Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet in verband met het initiatief om werkloze jongeren het jongerenwerk te laten versterken (Wijzigingsbesluit Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet (Banen in het jongerenwerk))

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 1.5, achtste lid van de Re-integratieverordening Participatiewet;

 

overwegende dat, met het beleidskader ‘Vakkundig Jongerenwerk: een sterke basis voor Amsterdamse jongeren’ beoogd wordt de effectiviteit van het jongerenwerk in Amsterdam te versterken, en zich richt op ontwikkeling en ontplooiing van jongeren in een sociaaleconomisch zwakkere positie en sneller passende ondersteuning voor jongeren door betere samenwerking, en met de aanpak jeugdwerkloosheid beoogd wordt jongeren naar een volwaardig dagbesteding te begeleidingen: zijnde het (fysiek) volgen van onderwijs of een baan;

 

besluit:

Artikel I  

Aan de Nadere regels bij de Re-integratieverordening wordt een hoofdstuk toegevoegd, dat luidt als volgt:

 

Hoofdstuk 11 – Banen in het jongerenwerk

 

Artikel 11.1 - Baan in het jongerenwerk

  • 1.

    Het college kan een werkgever in staat stellen een arbeidsovereenkomst aan te gaan in het kader van een baan in het jongerenwerk met een jongere, die voor zijn of haar arbeidsinschakeling is aangewezen op ondersteuning door het college.

  • 2.

    Een baan in het jongerenwerk betreft een combinatie van werk en scholing, in de vorm van een tijdelijk gesubsidieerd dienstverband dat door een werkgever wordt aangegaan met een jongere met als doel het versterken van het jongerenwerk en het ontwikkelen van de competenties van de jongere om door te stroom naar regulier werk of een opleiding.

Artikel 11.2 - Eisen aan de werkgever.

  • 1.

    Onder een werkgever zoals genoemd in artikel 11.1 wordt verstaan een stichting of organisatie, die als doelstelling heeft het aanbieden van jongerenwerk in Amsterdam en een reeds bestaande subsidierelatie heeft met de gemeente Amsterdam op grond van de Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021.

  • 2.

    De werkgever is voldoende toegerust op het begeleiden van de jongere en het aanleren van competenties.

Artikel 11.3 - Nadere voorwaarden baan in het jongerenwerk.

  • 1.

    De arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 11.1, eerste lid wordt aangegaan maximaal 12 maanden.

  • 2.

    De werkgever betaalt het rechtens geldende loon.

  • 3.

    In de arbeidsovereenkomst mag geen beperking worden gesteld aan het aanvaarden van en dienstverband bij een nieuwe werkgever.

  • 4.

    De werkgever heeft niet korter dan drie maanden voorafgaand aan het aangaan van de arbeidsovereenkomst een werknemer, regulier of gesubsidieerd, op een soortgelijke functie ontslagen.

  • 5.

    Wanneer de werkgever zoals bedoeld in artikel 11.1, de jongere waarmee de werkgever een dienstverband is aangegaan wil detacheren, is hieraan voorafgaand toestemming van het college nodig. Op de inlener is artikel 11.2, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11.4 – Vergoeding werkgever

  • 1.

    Vanaf de start van het dienstverband, maakt de werkgever aanspraak op een vergoeding bestaande uit de volgende onderdelen, die betrekking hebben op het in dienst hebben van de jongere en het begeleiden bij de ontwikkeling van competenties van de jongere:

    • a.

      voor de duur van het dienstverband, met een maximum van een jaar, een maandelijks bedrag, ter hoogte van het geldend cao loon, inclusief vakantietoeslag, voor de salariskosten van de deelnemer;

    • b.

      de onder a. behorende werkgeverslasten;

    • c.

      de transitievergoeding, als de werkgever deze verschuldigd is bij het einde van de arbeidsovereenkomst;

    • d.

      een begeleidingsvergoeding ter hoogte van € 7.750 per deelnemer per jaar.

  • 2.

    Bij een deeltijddienstverband wordt de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, naar rato vastgesteld.

Artikel 11.5 – Plafond

De regeling Banen in het jongerenwerk kent voor 2023 en 2024 een plafond van in totaal 1 miljoen euro.

 

Artikel 11.6 – Vaststelling en betaling van de vergoeding werkgever

  • 1.

    Nadat de werkgever de benodigde bewijsstukken heeft verstrekt, stelt het college het recht op de vergoeding werkgever binnen een maand vast.

  • 2.

    Het college betaalt de loonkosten en de begeleidingsvergoeding binnen een maand na de vaststelling daarvan, onder aftrek van een eventueel betaald voorschot, als bedoeld in het derde lid.

  • 3.

    Het college kan een maand na aanvang van de arbeidsovereenkomst een voorschot betalen op de vergoeding.

Artikel 11.7 – Handhaving.

  • 1.

    Bij onvoldoende naleving van voorwaarden door de werkgever waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan onderzoek naar de vervulling van de voorwaarden voor de vergoeding, kan het college de vergoeding aan de werkgever lager vaststellen of intrekken en latere aanspraken door de betrokken werkgever weigeren.

  • 2.

    Vergoedingen of voorschotten waarop de werkgever ten tijde van de verlening of naderhand geen recht had, kan het college terugvorderen, dan wel verrekenen met nog te betalen vergoedingen.

Artikel II  

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel III  

Deze regeling wordt aangehaald als Wijzigingsbesluit Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet (Banen in het jongerenwerk).

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 november 2023,

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

Het beleidskader ‘Vakkundig Jongerenwerk: een sterke basis voor Amsterdamse jongeren’ zet zich in voor de ontwikkeling en ontplooiing van jongeren in sociaaleconomisch zwakkere posities. Dit kader streeft ernaar om deze jongeren snellere en beter passende ondersteuning te bieden. Een belangrijke pijler hierin is het versterken van de samenwerking met andere professionals die met jongeren werken.

 

De aanpak jeugdwerkloosheid, ‘Meer Kans op Werk Jongeren’ uit 2021 heeft als doel om jongeren naar een volwaardige dagbesteding te begeleiden, dat kan zijn een reguliere baan of het volgen van onderwijs. Vanuit deze kaders is ‘Banen in het jongerenwerk’ ontstaan. Hierbij kunnen jongerenwerkorganisaties jongeren met een achterstand op de arbeidsmarkt, een gesubsidieerd dienstverband van een jaar aanbieden. Tijdens dat jaar versterken jongeren het jongerenwerk in de wijken door de teams in het jongerenwerk te ondersteunen bij hun activiteiten. Tegelijkertijd doen de jongeren werkervaring op en worden zij intensief begeleid door zowel de werkgevers als de gemeente met als doel dat jongeren hun competenties versterken en hun kans op een reguliere baan vergroten. De werkgever krijgt naast een vergoeding voor het salaris van de jongere ook een vergoeding voor de begeleiding.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I – Toevoeging nieuw hoofdstuk

Met de toevoeging van een nieuw hoofdstuk 11 aan de Nadere regels bij de Re-integratieverordening Participatiewet, worden kaders meegegeven voor banen voor jongeren in het jongerenwerk.

 

Artikel 11.1

Dit artikel maakt het mogelijk dat een jongere een dienstverband aan kan gaan bij een organisatie die actief is binnen het jongerenwerk binnen Amsterdam. Het gaat om jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt door bijvoorbeeld hun opleidingsachtergrond of persoonlijke omstandigheden.

 

Artikel 11.2

In dit artikel wordt de voorwaarde gesteld dat de werkgever al een subsidierelatie heeft met de gemeente Amsterdam. Organisaties die actief zijn binnen het jongerenwerk, ontvangen allemaal een subsidie op grond van de Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021 en daarmee de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013. De nieuwe subsidieregeling Sociale Basis 2024 is ingegaan per 1 augustus 2023. De jongerenwerkorganisaties vragen hun subsidies voor 2024 aan via deze subsidieregeling.

 

Een andere voorwaarde is dat de werkgever voldoende is toegerust om de jongere goed te begeleiden en beroepsvaardigheden aan te leren. Te denken valt bijvoorbeeld aan het in dienst hebben van meerdere werknemers zodat de jongere met directe collega’s in een gebruikelijke setting kan werken en ook zo beroepsvaardigheden aanleren.

 

Artikel 11.3

In dit artikel zijn nader voorwaarden opgenomen over de dienstbetrekking bij de werkgever. Het gaat o.a. om de maximale duur van het dienstverband. Er is geen minimale duur, om de jongere niet te hinderen als deze binnen dat jaar een reguliere baan vindt of weer een (volledige) opleiding gaat volgen. De arbeidsovereenkomst tussen de jongerenorganisatie en de jongere mag daarom ook niet dergelijke beperkende bepalingen bevatten. Ook is bepaald dat door de werkgever de jongere het rechtens geldende loon betaald wordt. Dit komt neer op het loon de werkgever verschuldigd is volgens de CAO geldend voor de werkgever, CAO Sociaal Werk.

 

Teneinde verdringing te voorkomen is ook bepaald dat de persoon niet wordt aangenomen op een functie waarvoor de werkgever in een periode drie maanden voorafgaand een ander dienstverband heeft beëindigd. Mocht de jongere bij een andere organisatie in het jongerenwerk gedetacheerd worden, zal de inlenende partij eveneens in staat moeten zijn om de begeleiding te bieden aan de deelnemer. Voor de duur van de dienstbetrekking maken het college, de jongere en de werkgever afspraken over de begeleiding en de ontwikkeling richting een reguliere baan en leggen deze vast in een document. Hierin staat o.a. wie waarvoor verantwoordelijk is en wat de partijen van elkaar kunnen verwachten.

 

Artikel 11.4

In dit artikel is beschreven uit welke onderdelen de vergoeding bestaat, waar de werkgeveraanspraak op kan maken, bij het in dienst nemen van een persoon, die gebruik maakt van de voorziening baan in het jongerenwerk. Ten eerste het toepasselijke cao-loon conform de cao Sociaal Werk, inclusief de vakantietoeslag. Ten tweede de werkgeverslasten die een werkgever verschuldigd is over het uit te betalen loon. Voor de vaststelling van de werkgeverslasten wordt een percentage van 23,5% gehanteerd. Dit is gebaseerd op het percentage voor de vergoeding van werkgeverslasten bij de loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d Participatiewet. Dit percentage volgt uit artikel 1 van de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet 2021 (Stcrt. 2021, 9937). Verder kan de werkgever een vergoeding krijgen voor de transitievergoeding die de werkgever wettelijk verschuldigd is aan de werknemer, bij het einde van de arbeidsovereenkomst. De berekening van de hoogte van de vergoeding werkgever is gebaseerd op een fulltime dienstverband. Het derde lid bepaalt dat de vergoeding aan de werkgever evenredig lager is, als de deelnemer minder uren werkt. Tot slot maakt de werkgever aanspraak op een eenmalige begeleidingsvergoeding. Deze is bedoeld als tegemoetkoming voor het begeleiden van de jongere tijdens het dienstverband en het aanleren van vaardigheden voor werk of scholing. De vergoeding is vastgesteld op € 7.750 per jongere per jaar.

 

Artikel 11.5

De regeling kent een plafond.

 

Artikel 11.6

Met dit artikel wordt bepaald dat de vergoeding wordt vastgesteld en betaald nadat bewijsstukken zijn gecontroleerd. Als bewijsstukken worden in ieder geval beschouwd de arbeidsovereenkomst, waaruit het dienstverband blijkt, en het ontwikkelplan, waarin is vastgelegd wat de leerdoelen van de deelnemer zijn en hoe deze bereikt worden. Daarnaast moet de werkgever gegevens overleggen waaruit de duur en de omvang van het dienstverband blijken.

 

Artikel 11.7

Dit handhavingsartikel geeft de mogelijkheid om de vergoeding van de werkgever terug te vorderen, indien mocht blijken dat niet aan de voorwaarden is voldaan.

Naar boven