Gemeenteblad van Den Helder
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Den Helder | Gemeenteblad 2023, 507248 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Den Helder | Gemeenteblad 2023, 507248 | beleidsregel |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, houdende een leidraad inrichting openbare ruimte (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR) 2023-2024)
Gemeente Den Helder is eindverantwoordelijke voor de inrichting en het beheer van de openbare buitenruimte in de gemeente. Het ontwerpen, realiseren en beheren van de openbare ruimte vraagt om de inbreng van kennis van veel partijen. Een ‘leidraad inrichting openbare ruimte’ (hierna LIOR) vindt zijn oorsprong in het beter willen afstemmen en communiceren over de te maken keuzes bij de ontwikkelingen in de openbare ruimte, waarbij deze duurzaam en doelmatig te beheren is.
De volgende speerpunten zijn van belang voor de toekomstige ontwikkelingen van de openbare ruimte. Deze speerpunten dienen dan ook de basis te vormen bij alle ontwikkelingen die plaats vinden in de openbare ruimte van de gemeente Den Helder.
De LIOR is bestemd voor iedereen die betrokken zijn bij het ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte. Dit zijn onder andere stedenbouwers, landschapsontwerpers, architecten, projectleiders, projectvoorbereiders, beheerders, ingenieursbureaus en ontwikkelaars, zowel intern als extern. De LIOR is dan ook leidend voor partijen die zich bezig houden met (voorgenomen) ontwikkelingen binnen de gemeente Den Helder. De LIOR moet daarom toegankelijk zijn voor al deze partijen.
De LIOR bakent de speelruimte af voor de invulling van deze ambities en houdt bovendien rekening met praktische zaken als toekomstig beheer en onderhoud.
De LIOR is een leidraad die integraal is samengesteld waarbij de raakvlakken tussen de verschillende objecten op elkaar zijn afgestemd. Hiervan kan niet vrijblijvend worden afgeweken omdat dit gevolgen kan hebben voor de verschillende objecten die het uiteindelijke beheer kunnen beïnvloeden. Grotere projectgewijze afwijkingen ten opzichte van de LIOR die van invloed zijn op aanleg(kosten) en beheer(kosten) moeten voldoen aan de onderstaande voorwaarden:
De LIOR wordt 1x per 2 jaar geactualiseerd. De wijzigingen dienen verwerkt te worden in het wijzigingendocument. De werkgroep LIOR geeft 3 maanden van te voren aan wanneer de wijzigingen verwerkt moeten zijn en welk document hiervoor beschikbaar is.
Inwerkingtreding en overgangsrecht
De Leidraad Inrichting Openbare Ruimte 2021-2022, versie 1.0, van 21 september 2021 wordt met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze Leidraad ingetrokken en blijft van toepassing op de afhandeling van werken die op grond van de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte 2021-2022, versie 1.0, tot stand zijn gekomen dan wel in uitvoering zijn.
In hoofdstuk 2 staan de algemene voorwaarden omschreven, dit zijn onder andere de voorwaarden met betrekking tot het ontwerp en oplevering. Hoofdstuk 3 biedt een omschrijving van de gebiedsindeling zoals deze voor de LIOR is opgesteld.
De technische voorwaarden worden omschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 4 is top-down opgesteld. Dit houdt in dat de gegevens die omschreven staan in bovenliggende hoofdstukken gelden voor alle onderliggende hoofdstukken en paragraven. Binnen de voorwaarden en eisen van de objecten (groenvoorzieningen, wegen en verhardingen, technische installaties etc.) is dit ook het geval.
Binnen de objecten worden eerst de algemene eisen omschreven die gelden voor het hele object. Dit is gespecificeerd tot het gewenste detailniveau. Bij een aantal hoofdstukken zijn de eisen onderverdeeld in stedenbouwkundige uitgangspunten, uitgangspunten met betrekking op ontwerp en inrichting en uitgangspunten voor uitvoering en onderhoud.
Tekeningen die worden opgesteld dienen te worden aangeleverd in pdf- en dwg-formaat.
Tekeningen dienen te worden opgesteld conform de NLCS (Nederlandse Cad Standaard)
Tekeningen dienen duidelijk leesbaar te zijn en dienen te zijn voorzien van alle benodigde informatie om zonder toelichting te kunnen worden beoordeeld. Het is aan de ontwerper om de juiste keuze te maken voor de schaal en het papierformaat. Gangbare papierformaten zijn van A4 tot en met maximaal A0+.
Standaard worden bovenaanzichten getekend in 1:200 en 1:500. Groter dan 1:500 alleen toepassen in geval overzichten zonder detailinformatie.
Details en doorsnedes maximaal 1:100. Bij voorkeur 1:10, 1:20 of 1:50.
Oplevering van het werk dient in overleg te gaan met de directievoerende partij en Team Openbare Ruimte van de gemeente Den Helder. Na oplevering dienen binnen twee weken revisiegegevens ingediend te worden.
Alle relevantie informatie (productspecificaties, garanties, etc.) ten aanzien van het werk dienen te worden overgedragen aan Team Openbare Ruimte.
Mutaties van wijzigingen in de openbare ruimte dienen te worden aangeleverd conform BGT-richtlijnen en dienen te worden verwerkt in de landelijke database.
Revisie en as-built gegevens dienen te worden aangeleverd conform het BGT met nauwkeurigheidseis conform DWT. Tevens aanleveren in .dwg (Imgeo of NLCS format)
De gemeente Den Helder streeft naar een duurzaam ontwikkelde inrichting van de openbare ruimte waarbij bij het ontwikkelen en onderhouden duidelijke afwegingen worden gemaakt ten aanzien van duurzaamheid, klimaat en kwaliteit. Deze afwegingen moeten aansluiten bij de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Den Helder.
Voor de LIOR is een gebiedsindeling opgesteld (zie 1 – Gebiedsindeling LIOR). Deze gebiedsindeling dient ter ondersteuning van de verwijzingen in de technische voorwaarden in hoofdstuk 4.
Op stedenbouwkundig niveau behoren de onderstaande beschrijvingen bij de gebieden.
Het Stadshart wordt begrensd door de Polderweg, de Gravenstraat (inclusief Stationsgebied), de Weststraat en het Marsdiep. De openbare ruimte is in eigendom en beheer van de gemeente Den Helder. Het Stadshart is al vele jaren in ontwikkeling en vormt het visitekaartje van de stad. In het Stadshart wordt gewoond, gewinkeld, gewerkt en gerecreëerd en zijn er mogelijkheden om elkaar te ontmoeten. Inrichting volgens elementenboek Stadshart en de verdere ontwikkeling daarvan.
Binnen de woongebieden bevinden zich meerdere winkel- en centrumgebieden die voorzieningen aanbieden. Dit betreft dus locaties waar mensen naar toe komen en enige tijd verblijven. Het zijn de gebieden met belangrijke publieke plekken zoals pleinen, zorgcentrum en de locatie waar een buurt supermarkt gevestigd is.
De Historische centrumbuurten bestaan uit Stadshart Wonen (binnenstad), de Van Galenbuurt en de Visbuurt. Deze eerste uitbreidingen in Den Helder zijn in verschillende tijdsperioden (19de en 20ste eeuw) aangelegd. De buurten hebben een fijnmazig patroon aan straatjes en paden. In het straatprofiel ontbreken vaak de voortuinen, waardoor de woonbuurten een stenig karakter hebben. De inrichting dient hierbij aan te sluiten. Dat wordt vertaald in gebakken materialen. Waar mogelijk aandacht voor vergroening.
De dorpskernen Huisduinen en Julianadorp kenmerken zich door de kleinschalige dorpse structuur. Beiden verschillen vooral vanwege de eigen identiteit ingegeven door de ligging (duinlandschap en agrarisch landschap) en de daardoor gegroeide kenmerkende structuur. Het voormalig vissersdorpje Huisduinen vormt een cultuurhistorisch waardevolle dorpskern. De kern is uitgegroeid tot een recreatief duindorp met voornamelijk woningen, horeca- en recreatievoorzieningen. De verharding bestaat in beginsel uit gebakken materiaal.
Julianadorp is een relatief jong dorp ontstaan uit een nederzetting in het begin van de 20ste eeuw. Julianadorp groeide langs de kruising van de Langevliet en Schoolweg uit tot een dorp met vooral een functioneel agrarisch karakter. De inrichting van de openbare ruimte sluit aan bij de historische structuur en de identiteit van het dorp. Dat wordt vertaald in gebakken materialen op en rond het Loopuytpark.
Begin 20ste eeuw ontstonden de eerste ontworpen woonbuurten in Den Helder. Eerst enkele complexen met sociale woningbouw zoals Balistraat en later meer grotere woonbuurten met een duidelijke ontworpen stedenbouwkundige structuur en architectonische samenhang zoals de Indische buurt, Geleerdenbuurt, Tuindorp Vogelbuurt en Oud Den Helder. Oud Den Helder was oorspronkelijk het oude centrum van Den Helder. Door de Wederopbouw is na 1945 een nieuwe stadswijk ontstaan.
De woongebieden worden gekenmerkt door rijwoningen in gesloten en halfopen woonblokken, twee-onder-één kap-woningen en op enkele plekken portiekflats van drie of vier lagen. De inrichting is eenvoudig met aandacht voor de groene structuren.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog zijn projectmatig grootschalige woonwijken gerealiseerd. Het bebouwingsbeeld is divers en eenvoudig, maar per wijk, buurt of cluster is er architectonische samenhang.
De grootste planmatige woonwijken in Den Helder dateren uit 1960 tot 1980, zoals Nieuw-Den Helder en De Schooten. In de opbouw van deze wijken is sprake van een duidelijke open orthogonale verkaveling structuur met centrale wijkvoorzieningen, ruime straten en groenvoorzieningen. Er is een duidelijke functiescheiding aangebracht tussen wonen, werken, winkelen, groen en verkeer. Ook voor de buurten van Julianadorp, Vogelzand, Middelzand en later Wierbalg, Kruiszwin, Doorzwin, Zwanenbalg, Boterzwin en Malzwin, is dit het geval.
De inrichting is eenvoudig. Voor het vele groen dient kritisch te worden gekeken naar de gebruikswaarde. Waar die minder aanwezig is wordt gekozen voor een meer natuurlijke, onderhoudsarme inrichting. Voor het beeld is belangrijk dat achter- en zijkantsituaties door groen worden gecamoufleerd.
De bedrijven- en industrieterreinen hebben vooral een grootschalige inrichting en een gedifferentieerd functiepatroon. Het gaat hier om terreinen primair bestemd voor bedrijvigheid (industrie, kantoren en woonboulevards). De uitstraling wordt verkregen door de omvang van het gebied en de grootschalige bebouwing.
Een bedrijventerrein heeft vaak een eigen (functionele) identiteit en/of samenhang met veelal een pluriform karakter en inrichting.
Groene structuren zijn beperkt aanwezig. Waar zij de kwaliteit van het gebied bepalen worden ze robuust vormgegeven en gerespecteerd.
De sport- en recreatieterreinen liggen verspreid door Den Helder. Hiertoe behoren de sportterreinen, de openbare recreatie- en bungalowparken en recreatieve groenstroken. Op de meeste sportterreinen is bebouwing aanwezig in de vorm van clubgebouwen, kantines, kleedlokalen, sporthallen, zwembaden en tribunes. Voor bijna alle sportterreinen geldt dat zij een groen karakter hebben door sportvelden, groenvoorzieningen en buffergroen dat is gebruikt om de complexen in te bedden. Op een openbaar recreatieterrein langs de duinrand in Julianadorp bestaat de bebouwing bestaat voornamelijk uit een grote variatie aan recreatiewoningen en de bijbehorende voorzieningen. De voorzieningen zijn vaak geclusterd op het terrein. Elk park heeft zijn eigen duidelijk afgebakende opbouw en vormgeving. De inrichting is eenvoudig en functioneel.
De stelling maakt onderdeel uit van het Beschermd Stadsgezicht. Dit is een aaneengesloten structuur, die bestaat uit drie forten onderling verbonden door de liniedijk en grachten, evenals de schootsvelden en de forten Kijkduin en Op de Harssens behoren bij het Beschermd Stadsgezicht. De Stelling, voor zover het de forten en de wallen betreft bezit nog in grote mate dezelfde structuur als uit de eerste bouwperiode. Het cultuurhistorische karakter van de stelling wordt bepaald door de bebouwing, waterstructuren, grondlichamen en schootsvelden die vanuit de forten nog gedeeltelijk aanwezig zijn.
De inrichting van de openbare ruimte is passend bij de cultuurhistorische betekenis en bij het recreatief gebruik. Behalve de forten en de linie zijn ook de grachtengordel en de Rijkswerf onderdeel van het Beschermd Stadsgezicht. Voor de grachtengordel wordt zoveel mogelijk aangesloten bij hetgeen hierover in het elementenboek stadshart wordt beschreven. De Rijkswerf staat bij Historische ontwikkellocatie.
De gemeente heeft het gebied in eigendom maar vanuit de geschiedenis zijn sommige graven gekocht door (of voor langere tijd verhuurd aan) een familie. De gemeente heeft het beheer van het gebied, hieronder vallen oevers/ water, openbare verlichting, groen, wegen, riolering, straatmeubilair en civiele kunstwerken. Inrichting en onderhoud doen recht aan de gewenste intimiteit van de plek en aan de cultuurhistorische waarde.
De Dogger is onderdeel van het gebied Dirksz Admiraal, centraal gelegen ten zuiden van de Stelling Den Helder en tussen de woonwijken Nieuw-Den Helder en De Schooten. De ruimtelijke samenhang van het plangebied wordt in dit gebied gevormd door de openbare ruimte en de specifieke deelgebieden als sportterrein, de bedrijven en de centrale voorzieningen. Aanvankelijk verschenen hier scholen, verpleeginrichtingen en seniorenwoningen, in de jaren daarna zijn er behalve verenigingen via vrijstellingen ook allerlei bedrijven bijgekomen.
De inrichting is eenvoudig met aandacht voor groene structuren die in een campusachtige sfeer goed aansluiten op het naburige nollengebied.
Willemsoord, het voormalig scheeps- en onderhoudswerf van de Koninklijke Marine maakt onderdeel uit van het cultureel erfgoed en Beschermd Stadsgezicht van Den Helder. Het onderscheidt zich door zijn karakteristieke herkomstwaarde, functionaliteit en inrichtingsgeschiedenis wezenlijk van andere stadsdelen zoals de stadskern, het stationsgebied, de staduitleg en de havens. Willemsoord huisvest een diversiteit aan ondernemers, nautische en culturele instellingen.
De inrichting en het onderhoud doen recht aan de cultuurhistorische en maritieme waarde, Belangrijk uitgangspunt is de Cultuurhistorische Waardestelling Rijkswerf Willemsoord door Fons Asselbergs.
Het landelijk gebied van Den Helder bestaat voor het grootste deel uit de polder Koegras. Door de verkavelde polder lopen enkele belangrijke (landschappelijke) structuren in de vorm van vaarten en wegen. Langs deze routes zijn soms bebouwingslinten ontstaan. De polder heeft een duidelijke gridstructuur met een open agrarisch karakter met veel bollenteelt. Binnen het landbouwgebied wordt alleen openbare ruimte die in beheer is van de gemeente Den Helder opgenomen in de LIOR. Hierdoor behoren grote delen van het deelgebied (de open kamers van het landbouwgebied) niet tot de LIOR, maar zijn de objecten gerelateerd aan wegen (oevers/ water, openbare verlichting, groen, wegen, riolering, straatmeubilair, civiele kunstwerken) wel opgenomen.
De inrichting van de openbare ruimte is eenvoudig en robuust en sluit aan op de structuur van het polderlandschap.
Het natuurgebied bestaat uit de zandduinen langs de Noordzee en de Donkere Duinen die tegen Nieuw Den Helder liggen, Balgzand en Nollen. Tussen Callantsoogervaart tot de Donkere Duinen (Noordduinen) is er sprake van een relatief jong duingebied, het duingebied tussen de Donkere Duinen en Huisduinen is ouder. Het duingebied loopt aan de noordzijde over in de Helderse Zeewering. De Nollen ligt ingeklemd tussen de woonwijken De Schooten en Nieuw-Den Helder en wordt door de Doggersvaart gescheiden van het landbouwgebied van de Koegraspolder. Het duingebied en de stranden hebben naast een natuurfunctie vooral ook een recreatief gebruik. Het deelgebied Natuurgebied is een voorbeeld van gedeeld beheer en gedeelde ontwikkelbelangen. Hierbij ligt het eigendom bij Staatsbosbeheer, het beheer bij LNH en de objecten wegen en openbare verlichting bij de gemeente Den Helder.
De inrichting en het onderhoud sluiten aan op de natuurwaarden, de cultuurhistorische waarden (bijvoorbeeld resten van de Atlantikwall en kunst in de Nollen) en het recreatief gebruik. Verharding is beperkt en is er vooral ten behoeve van langzaam verkeer en heeft zoveel mogelijk een natuurlijke verschijningsvorm.
Niet openbaar gebied binnen gemeentegrens
Binnen de gemeentegrenzen is er ook een aantal plekken die niet openbaar toegankelijk zijn. Hier heeft de gemeente dan ook geen bevoegdheden. Wel wordt er met de partijen afgestemd en meegedacht wat betreft inrichting. Het gaat hier om het havengebied van de marine, de volkstuincomplexen en een deel van de vakantieparken. Deze locaties zijn wel opgenomen in de gebiedsindelingkaart omdat ze wel binnen de gemeentegrenzen vallen. Doel is om een passende en robuuste inrichting na te streven.
Met deze assen worden de verbindingsroutes in de stad, de dorpen en het buitengebied aangeduid of zijn hoofdroutes in de richting van het strand. Deze routes zijn de belangrijkste structuurdragers van Den Helder. Daarom is de openbare- en representatieve waarde ook hoger. De wegen verschillen onderling erg van karakter en profiel. De verbindingsassen bestaan uit; de provinciale weg N250 en (deels) N9/N99, Beatrixstraat – Parallelweg – Kievitsstraat – Schootenweg, Middenweg – Jan Verfailleweg – Zanddijk, Javastraat – Huisduinerweg – Badhuisstraat, Brakkeveldweg – Nieuweweg – Langevliet en Ravelijnweg – Waddenzeestraat.
Inrichting en onderhoud geven rekenschap van de belangrijke rol voor het beeld van de stad. Naast verkeerskundige aspecten is een aansprekende en groene inrichting van belang. Waar de hoofdroute door stedelijk gebied gaat zijn de aansluitingen fijnmazig en gebruiksvriendelijk voor langzaam verkeer.
In dit hoofdstuk worden de technische voorwaarden beschreven. Hieronder volgt een korte omschrijving van de objecten zoals deze zijn onderverdeeld en daaronder in de deelhoofdstukken volgen de eisen.
4.1 Groenvoorzieningen hebben een grote invloed op de leefomgeving in Den Helder. De gemeente streeft dan ook naar een kwalitatief goede groenstructuur waarin bij het ontwerp, de aanleg, beheer en onderhoud een belangrijke rol in spelen.
4.2 Wegen en verhardingen hebben een grote invloed op de leefomgeving, mobiliteit, bereikbaarheid en uitstraling in Den Helder. De gemeente streeft dan ook naar een kwalitatief goede infrastructuur waarin het ontwerp, de aanleg, het beheer en het onderhoud een belangrijke rol in spelen.
4.3 Technische installaties hebben een belangrijke rol als het gaat om verlichting en voorzieningen in de openbare ruimte. De gemeente heeft een hoogwaardige betrokkenheid en eisenpakket voor dit onderdeel waaraan getoetst wordt tijdens de ontwikkeling van deze onderdelen.
4.4 Riolering speelt een belangrijke rol in de inrichting van de openbare ruimte. Zowel bovengronds als ondergronds wordt gestreefd naar een hoogwaardige kwaliteit. Het onderhoud, verbeteren en ontwikkelen van de riolering is dagelijks aan de orde en vormt ten aanzien van klimaat en duurzaamheid een grote uitdaging.
4.5 Straatmeubilair heeft een grote invloed op het gebruik in de openbare ruimte. Uniforme uitstraling en beheer zijn hier in een belangrijke factor.
4.6 Kabels en leidingen dienen nauw afgestemd te zijn in de openbare ruimte. De gemeente heeft een handboek ontwikkeld waarin duidelijk richtlijnen zijn omschreven.
4.7 Sport en spelen dient een belangrijke rol in de inrichting van de openbare ruimte. Het maakt de openbare ruimte uitdagend en dient voor alle doelgroepen. Er wordt gestreefd naar een hoogwaardige kwaliteit.
4.8 Civiele kunstwerken vormen een essentiële schakel in de openbare ruimte en hebben vaak een verbindende functie.
4.9 Water en oevers zijn en belangrijke schakel tussen de openbare ruimte en biodiversiteit van de flora en fauna.
De LIOR is top-down samengesteld. Dit houdt in dat op hoofdstukniveau eisen en randvoorwaarden worden omgeschreven die gelden voor de onderliggende deelhoofdstukken.
De volgende bronnen, richtlijnen en wet- en regelgeving zijn van toepassing.
Handboek bomen 2022, Norminstituut bomen (zie Bijlage 2 – Handboek bomen 2022), of de nieuwste versie van het Handboek bomen. Externe link: https://www.norminstituutbomen.nl/instrumenten/handboek-bomen/
Bij het gebruik van de RAW-systematiek voor het opstellen van bestekken is het Handboek bomen ook van toepassing omdat deze meer onderwerpen bevat en meer gedetailleerde informatie over bomen. Hier dienen de ontwerpende en inschrijvende partijen dan ook rekening mee te houden.
Algemene eisen en randvoorwaarden groenvoorzieningen
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Groen dient aan te sluiten op bestaande ruimtelijke structuren en groenstructuren in de omgeving. |
Daar waar achterkanten en zijkanten grenzen aan openbaar groen dient de beplanting te zorgen voor een groen beeld door beplanting die de erfscheiding camoufleert. |
||
Toepassing van materialen dient afgestemd te worden op het kwaliteitsniveau van het gebied. |
Stadshart en centrum op een A niveau, beeldkwaliteit. In gebieden met B beeldkwaliteit aandacht besteden bij de keuze van het materiaal waarbij het beste beeld wordt behaald met daarbij behorende onderhoudskosten. |
||
De toepassing van groenvoorzieningen dient naast de reguliere functies een positieve bijdrage te leveren aan de biodiversiteit, waterberging, luchtkwaliteit, klimaatbestendigheid en ter voorkoming van hittestress. |
|||
Sortimentskeuze dient geschikt te zijn voor lokale bodem, grondwaterstand en zeeklimaat. |
|||
Denk aan de Japanse duizendknoop en reuze berenklauw. Controleer actuele informatie op Externe link: https://www.invasieve-exoten.info/ |
|||
Geen openbaar groen direct aan particulier terrein ontwerpen. (tenzij er schuttingen worden toegepast) |
I.v.m. ongewenste ingebruikname van de openbare ruimte. Zorg voor een duidelijke erfgrens, bijvoorbeeld door een schutting. |
||
Vermijd een al te eenzijdige beplanting. Zorg voor variatie in sortiment, leeftijdsopbouw, structuur. |
Dit om te voorkomen in geval van kaalslag bij ziekten en plagen. Risicospreiding, identiteit en ecologie. |
||
Naast een definitieve ontwerptekening/revisietekening dient er een omschrijving en eindbeeld te worden aangeleverd van de eindsituatie. |
|||
Er dient ruimtelijk rekening gehouden te worden bij nieuwe ontwikkelingen voor bomen en groen. Ook rekening houden met inpassing in bestaande situaties. |
|||
Zoutschade door afstromend water van de rijwegen naar groenvakken dient voorkomen te worden. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Uitgangspunten uitvoering en onderhoud
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.1 zijn ook van toepassing.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Uitgangspunten uitvoering en onderhoud
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.1 zijn ook van toepassing.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Bomen in verharding alleen toepassen als er voldoende ruimte is voor een volwaardige groeiplaatsinrichting onder- en bovengronds. |
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.1 zijn ook van toepassing.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.1 zijn ook van toepassing.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.2 zijn ook van toepassing.
Onder een haag wordt verstaan een geschoren haag.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.2 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.1 zijn ook van toepassing.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
De samenstelling van gras –en bermmengsels dient afgestemd te worden op de lokale groeiomstandigheden, functie en gebruik. |
Afhankelijk van grondwaterstand en grondsamenstelling (zand/klei). |
|
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.3 zijn ook van toepassing.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Gazon heeft de functies spelen, sport en recreatie, honden uitlaten, ruimtelijke functie en bereikbaarheid. |
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.3 zijn ook van toepassing.
Onder ruw gras wordt gras verstaan dat 6-7x/jaar gemaaid wordt en waarvan het maaisel blijft liggen. Hierdoor ontstaat een minder soortenrijke vegetatie dan bij hooibermen, maar een soortenrijkere vegetatie dan bij siergazon.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Ruw gras is een mengsel van grasachtigen met verschillende soorten kruiden. |
Onder ruw gras wordt dus niet verstaan productiegraslanden en gazons. |
4.1.3.3 Bloemenweides/hooibermen
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.3 zijn ook van toepassing.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Uitgangspunten uitvoering en onderhoud
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.4 zijn ook van toepassing.
Vaste beplanting betreft beplanting die volgens een concept wordt toegepast.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Het kleurgebruik dient afgestemd te zijn op de locatie en dient vooraf afgestemd te zijn met Team Openbare Ruimte. |
Bij oorlogsmonumenten geen hoofdkleuren rood en wit samen toepassen. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
4.1.4.3 Natuurlijke vegetaties
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.4 zijn ook van toepassing.
Onder natuurlijke vegetaties vallen ruige kruidachtige zoomen, bos- en struweelranden.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Toepassen van overgang nat naar droog en van hoog naar laag. |
||
Overgang van grasachtige, kruidachtige vegetaties naar houtachtige vegetaties. |
||
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.4 zijn ook van toepassing.
Onder bloembollen vallen bollen die langer dan een jaar meegaan en permanent in de grond aanwezig zijn.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Geen kleine oppervlaktes her en der aanbrengen. Wel mogelijk bij bewonersinitiatief en/of –participatie. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Bij toepassing in vaste planten laatbloeiende soorten gebruiken |
||
Er dienen soorten te worden gebruikt die voor insecten goed zijn. |
4.1.5 Water- en oeverbeplanting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.1 zijn ook van toepassing.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.5 zijn ook van toepassing.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Natuurlijke ontwikkeling heeft de voorkeur boven aanplanten. |
||
Riet alleen planten als het nodig is voor de oeverbescherming. |
Locaties met steile oevers en hoeken om erosie tegen te gaan. |
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.1 en 4.1.5 zijn ook van toepassing.
Oevervegetatie betreft de vegetatie vanaf de waterlijn tot aan de bovenkant van het talud.
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
De LIOR is top-down samengesteld. Dit houdt in dat op hoofdstukniveau eisen en randvoorwaarden worden omgeschreven die gelden voor de onderliggende deelhoofdstukken (zie ook Bijlage 4 Elementenboek Openbare Ruimte Stadshart 2010).
De volgende bronnen, richtlijnen en wet- en regelgeving zijn van toepassing.
Algemene eisen en randvoorwaarden wegen en verhardingen
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Uitgangspunten uitvoering en onderhoud
4.2.1 Wegmarkering en bebording
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.2 zijn ook van toepassing. Naast wegen en verhardingen zijn wegmarkeringen en bebording ook van groot belang voor het verkeerskundige ontwerp van alle onderdelen.
Buiten de in hoofdstuk 4.2 genoemde bronnen, richtlijnen en wet- en regelgeving is van toepassing:
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Verkeerskundige maatregelen dienen te zijn beoordeeld en goedgekeurd door verkeersdeskundigen van de gemeente. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2 en 4.2.1 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Bij het vervangen van verhardingen dienen de nieuwe materialen te zijn afgestemd op de aansluitende dan wel toekomstig wenselijke situatie. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Uitgangspunten uitvoering en onderhoud
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2 en 4.2.1 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.4 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
4.2.4.2 Erftoegangsweg 30 km/uur
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.4 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Bij busroutes rekening houden met extra belasting op de weg/fundering. |
||
Uitvoering conform de voorkeursbreedte in de vigerende ASVV. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
4.2.4.3 Erftoegangsweg 50 km/uur
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.4 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
4.2.4.4 Erftoegangsweg 60 km/uur
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.4 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Erftoegangswegen hebben een verbindende en ontsluitende functie in het buitengebied. |
Betreft onder andere Zanddijk, Rijksweg (parallelweg N250), Korte- en Middenvliet. |
|
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
4.2.4.5 Gebiedsontsluitingsweg 50 km/uur
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.4 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Oversteekplaatsen voetgangers/fietsers alleen toepassen daar waar het noodzakelijk is. |
||
Kruising tussen gelijkwaardige wegen met rotondes is aanbevolen. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
4.2.4.6 Gebiedsontsluitingsweg 70 km/uur
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.4 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Gebiedsontsluitingswegen 70 km/uur komen alleen buiten bebouwd gebied voor en hebben een verbindende functie. |
||
Fiets –en bromfietsverkeer hebben hun eigen voorzieningen d.m.v. vrij liggend fietspad. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2 en 4.2.1 zijn ook van toepassing.
Bij de keuze voor een kruisingsvorm dienen de volgende zaken afgewogen te worden:
Binnen de Linie, beschermd stadsgezicht en de Stelling Den Helder duidelijk afwegen of het type kruising past in deze omgeving. Met name als het gaat in het toepassen van een rotonde.
Bij wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur en hoger dient de voorrang altijd geregeld te zijn.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.5 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.5 zijn ook van toepassing.
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2 en 4.2.1 zijn ook van toepassing.
Voor bushaltes gelden de volgende richtlijnen:
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2 en 4.2.1 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.8 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.8 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
|
||
Alle inritten naar particuliere erven zijn vergunning plichtig. |
||
Bij (langs)parkeervakken toegang tot de inrit langs de verharding van de rijbaan aanbrengen. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.8 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Voorzieningen die een verband hebben met elkaar hebben dienen te zijn vormgeving met eenduidige materialisatie. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.8 zijn ook van toepassing.
Verkeers- en stedenbouwkundige uitgangspunten
Drempels en plateaus aanbrengen om de snelheid van met name gemotoriseerd verkeer te verlagen en dient een verkeersveiligheid doelstelling. |
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
4.2.8.5 Mindervaliden voorzieningen
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.2, 4.2.1 en 4.2.8 zijn ook van toepassing.
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Vragen omtrent bovenstaande onderdelen kunnen worden gesteld aan de vakgroep technische installaties. Uitvoerende partijen kunnen minimaal 3 weken voor start werkzaamheden contact opnemen met de gemeente via onderstaand adres.
De LIOR is top-down samengesteld. Dit houdt in dat op hoofdstukniveau eisen en randvoorwaarden worden omgeschreven die gelden voor de onderliggende deelhoofdstukken.
4.3.1 Openbare verlichting (OV)
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.3 zijn ook van toepassing.
Algemene eisen en randvoorwaarden openbare verlichting
Stedenbouwkundige uitgangspunten
Uitgangspunten ontwerp en inrichting
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.3 en 4.3.1 zijn ook van toepassing.
De toe te passen armaturen moeten voldoen aan de onderstaande constructieve eisen, zodat de armaturen geplaatst, gebruikt en onderhouden kunnen worden op een deugdelijke en veilige manier.
De elektrische eisen moeten worden nageleefd om er een veilig en werkbaar object van te maken. Het moet voldoen aan de geldende eisen zodat een daar toe bevoegd persoon, er veilig aan kan werken. De elektrische eisen zijn er tevens op gericht om duurzame en verantwoorde producten toe te passen.
De totale kosten voor de openbare verlichting zijn aanzienlijk, daar waar een langere levensduur mogelijk is, levert dat een besparing op in het onderhouden en het vervangen van de masten.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.3, 4.3.1 en 4.3.1.1 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.3 en 4.3.1 zijn ook van toepassing.
In onderstaande opsomming staan de eisen, normen, voorschriften en richtlijnen genoemd waar aan voldaan moet worden. Voor deze geldt dat altijd de laatste versie van toepassing is.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.3, 4.3.1 en 4.3.1.2 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.3, 4.3.1 en 4.3.1.2 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.3 en 4.3.1 zijn ook van toepassing.
Den helder heeft voor een kleine 80% eigen net en maakt voor de overige 20% gebruik van het gereguleerde net van de netbeheerder. Ook wel het combi-net genoemd.
Eisen, normen, voorschriften en richtlijnen
Aanvullen, verdichten en verharding herstellen
4.3.1.4 Voeding- en verdeelkasten
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.3 en 4.3.1 zijn ook van toepassing.
De minimuminstallatie temperatuur bedraagt minimaal -20°C FE |
|
De gebruikstemperatuur bedraagt bij vaste aanleg minimaal -20°C en max. +40°C omgevingstemperatuur. |
De elektronische eisen moeten worden nageleefd om er een veilig en werkbaar object van te maken. Het moet voldoen aan de geldende eisen zodat een daar toe gekwalificeerd persoon er veilig aan kan werken. De elektrische eisen zijn er tevens op gericht om duurzame en verantwoorde producten toe te passen.
De totale kosten voor de openbare verlichting zijn aanzienlijk, daar waar een langere levensduur mogelijk is, levert dat een besparing op in het onderhouden en het vervangen van onderdelen van het voedingsnet. Onderstaande eisen zijn er dan ook op gericht om de levensduur zoveel mogelijk te verlengen.
4.3.2 Verkeersregelinstallaties (VRI)
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.3 zijn ook van toepassing.
De volgende bronnen, richtlijnen en wet- en regelgeving zijn van toepassing.
Voor kabels en leidingen zie Bijlage 6 – Handboek Kabels en Leidingen 2014.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.3 zijn ook van toepassing.
De LIOR is top-down samengesteld. Dit houdt in dat op hoofdstukniveau eisen en randvoorwaarden worden omgeschreven die gelden voor de onderliggende deelhoofdstukken (zie ook bijlage 7 Programma van Eisen Rioolgemalen november 2020).
De volgende bronnen, richtlijnen en wet- en regelgeving zijn van toepassing.
Algemene eisen en randvoorwaarden riolering
Kunststof inspectieputten en doorspuitputten
4.4.11 Huis- en kolkaansluitingen
Opleveringsinspectie en overdracht
De LIOR is top-down samengesteld. Dit houdt in dat op hoofdstukniveau eisen en randvoorwaarden worden omgeschreven die gelden voor de onderliggende deelhoofdstukken.
Algemene eisen en randvoorwaarden wegen en verhardingen
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.5 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.5 en 4.5.1 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.5 en 4.5.1 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.5 en 4.5.2 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.5 en 4.5.2 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.5 zijn ook van toepassing.
4.5.4.1 Fietsparkeervoorzieningen
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.5 en 4.5.4 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.5 en 4.5.4 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk. 4.5 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.5 zijn ook van toepassing.
4.5.6.1 Onder- en bovengrondse containers
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.5 en 4.5.6 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.5 zijn ook van toepassing.
4.5.8 Reclameobjecten (MUPI’s en A0)
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.5 zijn ook van toepassing.
De LIOR is top-down samengesteld. Dit houdt in dat op hoofdstukniveau eisen en randvoorwaarden worden omgeschreven die gelden voor de onderliggende deelhoofdstukken.
Algemene eisen en randvoorwaarden sport en spelen
4.7.2 Sport –en speelvoorzieningen
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.7 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.7 en 4.7.2 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.7 en 4.7.2 zijn ook van toepassing.
4.7.2.4 Sport -en speeltoestellen
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.7 en 4.7.2 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.7 en 4.7.2 zijn ook van toepassing.
De LIOR is top-down samengesteld. Dit houdt in dat op hoofdstukniveau eisen en randvoorwaarden worden omgeschreven die gelden voor de onderliggende deelhoofdstukken.
Algemene eisen en randvoorwaarden civiele kunstwerken
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.8 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.8 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.8 zijn ook van toepassing.
4.8.5 Oever- en kadeconstructies
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.8 zijn ook van toepassing. Onder oever- en kadeconstructies vallen objecten welke een constructieve functie hebben.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.9 en 4.9.1 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.9 en 4.9.2 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.9 en 4.9.2 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.9 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.9 en 4.9.4 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.9 en 4.9.5 zijn ook van toepassing.
4.9.5.3 Fauna-uittredeplaatsen
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.9 en 4.9.5 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstuk 4.9 zijn ook van toepassing.
4.9.6.1 Vijvers en waterpartijen
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.9 en 4.9.6 zijn ook van toepassing.
Alle voorgaande eisen en randvoorwaarden in hoofdstukken 4.9 en 4.9.6 zijn ook van toepassing.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-507248.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.