Experiment uitzondering vergunningplicht eendaagse evenementen

De burgemeester van de gemeente Amsterdam,

met inachtneming van de wensen en bedenkingen van de raad van de gemeente Amsterdam,

gelet op artikel 1.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening,

 

besluit:

Artikel I
  • 1.

    Gedurende de experimenteerperiode van 1 januari 2024 tot en met 31 augustus 2024 geldt binnen de het gehele gebied van de gemeente Amsterdam in afwijking van artikel 2.40 juncto 2.41, eerste lid, onderdelen a, d, e en f van de APV geen vergunningplicht voor eendaagse evenementen die, indien:

    • a.

      het aantal personen op enig moment niet meer bedraagt dan 250 personen, en

    • d.

      het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 75 dB(C) op de gevels van omringende woningen, dan wel op vijftien meter van de geluidsbron, niet wordt overschreden, en

    • e.

      ten hoogste objecten worden geplaatst met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50 m², waarbij er geen object groter dan 25 m2 of hoger dan 5 meter mag zijn.

  • 2.

    De overige voorwaarden van artikel 2.41 lid 1 APV blijven onverkort van kracht.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2024 tot en met 31 augustus 2024 en vervalt van rechtswege op 31 augustus 2024.

Artikel III

Dit besluit wordt aangehaald als: Experiment uitzondering vergunningplicht eendaagse evenementen.

Amsterdam, 20 november 2023

De burgemeester van Amsterdam,

Femke Halsema

Toelichting

Een burger moet op grond van artikel 2.40 APV een vergunning aanvragen voor het houden van een evenement, tenzij hij voor dat evenement enkel een melding hoeft te doen. De uitzondering op de vergunningplicht van artikel 2.40 APV in de vorm van de meldplicht geldt nu voor evenementen tot –kort gezegd - 100 bezoekers op enig moment (artikel 2.41 APV). Deze plicht houdt in dat wanneer aan de voorwaarden voor de melding wordt voldaan, toestemming voor het evenement wordt geacht gegeven te zijn. Wel kan de burgemeester voorschriften verbinden aan het evenement of besluiten dat het evenement niet door kan gaan. In het locatieprofiel staat benoemd welke locaties zijn uitgesloten voor meldingsplichtige evenementen.

 

Voor het houden van een evenement met meer dan 100 bezoekers op enig moment moet een vergunning worden aangevraagd, waarvoor leges moeten worden betaald. De leges voor evenementen tot 500 bezoekers zijn de afgelopen jaren verhoogd van €250 in 2018, €625 in 2019, naar €980,- in 2020. Deze opslag met een factor 3,9 ten opzichte van 2018 is een grote sprong voor de kleinschalige niet-commerciële initiatieven (zoals buurtfeesten/buurt bbq) met meer dan 100 personen op enig moment die belangrijk zijn voor de cohesie van buurten. Deze evenementen hebben door hun aard weinig impact in de zin van overlast, verstoring van de openbare orde en gevaar voor het milieu.

 

Bij wijze van experiment wordt met dit besluit gedurende een half jaar de drempel voor het aanvragen van een evenementenvergunning verlaagd en gaat het maximaal aantal bezoekers van 100 naar 250 personen (art. 2.41 lid 1 onder a APV).

 

Om te voorkomen dat de uitbreiding van de categorie melding plichtige evenementen tot 250 personen leidt tot grootschalige evenementen of overlast, worden nog twee voorwaarden uit artikel 2.41 APV tijdelijk daarop aangepast. Ten eerste moet de geringe geluidsproductie die zonder toetsing van een geluidsplan kan worden toegelaten gewaarborgd blijven. Hiertoe wordt aangesloten bij het huidige evenementenbeleid (2018) en wordt de geluidsnormering van maximaal 75 dB(C) op de gevel aangevuld met een geluidsniveau van maximaal 75 dB(C) op vijftien meter van de geluidsbron (art. 2.41 lid 1 onder d APV). Dit om te voorkomen dat bijvoorbeeld in parken, op grote afstand van de gevels van woningen, ter hoogte van de geluidbron hoge geluidsniveaus mogelijk zijn. Op deze manier zal de akoestische invloed op de omgeving bij dit soort kleinschalige evenementen beperkt blijven.

 

Ten tweede wordt voorgesteld om niet langer het aantal toegestane objecten (zoals een partytent, een barbecuestel of een springkussen) te begrenzen, maar om een begrenzing te stellen aan de maximale oppervlakte die de aanwezige objecten gezamenlijk mogen innemen. De grens wordt gelegd bij 50 m². Bij een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 50 m² kan de kleinschaligheid van een evenement niet gewaarborgd worden en zal een beoordeling plaats moeten vinden ten aanzien van het beslag op de openbare orde en een geoorloofd gebruik van de openbare ruimte. In dat geval kan niet volstaan worden met een melding, maar dient een evenementenvergunning aangevraagd te worden.

 

De overige leden en subleden van artikel 2.41 APV blijven onveranderd van kracht, waaronder de voorwaarde onder sub g dat het evenement geen commercieel karakter mag hebben

 

Uit een inventarisatie van de vergunning plichtige evenementen uit 2019 blijkt dat het verhogen van de meldplicht van het vergunningsvrije evenement van 100 naar 250 bezoekers op enig moment maakt dat ongeveer 70 extra organisatoren voortaan kunnen volstaan met het doen van een melding. Deze organisatoren hoeven dus geen evenementenvergunning aan te vragen en geen leges te betalen. De derving aan leges op de begroting is een consequentie van deze keuze. De derving kan worden opgevangen in de huidige begroting.

 

Deze wijziging is aanvankelijk voorgesteld als APV-wijziging en dus niet als experiment. Tijdens de inspraakperiode zijn door insprekers zorgen geuit over extra geluids-, afval- en/of stankoverlast geuit. Daarnaast waren er zorgen over een gebrek aan handhaving, een risico voor oneigenlijk gebruik en schade op locaties. De stadsdelen waren over het algemeen positief over de wijziging, maar hadden zorgen over de gevolgen met betrekking tot de handhaving, overlast, afvalvorming, druk op de openbare ruimte, oneigenlijk gebruik en de uitvoering door het stadsloket. Ook bestonden zorgen over de invoeringsdatum van 1 januari 2020, gelet op de Coronacrisis.

 

Gelet op deze inspraakreacties is ervoor gekozen niet direct over te gaan tot een APV-wijziging, maar de voorgestelde wijzigingen eerst uit te proberen met behulp van een experimenteerbepaling. Artikel 2.40 APV is in artikel 1.11 APV, dat experimenten mogelijk maakt, als een van de mogelijke bepalingen waarmee geëxperimenteerd kan worden genoemd. Artikel 2.40 APV regelt de vergunningplicht voor evenementen, artikel 2.41 APV regelt een uitzondering op deze vergunningplicht. Het experiment is daarmee rechtstreeks terug te voeren op artikel 2.40 APV. Op deze manier kan de praktijk uitwijzen of de voorgenomen wijziging het gewenst effect heeft. Het experiment geldt voor het gehele gebied van de gemeente Amsterdam. Aan het einde wordt het experiment geëvalueerd en kan beoordeeld worden of de wijziging permanent kan worden gemaakt. Bij de evaluatie van het experiment zullen uiteraard ook de ervaringen van buurtbewoners meegenomen worden. Zoals blijkt uit het vijfde lid van artikel 1.11 APV moet na het experiment ook zicht zijn op vervolg. Als besloten wordt dat de afwijking de nieuwe regel wordt, kan het experiment met een jaar worden verlengd in afwachting van de nieuwe situatie. Het kan immers ongewenst en inefficiënt zijn om gedurende beperkte tijd het oude regime weer te laten gelden.

 

Wensen en bedenkingen raad

Op grond van artikel 1.11 derde lid van de APV is een voorhangprocedure bij de raad verplicht voorafgaand aan het nemen van een experimenteerbesluit. Het voorgenomen besluit tot het instellen van het experiment is aangeboden aan de raadscommissie AZ van 13-07-2023.

Vanuit de raad zijn de volgende wensen en bedenkingen naar voren gekomen:

  • 1.

    Er moet voldoende gehandhaafd worden indien nodig, in het bijzonder als het gaat om de grootte van de objecten die geplaatst worden;

  • 2.

    Bij de evaluatie moet niet alleen eventuele gekeken worden naar de overlast van de binnen de pilot georganiseerde evenementen, maar moet tevens gekeken worden naar de (culturele) meerwaarde van de organiseerde evenementen en de sociale cohesie die is ontstaan door de evenementen.

Naar boven