Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2024

DE RAAD VAN DE GEMEENTE CRANENDONCK;

 

 

Gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Cranendonck d.d. 26 september 2023: nr. 2023-399153;

 

Gelet op artikel: 224 van de gemeentewet;

 

B E S L U I T

 

Vast te stellen :

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING 2024.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    Vakantieonderkomens: recreatiewoningen, chalets, stacaravans en andere (delen van) verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens, die hoofdzakelijk bestemd zijn als vakantieverblijf en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiel kampeeronderkomen: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijven zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • c.

    kampeerterrein: een terrein dat geheel of nagenoeg geheel bestaat uit plaatsen met of voor vakantie-onderkomens, woningen en/of mobiele kampeeronderkomens;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde; kampeeronderkomen, vakantieonderkomen of woning gedurende een seizoen of een jaar.

  • e.

    seizoen: periode vanaf 1 april tot en met 31 oktober;

  • f.

    volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeeronderkomens;

  • g.

    woning: een WOZ-object of daarmee vergelijkbaar ander onderkomen of een deel daarvan dat in hoofdzaak dient als woning.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor:

  • a.

    het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven;

  • b.

    het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, indien deze personen gedurende hun verblijf beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 4.

    De belastingplichtige die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2, in hem daartoe ter beschikking staande ruimten, dan wel ter beschikking staande terreinen kan ter zake van elk van die ruimten en/of terreinen afzonderlijk in de heffing worden betrokken.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    van degene die jonger is dan 18 jaar en verblijf houdt in georganiseerd verband met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard.

  • 4.

    van begeleiders, van degene die jonger is dan 18 jaar, als bedoeld in lid 3.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, wordt met toepassing van artikel 6 lid 2, de belasting geheven naar een vast bedrag per belastingjaar.

  • 3.

    Op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek wordt de maatstaf van heffing als bedoeld in het tweede lid vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen als bedoeld in het eerste lid, als blijkt dat dit resulteert in een lager aanslagbedrag.

Artikel 6. Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,60.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief voor het verblijf, op een kampeerterrein, in kampeeronderkomen op een vaste standplaats of in vakantieonderkomens/woningen op een vaste standplaats, die voor een seizoen of jaar worden verhuurd en de gehele huurperiode in geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt door dezelfde persoon of personen € 337,10.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op hele euro’s.

  • 3.

    Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 4.

    Wanneer het bedrag van de in het tweede lid vast te stellen voorlopige aanslag lager is dan € 2.000,00 wordt geen voorlopige aanslag opgelegd.

Artikel 9 Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, tijdens het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de voorlopige aanslagen worden betaald in vijf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de volgende termijn telkens twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de overige aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 3.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 13. Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verplicht per belastingjaar een verblijfsregister bij te houden.

  • 2.

    De vorm van het nachtverblijfregister is vrij, maar bevat tenminste met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft, de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres en woonplaats van de (hoofd)persoon die overnacht;

    • b.

      aantal van het gezin of de groep waarmee men reist;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van het vaste tarief van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6, lid 2 van deze verordening. In dit geval is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid onder sub a en c genoemde gegevens tezamen met de aanduiding (naam of nummer) van de standplaats waar wordt overnacht.

  • 4.

    Voor zover op grond van andere wet- of regelgeving geen langere termijn geldt, geldt voor het nachtverblijfregister een bewaartermijn van 5 jaar.

Artikel 14. Aangifteplicht

  • 1.

    De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, tot een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

  • 2.

    De gemeente behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een (tijdige) aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.

  • 3.

    Indien beschikbaar zal de grondslag voor de aanslag als bedoeld in het voorgaande lid tenminste gelijk zijn aan de grondslag van het voorgaande belastingjaar.

Artikel 15 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening op de heffing en de invordering van Toeristenbelasting 2023" van 1 november 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Toeristenbelasting 2024".

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Cranendonck in de openbare vergadering d.d. 7 november 2023.

DE RAAD VOORNOEMD,

De griffier,

Mr. P.J.F Bemelmans

De voorzitter,

F.A.P. van Kessel

Naar boven