Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing gemeente Coevorden 2024

De raad van de gemeente Coevorden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlagenr. 1873;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing gemeente Coevorden 2024.

(Verordening afvalstoffenheffing Coevorden 2024)

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    GFT afval: groente-, fruit- en tuinafval;

  • 3.

    PMD afval: plastic-, metaal- of drankverpakkingen;

  • 4.

    restafval: huishoudelijk afval niet zijnde GFT afval en PMD afval;

  • 5.

    medisch en luierafval: extra huishoudelijk afval dat vanwege een medische indicatie of het hebben van kinderen in de luiers leidt tot een extra aanbod van als restafval aan te merken huishoudelijk afval, te noemen medische container;

  • 6.

    eenpersoonshuishouden: een perceel welke door 1 persoon wordt bewoond;

  • 7.

    meerpersoonshuishouden: een perceel welke door meer dan 1 persoon wordt bewoond;

  • 8.

    recreatiewoning: een perceel waar huishoudelijke afvalstoffen vrijkomen en welke niet permanent mag worden bewoond en wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 en 1.2 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel feitelijk in gebruik neemt en het belastingbedrag bepaald op grond van hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel op jaarbasis geen wijziging ondergaat.

  • 5.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 6.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De belasting moet worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 7, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen één maand na dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Vermindering extra container voor medisch afval

  • 1.

    De heffingsambtenaar kan op aanvraag aan de belastingplichtige voor hem of personen die behoren tot zijn huishouden, vermindering verlenen van het tarief voor één extra restafvalcontainer voor het aanbieden van extra afvalstoffen als gevolg van medische omstandigheden (incontinentie-, thuisdialyse- en stomamateriaal) en meerdere kinderen in luiers. Een aanvraag om vermindering dient schriftelijk ingediend te worden bij de gemeente Coevorden via info@coevorden.nl

  • 2.

    Indien belastingplichtige de wegens medische omstandigheden verstrekte extra restafval container gebruikt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de afvalstoffenverordening, bedraagt het tarief zoals vermeld onder 1.2.3.1 van de tarieventabel.

  • 3.

    De belastingplichtige meldt gewijzigde omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de vermindering schriftelijk binnen vier weken na het ontstaan daarvan aan de heffingsambtenaar.

  • 4.

    De vermindering wordt voor slechts één extra container voor restafval per belastingplichtige verleend, tenzij aangetoond kan worden dat meer capaciteit noodzakelijk is.

Artikel 11 Kwijtschelding

Voor de in de tarieventabel in hoofdstuk 1.2 en hoofdstuk 1.3 genoemde feiten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening afvalstoffenheffing Coevorden 2023 ’ vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    Besluiten van het college tot het vaststellen van nadere regels en beleidsregels, die genomen zijn ter uitvoering van bepalingen van de ingetrokken verordening, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing Coevorden 2024’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 november 2023.

De raad voornoemd,

Voorzitter,

R. Bergsma.

Griffier,

M. Lucassen.

Tarieventabel 2024  

behorende bij de ‘Verordening afvalstoffenheffing Coevorden 2024’.

 

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

 

Hoofdstuk 1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

 

Hoofdstuk 1.1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

1.1.1

Indien het perceel wordt gebruikt door één persoon

269,22;

1.1.2

Indien het perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon

324,29;

1.1.3

Indien het perceel een recreatiewoning betreft

324,29;

 

Hoofdstuk 1.2 Maatstaven en jaarlijkse tarieven extra container

1.2

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt het tarief voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht in bruikleen hebben van één extra container (= boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt) en bestemd voor:

1.2.1

GFT-afval

77,51;

1.2.2

PMD-afval

77,51;

1.2.3

Restafval

155,01;

1.2.3.1

Als belastingplichtige de wegens medische omstandigheden verstrekte extra restafval container gebruikt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de afvalstoffenverordening, bedraagt het tarief

254,80;

 

Hoofdstuk 1.3 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

1.3

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor:

1.3.1

het op verzoek (eerste woensdag van de maand) ophalen van huishoudelijk afval en grof huishoudelijk afval tot 1 m3

36,80;

1.3.2

het in 1.3.1 genoemde bedrag per m3 daarboven of gedeelte daarvan

38,15;

1.3.3

het achterlaten van afvalstoffen, door burgers woonachtig in de gemeente Coevorden, op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats tot 1 m3 of gedeelte daarvan

6,35;

1.3.4

het in 1.3.3 genoemde bedrag per m3 daarboven of gedeelte daarvan

8,85.

 

Behoort bij raadsbesluit van 7 november 2023,

 

M. Lucassen,

 

Griffier.

Naar boven