Gemeenteblad van Maashorst
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maashorst | Gemeenteblad 2023, 510097 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maashorst | Gemeenteblad 2023, 510097 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Uitvoeringsregels parkeernormen Gemeente Maashorst 2023
Uitvoeringsregels parkeernormen gemeente Maashorst 2023
Het college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Maashorst maakt bekend, dat de gemeenteraad op 16 november 2023 heeft besloten om de Uitvoeringsregels parkeernormen gemeente Maashorst 2023 vast te stellen.
De Uitvoeringsregels parkeernormen gemeente Maashorst 2023 vervangen de ‘Nota Parkeernormen Uden 2018’ in de voormalige gemeente Uden.
De nieuwe Uitvoeringsregels parkeernormen gemeente Maashorst 2023 zijn noodzakelijk door de fusie tussen de voormalige gemeenten Uden en Landerd. Nota’s, uitvoeringsregels en beleidsregels van de voormalige gemeenten vervallen automatisch na 2 jaar. De Nota Parkeernormen Uden 2018 moet daardoor binnen 2 jaar geharmoniseerd zijn. De normen voor de voormalige gemeente Landerd komen nog niet direct te vervallen, omdat deze zijn opgenomen in het parapluplan wonen en parkeren Landerd (hierna: het parapluplan). Deze komt niet automatisch te vervallen bij een fusie en blijft juridisch gezien dus geldend. De gewenst aanpassingen worden te zijner tijd in het omgevingsplan verwerkt.
Dit betekent concreet dat de komende tijd twee regels van kracht blijven: voor de voormalige gemeente Landerd blijven de parkeernormen uit het parapluplan van kracht (dus zonder mogelijkheden voor saldering en dubbelgebruik zoals in deze nota) en voor de voormalige gemeente Uden gelden deze uitvoeringsregels.
Inhoudelijk betreft het een samenvoeging van de parkeernormen van beide voormalige gemeenten. Daarnaast sluit het aan bij de landelijke systematiek van het CROW (Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek).
Deze uitvoeringsregels zijn van toepassing op (schriftelijke) verzoeken en aanvragen die zijn ingediend na de dag waarop de bekendmaking van deze uitvoeringsregels heeft plaatsgevonden, met uitzondering van verzoeken en aanvragen op basis van plannen waar deze Uitvoeringsregels parkeernormen gemeente Maashorst 2023 niet van toepassing zijn.
In hoofdstuk 2 wordt de nut-, noodzaak en de juridische context van dit document beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de doelstelling aangehaald. Daarna, in hoofdstuk 4, worden een stukje achtergrond en keuzes nader toegelicht. Denk hierbij aan uitgangspunten voor stedelijkheidsgraad en gebiedsindeling. In hoofdstuk 5 is het stappenplan beschreven om tot een goedgekeurd parkeerplan te komen.
Dit is een samenvoeging (harmonisering) van de parkeernormregelingen van de voormalige gemeenten Landerd en Uden. Bij deze harmonisatieslag zijn de uitgangspunten gelijk gebleven. Ook sluit het aan op de landelijke gehanteerde rekenmethodiek en parkeerkencijfers van het CROW. Uitgangspunt daarbij is: er worden geen nieuwe keuzes gemaakt, het is een harmonisatie. Op deze wijze heeft de gemeente Maashorst uitvoeringsregels parkeernormen waar zij voorlopig mee vooruit kan, totdat een nieuwe mobiliteitsvisie is vastgesteld en vandaaruit nieuw parkeerbeleid en eventueel nieuwe parkeernormen opgesteld worden.
Deze uitvoeringsregels beogen het vastleggen van de parkeernormen voor gemeente Maashorst en het bepalen van een transparant en eenduidig toepassingskader op het gebied van parkeren.
Om te bepalen of een voorgenomen ontwikkeling voor wat parkeren betreft doorgang kan vinden, toetst de gemeente het bestemmings- of omgevingsplan (of de opvolger(s) daarvan). Het plan wordt getoetst aan allerlei beleids- en uitvoeringsregels, waaronder de uitvoeringsregels parkeernormen. Binnen bestemmings- of omgevingsplannen is bij wet opgenomen dat bij een ontwikkeling in voldoende mate moet worden voorzien in parkeergelegenheid.
Deze uitvoeringsregels zijn van toepassing op schriftelijke verzoeken die zijn ingediend na de datum van inwerkingtreding van deze uitvoeringsregels parkeernormen. Uitzondering hierop zijn verzoeken op basis van omgevingsplannen of parapluplannen waar deze uitvoeringsregels parkeernormen niet van toepassing zijn.
Elke vorm van nieuwbouw of functiewijziging leidt tot nieuwe activiteiten zoals bijvoorbeeld wonen, bezoeken en werken. Deze activiteiten komen met een parkeerbehoefte. Dit kan niet allemaal worden opgevangen in de openbare ruimte. Om binnen het plangebied parkeerdruk te voorkomen eisen wij bij initiatiefnemers om hun plannen te voorzien van voldoende parkeercapaciteit.
Om de parkeerbehoefte van een nieuwe ontwikkelingen te kunnen bepalen heeft de gemeente Maashorst parkeernormen vastgesteld. De parkeernorm is gebaseerd op parkeerkencijfers van het CROW toegespitst op de gemeente Maashorst.
Het doel van de uitvoeringsregels parkeernormen is als volgt:
“De uitvoeringsregels parkeernormen hebben als doel om de parkeerbehoefte te borgen bij ruimtelijke plannen, ontwikkelingen en projecten om de bereikbaarheid en leefbaarheid van de gemeente in stand te houden.”
Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de parkeernormering en is opgedeeld is vier delen: achtergrond, gebiedsindeling, functionele indeling, parkeernormen.
Uit cijfers van het CBS (uit 2020) blijkt dat het autobezit in de gemeente Maashorst gemiddeld hoger is dan gemiddeld in Nederland. Per kern is dit autobezit als volgt:
Dit is te verklaren door de reisafstanden naar bestemmingen te beschouwen. Over het algemeen wordt een reisafstand van 35 tot 45 minuten (90 minuten heen én terug) aangehouden als een afstand die voor mensen acceptabel is om (dagelijks) te reizen1 . Waar het aantal bestemmingen binnen 45 minuten per fiets en OV (vanaf busstation Uden) zich beperkt tot de omliggende kernen, Veghel en Oss, strekt het aantal bestemmingen binnen 45 minuten met de auto zich uit over een veel groter gebied. Van Arnhem tot voorbij Eindhoven en van Tilburg tot aan Venray. De autoafhankelijkheid is daarmee relatief groot en daar komt de komende jaren geen verandering in2 . Hier wordt verder op in gegaan in hoofdstuk 4.2.
Zowel het coalitieakkoord als de Omgevingsvisie Maashorst onderschrijven en stellen dat parkeren goed ingebed moet zijn in ruimtelijke ontwikkelingen. Wel moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden zonder dat deze afbreuk doen aan de parkeerbalans.
In 2008 heeft het PBL al gesteld dat het verlagen van de parkeernorm niet leidt tot een lager autobezit3 : “het simpelweg verlagen van de parkeernorm is dan wellicht een oplossing voor de korte termijn (woningbouw wordt mogelijk), maar zorgt voor problemen op de lange termijn: leefbaarheid, verkeersveiligheid en overlast”. Dit is vandaag nog steeds van toepassing.
Het is daarnaast de vraag of de nieuwe Omgevingswet het toestaat om woningbouw mogelijk te maken door bewust te weinig parkeerplaatsen te realiseren. Dan wordt er niet voldaan aan het criterium “[…] door een goede ruimtelijke ordening een aanvaardbaar woon- en leefklimaat waarborgen”. Parkeren is dus een essentieel onderdeel voor een goede ruimtelijke ordening.
4.2. Stedelijkheidsgraad, gebiedsindeling en bandbreedte
De locatie van een gebied binnen de gemeente is van invloed op de behoefte naar parkeerplaatsen, maar ook de dichtheid van adressen in landelijke context is van invloed op de parkeerbehoefte. De adressendichtheid is een weerspiegeling van een te verwachten voorzieningenniveau in een bepaald gebied. Dit wordt weergegeven met behulp van de stedelijkheidsgraad, wat aangeeft hoeveel adressen er per km² gemiddeld in de gemeente aanwezig zijn.
Het CROW koppelt kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie aan de stedelijkheidsgraad. Met een gemiddelde adressendichtheid van 1176 adressen per km² kan de gemeente Maashorst als ‘matig stedelijk’ worden geclassificeerd. Matig stedelijk wordt dan ook als uitgangspunt genomen voor het gebruik van de parkeerkencijfers van het CROW.
De basis voor deze uitvoeringsregels Parkeernormen zijn parkeerkencijfers en systematiek van het CROW. Uit studies van het CROW is geconcludeerd dat de vraag naar parkeerplaatsen wordt bepaald door de locatie en het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerwijzen.
Dit blijkt onder andere uit het feit dat functies in centra een lagere parkeervraag hebben dan functies van dezelfde aard elders in de bebouwde kom. Er bestaat dus een verband tussen de aanwezigheid van alternatieve vervoerwijzen en de vraag naar parkeerplaatsen. Naarmate de locatie verder van het centrum is gelegen, neemt het aanbod en kwaliteit van alternatieven voor de auto (openbaar vervoer, fiets, lopen) af, en neemt de behoefte aan parkeerplaatsen toe. Deze bevinding is aanleiding geweest voor het CROW om voor de parkeerkencijfers onderscheid te maken naar:
De gemeente Maashorst is een matig stedelijke gemeente. Dit geldt als basis voor de keuze tot het komen van parkeernormen. Verder sluit de door het CROW gehanteerde gebiedsindeling voor een deel aan bij aan bij de situatie in de gemeente Maashorst. Voor de normering wordt uitgegaan van de volgende indeling:
De stedelijke zone schil/overloopgebied wordt in de gemeente Maashorst, vanwege de schaalgrootte van het centrum van Uden (en de overige centra), niet gebruikt.
Wanneer over een bebouwde kom wordt gesproken, wordt gerefereerd aan de bebouwde kom volgens de wegenverkeerswet. Voor de duiding van het centrum van Uden wordt verwezen naar Bijlage 10 – Gebiedsindeling. Deze gebiedsindeling is in het verleden ontleend aan het bestemmingsplan Uden Centrum 2013. Deze gebiedsindeling wordt nu ook aangehouden.
De parkeerkencijfers van het CROW geven een bandbreedte aan, minimaal en maximaal per indeling. Als uitgangspunt voor Maashorst wordt, net als bij de parkeernormen van de voormalige gemeenten Landerd en Uden, het gemiddelde van de bandbreedte aangehouden als parkeernorm.
Voor elke functie geldt een eigen set van parkeernormen. Onderscheid wordt gemaakt naar functies die gegroepeerd kunnen worden naar categorieën:
In Bijlage 2 – Parkeernormen zijn per functie de parkeernormen opgenomen. Indien er sprake is van andere functies of onduidelijkheden bij de praktische invulling van deze uitvoeringsregels, wordt de CROW-publicatie 381; ‘Toekomstbestendig parkeren – Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ of diens opvolger, als richtlijn gehanteerd.
4.4. Aandachtspunten bij de parkeernormen
De gehanteerde systematiek van de parkeernormen volgt de functietypering die in de voormalige gemeente Landerd ook gold. Deze is compleet én sluit aan bij de landelijke functietypering van het CROW. De toepassing van deze normen wordt verder uitgelegd in hoofdstuk 5.
Bij het bepalen van de parkeernorm wordt op één decimaal nauwkeurig gerekend waarna de uitkomst wordt afgerond op hele getallen naar boven wordt afgerond.
De parkeernormen zijn inclusief de parkeerruimte voor bezoekers. Deze moet op eigen terrein gerealiseerd te worden.
Voor woningen wordt de verdeling gemaakt tussen goedkoop, midden of duur. Voor de beoordeling van plannen moet bekend zijn (én afgestemd zijn) in welke prijscategorie de woningen te vallen.
Voor het parkeren op eigen terrein bij woningen wordt rekening gehouden met een aantal afmetingen:
Commerciële ruimten in woongebieden
Er worden ook woningen gebouwd met een commerciële ruimte aan huis. Deze ruimte kan gebruikt worden voor verschillende doeleinden zoals zakelijke dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening en aan huis gebonden beroepen, zoals bijvoorbeeld een kapper, een accountant, een schoonheidssalon of een ambachtelijk bedrijf. Een belangrijk kenmerk van deze ruimten is dat ze kleinschalig zijn en dat het moet passen binnen het woonmilieu, afhankelijk van de mogelijkheden die het bestemmingsplan voorschrijft. Wanneer mogelijk dienen ook deze woningen getoetst te worden met de aanwezigheidspercentages om dubbelgebruik optimaal te benutten.
Bij werkfuncties is er vaak onduidelijkheid tot welke functiecategorie de betreffendefunctie hoort. Daarom geldt indicatie het volgende:
In de regel worden aanleunwoningen gebouwd tegen of in de nabijheid van een verzorgingshuis. Deze woningen zijn bedoeld voor ouderen die nog redelijk mobiel zijn en geen grote gezondheidsproblemen hebben. De bewoners profiteren van de diensten van het verzorgingscentrum, terwijl ze toch redelijk zelfstandig kunnen wonen. Dit type woningen komt onder andere onder de volgende benamingen voor: aanleunwoningen, appartementen met zorg binnen handbereik, ouderenwoning, serviceflat, woon-zorgcomplex en zelfstandige seniorenwoning.
De functie zorgwoningen kan breed worden geïnterpreteerd. Daarom geldt voor deze functie het volgende onderscheid:
Bij overlap/dubbelgebruik wordt gerekend met de categorie met de hoogste parkeernorm.
Scholen en kinderdagverblijven
De parkeerbehoefte bij basisscholen en kinderdagverblijven e.d. bestaat naast parkeerplaatsen voor het personeel ook uit parkeerplaatsen voor het halen en brengen van kinderen. Voor personeel is dit een vast getal dat een relatie heeft met de omvang van de school. Voor het halen en brengen komt de parkeerbehoefte tot stand op basis van een berekening. Deze berekening is te zien in Bijlage 4 – Toelichting parkeerbehoefte basisscholen en kinderdagverblijven.
Bij openbare gebouwen, functies die voor gehandicapten toegankelijk zijn en aangepaste woningen moet tenminste 1 gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd te worden. De gehandicapten-parkeerplaatsen dienen zo dicht mogelijk bij de (hoofd)ingang van een gebouw te liggen. De afstand tot de ingang bedraagt maximaal 50 meter. Publieke voorzieningen dienen tenminste 5% van de parkeerplaatsen als gehandicaptenparkeerplaatsen in te richten. De afstand tot de ingang bedraagt hier maximaal 100 meter.
De afmetingen van gehandicaptenparkeerplaatsen zijn beschreven in Bijlage 7 – Maatvoering. Verder wordt verwezen naar de laatste uitgave van de ASVV.
Bij de vormgeving van de parkeeroplossing moet altijd rekening te worden gehouden met de doelgroep die van deze parkeerplaatsen gebruik gaan maken. Hoewel de gemeente Maashorst plannen toetst op voldoende parkeergelegenheid voor auto’s, zijn ook andere elementen van belang die ervoor zorgen dat sprake is van een duurzame parkeeroplossing. Hierbij kan worden gedacht aan:
De trendmatige ontwikkeling van autobezit naar autogebruik en de opkomst van deelauto’s wordt in de gemeente Maashorst op de voet gevolgd. Vanwege het relatief hoge autobezit en autogebruik binnen de gemeente wordt het inzetten van deelauto’s vooralsnog niet als reden gezien om naar beneden af te wijken van de parkeernorm.
5. Toepassing van parkeernormen
Bij nieuwbouw, verbouw of verandering van functie is het een basiseis dat de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein of binnen de grenzen van het plangebied gerealiseerd dienen te worden. De vereiste parkeernorm is de parkeernorm van gemeente Maashorst maal de hoeveelheid van de bijbehorende eenheid.
Het realiseren van minder parkeerplaatsen dan deze norm wordt met het oog op het afwentelen van parkeerproblemen op de openbare weg niet toegestaan. Het realiseren van meer parkeerplaatsen dan de norm kan alleen in overeenstemming met de gemeente.
In onderstaande figuur is het stappenplan weergegeven voor een parkeerbalans, ook te vinden in Bijlage 1 – Stappenplan. Het doel is om stap 4 (vraag) en stap 7a (aanbod) in balans te krijgen.
Figuur 1 Stappenplan om tot het juiste aantal parkeerplaatsen te komen.
In Bijlage 9 – Rekenvoorbeelden staan rekenvoorbeelden die gebruik maken van het stappenplan.
5.1. Stap 1 – Gegevens ontwikkeling
Om tot een juiste parkeereis te komen is het vanaf het begin noodzakelijk om helder te hebben wat de functie(s), programma (oppervlakken en aantallen) en locatie is van de ontwikkeling. Wanneer het gaat over oppervlaktes of aantallen, wordt bedoeld de eenheid waarmee de norm berekend moet te worden. Zonder deze variabelen is het niet mogelijk om de parkeereis vast te stellen en te toetsen of de voorgestelde oplossing voldoet aan de gemeentelijke normen.
5.2. Stap 2 – Berekening van de parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte wordt berekend door de omvang van de functie te vermenigvuldigen met de parkeernorm. Het resultaat van deze berekening wordt naar boven afgerond. Wanneer ook gerekend wordt met aanwezigheidspercentages en salderen, hoeft nog niet afgerond te worden.
Het komt geregeld voor dat een pand meerdere functies herbergt. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is de dominante functie bepalend. Alleen als de functies ongeveer gelijkwaardig zijn en/of zelfstandig bezoekers aantrekken, dan moet de parkeerbehoefte voor alle functies worden berekend.
Voorbeelden gecombineerde functies:
Er wordt een sportschool van 720 m² bvo met daarbinnen een bar van 80 m² bvo gerealiseerd. De bar is ondersteunend aan de functie sportschool. De functie sportschool is het hoofdmotief voor bezoek, de bar trekt zelf geen bezoekers aan. De berekening van de parkeerbehoefte gaat dan over 800 (=720 + 80) m² bvo sportschool;
5.3. Stap 3 – Dubbelgebruik en salderen
Dubbelgebruik (aanwezigheidspercentages)
Als binnen de ontwikkeling verschillende functies worden gerealiseerd, is het mogelijk rekening te houden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen, bijvoorbeeld overdag door werknemers en ’s avonds door bewoners. Voorwaarde is wel dat de voor dubbelgebruik gerekende parkeercapaciteit voor alle gebruikers van het plan toegankelijk is en zo is vormgegeven. Dat betekent dat exclusief voor functies gereserveerde parkeerplaatsen daarvan geen deel uitmaken. Denk hierbij aan een parkeerkelder die alleen toegankelijk is voor bewoners. Om de mogelijkheden voor dubbelgebruik te bepalen, worden aanwezigheidspercentages gebruikt. Deze zijn opgenomen in Bijlage 3 – Aanwezigheidspercentages.
Indien een ontwikkeling plaatsvindt in of op de locatie van een bestaand gebouw, mag onder voorwaarden bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte van de bestaande situatie. Dit betekent dat in het geval van sloop, nieuwbouw, verbouw en/of functiewijziging ook de parkeerbehoefte van de bestaande, te vervallen, functies wordt bepaald. Deze parkeerbehoefte mag vervolgens worden afgetrokken van de parkeerbehoefte van de nieuwbouw. Zodoende dat alleen het verschil aan parkeerplaatsen nog extra benodigd is. Hierbij dienen de aanwezigheidspercentages van de nieuwe functie gerespecteerd te worden. Dit wordt salderen genoemd.
Dit geldt alleen als de bestaande functie aantoonbaar gebruik maakt(e) van parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Op private gronden, en in situaties waarbij de parkeergelegenheid wordt verwijderd, is dit niet van toepassing. Ook als de nieuwe parkeergelegenheid niet meer openbaar toegankelijk wordt is dit niet van toepassing.
De huidige functie of het bestaande gebouw mag niet langer dan vijf jaar leegstaan tijdens het indienen van de aanvraag.
5.4. Vaststellen maatgevende parkeereis
Om de uiteindelijke de maatgevende parkeereis van de ontwikkeling vast te stellen moet de volgende rekensom worden uitgevoerd:
Parkeerbehoefte x aanwezigheidspercentage maatgevende moment – parkeerplaatsen die gesaldeerd mogen worden = maatgevende parkeereis.
5.5. Stap 5 en 6 – Eigen terrein en openbare ruimte
De berekende parkeerbehoefte moet op eigen terrein of binnen de grenzen van het plangebied gerealiseerd worden. Alleen parkeerplaatsen die bereikbaar en bruikbaar zijn, worden als parkeerplaatsen beschouwd. Hierbij wordt de maatvoering zoals opgenomen in de meest recente ASVV aangehouden, deze is gedeeltelijk opgenomen in Bijlage 7 – Maatvoering.
Bij individuele woningen mogen op eigen terrein meer parkeerplaatsen worden aangelegd dan de parkeernorm of parkeerbalans aangeeft. Hieraan worden voorwaarden gesteld met betrekking tot de bereikbaarheid. Deze zijn vastgelegd in de Uitvoeringsregels Uitwegen gemeente Maashorst 2023. Elke parkeerplaats moet in één manoeuvre vrij toegankelijk zijn. Bij twijfel moet dit met behulp van rijcurves inzichtelijk worden gemaakt.
Voor parkeergarages met grotere capaciteit (bijvoorbeeld onder een appartementencomplex) gelden dezelfde rekenregels als die in Bijlage 8 – Rekenfactoren staan vermeld. Bij parkeergarages zonder fysieke scheiding tussen de parkeerplaatsen kunnen de parkeerplaatsen wel volledig meegerekend worden. Zijn de plaatsen wel fysiek van elkaar gescheiden en ontstaan daardoor eigenlijk garageboxen, dan worden deze plaatsen meegerekend voor 0,5 parkeerplaats.
Wanneer het aantal te realiseren parkeerplaatsen op eigen terrein niet toereikend is om de maatgevende parkeereis te realiseren, is er een mogelijkheid om hiervan af te wijken. Daarmee wordt bedoeld: is het mogelijk om het overige deel in de openbare ruimte (of op een andere locatie) te realiseren/gebruiken.
Hiervoor moet worden aangetoond dat er in de openbare ruimte (of op de andere locatie) voldoende plekken beschikbaar zijn om het tekort op te vangen. Dit gebeurt met bijvoorbeeld een parkeerdrukmeting. Dit moet verwerkt worden in een verkeers- en/of parkeerplan of verkeers- en/of parkeereffectenrapportage. De minimale (rand)voorwaarden voor deze parkeerdrukmeting zijn te vinden in Bijlage 5 – Parkeerdruk meten. De verkeerskundige kan daarnaast aanvullend eisen stellen aan de meting. Daarbij moeten de loopafstanden uit Bijlage 6 – Acceptabele loopafstanden worden gehanteerd.
5.6. Stap 7 – Parkeren goed- of afgekeurd
Wanneer alle voorgaande stappen zijn doorlopen kan geconcludeerd worden of vraag en aanbod voor parkeren bij een ontwikkeling wel of niet in balans is. Aan de hand daarvan kan gesleuteld worden zowel de vraagkant als de aanbodkant om de ontwikkeling mogelijk te maken. De stappen dienen dan opnieuw doorlopen te worden om zo weer tot een nieuwe conclusie te komen.
De uitvoeringsregels kennen een algemene strekking. Dit betekent dat de uitvoeringsregels niet in alle gevallen direct toepasbaar zijn omdat in specifieke gevallen maatwerk noodzakelijk kan zijn. In deze gevallen zal naar de geest van de uitvoeringsregels gehandeld worden. De initiatiefnemer dient in die gevallen gefundeerd te onderbouwen dat een goede parkeeroplossing wordt gerealiseerd.
Het college van burgemeester en wethouders kan daarom ontwikkelingen die bijzonder waardevol zijn voor de gemeente Maashorst, die niet passen binnen de parkeernormen en/of maatwerk, besluiten gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In dit artikel is geregeld dat gehandeld wordt volgens een vastgestelde beleidsregel tenzij, wegens bijzondere belangen, de gevolgen van toepassing onevenredig zouden zijn met de door de beleidsregel te dienen doelen. In dat geval is er dus de mogelijkheid om van de beleidsregel af te wijken in bijzondere en onvoorziene omstandigheden die bij het opstellen van het beleid niet konden worden voorzien. Deze hardheidsclausule is van toepassing op de gehele uitvoeringsregels en wordt slechts gebruikt als het voldoen aan de bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Algemene opmerkingen bij de normen:
Bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats)4 |
|||||
Bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief (loods, opslag, transportbedrijf)5 |
|||||
Groothandel specialist (bijvoorbeeld levensmiddelen, kantoorartikelen) |
|||||
Binnenstad of hoofdwinkel(stads)centrum 20.000-30.000 inwoners |
|||||
Binnenstad of hoofdwinkel(stads)centrum 30.000-50.000 inwoners |
|||||
Weekmarkt (bij klein wijk-, buurt- en dorpscentrum)6 |
|||||
Meubelboulevard/woonboulevard7 |
|||||
Tuincentrum8 |
|||||
Groencentrum9 |
Tabel 3 Parkeernormen winkelen en boodschappen.
Bioscoop 10 |
|||||
Filmtheater/filmhuis 11 |
|||||
Theater/schouwburg 12 |
|||||
Musicaltheater 13 |
|||||
Zwembad overdekt 14 |
|||||
Zwemparadijs 15 |
|||||
Sportveld 16 |
|||||
Golfoefencentrum (pitch en putt) 17 |
|||||
Golfbaan (18 holes) 18 |
|||||
Tabel 4 Parkeernormen sport, cultuur en ontspanning.
Camping (kampeerterrein) 19 |
|||||
Tabel 5 Parkeernormen horeca en (verblijfs-)recreatie.
Ziekenhuis20 |
|||||
Tabel 6 Parkeernormen gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen.
Kinderdagverblijf (crèche)21 |
|||||
Bijlage 4 – Toelichting parkeerbehoefte basisscholen en kinderdagverblijven
De parkeerbehoefte bij basisscholen en kinderdagverblijven bestaat naast parkeerplaatsen voor het personeel vooral uit parkeerplaatsen voor het halen en brengen van de kinderen. Voor het personeel is dit een vast getal versus de omvang van de school. Voor het halen en brengen komt de parkeer-behoefte tot stand op basis van een berekening. Deze bestaat uit een aantal onderdelen en luidt:
Totale parkeerbehoefte van een basisschool/ kinderdagverblijf (kdv) =
Voor groep 1-3: <aantal> x <% leerlingen met auto> x <parkeerduur> x <kinderen in auto> =
Voor groep 4-8: <aantal> x <% leerlingen met auto> x <parkeerduur> x <kinderen in auto> =
Voor kdv: <aantal> x <% leerlingen met auto> x <parkeerduur> x <kinderen in auto>=____________+
Dit is het aantal kinderen dat op de locatie kan zijn in groep 1-3, groep 4-8 en het kinderdagverblijf. Soms zijn er meer kinderen in de lagere groepen, soms meer in de hogere. Neem daarom de capaciteit voor de hele school en ken dan 3/8ste toe aan groep 1-3 en 5/8ste aan groep 4-8.
Het percentage leerlingen dat met auto wordt gebracht en gehaald is variabel en onder meer afhankelijk van het type gemeente, de stedelijkheidsgraad van de (directe) omgeving, of de school een streekfunctie heeft en de gemiddelde afstand voor de kinderen naar school. Gebruikelijk zijn voor groepen 1 t/m 3 30 tot 60%, voor groepen 4 t/m 8 is dat gelegen tussen de 5 en 40% en voor kinderdagverblijven tussen de 50 en 80%. Om een norm te stellen is één concreet percentage nodig waarvan, volgens de regeling in dit bestemmingsplan, afgeweken kan worden (en in bijzondere situaties kan de norm verhoogd worden (“nadere eis”). De te hanteren rekenpercentages zijn 45, 25 en 65.
In deze formule is een reductiefactor m.b.t. de parkeerduur ingebouwd. Groepen 1 t/m 3 parkeren gemiddeld 10 minuten in een periode van 20 minuten = 0,5. Groepen 4 t/m 8 gemiddeld 2,5 minuten in een periode van 10 minuten = 0,25. Bij een kinderdagverblijf is dit gemiddeld 15 minuten in de periode van 60 minuten = 0,25.
Daarnaast is een reductiefactor ingebouwd m.b.t. het aantal kinderen in één auto. Voor groepen 1 t/m 3 is dat 0,75. Voor groepen 4 t/m 8 komt deze op 0,85 en voor een kinderdagverblijf 0,75.
Gegeven bovenstaande waarden kan de formule vereenvoudigd worden tot:
Voor groep 1-3: <aantal kinderen> x 0,16875 =
Voor groep 4-8: <aantal kinderen> x 0,053125 =
Voor kdv: <aantal kinderen> x 0,121875=__________+
Als gemeld kunnen er diverse goede redenen zijn om af te wijken van de normen. Denk bijvoorbeeld al aan een gescheiden aanvang- en eindtijd van de groepen.
In deze bijlage staat beschreven hoe de parkeerdruk wordt gemeten. De parkeerdruk is het percentage parkeerplaatsen op de openbare weg waarop een auto staat geparkeerd. Daarbij wordt eerst het gebied bepaald waarin het onderzoek zal plaatsvinden. Vervolgens wordt het aantal legale parkeerplaatsen geteld, waarna op diverse tijdstippen het aantal geparkeerde auto’s wordt geteld.
In Bijlage 6 – Acceptabele loopafstanden staat de acceptabele loopafstand. Binnen die afstand moet een oplossing voor het parkeren gevonden worden. De loopafstand wordt gemeten vanaf de hoofdingang van een complex. Dit gebied wordt op een kaart aangegeven.
Vervolgens wordt van de legale parkeerplaatsen het aantal geparkeerde auto’s geteld. Een legale plek is: een aangeduid parkeervak (uitgezonderd gehandicaptenparkeerplaatsen en gereserveerde plaatsen). Als er geen parkeervakken zijn, wordt de straatlengte in meters gedeeld door zes meter (lengte parkeervak volgens Bijlage 7 – Maatvoering). De straatlengte wordt gemeten tussen kruispunten, onderbrekingen (een plaats in een parkeerstrook voor bijv. een boom, speelplek, afvalcontainer of een uitrit). Ook mag vijf meter vanaf een bocht niet worden geparkeerd. Dit moet worden afgetrokken van de straatlengte. Als de deling leidt tot een getal achter de komma, dan wordt het aantal plaatsen naar beneden afgerond.
Bij deze berekening wordt uitgegaan van de openbare parkeerplaatsen en de auto’s die op deze openbare plaatsen zijn geparkeerd. Dit betekent dat parkeerplaatsen op eigen terrein niet meetellen in deze meting. Het gaat immers om de situatie die mensen tegenkomen als zij in een bepaalde straat willen parkeren. Ook auto’s op gehandicaptenparkeerplaatsen en nadere gereserveerde parkeerplaatsen op de openbare weg tellen niet mee.
De doordeweekse tellingen geven een beeld van de ‘normale parkeerdruk’; de tellingen op koopavond en zaterdagmiddag geven een beeld van de tellingen tijdens de wekelijkse piekdrukte. De tellingen worden uitgevoerd buiten de vakantieperioden.
Parkeerdruk bestaand = (het aantal geparkeerde auto’s huidige situatie)/ (het aantal legale parkeerplaatsen huidige situatie).
Parkeerdruk toekomst = (parkeerbehoefte nieuwe situatie) + (het aantal geparkeerde auto’s huidige situatie)/ (het aantal legale parkeerplaatsen huidige situatie).
De verschillende tijdstippen kunnen een verschillende parkeerdruk opleveren. Immers ’s avonds kunnen de parkeerplaatsen anders gebruikt worden dan overdag. Per tijdstip wordt de bestaande en toekomstige parkeerdruk bepaald.
De hoogste parkeerdruk die wordt gemeten op de aangegeven tijdstippen is maatgevend voor het bepalen of de parkeerdruk boven de 85% uitkomt. Dit betekent dat als op één van de gemeten tijdstippen de parkeerdruk boven de 85% uitkomt, er geen gebruik kan worden gemaakt van de restcapaciteit van de openbare weg.
Bijlage 6 – Acceptabele loopafstanden
In onderstaande tabel zijn de acceptabele loopafstanden van een hoofdfunctie weergegeven. De afstanden komen vanuit het CROW.
Alleen parkeerplaatsen die bereikbaar en bruikbaar zijn, worden als parkeerplaatsen beschouwd. Hierbij wordt de maatvoering zoals opgenomen in de meest recente ASVV aangehouden. Onderstaand zijn de belangrijkste maten weergegeven, voor overige maatvoering wordt verwezen naar de meest recente ASVV.
Parkeervoorzieningen zijn in beginsel opgebouwd uit twee elementen:
In Tabel 9 staat de minimale maatvoering voor personenauto’s op of langs de weg of een parkeerterrein, gebaseerd op het ASVV 2021.
Tabel 9 Minimale maatvoering parkeerplaatsen.
Er wordt geen verschil gemaakt tussen lang parkeren en kort parkeren, omdat parkeerplaatsen vaak gebruikt worden door beide doelgroepen. Uitgangspunt is een ruime maatvoering zodat voldoende parkeercomfort wordt geboden zodat parkeerplaatsen ook daadwerkelijk worden gebruikt. Gehandicaptenparkeerplaatsen dienen zowel bij haaks-, als langsparkeren 3,5 meter breed te zijn of 3,0 meter als er een vrije uitstapstrook naast het parkeervak is.
De breedte van de parkeerweg moet zodanig zijn dat de parkeermanoeuvre in één keer kan worden uitgevoerd. Naarmate de parkeerhoek kleiner is, is minder ruimte nodig. In Tabel 10 staat de minimale breedte van de parkeerweg bij gestoken- en haaksparkeren (bij een parkeervakbreedte van 2,5 meter), gebaseerd op het ASVV 2021.
Tabel 10 Breedte parkeerwegen.
De genoemde breedte van de parkeerweg geldt bij de minimale breedte van een parkeervak van 2,5 meter. Als een parkeervak breder wordt gemaakt, kan de parkeerweg smaller worden.
Het aanwezige parkeeraanbod op eigen terrein (garage, oprit) wordt niet altijd uniform vastgesteld. Soms wordt een garage als een volwaardige of halve parkeerplaats meegeteld bij het opstellen van de parkeerbalans, soms wordt deze helemaal niet meegeteld. De ervaring is dat garages steeds minder benut worden voor het parkeren van de auto. In Tabel 11 zijn de rekenfactoren weergegeven. Deze komen rechtstreeks uit de publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren – Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ van het CROW.
Een particuliere ontwikkelaar wil 15 dure appartementen en een sportschool van 750 m2 bouwen in het centrum van Uden. Om te voldoen aan de parkeervraag realiseert de ontwikkelaar een parkeerterrein op eigen terrein, waar zowel de eigenaren en bezoekers van appartementen als de bezoekers van de sportschool kunnen parkeren. Dit eigen terrein is alleen toegankelijk via een slagboom die werkt met een badge van de sportschool. Die badge hebben de bewoners van de appartementen ook in hun bezit. Ook is er een intercom waarmee bewoners hun bezoekers kunnen toelaten.
Voor de 15 dure appartementen in het centrum van Uden geldt een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per woning, daarmee wordt de parkeerbehoefte van de appartementen -inclusief bezoekers- 24 parkeerplaatsen. Daarvan moeten minimaal 19,5 parkeerplaatsen worden aangelegd voor de bewoners (1,3 x 15 = 19,5 pp) en 4,5 parkeerplaatsen voor het bezoek van de woningen (0,3 x 15 = 4,5 pp). Voor de sportschool moeten minimaal 10,5 parkeerplaatsen worden aangelegd (1,4 x (750/ 100) = 10,5).
In het totale plan moeten minimaal 24 (appartementen) + 10,5 (sportschool) = 34,5 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Omdat we te maken hebben met meerdere functies en daardoor dubbelgebruik toegepast kan worden, wordt later in de berekening pas afgerond.
De parkeerplaats wordt waarschijnlijk ’s avonds gebruikt door bewoners en overdag én ’s avonds door bezoekers en werknemers van de sportschool. Hiervoor moet eerst een maatgevende periode bepaald worden. Dit is in dit geval ‘werkdag avond’, waarbij 90% van de bewoners en 100% van het personeel en bezoek van de sportschool aanwezig zijn. Dit betekent dat er minimaal 33 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd (24 x 0,9) + 10,5 = 32,1 = 33 pp).
Een bestaand kantoor (zonder baliefunctie) binnen de bebouwde kom van Schaijk, met een oppervlakte van 700 m² bvo komt voor 600 m² bvo te vervallen door thuiswerkers. Er kan geen bedrijf worden gevonden die de vervallen 600 m² huurt of koopt. Daarom komt het plan op tafel om de 600 m² die vrijkomt om te bouwen naar 12 appartementen in het midden prijssegment. Het kantoor blijft dus voor 100 m² bvo bestaan. Het kantoor heeft momenteel 8 bestaande parkeerplaatsen op eigen terrein en gebruikt 4 parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
Voor de 12 appartementen in het midden prijssegment in Schaijk geldt een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning, daarmee wordt de parkeerbehoefte van de appartementen -inclusief bezoekers- 21,6 parkeerplaatsen. Daarvan moeten minimaal 18 parkeerplaatsen worden aangelegd voor de bewoners (1,5 x 12 = 18 pp) en 3,6 parkeerplaatsen voor het bezoek van de woningen (0,3 x 12 = 3,6 pp). Voor het blijvende kantoor van 100 m² moeten minimaal 2,1 parkeerplaatsen worden aangelegd (2,1 x (100/ 100) = 2,1).
De parkeerbehoefte van het totale plan is 21,6 (appartementen) + 2,1 (sportschool) = 23,7 parkeerplaatsen. Doordat de bestaande functie gebruikt maakt van openbare parkeerplaatsen, wordt een beroep gedaan op de salderingsmogelijkheid. Daarnaast kan dubbelgebruik toegepast worden. Pas daarna wordt afgerond op hele parkeerplaatsen.
Allereerst wordt dubbelgebruik toegepast. Hieruit blijkt dat de werkdag-nacht het maatgevende moment is. Dan is 100% van de bewoners en 0% van het kantoor aanwezig. Dit betekent dat er 21,6 parkeerplaatsen benodigd zijn op het maatgevende moment.
Daarnaast wordt een beroep gedaan op de salderingsmogelijkheid. Omdat het huidige kantoor overdag 4 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gebruikt, wordt gesteld dat men deze mag salderen. Hierdoor hoeven er minder parkeerplaatsen aangelegd te worden op eigen terrein. Omdat het nieuwe maatgevende moment op de werkdag-nacht is, mag het gebruik van de huidige functie op het nieuwe maatgevende moment gesaldeerd worden. Dit is 4 parkeerplaatsen maal 0% aanwezigheid, is 0 parkeerplaatsen. Er kunnen dus 0 parkeerplaatsen gesaldeerd worden.
Dit betekent dat er in totaal voor de gehele ontwikkeling 21,6 = 22 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden voor beide functies.
De door het CROW gehanteerde gebiedsindeling sluit voor een deel aan bij aan bij de situatie in de gemeente Maashorst. Voor de normering wordt uitgegaan van de volgende indeling:
De stedelijke zone schil/overloopgebied wordt in de gemeente Maashorst, vanwege de schaalgrootte van het centrum van Uden (en de overige centra), niet gebruikt. De schil van het centrum volgt de contouren van bestemmingsplan Uden centrum.
Wanneer over een bebouwde kom wordt gesproken, wordt gerefereerd aan de bebouwde kom volgens de wegenverkeerswet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-510097.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.