Aanpassingen aan de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert

De raad van de gemeente Weert,

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 oktober 2023;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit:

Artikel I  

Vast te stellen de navolgende aanpassingen aan de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Weert:

 

A. Artikel 2:10 komt te luiden:

 

Artikel 2:10 Vergunningplicht voorwerpen op of aan een openbare plaats

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of onder k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor voorwerpen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het voorwerp is minimaal twee weken van tevoren gemeld aan het college door middel van het daarvoor bestemde formulier;

    • b.

      het voorwerp komt te staan in een 30 km/u-zone;

    • c.

      het voorwerp komt te staan op een plaats direct voor of naast het eigen perceel van de melder;

    • d.

      het voorwerp komt niet te staan op of binnen de singels in de binnenstad van Weert, op de Stationsstraat, de Maaspoort, de Driesveldlaan of de Stadhuispassage;

    • e.

      het voorwerp komt niet te staan op een plaats waar betaald parkeren of vergunningparkeren geldt;

    • f.

      bij het plaatsen van het voorwerp wordt een vrije doorgang van minimaal 3,5 meter breed ten behoeve van hulpdiensten (politie, brandweer en ambulance) en een vrije doorgang van 1,5 meter breed voor voetgangers of gebruikers van gehandicaptenvoertuigen gewaarborgd en;

    • g.

      het voorwerp is niet langer dan 14 dagen aanwezig.

  • 4.

    Het college kan het gebruik als bedoeld in het derde lid verbieden in het belang van de gronden als genoemd in artikel 2.10b.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 2:10 worden geweigerd als het beoogde gebruik:

    • a.

      schade toebrengt aan de openbare plaats;

    • b.

      gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • c.

      een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;

    • d.

      de verkeersveiligheid in gevaar brengt of;

    • e.

      het voeren van handelsreclame betreft.

  • 6.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

B. Artikel 2.10a (Uitstallingen) vervalt.

 

C. In hoofdstuk 2 wordt na artikel 2:10a een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt:

 

Artikel 2:10b Vrijgestelde voorwerpen

 

  • 1.

    De volgende voorwerpen zijn vrijgesteld van het verbod als bedoeld in artikel 2:10:

    • a.

      driehoeks- en sandwichborden;

    • b.

      verkiezingsborden;

    • c.

      uitstallingen;

    • d.

      vlaggen, banieren, spandoeken en;

    • e.

      nader door het college aan te wijzen voorwerp.

  • 2.

    het college stelt nadere regels voor de voorwerpen als genoemd in het eerste lid.

D. In hoofdstuk 2 wordt na artikel 2:10c een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt:

 

Artikel 2:10c Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen

 

  • 1.

    Het verbod als bedoeld in artikel 2:10 is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      terrassen als bedoeld in artikel 2:27;

    • c.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17 en verder en;

    • d.

      overige gevallen waarin volgens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van een openbare plaats is verleend.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op voorwerpen die door of in opdracht van de gemeente Weert worden geplaatst.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Omgevingsverordening Limburg 2014.

  • 5.

    De weigeringsgronden als bedoeld in artikel 2:10b zijn niet van toepassing als in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

 

E. In artikel 2:24 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • a.

    In de titel wordt 'Definitie evenement' vervangen door 'Definities'.

  • b.

    In het tweede lid, onder 2, wordt de tekst 'op één dag (klein evenement)' geschrapt.

F. Artikel 2:25 komt te luiden:

 

Artikel 2:25 Vergunningplicht

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Het verbod geldt niet als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het is een evenement in de openlucht;

    • b.

      het aantal bezoekers is niet meer dan 150 gelijktijdig;

    • c.

      het evenement duurt maximaal tot 24.00 uur;

    • d.

      het ten gehore brengen van muziek duurt op vrijdag en zaterdag tot maximaal 24.00 uur en op zondag tot en met donderdag tot maximaal 23.00 uur;

    • e.

      het evenement wordt niet gehouden op de rijbaan (niet zijnde een woonerf), fiets- of bromfietspad of parkeergelegenheid of vormt niet anderszins een belemmering voor het verkeer en de hulpdiensten, hetgeen ook betekent dat er op het trottoir een doorgang van 1.20 meter open blijft en op promenades en woonerven een doorgang van minstens 4.50 meter;

    • f.

      er worden slechts objecten geplaatst met een oppervlakte van minder dan 50 m² per object en niet meer dan vier objecten per straat;

    • g.

      er is een organisator; en

    • h.

      de organisator heeft ten tenminste 4 weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding gedaan aan de burgemeester door middel van het daarvoor bestemde formulier.

  • 3.

    De burgemeester kan naar aanleiding van een melding, als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder h, nadere voorschriften verbinden aan het te houden evenement in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu.

  • 4.

    De burgemeester kan binnen 15 dagen na ontvangst van de melding, als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder h, besluiten een evenement te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, eerste lid, en in afwijking van het bepaalde in artikel 1:8, tweede lid, kan een vergunning worden geweigerd als:

    • a.

      de aanvraag niet binnen de in artikel 2:25a, tweede lid, gestelde termijn wordt ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is;

    • b.

      op de evenementenkalender reeds een plaatsing is opgenomen voor een ander evenement op de gevraagde locatie en datum.

  • 6.

    De burgemeester kan nadere regels stellen over het organiseren van vergunningplichtige of meldingplichtige evenementen.

  • 7.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

G. In hoofdstuk 2 wordt na artikel 2:25 een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt:

 

Artikel 2:25a Aanvraag vergunning

 

  • 1.

    Elk evenement wordt op basis van een regionale risicoscan ingedeeld in één van de volgende categorieën:

    • a.

      Categorie A: de voor het publiek toegankelijke samenkomst of vermakelijkheid waarbij operationele voorbereiding en uitvoering door één of meer oov-diensten niet noodzakelijk wordt geacht. Dit gelet op de interventiecapaciteit van de organisator van dat evenement bij een (dreigende) aantasting van de openbare orde en veiligheid.

    • b.

      Categorie B: de voor het publiek toegankelijke samenkomst of vermakelijkheid waarbij operationele voorbereiding en uitvoering door één of meer oov-diensten voorspelbaar worden geacht. Dit gelet op de interventiecapaciteit en risico’s van de organisatoren van dat evenement bij een (dreigende) aantasting van de openbare orde en veiligheid.

    • c.

      Categorie C: de voor het publiek toegankelijke samenkomst of vermakelijkheid waarbij operationele voorbereiding en uitvoering door één of meer oov-diensten noodzakelijk worden geacht. Dit gelet op de interventiecapaciteit en risico’s van de organisatoren van dat evenement bij een (dreigende) aantasting van de openbare orde en veiligheid.

  • 2.

    De termijn voor het indienen van een aanvraag is:

    • a.

      minimaal 8 weken voor aanvang van een evenement uit categorie A.

    • b.

      minimaal 14 weken voor aanvang van een evenement uit categorie B.

    • c.

      minimaal 26 weken voor aanvang van een evenement uit categorie C.

  • 3.

    Een aanvraag voor een evenementenvergunning wordt ingediend door middel van het daarvoor bestemde formulier.

  • 4.

    Bij de indiening van een aanvraag worden de gegevens, vermeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van dat Besluit.

H. In hoofdstuk 2 wordt na artikel 2:25a een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt:

 

Artikel 2:25b Evenementenkalender

 

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een evenementenkalender vast voor de volgende evenementenperiode. Dit is de periode van 1 april van een gegeven jaar tot 1 april van het daaropvolgende jaar.

  • 2.

    Evenementen die vóór 15 september van een gegeven jaar zijn vooraangekondigd, kunnen op de evenementenkalender worden geplaatst voor de evenementenperiode beginnend in het daaropvolgende jaar.

  • 3.

    Plaatsing van een evenement op de kalender leidt niet tot het recht op een vergunning, maar is slechts een reservering van een bepaalde datum, tijdstip en locatie voor een evenement in de daaropvolgende evenementenperiode.

  • 4.

    De burgemeester kan een aanvraag aanhouden tot de dag na vaststelling van de evenementenkalender van de periode waar de aanvraag betrekking op heeft.

  • 5.

    In het geval de burgemeester een aanvraag aanhoudt als bedoeld in het vierde lid, wordt de aanvraag tevens aangemerkt als een vooraankondiging.

I. In artikel 2:26 worden het derde, het vierde en het vijfde lid geschrapt.

 

J. Artikel 2:29 komt te luiden:

 

Artikel 2:29 Sluitingstijd

 

  • 1.

    Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met zondag tussen 02:00 uur en 07:00 uur.

  • 2.

    Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd. Deze ontheffing wordt uitsluitend verleend voor de periode van 02:00 uur tot 04:00 uur met uitzondering van het terras, waarvoor de eindtijd van 02:00 uur blijft gelden.

  • 4.

    De burgemeester kan jaarlijks dagen aanwijzen waarop de sluitingstijd uit het eerste lid niet geldt voor de door hem aangewezen openbare inrichtingen. Op deze dagen geldt een verruimde sluitingstijd voor de periode van 02:00 uur tot 04:00 uur met uitzondering van het terras, waarvoor de eindtijd van 02:00 uur blijft gelden.

  • 5.

    Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op paracommerciële instellingen in de zin van artikel 4 van de Alcoholwet, waarvan de sluitingstijd is geregeld in de artikelen 3 en 5 van de Drank- en Horecaverordening Paracommercie Weert 2011.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op seksinrichtingen in de zin van artikel 2:27, waarvan de sluitingstijd geregeld in artikel 3:6.

  • 8.

    Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

  • 9.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

K. In hoofdstuk 3 wordt na artikel 3:8 een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt:

 

Artikel 3:8a Leeftijd en verblijfstitel prostitué(e)s; verbod werken voor onvergunde seksinrichting

 

  • 1.

    Prostitutie vindt uitsluitend plaats door een prostitué(e) die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.

  • 2.

    Het is een exploitant verboden een prostitué(e) voor of bij zich te laten werken die:

    • a.

      de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • b.

      in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3.

    Het is een prostitué(e) verboden:

    • a.

      te handelen in strijd met het eerste lid;

    • b.

      werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een seksinrichting is verleend.

L. In hoofdstuk 3 wordt na artikel 3:15 een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt:

 

Artikel 3:15a Verbodsbepaling klanten

 

  • 1.

    Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een prostitué(e) van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij/zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een seksinrichting is verleend.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg of op of aan een andere openbare plaats gebruik te maken van de diensten van een prostitué(e).

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking ervan in het Gemeenteblad van Weert.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 november 2023.

Naar boven