Financiële verordening gemeente Eersel 2023 (artikel 212 Gemeentewet)

De raad van de gemeente Eersel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2023;

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) Eersel 2023

 

1. Inleidende bepalingen

 

 

Artikel 1. Begripsbepaling

 

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  •  

  • Afdeling: elke als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen organisatieonderdeel dat op grond van dit besluit een eigen verantwoordingsplicht heeft aan de algemeen directeur/ gemeentesecretaris.

  •  

  • Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  •  

  • Krediet: een meerjarig investeringsbedrag dat jaar overschrijdend is en jaarlijks bij de jaarrekening door de kredietbeheerder toegelicht dient te worden.

  •  

  • Exploitatie: de lasten en baten die aan een kalenderjaar worden toegerekend.

 

  • Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

 

2. Begroting en verantwoording

 

 

Artikel 2. Programma-indeling

 

  • 1.

    De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast. Dit geschiedt middels vaststelling van de voorliggende begroting of een afzonderlijk besluit.

 

  • 2.

    De raad stelt per programma vast:

  •  

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten (wat willen we bereiken?);

  •  

    • b.

      de te leveren prestaties (wat gaan we daarvoor doen?);

  •  

    • c.

      de baten en lasten (wat mag het kosten?).

 

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van burgemeester en wethouders per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het

  • Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  •  

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

 

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  •  

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  •  

  • 3.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 15.000,- afzonderlijk gespecificeerd.

  •  

Artikel 4. Voorjaarsnota

 

Burgemeester en wethouders bieden jaarlijks aan de raad een voorjaarsnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota vast als richtinggevend document voor het opstellen van de begroting.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

 

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma.

  •  

  • 2.

    In de begroting worden afwijkingen op productgroepniveau ten opzichte van het vorige begrotingsjaar benoemd van € 15.000,- of meer. De afwijkingen op kapitaallasten en apparaatskosten worden in totaliteit in het programma Overhead toegelicht.

  •  

  • 3.

    De nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd door de raad. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  •  

  • 4.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten met € 100.000,- dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet met € 100.000,- dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten met € 100.000,- dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma of de prioriteit, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  •  

  • 5.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel aan de raad voor. Met uitzondering van de bepalingen zoals opgenomen in de grondnota. Op basis van artikel 160 en 169 van de Gemeentewet hebben burgemeester en wethouders een aantal specifieke bevoegdheden.

  •  

  • 6.

    Projecten waarvoor aan de gemeente een subsidie wordt toegekend, worden alvorens besteding ter besluitvorming aan uw raad voorgelegd. Indien de lasten voor 100% subsidiabel zijn, danwel waar het niet subsidiabele deel reeds in begroting is gedekt uit bestaande dekkingsmiddelen, dan kan deze budgetbijstelling/verantwoording achteraf plaatsvinden. Dit geschiedt bijvoorbeeld indien de subsidievoorwaarden een uiterlijke bestedingsdatum verlangen.

  •  

  • 7.

    Bij de behandeling van de bestuursrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  •  

  • 8.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij voldoende (structurele) dekking, kleine kredieten/budgetten met een incidenteel karakter vrij te geven tot een maximum van in totaal € 25.000,- per rapportageperiode uit de P&C-cyclus en een met een structureel karakter tot een maximum van in totaal € 10.000,- per rapportageperiode uit de P&C-cyclus. Over uitgaven op basis van dit artikel wordt in de eerstvolgende bestuursrapportage/jaarstukken verantwoording afgelegd.

 

Artikel 6. Bestuursrapportages en jaarstukken

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders informeren de raad twee keer per jaar door middel van bestuursrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente.

 

  • 2.

    De bestuursrapportage bevat een uiteenzetting over de gewijzigde uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

  •  

    • a.

      de baten en lasten per programma;

  •  

    • b.

      de investeringen;

  •  

    • c.

      begrotingssaldo;

 

  • d.

    mutaties reserves;

  •  

    • e.

      mutaties stelposten.

  •  

  • 3.

    In bestuursrapportages en de jaarstukken worden onder- en overschrijdingen op de ramingen van baten en lasten in de exploitatie van € 15.000,- of meer toegelicht en met betrekking tot de investeringskredieten worden bij de jaarrekening alle onder- en overschrijdingen toegelicht.

  •  

  • 4.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

 

Artikel 7. Overhevelingsbeleid

 

  • 1.

    Budgetoverheveling:

  •  

    • a.

      het (deel-)budget van begrote taken in de exploitatie die om technische redenen niet zijn uitgevoerd in het betreffende begrotingsjaar kan eenmalig tot een maximum van het geraamde restantbudget naar het volgende begrotingsjaar worden overgeheveld, mits de aanwending conform de oorspronkelijke taak geschiedt.

  •  

    • b.

      voor de onder a genoemde budgetoverheveling is vooraf geen toestemming vereist van de raad. Uiterlijk eind maart van het volgende boekjaar wordt de raad via een raadsinformatiebrief geïnformeerd over de toegepaste budgetoverhevelingen.

  •  

    • c.

      de budgetoverhevelingen worden formeel aan het budget toegevoegd bij de vaststelling van de jaarrekening.

  •  

  • 2.

    Overboeking restantkredieten:

  •  

    • a.

      in de jaarrekening wordt elk afzonderlijk restantkrediet ultimo het kalenderjaar toegelicht, waarbij wordt aangegeven of het (restant-)krediet dient te worden overgeboekt naar het volgende boekjaar. Middels vaststelling van de jaarrekening wordt deze overboeking van restantkredieten geformaliseerd.

  •  

    • b.

      restantkredieten dienen binnen 3 jaar ná de kredietvotering te worden afgesloten. Indien burgemeester en wethouders hiervan af willen wijken, zal dit in het raadsvoorstel omtrent de vaststelling van de jaarrekening afzonderlijk worden toegelicht.

  •  

    • c.

      restantkredieten ultimo jaar t-1 kunnen zonder toestemming van de raad tot het moment van vaststelling van de jaarrekening t-1 in het jaar t worden aangewend.

  •  

    • d.

      indien uw raad bij de jaarrekening, in afwijking van het voorstel, besluit dat een krediet moet worden afgesloten, zal in een volgende rapportage aan de raad de afrekening worden gerapporteerd.

 

3. Rechtmatigheidsverantwoording

 

 

Artikel 8. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

 

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

 

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

 

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) zoals bedoel in artikel 8.2 groter dan € 50.000,- nader toegelicht.

 

Artikel 9. Voorwaardencriterium

 

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

 

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk op 31 december van het lopende boekjaar ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

 

Artikel 10. Begrotingscriterium

 

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

 

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

 

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

 

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere overschrijding van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

 

  • a.

    er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren;

 

  • b.

    er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling;

 

  • c.

    de overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

 

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

 

Artikel 11. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

 

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

 

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen een M&O-beleid vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

4. Financieel beleid

 

 

Artikel 12. Waardering & afschrijving vaste activa

 

  • 1.

    Op materiële vaste activa wordt, onder aftrek van bijdragen van derden, afgeschreven conform de afschrijvingstermijnen zoals opgenomen in bijlage 1.

  •  

    • a.

      materiële vaste activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000,- worden niet geactiveerd;

  •  

    • b.

      op immateriële vaste activa wordt afgeschreven in maximaal vijf jaar, of maximaal gelijk aan de looptijd van de lening, of maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

  •  

  • 2.

    Op investeringen wordt lineair afgeschreven over de verwachte economische levensduur van het actief. De raad is bevoegd in uitzonderingsgevallen een andere afschrijvingstermijn /-methodiek te hanteren.

  •  

  • 3.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

 

  • 4.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  •  

  • 5.

    In de begroting worden de afschrijvingslast en de rentelast van een investering in het begrotingsjaar van kredietvotering voor de helft begroot als last en vanaf het jaar daaropvolgend worden deze lasten volledig structureel geraamd.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

 

  • 1.

    Het instellen en opheffen van een reserve gebeurt bij besluit van de raad. In het raadsbesluit worden in ieder geval de volgende bestanddelen opgenomen: de naam, het doel, de aard, het minimum en maximum, de stand per 1 januari, (het verloop van) de toevoegingen en onttrekkingen en de stand per 31 december.

  •  

  • 2.

    Het aantal bestemmingsreserves blijft omwille van de transparantie beperkt tot een minimum.

  • 3.

    In de begroting wordt een zo reëel mogelijk beeld gegeven van de toevoegingen en aanwendingen van de reserves in een bepaald jaar. Toevoeging en aanwending van de reserves gebeurt bij besluit van de gemeenteraad.

 

  • 4.

    De voorziening toekomstige exploitatieverliezen bouwgrondexploitatie wordt tegen eindwaarde gewaardeerd.

 

  • 5.

    Er wordt geen rentevergoeding berekend over het eigen vermogen en de voorzieningen.

 

  • 6.

    Wanneer bij ontvangen gelden van derden de beleidsmatige component bestuurlijk relevant is, wordt vooraf aan de raad gevraagd beleidsinhoudelijk in te stemmen met de aanwending. Dit gebeurt alleen als is voldaan aan de volgende criteria:

 

  • a.

    de raad heeft zich nog niet eerder inhoudelijk uitgesproken over de wijze van aanwending van de voorziening, door middel van bijvoorbeeld een specifiek bestedingsplan;

 

  • b.

    er moet sprake zijn van meerdere beleidsmatig verschillende alternatieven;

 

  • c.

    het gaat niet om een egalisatievoorziening gevormd uit de opbrengsten van heffingen zoals rioolrechten. De beleidsmatige keuzen die samenhangen met deze voorziening dienen in een meerjarenplan te worden opgenomen.

Artikel 14. Kostprijsberekening

 

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  •  

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw) betrokken.

  •  

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  •  

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  •  

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, geschiedt door de totale overheadkosten te delen door het totaal aantal productieve uren. Vervolgens wordt het aantal productieve uren dat betrekking heeft op de onderwerpen voor de kostendekkende tarieven en de grondexploitatie vermenigvuldigd met dit bedrag.

  •  

  • 6.

    De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over de rente over het financieringsoverschot of –tekort. De hierdoor berekende totale rentelast, wordt gedeeld door 1% van de geraamde boekwaarde van de vaste activa per 1 januari van het begrotingsjaar.

  •  

  • 7.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. In de meest voorkomende gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen. In andere gevallen worden de werkelijke rentekosten toegerekend.

  •  

Artikel 15. Prijzen economische activiteiten

 

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  •  

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  •  

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  •  

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

  •  

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

  •  

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

  •  

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

  •  

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

  •  

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

  •  

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

  •  

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

  •  

Artikel 16. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

 

Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten en heffingen.

 

Artikel 17. Financieringsfunctie

Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen het door de raad vastgestelde ‘Treasurystatuut’ in acht.

 

5. Paragrafen

 

 

Artikel 18. Paragrafen

 

  • 1.

    Bij de begroting en jaarstukken nemen burgemeester en wethouders in de paragrafen de verplichte onderdelen op grond van titel 2.3 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  •  

  • 2.

    Met betrekking tot de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en risicomanagement’ gelden de volgende bepalingen:

  •  

    • a.

      de raad bepaalt de minimale omvang van de algemene reserve en algemene reserve bouwgrondexploitatie in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en risicomanagement’, zowel bij de begroting als de jaarstukken;

  •  

    • b.

      onder risicomanagement wordt verstaan het systematisch nemen van beslissingen die gericht zijn op het voorkomen of minimaliseren van de nadelige effecten die het optreden van risico’s met zich mee kunnen brengen;

  •  

    • c.

      voor het bepalen van de weerstandscapaciteit van de exploitatie worden de volgende posten meegenomen:

  •  

  • de stelpost onvoorzien;

  •  

  • saldo van de jaarschijf (excl. bouwgrondexploitatie);

 

  • en voor het bepalen van de vermogenspositie worden meegenomen:

 

  • de omvang van de algemene reserve (vrij besteedbaar);

 

  • de omvang van de algemene reserve bouwgrondexploitatie (specifiek voor de risico’s van de bouwgrondexploitatie);

 

  • indien blijkt dat de weerstandscapaciteit uitgebreid dient te worden, kan de raad besluiten om ook eventuele bestemmingsreserves (=eigen vermogen) mee te nemen.

 

  • d.

    in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en risicomanagement’ worden de risico’s beschreven en als volgt ingedeeld:

  •  

  • het eigen beleid;

  •  

  • het beleid van hogere overheden;

 

  • samenwerking met andere gemeenten of instanties;

 

  • voor de gemeente autonome ontwikkelingen;

 

  • het doen en/of nalaten van anderen.

 

  • e.

    de volgende risico’s zijn niet relevant voor de weerstandscapaciteit:

  •  

  • concrete of reguliere risico’s (afdekken middels voorziening of verzekering);

 

  • risico’s lager dan € 25.000,-;

 

  • zeer zeldzame en grote risico’s met extreme gevolgen, zoals natuurrampen.

 

  • f.

    in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en risicomanagement’ een tabel opnemen, conform bijlage 2, met daarin:

 

  • de omschrijving van het risico;

  •  

  • de inschatting van de kans dat de gebeurtenis optreedt;

 

  • de inschatting van de mogelijke financiële gevolgen (onderverdeeld in categorieën);

 

  • hoe met het risico omgegaan wordt in termen van vermijden, verminderen, overdragen of accepteren;

 

  • het “reële” financiële gevolg (kans maal geschat financieel gevolg) van de niet-reguliere risico’s.

 

  • g.

    in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en risicomanagement’ wordt de ratio weerstandsvermogen vermeld. Deze wordt berekend door de beschikbare weerstandscapaciteit te delen door de totaal benodigde weerstandscapaciteit.

  •  

    • h.

      de berekende ratio weerstandsvermogen (conform artikel 18, lid g) wordt vermeld in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en risicomanagement’, waarbij wordt gestreefd naar een ratio van minimaal 1,0.

  •  

  • 3.

    Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf ‘Bedrijfsvoering’ van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

 

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling op basis van fulltime equivalent (fte) van het personeelsbestand en de totale loonkosten;

 

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

 

  • c.

    bij de jaarstukken een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheids-verantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 9 overschrijden of voldoen aan € 50.000,- en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

 

  • d.

    bij de jaarstukken een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

 

  • e.

    bij de jaarstukken rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

 

  • f.

    bij de jaarstukken geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

 

6. Financiële organisatie en financieel beheer

 

 

Artikel 19. Administratie

 

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

 

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

 

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

 

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

 

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

 

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  •  

Artikel 20. Financiële organisatie

 

Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast:

 

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  •  

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  •  

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  •  

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  •  

  • e.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de programma’s;

  •  

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  •  

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  •  

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  •  

  • i.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

  •  

Artikel 21. Interne controle

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 18 onder lid 3.c. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

7. Slotbepalingen

 

 

Artikel 22. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

 

De Financiële verordening gemeente Eersel 2021 vastgesteld op 23 februari 2021 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

 

Artikel 23. Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2023, met uitzondering van artikel 12, lid 5 die van kracht gaat per 1 januari 2024.

 

Artikel 24. Citeertitel

 

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Eersel 2023’.

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 28 november 2023,

De raad van de gemeente Eersel

Ondertekening

de griffier, J.W.G. van Bree

de voorzitter, W.A.C.M. Wouters

Bijlage 1: Afschrijvingsbeleid (conform artikel 12, lid 1)

Algemene uitgangspunten BBV en de Financiële verordening:

 

Afschrijvingsmethodiek: in principe wordt lineair afgeschreven, maar de raad kan in uitzonderingsgevallen voor een andere afschrijvingsmethodiek kiezen.

 

Restwaarde: Er wordt uitgegaan van een restwaarde € 0,-.

 

Grenswaarde: Activa met een verkrijgingsprijs vanaf € 25.000 worden geactiveerd.

 

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

 

Gebruiksduur: Per type actief wordt een inschatting gemaakt van de maximale gebruiksduur van een nieuw actief. Er kan worden gekozen voor een kortere gebruiksduur.

 

Netto activeren: In principe worden de activa voor het bedrag van de investering geactiveerd. Bijdragen derden die in directe relatie staan met het actief worden op de investering in mindering gebracht.

 

Beschikkingen over reserves ten behoeve van een investering worden niet in minder gebracht op het activum. Wanneer de beschikking over de reserves ten behoeve van een investering kleiner of gelijk is aan € 100.000,- wordt het activum voor dit bedrag direct afgeschreven. Het inzetten van reserves ter dekking kredieten wordt alleen geadviseerd bij incidentele investeringen die te zijner tijd niet vervangen worden.

 

De volgende materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

 

 

Omschrijving

 

Maximale afschrijvingstermijn

Gebouwen

 

Gebouwen (exclusief grond) permanent: nieuwbouw/verbouw (inclusief algehele aanpassing)

 

40 jaar

Aankoop gebouwen/renovaties

 

30 jaar

Semi-permanent (noodlokalen)

 

15 jaar

Installaties (o.a. c.v., toiletruimte en pantry)

 

15 jaar

Zonnepanelen

 

25 jaar

Meubilair/inventaris gebouwen

 

20 jaar

Brandveiligheidsvoorzieningen / inbraak- en brandbeveiliging

 

15 jaar

Vervoermiddelen

 

Vervoermiddelen brandstof

 

8 jaar

Vervoermiddelen elektrisch (refurbished)

 

8 jaar

Tractor

 

13 jaar

Vrachtauto (refurbished)

 

12 jaar

Materieel buitendienst

 

Strooiers (refurbished)

 

7 jaar

Sneeuwploeg

 

10 jaar

Rolbezem

 

10 jaar

Opslagtank

 

20 jaar

Overig materieel

 

10 jaar

Kantoorapparatuur

 

Computerapparatuur/hardware

 

3 jaar

Software

 

5 jaar

Bekabeling network

 

10 jaar

Riolering , wegen , groen , afval

 

 

Rioleringen

 

Conform GRP

Aanleg wegen/fietspaden (asfalt)

 

25 jaar

Aanleg wegen/fietspaden (elementverharding)

 

40 jaar

Vervanging wegen/fietspaden

 

60 jaar

Openbare verlichting

 

20 jaar

Evenementenkasten

 

15 jaar

Ondergrondse glascontainers

 

10 jaar

Openbaar groen/bossen

 

15 jaar

Geluidswal

 

60 jaar

Geluidsscherm

 

30 jaar

Sport

 

Scheidingswand

 

25 jaar

Gymmateriaal

 

25 jaar

Kunstgrasvelden toplaag

 

12 jaar

Kunstgrasvelden onderlaag

 

30 jaar

Indien de verwachte technische en / of economische levensduur korter is geldt een afschrijvingstermijn die daarop is afgestemd. Afschrijvingstermijn kan bij afwijkende technische levensduur worden verruimd tot maximaal 5 jaar voor ICT middelen en maximaal 15 jaar voor zware vervoermiddelen.

In die gevallen waarin deze tabel geen uitsluitsel geeft, geldt de economische levensduur als norm voor de afschrijving.

 

 

Bijlage 2: Tabel par. Weerstandsvermogen en risicomanagement (conform artikel 18, lid 2g)

 

Per risico dienen in een tabel de volgende zaken aangegeven te worden:

 

  • 1.

    Omschrijving van het risico;

 

  • 2.

    Een inschatting van de kans dat een gebeurtenis optreedt. Hierbij moet worden aangegeven hoe vaak een risico zich zal voordoen. De inschatting van de kans is voor het grootste deel van de risico’s gebeurd op basis van historische cijfers. Waar een kans op een andere manier is berekend, is dit bij het risico vermeld.

 

Uitgaande van de planperiode van 4 jaar van de meerjarenbegroting, kan de kans variëren van:

 

  • a.

    vierjaarlijks risico (factor 1);

  • b.

    driejaarlijks risico (factor 1,33);

  • c.

    tweejaarlijks risico (factor 2);

  • d.

    jaarlijks risico (factor 4).

 

  • 3.

    Een uitspraak over in hoeverre het financiële gevolg van een risico is in te schatten, in termen van goed, redelijk, slecht of niet;

 

  • 4.

    Een inschatting van de mogelijke financiële gevolgen als het risico zich voordoet. Hierbij wordt een zestal categorieën onderscheiden, namelijk:

 

  • a.

    risico’s met een indicatie > € 25.000,- < € 50.000,- (€ 37.500,-);

  • b.

    risico’s met een indicatie > € 50.000,- < € 250.000,- (€ 150.000,-);

  • c.

    risico’s met een indicatie > € 250.000,- < € 750.000,- (€ 500.000,-);

  • d.

    risico’s met een indicatie > € 750.000,- < € 1.250.000,- (€ 1.000.000,-);

  • e.

    risico’s met een indicatie > € 1.250.000,- (geschat indicatief risico);

  • f.

    risico’s waarvoor geen indicatie is aan te geven (PM).

 

Tussen haakjes is aangegeven hoe het financiële gevolg wordt meegenomen in de berekening. Het aangegeven bedrag wordt vermenigvuldigd met de risicofactor (zie punt

 

  • 5.

    Hoe met het risico omgegaan wordt in termen van vermijden, verminderen, overdragen of accepteren;

 

  • a.

    vermijden: beleid waardoor een risico ontstaat wordt beëindigd of op een andere manier vormgegeven;

  • b.

    verminderen: risico wordt afgedekt middels een verzekering, een voorziening of een ander budget in de programmabegroting;

  • c.

    overdragen: het beleid dat een risico met zich meebrengt, laten uitvoeren door een andere partij, die daarbij ook de financiële risico’s overneemt;

  • d.

    accepteren: wanneer het risico niet beïnvloedbaar is en niet op een andere wijze wordt afgedekt, dient eventuele financiële schade volledig middels de weerstandscapaciteit afgedekt te worden.

 

  • 6.

    Het “reële” financiële gevolg (kans maal geschat financieel gevolg) van de niet-reguliere risico’s.

 

 

Voorbeeldtabel

 

Ris i co

Kans

( risicofactor )

Mate van inschatbaarheid

Geschat financieel gevolg bij voordoen

Beheersing

risico

“Reëel” financieel gevolg

(= kans x

financieel gevolg)

 

 

 

 

 

 

 

 

Analyse van de niet-reguliere risico’s kan gemaakt worden aan de hand van gesprekken met risicoverantwoordelijken. Vervolgens zal uit de tabel een bedrag voortvloeien dat relevant is voor de berekening van het weerstandsvermogen, namelijk het totale reële financiële gevolg. Hierbij moet opgemerkt worden dat aan niet alle risico’s financiële gevolgen kunnen worden toegekend, omdat deze niet zijn te berekenen en het niet realistisch is te denken dat alle risico’s worden meegenomen. Het totale risicobedrag relevant voor het weerstandsvermogen zal dus wellicht aanmerkelijk hoger liggen, dan het bedrag dat uit de tabel rolt. Daar staat tegenover dat in de praktijk niet alle geïnventariseerde risico’s zich werkelijk zullen voordoen.

Naar boven