Gemeenteblad van Nederweert
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nederweert | Gemeenteblad 2023, 516540 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nederweert | Gemeenteblad 2023, 516540 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Afvalstoffenverordening gemeente Nederweert 2022
[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke publicatie is op 30 maart 2022 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2022, 139936.]
De toepassing van deze verordening is gericht op de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig beheer van afvalstoffen.
Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente en de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Artikel 9. Tijdstip van aanbieding
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.
Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen op grond van artikel 3, in gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2022 verschuldigde heffing is voldaan.
Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 11 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden of over te dragen, of bij een inzamelplaats als bedoeld in artikel 5, achter te laten.
Artikel 15a. Ongeadresseerd drukwerk
Een huis-aan-huisblad en/of ongeadresseerd reclamedrukwerk mag worden bezorgd bij een perceel, tenzij de bewoner of gebruiker expliciet kenbaar heeft gemaakt geen prijs te stellen op het ontvangen ervan.
Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, of diens opdrachtgever, zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in het overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 19. Ontdoen van autowrakken
Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.
Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 4, 6, 8 tot en met 10 en 12 tot en met 19 bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht
Op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt deze verordening gewijzigd als volgt:
Artikel 23. Intrekking oude verordening
De ‘Afvalstoffenverordening 2013 van de gemeente Nederweert’ wordt ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 23, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de verordening bedoeld in artikel 23, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 23, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, als bedoeld in deze verordening.
Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 24, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 23.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 23 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 maart 2022.
De raad van de gemeente Nederweert.
De griffier
E.G. Schrier
De voorzitter
B.M.T.J. Op de Laak
De Afvalstoffenverordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang. Welke bestanddelen van het afval gescheiden dienen te worden veranderd. Nieuwe technieken maken bijvoorbeeld de scheiding van kunststof mogelijk. Gemeenten werken mee in het Uitvoeringsprogramma VANG – Huishoudelijk Afval om te komen tot minder huishoudelijk afval en tot het beschikbaar krijgen van meer waardevolle grondstoffen van de juiste kwaliteit. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.
De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), waarin de raad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een Afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening. De artikelen 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid, van de Wm bevatten voorschriften waaraan de Afvalstoffenverordening moet voldoen.
2. Hoofdlijnen van de Afvalstoffenverordening
Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoor-, winkel- en dienstensector (hierna: KWD-sector) waar die afvalstoffen ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De Afvalstoffenverordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte.
Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe bij deze verordening is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in toenemende mate ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars zoals scholen, ideële instellingen, verenigingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.
Gescheiden inzameling van huishoudelijk afval
Scheiden van de volgende bestanddelen van huishoudelijk afval is op grond van artikel 1 van het Besluit GIHA de norm:
De Afvalstoffenverordening geeft uitvoering aan de opdracht van artikel 3 van het Besluit GIHA om de verordening aan te passen om te voldoen aan de artikelen 1 en 2 van het Besluit GIHA.
Afzien van scheiding van bioafval is, op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit GIHA mogelijk, indien daarbij voldaan is aan artikel 10, derde lid, onder c of d, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. De scheiding van bioafval brengt hoge economische kosten met zich mee (zie artikel 7). In artikel 10, eerste lid, onder c en d, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen staat:
“c. gescheiden inzameling is technisch niet haalbaar wanneer rekening wordt gehouden met goede praktijken op het gebied van afvalinzameling;
d. gescheiden inzameling zou buitensporig hoge economische kosten meebrengen, rekening houdend met de kosten van negatieve milieu- en gezondheidseffecten van gemengde afvalinzameling en -verwerking, het potentieel voor efficiëntieverbeteringen op het gebied van afvalinzameling en -verwerking, inkomsten uit de verkoop van secundaire grondstoffen alsook de toepassing van het beginsel „de vervuiler betaalt” en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.”.
Het is toegestaan om af te zien van gescheiden inzameling van glas, metaal of kunststoffen als voldaan is aan artikel 10, eerste lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Voor de gemeente is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt voor wat betreft plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankkartons (hierna: PMD).
De gezamenlijke inzameling van PMD is niet van invloed op het potentieel van hergebruik, recycling of andere nuttige toepassing. Artikel 10, eerste lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen regelt:
“a. het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 4 (van de Kaderrichtlijn afvalstoffen) voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt;”.
In de nota van toelichting bij het Besluit GIHA wordt verwezen naar het Landelijk afvalbeheerplan (hierna: LAP). Daarin staat, met name voor bioafval, uitgebreid toegelicht in welke gevallen van de uitzondering op de plicht tot gescheiden inzameling van de in artikel 1 van het Besluit GIHA genoemde huishoudelijke afvalstoffen, gebruik kan worden gemaakt.
Als een uitzondering voor gescheiden inzameling wordt opgenomen in de Afvalstoffenverordening, dient de gemeente met enige regelmaat de rechtmatigheid van deze bepaling(en) te bezien. Deze beoordeling vindt op zijn minst elke keer plaats op het moment dat in het LAP op dit punt nieuwe inzichten en beleid worden opgenomen.
Met ingang van 1 januari 2025 treden de onderdelen f en g van artikel 1 van het Besluit GIHA in werking. Op grond daarvan moeten textiel en gevaarlijke afvalstoffen ook gescheiden worden ingezameld. De verordening hoeft, met het oog op de voorziene inwerkingtreding van deze onderdelen van het Besluit GIHA niet aangepast te worden.
Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door KWD-sector binnen de gemeente van belang. De inzameling van bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld door de Wm en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat enkele aanvullende regels voor de inzameling door de inzameldienst of de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte.
Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping en bewuste ontdoening (weggooien of achterlaten) maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt, verwaaid of aangevreten door dieren. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.
In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn afvalstoffen, huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.
Het begrip inzameling is door de Wm gedefinieerd en daarom zonder begripsbepaling opgenomen in deze verordening. Artikel 1.1 van de Wm verstaat onder inzameling: verzameling van afvalstoffen, met inbegrip van de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen, om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkingsinstallatie. Dit begrip is letterlijk overgenomen van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Inzameling is het begin van het afvalstoffenbeheer. Onder afvalstoffenbeheer verstaat de richtlijn immers: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.
Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts kan geschieden door aangewezen inzameldiensten. Anderzijds regelt de verordening dat deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overdragen aan inzamelaars, of achterlaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling door of het aanbieden ter inzameling aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze de aanbieding plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals groente-, fruit- en tuinafval (hierna: GFT-afval) of papier en karton, over de middelen waarmee dat dient te gebeuren. In onderstaand schema is de terminologie van artikel 10.24 van de Wm en artikel 1.1 van de Wm dus als volgt gebruikt ten aanzien van de huishoudelijke afvalstoffen:
Ter inzameling aanbieden (al dan niet via inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen) |
Inzameling (via de betreffende middelen of voorzieningen) door de inzameldienst |
De begrippen inzameldienst en inzamelaar behoeven geen zelfstandige definitie nu uit artikelen 3 en 4 genoegzaam volgt om wie het gaat. Andere begrippen kwamen in de verordening zo weinig voor dat, een definitie overbodig was en in de artikeltekst zelf uitsluitsel kon worden gegeven. Een voorbeeld is het begrip weg in artikel 17.
4. Verhouding met ander hoger recht
Verwerking van persoonsgegevens
De gemeente verwerkt persoonsgegevens onder meer voor de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval. De inzameling en verwerking van huishoudelijk afval is een publieke taak, die verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk maakt. De grondslag voor verwerking van de persoonsgegevens is artikel 6, eerste lid, onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming (2016/679/EU).
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (hierna: Ow) kunnen de gemeentelijke regels, die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, opgenomen worden in het omgevingsplan. Regels die opgenomen worden in het omgevingsplan, zullen in deze Afvalstoffenverordening vervallen. Voor zwerfafval (artikel 16) is een bepaling opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Die bepaling wordt om die reden aangepast op het moment dat de Ow in werking treedt (zie artikel 22).
Uitvoeringsbesluit van het college van burgemeester en wethouders
De Afvalstoffenverordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels over de volgende onderwerpen aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college):
Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door het college die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhoudt maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kan worden in het uitvoeringsbesluit van het college. Deze besluitvorming gaat over:
De aanwijzing van de specifieke locaties van inzamelvoorzieningen kan ook opgenomen worden in het uitvoeringsbesluit.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven zijn hieronder nader toegelicht.
De begrippen inzamelmiddel, inzamelplaats en inzamelvoorziening zijn opgenomen om deze van elkaar te onderscheiden. Een inzamelmiddel is bestemd voor een enkel huishouden en is bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kca-box of big bag.
Een inzamelplaats is aangewezen op grond van artikel 5. Meestal wordt de inzamelplaats gemeentelijke afvaldepot, brengdepot of milieustraat genoemd.
Een inzamelvoorziening is bestemd voor meerdere huishoudens. Een inzamelvoorziening is bijvoorbeeld een (ondergrondse) verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot.
Uit artikel 10 wordt duidelijk dat inzamelmiddelen gebruikt worden voor het aanbieden ter inzameling bij een perceel en inzamelvoorzieningen voor het aanbieden nabij een perceel.
Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffenkunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).
In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als: “inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars”.
Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst
In het eerste lid geeft de raad aan het college de opdracht om een onderneming aan te wijzen, die met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is belast. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm op de raad en het college. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven.
In het derde lid wordt een grondslag gegeven om nadere regels te stellen over de wijze waarop de inzameldienst huishoudelijke afvalstoffen inzamelt.
Redenen van algemeen belang van milieu en gezondheid die met de aanwijzing van inzameldiensten zijn gemoeid, dwingen ertoe geen regeling op te nemen voor het van rechtswege nemen van aanwijzingsbesluiten in gevallen waarin niet tijdig op een daartoe strekkende aanvraag zou worden beslist. De regeling van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is daarom niet van toepassing. Zo nodig kunnen bij het aanwijzingsbesluit beperkingen of voorschriften worden verbonden aan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Het ligt in de rede dat dit alleen aan de orde is wanneer er ten aanzien van de aan te wijzen instantie bijzondere voorschriften of beperkingen moeten gelden.
Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars
Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen. Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen. Ten tweede kan het college bepaalde personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt dat er met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen of voor andere organisaties of personen die bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als inzamelaar. Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden. De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft – anders dan de aanwijzing van de inzameldienst – het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.
Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats
Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 7 geboden mogelijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Ingevolge artikel 10.26, tweede lid, van de Wm is dit verplicht. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten.
Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen alleen mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 4 en 5 zijn aangewezen. Dit verbod is de keerzijde van de bij of krachtens die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte gebod om het afval in te zamelen en het in artikel 4, eerste lid, opgenomen verbod voor anderen om afval in te zamelen.
Artikel 7. Gescheiden afvalinzameling
Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente.
Het Besluit GIHA bevat ook voorschriften over de gescheiden inzameling van afvalstoffen. Deze verordening vult de verplichting tot gescheiden inzameling aan door nader te bepalen welke bestanddelen gescheiden worden ingezameld. Deze verordening maakt een fijnmaziger onderscheid dan artikel 1 van het Besluit GIHA, dat voorschrijft dat ‘ten minste’ bepaalde bestanddelen gescheiden worden ingezameld. De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. De raad kan tevens een onderscheid maken binnen de genoemde bestanddelen.
Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd.
De raad kan volgens artikel 10.21, vierde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de raad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de Afvalstoffenverordening afwijken:
Artikel 2, eerste lid, van het Besluit GIHA bepaalt verder dat onder voorwaarden voor de volgende bestanddelen afgezien kan worden van de gescheiden inzameling voor:
De frequentie waarmee deze gescheiden inzameling plaatsvindt is een maal per 2 weken. Indien de frequentie lager is dan eenmaal per week, is de Inspraakverordening van toepassing en is artikel 5 verplicht. Dit vloeit voort uit artikel 10.26, tweede lid, en artikel 10.27 van de Wm. Indien bioafval, metaal, kunststof of glas niet gescheiden worden ingezameld, is de Inspraakverordening ook van toepassing. Dit volgt uit artikel 2, tweede lid, van het Besluit GIHA jo. artikel 10.26, tweede lid, van de Wm.
Een Afvalstoffenverordening die een van deze mogelijkheden benut, dient te worden voorbereid met toepassing van de Inspraakverordening die op grond van artikel 150 van de Gemeentewet is vastgesteld (artikel 10.26 van de Wm). Indien toepassing wordt gegeven aan de onderdelen b of c, dan moet de gemeente zorgen voor een daartoe ter beschikking gestelde plaats voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen. Dat laatste is geregeld in artikel 5.
Het regelen van de frequentie en locatie van de inzameling wordt in beginsel overgelaten aan het college. De raad bepaalt wel welke bestanddelen in ieder geval afzonderlijk ingezameld dienen te worden. Dit is onder meer van belang omdat artikel 8 aan burgers het verbod oplegt om die bestanddelen ongescheiden ter inzameling aan te bieden.
Volgens het vierde lid wordt in de gemeente bioafval niet gescheiden ingezameld bij percelen die gebruikmaken van een ondergrondse verzamelcontainer, maar gelijk met het restafval. Gescheiden inzameling van bioafval is buitensporig duur (artikel 10, derde lid, onder d, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen). Op grond van onderdeel A.4.7 van het LAP-3 kan van buitensporig hoge kosten sprake zijn als de meerkosten van gescheiden inzameling € 205,- per ton of meer bedragen.
Volgens het zesde lid wordt in de gemeente PMD niet gescheiden ingezameld, omdat voldaan is aan artikel 10, derde lid, onder a, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen:
“a. het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 4 voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt.”
Artikel 8. Gescheiden aanbieding
Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook gescheiden worden aangeboden.
Artikel 9. Tijdstip van aanbieding
De tijdstippen voor de inzameling van huishoudelijk afval worden door het college bepaald. Het gaat hier om een besluit van algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Het besluit is daarom vatbaar voor bezwaar en beroep.
Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding
Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een minicontainer, afvalemmer, plastic afvalzak. Inzamelvoorzieningen, dienen het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer, voor het inzamelen daarvan. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het gebruik van inzamelvoorzieningen. De regels over het gebruik van de inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen zijn in beginsel algemeen verbindende voorschriften. Het college kan in deze regels ook concreet locaties aanwijzen voor de inzamelvoorzieningen. Een dergelijk onderdeel van de regels is geen algemeen verbindend voorschrift dus daartegen staat bezwaar en beroep open.
Het tweede lid bevat een grondslag voor nadere regels over de wijze van gebruik van inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen voor categorieën van percelen. Te denken valt aan een onderscheid dat gemaakt kan worden tussen hoogbouw en laagbouw. De regels kunnen een vrijstelling van het verbod in het eerste lid inhouden. Deze vrijstelling blijkt dan uit de nadere regels van het college.
Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
De inzameldienst kan ook bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen zorgplicht voor de gemeente. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een daarvan te onderscheiden activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven. In de praktijk gaat het daarbij veelal om afval uit de KWD-sector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).
Artikel 12. Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst.
Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, van de Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieuregels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 van de Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”(Kamerstukken 26 638, nr. 3, blz. 48). Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels gelden voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.
Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Artikel 10.25, onder a, van de Wm is de grondslag voor het opnemen van een dergelijk artikel in de Afvalstoffenverordening.
Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte
Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in de Afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.
Het eerste lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.
In het derde lid behoeft het begrip zwerfafval zelf geen verdere definitie. Uit de redactie blijkt dat van zwerfafval sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omgeschopt, enz. De redactie brengt ook mee dat doorzoeken op een manier die geen zwerfafval veroorzaakt, bijvoorbeeld door morgensterren of stadsjutters, niet onder het verbod valt.
Artikel 15a. Ongeadresseerd drukwerk
Artikel 15a heeft als doel om de verspreiding van ongewenst drukwerk, en daarmee uiteindelijk afval, te voorkomen. De grondslag voor dit artikel is artikel 10.23 van de Wm.
Definities zijn opgenomen met het onderscheid tussen ongeadresseerd reclamedrukwerk voor commerciële doeleinden en huis-aan-huisbladen of drukwerk van niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen.
Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat zonder adres wordt aangeboden. Onder deze definitie vallen alle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld “aan de bewoners van dit pand of gebouw”.
De gemeente kiest voor dit onderscheid omdat huis-aan-huisbladen en pamfletten een belangrijke functie vervullen voor onder meer de nieuwsverspreiding op lokaal niveau en de sociale cohesie in de buurt. Daarbij hebben deze bladen een lage frequentie.
In de definitie van huis-aan-huisblad is aangesloten bij de landelijke norm van de Stichting Reclamecode van 10% aan buurtgerichte redactionele inhoud.
In het artikel is bepaald dat huis-aan-huisbladen of ongeadresseerd reclamedrukwerk bezorgd mogen worden bij een perceel (een woning, bedrijf of woonschip), tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt deze bladen niet te willen ontvangen. Met de komst van nee-nee-, ja-ja- en nee-ja-brievenbusstickers kunnen bewoners hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar maken (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1528).
Tabel 1: Overzicht wanneer bezorging gewenst is en dus mag geschieden
Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen
Dit sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar heeft het meer toegespitst op de problematiek van zwerfafval en wijkt daarom op een aantal punten van dat artikel af. Dit is een toegestane aanvulling van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Na inwerkingtreding van de Ow vervalt het Activiteitenbesluit Milieubeheer. De in het tweede lid van dit artikel geregelde materie is dan opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In artikel 22 is om die reden een wijziging van dit artikel opgenomen, die in werking treedt als de Ow in werking treedt.
Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg
Het gaat in dit artikel met name over laden, lossen en vervoeren. Het artikel bevat een gebod om de veroorzaakte verontreiniging op te ruimen. Mocht aan dit gebod geen gehoor gegeven worden, dan is sprake van een overtreding die strafbaar is gesteld op grond van artikel 20. Daarnaast is er de mogelijkheid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen. Dit kan inhouden dat de gemeente de verontreiniging zelf opruimt en de kosten daarvoor op de overtreder verhaalt.
Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht
Kern van dit artikel is opslag van huishoudelijke afvalstoffen, het gaat niet op het bewaren van afvalstoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan. Waarneembaar gaat in de eerste plaats om zicht. Daarnaast kan sprake zijn van reukoverlast.
Artikel 19. Ontdoen van autowrakken
In dit artikel is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun Afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.
Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht
De inwerkingtreding van de Ow is voorzien op 1 juli 2022. Hierbij worden tevens wijzigingen in de Wm aangebracht die van invloed zijn op deze verordening.
In artikel 14, tweede lid, onder d, zijn wetten opgenomen die voorrang hebben op het verbod, genoemd in het eerste lid van dat artikel. Op grond van hoofdstuk 3 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet blijft aan de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit enige werking toekomen. In het onderdeel moet ‘Waterwet’ vervallen en ‘Omgevingswet’ worden toegevoegd.
Voor de materie geregeld in artikel 16, tweede lid, geldt dat deze is opgenomen als onderdeel van de zogenoemde bruidsschat (artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet) die een onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente (artikel 22.53 in paragraaf 22.3.3 Zwerfafval van de bruidsschat behorende bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet). Het tweede en derde lid kunnen om die reden vervallen. De verplichting om voor een afvalbak zorg te dragen, bedoeld in het eerste lid, blijft wel bestaan.
Voor de artikelen 18 en 19 houdt de inwerkingtreding van de Ow in dat het begrip inrichting in de Wm vervalt. Dat vergt een beperkte aanpassing in deze verordening.
Voor artikel 21 geldt dat toezichthouders aangewezen kunnen worden op grond van artikel 18.6 van de Ow. De Wabo vervalt weliswaar, maar op het moment van de inwerkingtreding van de Ow zijn niet meteen alle toezichthouders die op grond van die wet zijn aangewezen opnieuw aangewezen. De verwijzing naar de Wabo kan dus blijven staan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-516540.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.