het voorgenomen intrekkingsbesluit zes weken ter inzage gelegd.
De intrekking heeft terugwerkende kracht. Daardoor worden (bouw)werkzaamheden, die al wel verricht zijn, geacht zonder vergunning te zijn uitgevoerd. Tegen de verrichte werkzaamheden kan handhavend opgetreden worden.
Functiescheiding, roulatie en 24h verantwoordelijkheid
De taken binnen het domein fysieke leefomgeving zijn zo verdeeld dat functiescheiding tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving is geborgd. Deze functiescheiding vindt plaats op twee niveaus:
Indien een team toezichthouders bouw en gebruik werkt met een gebiedsindeling, rouleren de toezichthouders elke 4 jaar van gebied.
Voor het gebruikstoezicht zorgen we voor periodieke roulatie om een vaste handhavingsrelatie te voorkomen en om het kennisniveau te verdiepen. Toezichthouders voeren niet meer dan 3 periodieke controles in vijf jaar uit bij dezelfde panden voor horecatoezicht en toezicht brandveilig gebruik.
Gemeente Amsterdam is via haar meldpunt op internet 24 uur per dag bereikbaar. Tijdens kantoortijden is de gemeente telefonisch bereikbaar.
De gemeente werkt buiten kantoortijden (weekdagen tussen 17.00 uur – 9.00 uur en de weekenden) met een noodwachtprocedure. De noodwacht is bereikbaar voor hulpdiensten via een calamiteitentelefoon. Er zijn afspraken tussen de gemeente en de OD NZKG voor onder andere inzet op asbest en constructieveiligheid. De gemeentelijke noodwacht zal desgevraagd een rol pakken in de crisisorganisatie van de veiligheidsregio Amsterdam- Amstelland.
Preventie- en communicatiestrategie
In het volgende deel bepalen we de activiteiten waarmee we onze doelen wil behalen. Deze activiteiten bestaan onder andere uit het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht en het handhaven van overtredingen. We hebben echter ook aandacht voor preventieve activiteiten waarmee we gewenst gedrag stimuleren en ongewenst gedrag en overtredingen zoveel mogelijk voorkomen.
De Handhavingspiramide laat zien dat op verschillende niveaus interventies gepleegd kunnen worden om het naleefgedrag van wet- en regelgeving te verbeteren. De gedachte achter de handhavingspiramide is dat door aan de onderste treden van de piramide meer aandacht te besteden, er minder volgens de bovenste treden, dus repressief, behoeft te worden opgetreden.
De gemeente wil een juiste mix van activiteiten inzetten voor het verbeteren van het nalevingsgedrag. Inzicht in de redenen van slecht naleefgedrag geeft de mogelijkheid om de redenen van slecht naleefgedrag weg te nemen.
Toezicht heeft naast een controlerende ook een preventieve werking. We werken samen met beleidsdirecties om tegenstrijdige regels zoveel mogelijk tegen te gaan. Daarnaast zetten we in op communicatie, door het informeren van bewoners en ondernemers voor en tijdens de vergunningaanvraag en tijdens toezichtsmomenten. We verstrekken daarbij informatie over de relevante wet- en regelgeving, het gewenste gedrag en het houden van toezicht. Voorbeelden zijn voorlichtingscampagnes.
Ook zetten we in op gedragsbeïnvloeding. Dit is het stimuleren van naleving van regels door gebruik te maken van inzichten over het menselijk gedrag. Ondernemers die de regels goed naleven, worden beloond (bonus/malus). Wetenschappelijke inzichten over gedrag worden ingezet bij het maken van keuzes in beleid, communicatie, inrichting openbare ruimte en bij het dagelijks handelen van medewerkers die werkzaam zijn op het gebied van handhaving en toezicht. Voorbeelden zijn handhavingscampagnes en stimuleringsacties.
Er is een aantal onderwerpen dat in de communicatie specifiek aandacht krijgt:
We voeren onze taken uit in een dynamische omgeving. Er zijn meerdere snijvlakken met andere opgaven van de gemeente en taken van andere organisaties. In beginsel worden voor uitvoering van de wettelijke VTH-bevoegdheden binnen de verschillende domeinen specifieke, op de opgaven binnen dat domein afgestemde, beleidsdocumenten en uitvoeringsplannen opgesteld. Hierbij benoemen wij wel de samenwerking en de wijze waarop de uitvoerende partijen elkaar door de domeinen heen kunnen versterken. Bij de uitvoering van de vergunningverlenings- en toezichtstaken werken we samen met een groot aantal partijen. De Omgevingswet dwingt nog meer tot samenwerking binnen en tussen organisaties. De fysieke leefomgeving overstijgt namelijk de grenzen van gemeenten, waterschappen en provincies. Deze samenwerkingsverbanden worden in dit hoofdstuk toegelicht. Een aantal uitvoeringstaken zijn (deels) aan deze partijen uitbesteed. In de gevallen waarbij daar sprake van is, lichten we dit toe.
We hebben het hier over samenwerking in de breedste zin van het woord. Over een projectmatige aanpak bijvoorbeeld. Maar ook:
De provincie is verantwoordelijk voor het verticale toezicht op de gemeente (Interbestuurlijk Toezicht) voor de uitvoering van de VTH-taken Omgevingswet. De rol van de provincie is toezien op een doelmatige uitvoering van die VTH-taken. De provincie controleert of we doen wat we moeten doen, procedureel en inhoudelijk. Hierbij wordt gekeken of de gemeente zich houdt aan wat het zich in het vastgestelde VTH-beleid heeft voorgenomen. De provincie toetst hierbij het uitvoeringsprogramma, het jaarverslag en de uitvoering van de in het beleid vastgestelde protocollen en werkwijzen.
De provincie is als bevoegd gezag samenwerkingspartner bij uitwisseling van signalen van overtreding van de natuurdoelstellingen uit de Omgevingswet (gemeente signaleert en geeft door). De provincie heeft de wettelijke taak om planten en dieren te beschermen. De provincie regelt ter bescherming van bijzondere soorten een landelijk samenhangend stelsel van natuurgebieden moet begrenzen én beschermen, het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Verder regelt de provincie de bescherming van de internationaal belangrijke natuurgebieden (Natura 2000) en soorten. De provincie is hierbij verantwoordelijk voor het beheerplan van het Naardermeer (Natura2000 gebied) en is in dit kader ook de toezichts- en handhavingsregiseur.
Veiligheidsregio Amsterdam Amstelland
De Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland werkt samen met haar partners aan het voorkomen en beperken, bestrijden en herstellen van noodsituaties, als gevolg van een brand, ramp of crisis in de regio. Amsterdam voert een aantal taken in de crisisbeheersing uit voor de Veiligheidsregio. Binnen het kader van vergunningenbeleid vallen deze taken onder Omgevingszorg, specifiek de crisisprocessen Bouwbeheer, Milieubeheer en Ruimtebeheer.
Brandweer Amsterdam-Amstelland
Brandweer Amsterdam-Amstelland werkt integraal en risicogericht aan een fysiek veilige stad en regio: van ruimtelijke planvorming, vergunningen, toezicht en handhaving tot incidentbestrijding en -analyse. De stadsdelen, de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en Brandweer Amsterdam-Amstelland maken deel uit van het Netwerk Brandveiligheid.
De brandweer voert daarnaast in opdracht van een aantal van de stadsdelen van de gemeente Amsterdam regelgerichte werkzaamheden uit voor het toetsen van vergunningaanvragen en het controleren van brandveiligheidsaspecten in gebouwen. De uitvoering van de taken door de brandweer gebeurt risicogericht en volgens de stedelijke richtlijn Eenduidig Werken Brandveiligheid.
De basis voor de afspraken tussen de brandweer, de stad en stadsdelen worden vastgelegd in de jaarlijkse serviceniveauovereenkomst (SNO). De brandweer heeft daarnaast een samenwerkingsverband met corporaties via de Intentieverklaring Brandveilig Wonen.
De politie bestaat uit 10 regionale eenheden, een Landelijke Eenheid en het Politiediensten-centrum. Het politieteam Amsterdam valt onder de politie-eenheid Amsterdam. De politie werkt met landelijke en regionale prioriteiten, en heeft onder andere taken op het gebied van het bewaken van de openbare orde en hulpverlening. De politie heeft de volgende kerntaken: zorgdragen voor veiligheid, criminaliteit voorkomen en bestrijden, bewaken van de openbare orde, strafbare feiten opsporen, hulpverlening en het uitvoeren van politietaken voor justitie.
De gemeente, politie, Liander en woningcorporaties werken samen om het criminele gebruik van woningen tegen te gaan. Het gaat om zaken als hennepteelt, prostitutie en mensenhandel. De partners pakken criminelen zowel strafrechtelijk, bestuursrechtelijk als civielrechtelijk aan. Door deze aanpak kunnen woningen vrijgemaakt worden voor de Amsterdamse woningzoekenden.
Het Openbaar Ministerie (OM) is een landelijke organisatie verdeeld over tien arrondissementen. Deze zijn gelijk aan de tien regionale eenheden van de politie. Op de tien arrondissements-parketten beoordelen officieren van justitie, ondersteund door administratieve en juridische specialisten, jaarlijks enkele honderdduizenden zaken. De landelijke leiding van het OM berust bij het College van procureurs-generaal in Den Haag. De minister van Veiligheid en Justitie is politiek verantwoordelijk voor het OM. De gemeente Amsterdam werkt samen met het OM bij overtredingen van voorschriften die betrekking hebben op monumenten die (ook) een strafrechtelijke overtreding opleveren.
Waternet werkt namens Waterschap Amstel, Gooi en Vecht en de gemeente Amsterdam en draagt zorg voor de hele waterkringloop. Voor de gemeente Amsterdam zorgt Waternet voor de levering van drinkwater en voert het de rioleringstaken uit.
De klassieke waterschapstaken van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht zijn onder andere de waterkeringszorg, het waterkwantiteitsbeheer en het waterkwaliteitsbeheer. Haar taken komen vooral voort uit de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In het Waterbeheerplan 2016-2021 en het Waterbeheerprogramma 2022-2027 heeft Waternet de doelstellingen en strategieën van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht bij de uitvoering van haar taken beschreven.
Woningcorporaties zijn vanwege hun grote bezit aan woningen partijen die veel omgevingsvergunningen voor bouw aanvragen. De samenwerkingsafspraken tussen de gemeente Amsterdam, de corporaties (verenigd in de AFWC) en de huurderskoepels (verenigd in de FAH) vormen het kader waar binnen we samenwerken aan de volkshuisvesting in Amsterdam (Samenwerkingsafspraken 2020-2023 en Uitvoeringsovereenkomst verkoop sociale huurwoningen 2020 t/m 2024). De afspraken gaan over: beschikbaarheid, betaalbaarheid, woningzoekenden en doelgroepen, kwetsbare groepen en wonen met zorg, kwaliteit en duurzaamheid, leefbaarheid en ontwikkelbuurten, financiën en tot slot monitoring en aanspreekbaarheid.
Splitsing van gebouwen in appartementsrechten komt regelmatig bij corporaties voor. Vaak gaat dit gepaard met bouwtechnische aanpassingen die de huurder overlast bezorgen of inbreuk geven op het woongenot. Om de splitsing van een gebouw met huurders in goede banen te leiden is er een gedragscode voor eigenaar-verhuurders. De gedragscode beschrijft de omgang tussen de eigenaar-verhuurder en de huurders tijdens het splitsingsproces. Bij de vergunningverlening wordt erop gelet of eigenaar-verhuurders de gedragscode naleven.
De Amsterdamse haven beheert, exploiteert en ontwikkelt het Amsterdamse havengebied en regisseert de duurzame economische ontwikkeling in de havenregio Amsterdam. In Westpoort werkt de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied namens het college samen met het Havenbedrijf bij de overtreding van Wabo-voorschriften.
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) draagt bij aan de leefomgeving door diensten te verlenen diensten op het gebied van milieu-, bouw- en bodemtoezicht. In het Omgevingsbesluit zijn de basistaken van de OD NZKG omschreven. Het gaat om taken rondom complexere milieu-inrichtingen, asbest en bodem. Aan de OD NZKG zijn onder meer de uitvoering van de volgende (Wabo-)taken gemandateerd:
* Met de omgevingswet wordt het begrip inrichting losgelaten. Bepalend voor wie welk toezicht gaat uitvoeren, zijn de zogenaamde milieubelastende activiteiten. Hierdoor kunnen er wijzigingen de komende tijd plaatsvinden in het bedrijvenbestand waarop toezicht wordt door de gemeente en de OD NZKG.
Daarnaast is het een wettelijke kwaliteitseis dat het bestuursorgaan een 7x24 bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst heeft. Deze ‘Consignatiedienst’ is ondergebracht bij de OD NZKG. De Consignatiedienst is zo ingericht dat ongewone voorvallen en ernstige incidenten (waarvan de afhandeling onder het mandaat van de OD NZKG valt) op 7x24-uursbasis bij haar kunnen worden gemeld en zij hier adequaat op kan reageren.
De samenwerkingsafspraken worden vastgelegd in een jaarlijkse Uitvoeringsovereenkomst. Nadere uitwerking van hoe deze taken worden uitgevoerd leggen we vast in jaarlijkse VTH-uitvoeringsprogramma’s (VTHUP). De OD NZKG werkt, behalve met de gemeente Amsterdam, nog samen met een groot aantal andere organisaties (waaronder landelijke inspectiediensten en ministeries). Deze partijen staan benoemd in het VTHUP van de OD NZKG.
De deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling zijn, naast Amsterdam, ook de provincie Noord-Holland en de gemeenten Haarlemmermeer, Zaanstad, Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn. Gezamenlijk zijn zij verplicht een uniform uitvoerings- en handhavingsbeleid vast te stellen (VTH-strategie).
De Metropoolregio Amsterdam (MRA) is het informele samenwerkingsverband van 32 gemeenten, de provincies Noord-Holland en Flevoland en de Vervoerregio Amsterdam. De samenwerking in de MRA richt zich op het versterken van de internationale positie als economische topregio met hoge leefkwaliteit.
Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Amsterdam Amstelland
De tien RIEC's (Regionaal Informatie- en Expertise Centrum) en het LIEC (Landelijk Informatie- en Expertise Centrum) ondersteunen partners bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Met als doel samenwerking te stimuleren en de overheid en maatschappij weerbaarder te maken om zo ondermijning tegen te gaan.
Bij de uitvoering van de Wabo-taken op het gebied van vergunningverlening, zijn de volgende afdelingen en uitvoeringsorganisaties binnen de gemeente (direct) betrokken:
De afdelingen Vergunningen van de stadsdelen zijn direct verantwoordelijk voor de behandeling van vergunningen en meldingen die voorvloeien uit:
Afdelingen Handhaving en Toezicht, Bouw & Gebruik
De afdelingen Handhaving en Toezicht, Bouw & Gebruik van de stadsdelen zijn direct verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de voornoemde regelgeving. Het gaat om VTH-taken die het Dagelijks Bestuur van de stadsdelen via mandaat of delegatie hebben overgedragen gekregen van het college. Samenwerking tussen deze afdelingen is vereist om de ketensamenwerking tussen de verschillende instrumenten (voorlichting, vergunningverlening, toezicht en handhaving) beter vorm te geven.
Het college heeft via mandaat of delegatie het grootste deel van de VTH-taken voor de fysieke leefomgeving overgedragen aan het Dagelijks Bestuur van de stadsdelen. Deze VTH-taken worden uitgevoerd door de hierboven genoemde VTH-afdelingen van de stadsdelen. Voor een aantal taken wordt gewerkt door stedelijke teams, die de uitvoering van die taken namens alle stadsdelen op zich nemen. Er wordt dan door één team gewerkt voor hele stad. Hierbij kan worden gedacht aan Team Prostitutie, Team Bibob VTH, Team Bed & Breakfast en aan het Expertiseteam Brandveiligheid (ETB). Het ETB is vanaf 2024 verantwoordelijk voor zowel de afhandeling van en toezicht op de nieuw inkomende meldingen brandveiligheid, als voor het toezicht op de bestaande gebruiksvergunningen en gebruiksmeldingen brandveiligheid.
Teams Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte
Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte (THOR) is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving in de openbare ruimte. THOR houdt zich onder andere bezig met toezicht en handhaving op het gebied van parkeren, afval, overlast in de openbare ruimte, horeca, evenementen, reclame en werken in de openbare ruimte. VTH en THOR hebben een gedeelde verantwoordelijkheid in de aanpak van overlast door horeca en evenementen. Voor THOR betekent dat vooral in eerste instantie een signalerende rol.
Het Stedelijk Evenementenbureau (SEB) houdt zich bezig met evenementenbeleid en de grote en C-evenementen in de stad. Een deel van de vergunningverlening voor zulke evenementen worden door het SEB uitgevoerd.
Ruimte & Duurzaamheid (R&D) is opdrachtgever vanuit gemeente Amsterdam aan de OD NZKG en voert beleidstaken uit op het gebied van (onder andere) ruimtelijke ordening en stedenbouw. Ruimte & Duurzaamheid heeft daarnaast een essentiële taak in de ketensamenwerking bij aanvragen omgevingsvergunning om af te wijken van de ruimtelijke regels: het opstellen van advies als een initiatief/plan wel of niet passend is volgens het bestemmingsplan. In samenwerkingsafspraken met VTH zijn onder meer termijnen voor advisering en deelnemen aan integrale tafels vastgelegd.
Monumenten en Archeologie (M&A) is als gemeentelijk kenniscentrum het aanspreekpunt voor belanghebbenden en belangstellenden voor het Amsterdamse erfgoed. M&A maakt onderdeel uit van R&D. Ook met M&A zijn samenwerkingsafspraken over onder meer termijnen vastgelegd.
Wonen is beleidsmatig verantwoordelijk voor kaders voor gebruik en kwaliteit van de bestaande Amsterdamse voorraad. Rond vergunningverlening kun je denken aan beleidskaders inzake thema’s zoals splitsen, woningonttrekking, woningdelen, samenvoegen, vakantieverhuur en leegstand. Daarnaast richt Wonen zich via een projectmatige aanpak op verschillende stedelijke opgaven binnen het thema woonfraude en ondersteunt het de stadsdelen integraal (beleid en uitvoering) bij de aanpak van woningkwaliteit. Wonen verleent ook zelf een aantal vergunningen (bijvoorbeeld tijdelijke verhuur) en beheert een aantal regelingen (bijvoorbeeld energielening) die raken aan VTH-taken en doelstellingen voor de fysieke leefomgeving.
De GGD Amsterdam voert het hygiënisch woningtoezicht in Amsterdam uit. Ook handelt de GGD een deel van de overlastmeldingen bij woningen af en heeft zij vanuit de VTH-taken een rol in de koolmonoxidemetingen.
Het Juridisch Bureau verzorgt de behandeling van bezwaar- en beroepschriften tegen de besluiten van onder andere de stadsdeelcommissies. Het streven is gericht op een informele en oplossingsgerichte afdoening van zaken.
Voor de kwaliteit van de bezwaar- en beroepsbehandeling is de samenwerking met het Juridisch Bureau essentieel. Afstemming tussen de VTH-keten en het Juridisch bureau is ook van belang om in de stad een uniform werkwijze met gelijkluidende criteria te kunnen garanderen.
Binnen Dienstverlening en Informatie wordt door Basisinformatie het stelsel van basis- en kernregistraties bijgehouden. Basisinformatie zorgt ervoor dat alle voor de gemeente relevante informatie eenvoudig toegankelijk wordt voor alle werkprocessen. Voor VTH is vooral de Basisadministratie Adressen en Gebouwen relevant, bijvoorbeeld bij het vaststellen van adressen en huisnummers. Verleende vergunningen en opgeleverde bouwwerken zijn voor Basisinformatie relevant. Wanneer inschrijvingen in gebouwen niet lijken te kloppen, wordt de afdeling Toezicht en Handhaving Bouw & Gebruik daarover geïnformeerd. Na controle vindt terugkoppeling aan DBI plaats ten behoeve van de BAG-registratie en wordt handhavend opgetreden daar waar een overtreding is geconstateerd.
Gebiedsgericht werken stadsdelen: Gebiedsteams, gebiedspools veiligheid
In Amsterdam staat gebieds- en opgavegericht werken centraal. Samenwerking met de verschillende gebiedsteams en gebiedspools bij de stadsdelen is daarom cruciaal. Zodra bij de uitvoering van toezicht en handhaving sprake is van potentieel bedreigende situaties, vindt er zorgvuldige afstemming plaats met (de veiligheidscoördinatoren van) de afdelingen Openbare Orde en Veiligheid van de stadsdelen.
De directie Openbare Orde en Veiligheid (OOV) bestaat uit drie afdelingen (Bestuurlijke maatregelen & gebieden, Aanpak ondermijning en Crisis- en incidentbeheersing) en het Actiecentrum Veiligheid en Zorg Amsterdam-Amstelland (AcVZ). OOV houdt zich onder meer bezig met horecabeleid en ondermijning. VTH levert een bijdrage in de Amsterdamse Aanpak Ondermijning en werkt nauw samen met Team AAO (stedelijke ‘Bibobteams’).
Volgens de systematiek zoals uitgelegd in deel 2 verdelen we de opgaven waar de gemeente voor staat in basisopgaven en dynamische opgaven. Voor de leesbaarheid herhalen wij hieronder kort de betekenis van deze termen.
Basisopgaven: De Amsterdammer neemt het initiatief. Denk aan aanvragen voor een vergunning, sloopmeldingen, starten met een bouwproject, toezicht op gebruik van nieuwe inrichtingen en bouwwerken, handhavingsverzoeken, klachten, etc. Wij als gemeente bedienen de Amsterdammer. De basisopgave omvat zowel de afhandeling van de aanvraag of melding, als het houden van toezicht op de vergunning, ontheffing of gemelde activiteiten.
Dynamische opgaven: Bij deze taken neemt de gemeente het initiatief. Denk aan de stadsbrede of gebiedsgerichte aanpak van illegaal wonen, slechte gebouwkwaliteit, vernielen monumenten en welstandsexcessen of het stimuleren van duurzaamheidsmaatregelen in bepaalde branches. etc. Ook het toezicht op gebruik van bestaande inrichtingen en bouwwerken valt hieronder.
Al deze opgaven zijn geclusterd in hoofdthema’s. In deel 2 hebben wij een algemene beschrijving gegeven van deze hoofdthema’s. In deel 4 werken we per hoofdthema de individuele basis- en dynamische opgaven nader uit.
Opbouw van de hoofdstukken - Uitwerking van de opgaven
In dit deel behandelen wij elk hoofdthema en de daaronder vallende opgaven in een apart hoofdstuk. In elk hoofdstuk starten we met de resultaten van de risico-analyse voor de opgaven, zoals beschreven in deel 2. Vervolgens hebben we per opgave een tabel opgesteld, waarin we de aanpak van de opgaven beschrijven. In enkele gevallen worden in één tabel meerdere opgaven behandeld. Hiervoor is gekozen bij opgaven die grote raakvlakken met elkaar hebben, zoals de omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit en de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwen.
In de opgaventabellen beschrijven wij per opgave de volgende onderdelen:
Activiteiten om de gestelde doelen te bereiken
In de opgaventabellen staan (o.a.) de activiteiten beschreven die wij uitvoeren om het voor de opgave gestelde doel te bereiken. Deze activiteiten worden hieronder kort beschreven, zonder daarbij een volgorde of keuze aan te geven. De activiteiten in het kader van handhaving zijn beschreven in deel 5.
Opsporen van mogelijke overtredingen voor een specifiek thema, branche of gebied. Actieve opsporing vergt vaak een projectmatige aanpak. De basis voor de keuze van een thema, branche of gebied kan liggen in landelijke en/of regionale thema’s of zaken die in een bepaald gebied of branche spelen. Ook kunnen op deze wijze handhavingsmeldingen opgepakt worden die vanwege een lagere prioriteit nog niet zijn opgepakt.
Bij al deze interventies werken we zoveel als mogelijk proactief. Dat wil zeggen: we handelen waar mogelijk actief en anticiperend in plaats van het reageren vanuit omstandigheden. Dit doen we op basis van kennis, ervaring en analyses waardoor we bepaalde situaties kunnen verwachten. Met deze kennis kunnen we dan al acties uitzetten, zonder dat er daar op dat moment aanleiding voor is. Doel is om de voorziene knelpunten te voorkomen.
Uitvoeringsmatrix voor de basisopgaven
De aanpak van de dynamische opgaven is volledig opgenomen in één tabel per opgave. Voor de basisopgaven is naast de tabellen een ‘uitvoeringsmatrix basisopgaven’ opgesteld. De uitvoeringsmatrix is sturend voor de mate van intensiteit en diepgang van de werkzaamheden op het gebied van vergunningverlening en toezicht.
In de uitvoeringsmatrix zijn alle basisopgaven binnen het hoofdthema als kolommen opgenomen. In de rijen zijn de hoofdelementen voor vergunningverlening en toezicht met betrekking tot deze basisopgaven benoemd. In de uitvoeringsmatrix wordt per hoofdelement het uitvoeringsniveau voor de specifieke basisopgave vastgesteld.
De standaard uitvoeringsniveaus voor vergunningverlening en toezicht zijn: X, 1, 2, 3. Deze standaard uitvoeringsniveaus zijn beschreven in onderstaand schema.
Hoofdstuk 2 – De bewoonde stad
Activiteitenmatrix basisopgaven
Hoofdstuk 3 – De compacte stad
Risicoanalyse en prioriteitstelling
Omgevingsplanactiviteit: omgevingsvergunning sloop in een beschermd stads- of dorpsgezicht |
|||||
Omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit in het kader van het Programma Bruggen en Kademuren |
|||||
Activiteitenmatrix basisopgaven
13. Omgevingsvergunning bouwactiviteit Programma Bruggen en Kademuren |
||||
Hoofdstuk 4 – De drijvende stad
Voor woonboten en niet-varende bedrijfsvaartuigen worden twee verschillende meetwijzen gehanteerd. Deze zijn vastgelegd in bijlage 2.
Activiteitenmatrix basisopgaven
Hoofdstuk 5 – De duurzame stad
Risicoanalyse en prioriteitstelling
Hoofdstuk 6 – De groeiende stad
Risicoanalyse en prioriteitstelling
Activiteitenmatrix basisopgaven
Hoofdstuk 7 – De leefbare stad
Omgevingsvergunning activiteit vellen houtopstand (kapvergunning) |
|||||
Geplaatste steigers in conflict met jaarrond beschermde nesten of verblijfplaatsen van vleermuizen |
Activiteitenmatrix basisopgaven
Activiteitenmatrix basisopgaven
Convenant Brandveiligheid in de Zorg 2.0
Het doel van het Convenant Brandveiligheid in de Zorg 2.0 is het structureel verbeteren van de brandveiligheid in de zorg binnen Amsterdam. Het Convenant Brandveiligheid in de Zorg 2.0 omvat een gezamenlijke en cyclische methodiek om de risico’s op het gebied van brandveiligheid van deelnemende zorginstellingen te monitoren, te verbeteren en te waarborgen. De beheersing van de brandveiligheid door een zorginstelling vindt plaats aan de hand van een brandveiligheids-managementsysteem. Verbetering van de brandveiligheid gebeurt daardoor op organisatieniveau en krijgt een duurzaam karakter binnen de instellingen. Samenwerking tussen de zorginstellingen, gemeente Amsterdam, OD NZKG en BAA is hierbij het uitgangspunt.
Aanvullende strategie: systeemtoezicht
Een zorginstelling werkt in het kader van het Convenant Brandveiligheid in de Zorg 2.0 risicogericht en op organisatieniveau aan haar ambities op het gebied van brandveiligheid. Ook het treffen van maatregelen op de brandveiligheidsrisico’s door een zorginstelling vindt integraal en op organisatieniveau plaats. De gemeente of de OD NZKG voert bij een zorginstelling systeemtoezicht uit. Hierbij wordt planmatig, onafhankelijk en integraal informatie verzameld door de gemeente of de OD NZKG over de werking en doeltreffendheid van het brandveiligheidsmanagementsysteem. Het systeemtoezicht wordt vanaf eind 2022 toegepast bij zorginstellingen.
Om het systeemtoezicht uit te kunnen voeren worden door de gemeente of de OD NZKG audits uitgevoerd. De audits worden ingezet om de werking en stelselmatige verbetering van het brandveiligheidsmanagementsysteem van de zorginstellingen te kunnen monitoren. Op basis hiervan kan de gemeente of de OD NZKG doeltreffend adviseren over het verbeteren van de brandveiligheid van een zorginstelling. Een audit is dus geen inspectie; er zit geen beoordeling of sanctie vast aan de audit. Een auditor beoordeelt niet, maar stelt vast en komt op basis van de auditresultaten met verbetervoorstellen. De zorginstelling stelt op basis van deze verbetervoorstellen een plan van aanpak op. Hierin worden de acties vastgelegd die de zorginstellingen gaan uitvoeren naar aanleiding van de verbetervoorstellen. Het is ook mogelijk dat de zorginstelling motiveert waarom zij een actie niet nodig acht. De gemeente of de OD NZKG heeft in dit traject een toetsende en/of adviserende rol.
Twee typen toezicht naast elkaar
Het introduceren van systeemtoezicht betekent niet dat het reguliere toezicht geheel verdwijnt. Zowel regulier toezicht als het systeemtoezicht kunnen in bepaalde gevallen (naast elkaar) blijven bestaan. Indien blijkt dat:
dan kan de gemeente of de OD NZKG te allen tijde terugvallen op regelgericht toezicht. Hierbij wordt beoordeeld of een gebouw voldoet aan de wettelijke brandveiligheidseisen en vindt daar waar nodig handhaving plaats. Daarnaast is het mogelijk om de twee vormen van toezicht naast elkaar te laten bestaan. Dit is het geval dat er wel in voldoende mate wordt gewerkt op basis van een brandveiligheidsmanagementsysteem, maar de zorginstelling alsnog aan de slag moet om de gebouwen aan de wettelijke eisen te laten voldoen.
Risicoanalyse en prioriteitstelling
Basisopgaven voor evenementen en festiviteiten
In het Amsterdams beleidskader dance events is bepaald welke maatregelen organisatoren van dance-events moeten. Voor horecabedrijven die binnen hun reguliere exploitatievergunning ook dance events organiseren, gelden de Nadere regels dance events in horeca. Dance events vormen een belangrijk segment in het Amsterdamse uitgaansleven. Hiermee zijn dance events van cultureel en economisch belang voor Amsterdam. Tegelijkertijd zijn dance events een categorie evenementen waarbij drugsgebruik en daarmee gepaard gaande (gezondheid)risico’s niet zijn uit te sluiten. We willen bereiken dat organisatoren van evenementen zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden. Bij een deel van de evenementen wordt daarom integraal en risicogericht toezicht gehouden op dance-events.
Basisopgaven voor horeca en andere inrichtingen
In de onderstaande tabellen wordt steeds vanuit een bepaalde vergunning-, meldingsplicht of regelgeving aangegeven wat er speelt en hoe VTH daar een rol in speelt met haar activiteiten. Voor het behandelen van vergunningaanvragen en meldingen geldt dat het om ‘losse activiteiten’ gaat.
Het toezicht op die vergunningen en meldingen is anders ingevuld. De in de tabellen hieronder vermelde vergunningen en meldingen worden niet los van elkaar gecontroleerd. Er vindt integraal, risicogericht toezicht plaats bij nieuwe inrichtingen c.q. nieuwe vergunningen en meldingen. In dit toezicht worden aspecten meegenomen van de Wabo/Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving, de APV (en de daarop gebaseerde nadere regels), de Alcoholwet en de Wet op de Kansspelen. Voor het toezicht op de Alcoholwet geldt dat in dit integrale horecatoezicht de focus ligt op de aanwezigheid van de leidinggevende. Voor aspecten als leeftijdscontrole en doorschenken is een andere manier van toezicht houden nodig. Eventuele activiteiten die voor toezicht in de onderstaande tabellen zijn opgenomen, zijn aanvullend op het integrale toezicht.
Voor inrichtingen die in gebruik zijn is het integrale risicogerichte en thematische toezicht opgenomen als dynamische opgave.