Gemeenteblad van Steenbergen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Steenbergen | Gemeenteblad 2023, 50274 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Steenbergen | Gemeenteblad 2023, 50274 | beleidsregel |
Verhuurbeleid woonwagenstandplaatsen
In het beleid van de gemeente Steenbergen worden bewoners van woonwagens gezien als een reguliere doelgroep, zij het met specifieke voorkeuren voor een woonmilieu. Deze doelgroep maakt dan ook onderdeel uit van het reguliere volkshuisvestingsbeleid. Aangezien de gemeente naast haar publiekrechtelijke rol vooralsnog ook de privaatrechtelijke rol heeft als ‘verhuurder’, heeft zij voor de verhuur van woonwagenstandplaatsen verhuurbeleid opgesteld.
Het ‘Verhuurbeleid woonwagenstandplaatsen’ (verder: ‘het verhuurbeleid’) is onlosmakelijk verbonden aan het in bezit hebben van woonwagenstandplaatsen. Gezien het streven naar eigendomsoverdracht van de woonwagenlocaties aan de corporatie(s), zoals genoemd als te behalen resultaat in het woonwagenbeleid, zal ook het verhuurbeleid, uitgaande van succes, tijdelijk zijn.
Dit document omschrijft het verhuurbeleid van huurwoonwagenstandplaatsen in de gemeente Steenbergen. Het betreft regels die gebruikelijk zijn bij huurwoningen zoals een lijst geregistreerde woonwagenstandplaatszoekenden, toewijzing, verhuur en kosten.
In dit document is tevens een voorzet gegeven voor de communicatie van het beleid naar de huurders. Daarnaast is het wettelijk vereist overleg met huurders benoemd.
Op 1 maart 1999 is de Woonwagenwet ingetrokken. De specifieke rol van het Rijk en de provincies met het woonwagenbeleid verviel daarmee. De afschaffing van de wet was het slotstuk van de zogenoemde ‘normalisatie’ van het woonwagenbeleid, namelijk de integratie van het woonwagenbeleid in het reguliere (volkshuisvestings-)beleid. Woonwagens werden – naast woningen – in de Woningwet en Huisvestingswet opgenomen als een erkende woonvorm.
Het doel van het verhuurbeleid is een helder, gemotiveerd beleid te formuleren met betrekking tot de verhuur van woonwagenstandplaatsen. Tot de overdracht aan de corporatie(s) een feit is, beheert de gemeente de huurwoonwagenstandplaatsen.
In de Huisvestingswet 2014 zijn nieuwe regels vastgesteld met betrekking tot de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. De Huisvestingswet 2014 biedt mogelijkheden voor lokaal maatwerk bij schaarste. Gemeenten kunnen dan een huisvestingsverordening opstellen om te sturen op schaarste. De gemeente Steenbergen kiest niet voor een dergelijke Huisvestingsverordening voor woonwagenstandplaatsen.
De Woningwet is per 1 januari 2022 gewijzigd. De Woningwet 2015 bepaalde dat woningcorporaties (toegelaten instellingen) geen verhuuractiviteiten meer namens derden mogen verrichten. Dit betekende dat een corporatie de woonwagenlocaties alleen kunnen beheren en onderhouden, als zij deze woonwagenlocaties ook in eigendom hebben verworven. De voorwaarden voor het uitvoeren van werkzaamheden voor derden is echter per 1 januari 2022 versoepeld. Het onderscheid tussen werkzaamheden voor derden en werkzaamheden ten behoeve van de huisvesting van vergunninghouders vervalt en de twee procedures zijn gelijkgetrokken langs de voorwaarden die al gelden voor werkzaamheden voor derden.
Met de gewijzigde Woningwet wordt verder verduurzaming expliciet onderdeel van de taak van corporaties gemaakt. Zij kunnen voortaan dezelfde investeringen aan hun bezit en bijbehorende grond doen als andere vastgoedeigenaren. Zo mag opgewekte energie voortaan direct aan het net worden terug geleverd om de opbrengst vervolgens met de huurders te verrekenen.
Beleidskader ‘Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ (BZK d.d. 12-07-2018)
Op 12 juli 2018 is vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties een beleidskader ‘gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ uitgevaardigd. Hierin zijn de adviezen van de Nationale Ombudsman (‘Woonwagenbewoner zoek standplaats’ d.d. 17-06-2017) en van het College van de Rechten van de Mens (d.d. 28-03-2018) opgenomen. Hierin wordt aangegeven:
Voortvloeiend uit dit beleidskader heeft de gemeente Steenbergen concreet:
‘Het Rijk vindt het wenselijk dat de gemeente in de woonvisie beschrijft welke rol zij zelf wil (blijven) vervullen ten aanzien van het voorzien in huisvesting voor woonwagenbewoners die willen wonen in een woonwagen. Voor woonwagenbewoners die qua inkomen behoren tot de primaire doelgroep van de woningcorporaties ligt de verantwoordelijkheid bij woningcorporaties. Zij moeten voorzien in voldoende huurwoonwagens en -standplaatsen. Voor andere woonwagenbewoners verplicht het mensenrechtelijk kader dat de gemeente aanvullende maatregelen treft om te voorzien in voldoende (koop-)standplaatsen. Dit vloeit voort uit artikel 75 van de Woningwet.’
1.5. Onderwerpen van het verhuurbeleid woonwagenstandplaatsen
Het verhuurbeleid kent een aantal onderwerpen die in de volgende hoofdstukken zijn uitgewerkt. Om te beginnen is er een omschrijving gegeven van de objecten waarop het beleid van toepassing is. Verder zijn de regels benoemd voor inschrijving, toewijzing, huurprijsbepaling en het beleid bij mutaties en medehuurderschap. Ook zijn regels opgenomen voor zelf aangebrachte voorzieningen en woningruil.
Naast deze regels is in het verhuurbeleid aandacht besteed aan het huurdersoverleg op grond van de Overlegwet en de communicatie naar burgers over het beleid.
De volgende begripsbepalingen gelden voor zover deze zijn opgenomen in deze beleidsregels:
Afstammingsbeginsel - Het beginsel dat een woonwagenstandplaats, zowel koop als huur, die vrijkomt weer wordt verhuurd of verkocht aan mensen die afstammen van personen die van oudsher woonwagenbewoners zijn. Men moet aantonen woonwagenbewoners te zijn, dat wil zeggen dat de ouders of grootouders in een woonwagen wonen of hebben gewoond. Of men op dit moment wel of niet woont op een woonwagenlocatie is niet van belang;
Toelichting: Bij de integratie van de regelgeving inzake de huisvesting van woonwagenbewoners in de Huisvestingswet per 1 maart 1999, zijn op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer in die wet bepalingen opgenomen (artikel 2, derde en vierde lid, van die wet) op grond waarvan woonwagenbewoners tot 1 januari 2003 voorrang kregen bij de toewijzing van woonwagenstandplaatsen.
Reden hiervoor was de vrees dat het vervallen van het zogenoemde afstammingsbeginsel de woonwagenbewoners - door de schaarste aan nieuwe woonwagenstandplaatsen - in een ongunstige positie zou brengen. Zij zouden immers concurrentie vanuit de 'burgerbevolking' kunnen krijgen. Deze tijdelijke voorrangsregeling op basis van de Huisvestingswet liep met ingang van 1 januari 2003 van rechtswege af. De gemeente Steenbergen hanteert, mede naar aanleiding van het rapport van de Nationale Ombudsman (mei 2017) dit afstammingsbeginsel sinds 2019. Er zijn immers in verhouding minder woonwagenstandplaatsen beschikbaar dan reguliere huurwoningen. Het respecteren van het afstammingsbeginsel is daarmee verschoven van een wettelijke plicht (tot 2003) naar beleidspraktijk anno 2017. Deze praktijk waarborgt dus in beginsel dat woonwagenstandplaatsen behouden blijven voor woonwagenbewoners.
Bewonerscommissie – een vertegenwoordiging van een woonwagenlocatie, bestaande uit minimaal drie personen van drie verschillende huishoudens van een woonwagenlocatie. De commissie voert periodiek en waar nodig overleg met de gemeente over algemene zaken die betrekking hebben op de woonwagenlocatie. De bewonerscommissie kan vrijwillig worden opgericht door de bewoners van een woonwagenlocatie;
Brandcompartiment - bouwregels vanuit het Bouwbesluit waarbij brandoverslag tussen woonwagens zo veel als mogelijk dient te worden voorkomen, met de kernvoorwaarde dat een brandcompartiment uit maximaal vier woonwagens bestaat of max 1.000 m² woonoppervlakte heeft. Daarna dient er sprake te zijn van minimaal 5 meter afstand tussen woonwagens (of 20 minuten brandoverslag bij bestaande locaties en 30 minuten bij nieuwe locaties;
Huurafhankelijk recht van Opstal - een notariële akte waarin vastgelegd wordt dat de eigenaar van de grond (verhuurder woonwagenstandplaats) en eigenaar van de woonwagen (huurder woonwagenstandplaats) hun eigendomsrechten ten aanzien van de woonwagenstandplaats respectievelijk woonwagen behouden en daarmee natrekking ingevolge de wet wordt voorkomen;
Woonwagenlocatie – een gebied in de gemeente Steenbergen dat in de respectievelijke bestemmingsplannen is aangeduid als gebied waar woonwagenstandplaatsen zijn toegestaan; in de gemeente Steenbergen zijn drie van deze locatie aanwezig: De Weel (Dinteloord), Westlandse Langeweg (Steenbergen) en de Tolsedijk (Nieuw-Vossemeer);
Woonwagenstandplaats - een kavel waarvoor gebruiker een huur- of koopovereenkomst met de gemeente heeft afgesloten en die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten (artikel 1, onderdeel j, van de Wet op de huurtoeslag);
Het verhuurbeleid heeft betrekking op de woonwagenlocaties binnen de gemeente Steenbergen. Concreet gaat het om de verhuur van woonwagenstandplaatsen voor woonwagens, al dan niet met berging c.q. sanitaire unit. Dit beleid geldt voor woonwagenstandplaatsen die eigendom zijn van de gemeente Steenbergen. Er zijn ook woonwagenstandplaatsen in particulier bezit. Daarvoor geldt dit verhuurbeleid niet.
Voor de huurprijs van woonwagenstandplaatsen wordt in de gemeente Steenbergen uitgegaan van 80% van de maximale huurprijs van woonwagenstandplaatsen. De maximale huurprijs van woonwagenstandplaatsen wordt bij aanvang van de huurperiode berekend aan de hand van het formulier van de Huurcommissie ‘puntentelling woonwagen/standplaats’ en de bijbehorende tabellen met de maximale huurprijsgrenzen voor woonwagenstandplaatsen welke jaarlijks per 1 juli worden geïndexeerd. Achtergrond van de puntentelling en de koppeling met de huurprijs, is een huur die afgestemd is op de grootte en kwaliteit van de woonwagenstandplaats.
Huur is een zogeheten ‘brengschuld’. Dit wil zeggen dat de huur vooraf moet worden betaald. Bijvoorbeeld: de huur voor de maand april dient uiterlijk 31 maart op de rekening van de verhuurder zijn bijgeschreven; de huur voor juni op 31 mei, enzovoort.
Jaarlijks hebben verhuurders de mogelijkheid om de huur te verhogen. Vanuit het rijk wordt de maximale huurverhoging voor sociale huurwoningen, woonwagenstandplaatsen en woonwagens bepaald. In de gemeente Steenbergen worden, in aansluiting op het rijksbeleid, de volgende regels gehanteerd bij de jaarlijkse huurverhoging:
2.5. Gedifferentieerde huurbedragen
Er ontstaan na mutatie (‘er komt een nieuwe huurder na het vertrek van de vorige huurder’) verschillende huurprijsniveaus voor woonwagenstandplaatsen. De gemuteerde woonwagenstandplaatsen krijgen een actuele huur die is afgestemd op grootte en kwaliteit van de woonwagenstandplaats.
De komende jaren zal er worden gemonitord welke differentiatie er ontstaat door mutatie en toepassing van het verhuurbeleid. Hiertoe wordt een overzicht opgesteld van de woonwagenstandplaatsen waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de diverse huurprijsniveaus.
In het verhuurbeleid is er voor gekozen om de kwaliteit bepalend te maken voor de prijs.
Het verhuurbeleid heeft tot gevolg dat voor dezelfde woonwagenstandplaatsen verschillende huurprijzen kunnen gelden: een nieuwe, hogere huur na mutatie versus een oude, nog lagere huur. De redenen hiervoor zijn:
De gemeente voert de administratieve taken op het gebied van de huuradministratie en -incasso van de huren op de woonwagenstandplaatsen uit. Er wordt een actief invorderings- en incassobeleid gevoerd. Het hebben van een huurachterstand kan van invloed zijn op de toewijzing van een nieuwe woonwagenstandplaats.
3.1. Proces inning huurachterstand: “het incassotraject”
Naar aanleiding van de voorgaande brieven is het nog steeds mogelijk om bij de huur innende partij een betalingsregeling af te sluiten. De beheerder wordt van de sommatie op de hoogte gesteld en zal de huurder, indien hij hem / haar kan bereiken, ook nog wijzen op de ernst van de situatie en adviseren contact met de huur innende partij op te nemen.
3.2. Ontbindings - en nakomingsprocedure
Bij verhuur maakt de gemeente Steenbergen in haar hoedanigheid als verhuurder onderscheid tussen 3 verschillende procedures:
De eerste is een zogenaamde ‘nakomingsprocedure’ (zonder ontbinding en ontruiming) Bij eeb nakomingsprocedure wordt alleen een geldbedrag van de huurder gevorderd.
Wanneer huurbetaling ondanks de onder 3.1 genoemde inspanningen uitblijft, wordt een nakomingsprocedure opgestart, tenzij sprake is van een huurachterstand van 3 maanden of meer. Er zal gevraagd worden om de huurder te veroordelen tot betaling van de huurachterstand, de gemaakte kosten en overige schade alsmede de contractuele boete. Na een veroordeling zal de gemeente het verschuldigde gaan invorderen.
De tweede is een zogenaamde “nakomingsprocedure en voorwaardelijke ontbindings-/ontruimingsprocedure”
Mocht na het nakomingsvonnis blijken dat er opnieuw een huurachterstand is ontstaan of het nakomingsvonnis wordt ondanks invordering niet nagekomen, wordt al na één maand een nieuwe nakomingsprocedure en voorwaardelijke ontbindings-/ontruimingsprocedure opgestart. Daarbij zal naast nakoming ook de voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst worden gevraagd. Omdat de huurder voor de tweede maal een huurachterstand heeft laten ontstaan of het nakomingsvonnis niet is nagekomen, zal de rechter worden verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden wanneer de totale huurachterstand niet binnen een termijn van twee weken alsnog wordt voldaan.
Betaalt de huurder ondanks dit tweede vonnis niet, dan zal alsnog de ontbinding en ontruiming automatisch volgen op basis van dit tweede vonnis.
Wanneer de eerste nakomingsprocedure wordt ingetrokken omdat de huurder kort voor de dagvaarding of daarna alsnog de huurachterstand betaalt, dan zal de gemeente bij een volgende huurachterstand direct de tweede procedure opstarten.
De derde procedure is een zogenaamde “ontbindings-/en ontruimingsprocedure”
Bij een ontbindings-/en ontruimingsprocedure wordt naast het eventuele huurbedrag, de schade en boete tevens ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd (voor zover noodzakelijk ook schadevergoeding tot expiratiedatum).
Hiertoe wordt overgegaan wanneer de huurachterstand in totaal groter is dan 3 maanden 1 of er is sprake van herhaalde wanprestatie (de huurder heeft in het verleden meer dan drie keer in het “incassotraject” van de gemeente gezeten zoals omschreven onder 3.12 ),
Is er een vonnis gewezen in de ontbindings- c.q. ontruimingsprocedure, dan zal deze ook daadwerkelijk worden uitgevoerd c.q. geëxecuteerd. Het is vanaf toewijzing vonnis niet mogelijk om alsnog de openstaande schulden zonder gevolgen te betalen.
Wanneer de ontbindings-/ontruimingsprocedure wordt opgestart en de huurder betaalt kort voor of na het uitbrengen van de dagvaarding alsnog de huurachterstand zal de gemeente de ontbindings-/ontruimingsprocedure doorzetten.
Het staat de gemeente vrij om van de hiervoor omschreven procedures af te wijken wanneer daartoe naar haar oordeel aanleiding bestaat.
Wanneer de wederpartij na betekening van het vonnis niet aan de inhoud van het vonnis heeft voldaan, kan zonder verdere interventie van een rechter op verzoek van de eisende partij (de verhuurder) overgaan worden tot het leggen van beslag. De belangrijkste beslagen die wij kennen zijn het beslag op het inkomen, uitkering/loon, op een bankrekening en op roerende zaken. Deze zullen bij de procedure bij de rechtbank mee worden geëist.
4. Inschrijving en toewijzing: lijst geregistreerde woonwagenstandplaatszoekenden
Op 12 juli 2018 is een nieuw beleidskader ‘gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken uitgevaardigd. Woonwagenbewoners hebben een van generatie op generatie overgedragen cultuur waarbij het wonen in familieverband en wonen in een woonwagen bepalend is. De overheid heeft een positieve verplichting om deze cultuur te beschermen en het woonwagenleven te faciliteren. Om die reden dient de gemeente te voorzien in voldoende woonwagenstandplaatsen.
Om de rechten van woonwagenbewoners ‘praktisch en effectief’ te laten zijn, dient een woningzoekende woonwagenbewoner binnen een afzienbare tijd kans te maken op een woonwagenstandplaats. Als uitgangspunt geldt dat de wachttijd voor een woonwagenstandplaats ongeveer hetzelfde is als de wachttijd voor een sociale huurwoning.
Door schaarste aan woonwagenstandplaatsen worden deze alleen toegewezen aan woonwagenbewoners, die vanwege hun culturele eigenheid een andere woonbehoefte hebben dan andere woningzoekenden. Hierbij wordt het “afstammingsbeginsel” gehanteerd. Om op een eenvoudige en pragmatische wijze de afstamming aan te tonen wordt gebruik gemaakt van het criterium “woonadres” van de aanvrager, van de ouders of grootouders.
Bij het bepalen of iemand als woonwagenbewoner kan worden aangemerkt, dient ook rekening gehouden te worden met ‘spijtoptanten’. Voor de bescherming van de rechten is het niet van belang of een woonwagenbewoner tijdelijk in een reguliere woning heeft gewoond. Zolang hij of zij de intentie had om terug te keren naar het woonwagenleven, zal rekening worden gehouden met zijn of haar woonbehoefte.
De woonwagenstandplaatsen zijn in beginsel bedoeld voor de huidige bewoners van de locaties in de gemeente Steenbergen en hun (inwonende) kinderen. Inschrijven is mogelijk voor iedereen die:
Net als bij woningen moet het wel gaan om een ‘natuurlijk persoon’. Het is dus niet mogelijk om een woonwagenstandplaats te huren zonder er zelf ook gebruik van te maken.
Inschrijving is mogelijk bij de gemeente Steenbergen, via het emailadres woonwagen@gemeente-steenbergen.nl. Heeft iemand niet de beschikking over internet, dan is een inschrijfformulier op te vragen bij de beheerder.
Aan de inschrijving moet een aantal extra documenten worden toegevoegd. Het gaat om een inkomensverklaring (aangifte/aanslag inkomstenbelasting of verklaring inkomstenbelasting/IB-60 formulier).
Inschrijving geschiedt voor de periode van 1 jaar met de mogelijkheid van verlenging.
Het verzoek om als woonwagenstandplaatszoekende te worden geregistreerd wordt gericht tot de verhuurder en bestaat in ieder geval uit:
Een bewijs, zijnde uittreksels uit het BRP (Basis registratie Personen) van de ingeschrevene(n) en ouders of grootouders waaruit blijkt dat de potentiële huurder voldoet aan het afstammingsbeginsel. In geval van samenwonende of gehuwde partners dient minimaal één van de partners te voldoen aan het afstammingsbeginsel;
Om voor een woonwagenstandplaats in aanmerking te komen dient minimaal aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
er mag geen negatieve uitkomst van een (eventuele) Bibobtoets zijn. De verhuurder voert bij de verhuur van woonwagenstandplaatsen het Bibob beleid (2016) van de gemeente Steenbergen uit. Dit kan betekenen dat voor het aangaan van een huurovereenkomst een Bibobtoets wordt uitgevoerd, waarbij indien nodig het RIEC en/of het landelijk Bureau Bevordering Integriteitsbeoordelingen (LBB) een advies aan verhuurder uitbrengt. Een negatieve uitkomst van een Bibobtoets betekent dat er geen verhuurovereenkomst door verhuurder wordt aangegaan.
4.2. Verlenging van de inschrijving
Vanaf twee maanden tot uiterlijk twee weken voor het aflopen van de inschrijfperiode kan de inschrijving worden verlengd. De verlenging van de inschrijfperiode is een jaar.
Let op: Het is en blijft wel de verantwoordelijkheid van de woningzoekende zelf om zijn/haar verlenging te regelen c.q. tijdig eventuele adreswijzigingen door te geven.
4.4. Kosten van inschrijving en verlenging
Aan de inschrijving zijn kosten verbonden. Ook verlenging van de inschrijving is niet kosteloos. Hiermee wordt voorkomen dat mensen zich inschrijven zonder daadwerkelijke interesse. De hoogte van inschrijving en verlenging van de inschrijving wordt jaarlijks bepaald. Per 1 januari 2023 bedragen deze €17,50 voor de eerste inschrijving en € 17,50 voor de verlenging van een inschrijving. De kosten voor inschrijving in een bepaald jaar moeten uiterlijk op 1 februari van dat jaar zijn voldaan.
4.5. Lijst geregistreerde woonwagenstandplaatszoekenden
Na inschrijving en betaling van het inschrijfgeld wordt men op de lijst geregistreerde woonwagenstandplaatszoekenden geplaatst. De volgorde van de lijst geregistreerde woonwagenstandplaatszoekenden is gebaseerd op het moment van ontvangst van de betaling voor het inschrijven en het aantal toegekende punten.
Het is daarom van belang om criteria vast te stellen op basis waarvan de volgorde op die wachtlijst plaatsvindt. De gemeente hanteert daarom een lijst ingeschreven woonwagenstandplaatszoekenden. Deze lijst wordt zowel gebruikt ten bate van de verkoop als ten bate van de verhuur van woonwagenstandplaatsen. Op deze lijst is niet alleen de inschrijfdatum van belang, maar ook het aantal punten dat de ingeschreven persoon bij inschrijving ontvangt. De elementen die in het toe te kennen puntenaantal worden betrokken zijn:
Op basis van deze uitgangspunten wordt puntenaantal als volgt bepaald, op grond van de situatie op het moment van inschrijven. Voor elke volle ingeschreven maand ontvangt de inschrijver 1 punt.
Wanneer een persoon op de wachtlijst gedurende zijn inschrijving wijzigt van status, dan behoudt deze het aantal punten dat is toegekend op basis van zijn status op het moment van inschrijving. Een inschrijving in de BRP op een adres van een woonwagenwoonwagenstandplaats genereert geen rechten in het kader van positie op de wachtlijst.
Indien een woonwagenstandplaats vrijkomt, dan wordt deze conform de regels van dit verhuurbeleid toegewezen.
De woonwagenstandplaats wordt in principe aangeboden aan een aanvrager wiens naam bovenaan de lijst staat c.q. de meeste punten heeft verzameld; de verhuurder kan hier om zwaarwegende redenen van afwijken. Signalen van bewoners van de betreffende locatie dat de komst van (een) specifieke bewoner(s) de leefbaarheid op de locatie onacceptabel zou aantasten kunnen worden gezien als een ‘zwaarwegende reden’;
Bij afwijzing van de aanbieding door een persoon op de wachtlijst zoals beschreven onder 4.6.1. volgt aanbieding aan nummer twee op de lijst en zo verder. In de uitvoering van het toewijzingsbeleid kan ervoor gekozen worden om aan meer gegadigden tegelijkertijd een aanbieding te doen met vermelding van de plaats op de lijst van woonwagenstandplaatszoekenden en de rechten die daaraan verbonden zijn. Zo kan bijvoorbeeld het volgende aangegeven worden:
‘U bent nummer x op de lijst woonwagenstandplaatszoekenden. Mocht iemand die hoger op de lijst staat de woonwagenstandplaats accepteren, dan heeft deze persoon voorrang.’
Mocht iemand positief reageren op een aanbieding maar toch niet in aanmerking komen omdat een hoger op de lijst geplaatst huishouden de woonwagenstandplaats accepteert, dan geldt dit niet als een officiële weigering en heeft dit geen gevolgen voor de inschrijving en zal de inschrijver niet worden verwijderd van de lijst van woonwagenstandplaatszoekenden.
Wanneer een persoon op de wachtlijst vanwege een negatieve Bibobtoets geen huurovereenkomst wordt aangeboden, wordt de persoon van de wachtlijst verwijderd, waarbij alle opgebouwde rechten vervallen.
Bovenstaande regeling geldt voor personen die na 1.2.2023 op de (nieuwe) wachtlijst voor een woonwagenstandplaats in de gemeente Steenbergen worden ingeschreven. Er gelden de volgende overgangsbepalingen:
Personen die voor 1.2.2023 hebben aangegeven op de wachtlijst wensen te worden ingeschreven, die voor die datum aan alle voorwaarden voor inschrijving hebben voldaan maar nog niet zijn ingeschreven op de wachtlijst, worden onder de voorwaarden van het beleid tot 1.2.2023 op de wachtlijst ingeschreven;
Personen die voor 1.2.2023 op de wachtlijst staan ingeschreven behouden hun rechten. Dit houdt in dat bij het vrijkomen van een woonwagenstandplaats eerst de wachtenden die voor 1.2.2023 op de wachtlijst stonden een aanbieding krijgen voor hun voorkeurslocatie. Wanneer zij deze aanbieding weigeren, worden zij op grond van de bovenstaand puntensysteem op de (nieuwe) wachtlijst met inschrijvingen na 1.2.2023 geplaatst. Ook wanneer zij niet aan de voorwaarden van de nieuwe lijst voldoen. Pas nadat alle wachtenden die voor 1.2.2023 op de wachtlijst stonden een aanbieding voor hun voorkeurslocatie is gedaan, wordt wachtenden die na 1.2.2023 op de wachtlijst zijn ingeschreven, op volgorde van opgebouwd puntenaantal, een aanbieding gedaan;
Personen die voor 1.2.2023 op de wachtlijst zijn ingeschreven en om zwaarwegende redenen geen woonwagenstandplaats krijgen toegewezen, worden van die lijst verwijderd. Zij worden ambtshalve op de wachtlijst na 1.2.2023 ingeschreven, conform de daarvoor geldende voorwaarden, zoals in dit verhuurbeleid bepaald.
Er zijn mogelijkheden voor de screening van aspirant-huurders als wordt verwacht dat er mogelijk overlast ontstaat. Deze screening is onder strikte voorwaarden mogelijk en uitsluitend na het vaststellen van een protocol ‘woonoverlast’ en de convenanten ‘gegevensuitwisseling’ en ‘screening aspirant-huurders’. Hier zijn diverse partijen bij betrokken waaronder de gemeente, de verhuurder, de woningcorporaties en de politie.
Voor extreme overlast van en bedreigingen door bestaande huurders bestaat de mogelijkheid om de huur op te zeggen of te laten ontbinden. Een bedreiging van omwonenden of medewerkers van de gemeente wordt (altijd) gezien als een handeling in strijd met het goed huurderschap (artikel 7:213 BW). Ook het daadwerkelijk toepassen van fysiek geweld tegen een persoon, diens naasten of eigendommen wordt altijd gezien als een zeer ernstige handeling in strijd met het goed huurderschap (artikel 7:213 BW) en zal kunnen leiden tot een gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en het ontruimen van het gehuurde.
5.2. Ontbinding huurovereenkomst na sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet
Indien de woonwagen / bijgebouw gesloten wordt op grond van art. 13b Opiumwet, vormt dit een grond om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden (artikel 7:231 lid 1 BW).
5.3. Vrije ruimte en urgentiebeleid
Een verhuurder heeft een – beperkte – speelruimte om af te wijken van de toewijzingsregels. Dat kunnen dringende medische of sociale redenen zijn. Ook afwijking van de inkomensgrens is beperkt mogelijk. Vooralsnog is er geen aanleiding om deze speelruimte te benutten. In dit verhuurbeleid worden geen urgente gevallen aangewezen waaraan voorrang wordt verleend.
Iedereen die medehuurder wil worden, kan hiervoor een verzoek indienen bij de verhuurder. Een echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner is automatisch medehuurder als de partners samenwonen. Bij vertrek van de huurder wordt de medehuurder automatisch de huurder. Dit geldt ook als het huwelijk of geregistreerde partnerschap is gesloten na het ingaan van de huurovereenkomst. Alle overige medehuurders, dus ook niet-geregistreerde samenwonende partners, moeten een officieel verzoek tot medehuurderschap3 indienen welke door de verhuurder moet worden goedgekeurd.
Huisgenoten krijgen niet automatisch medehuurderschap. Medehuurderschap wordt uitsluitend geaccepteerd bij samenwonende partners waarbij sprake is van een duurzame relatie. Voorwaarde is dat men een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert. Inwonende (volwassen) kinderen, kleinkinderen en overige familieleden hebben geen recht op medehuurderschap.
Een medehuurder volgt de hoofdhuurder op na diens overlijden of na het verlaten van de woning door de hoofdhuurder. Een medehuurder heeft dezelfde rechten en plichten als de hoofdhuurder. Net als de hoofdhuurder hebben medehuurders recht op huurbescherming. Dat betekent dat huurders wettelijk worden beschermd tegen het opzeggen van de huur door de verhuurder. Daarnaast wordt de medehuurder mede verantwoordelijk voor het betalen van de gehele huursom en het plegen van onderhoud en kleine reparaties.
Bij woningruil spreken twee huurders met elkaar af om van woonruimte te ruilen. Voor woningruil is toestemming nodig van de verhuurders van beide woningen. Als de verhuurders hiermee instemmen, worden de twee bestaande huurcontracten beëindigd en worden er twee nieuwe huurcontracten opgesteld. De opvolgende huurder kan zich niet beroepen op het huurcontract van zijn voorganger. De nieuwe huurprijs is gebaseerd op dit verhuurbeleid en de huurprijsbepaling. (zie ook 2.6)
Woningruil is uitsluitend toegestaan tussen woonwagens of woonwagenstandplaatsen onderling en bij een ruil met een huurder van reguliere woning de gemeente Steenbergen. De nieuwe huurder moet voldoen aan alle wettelijke eisen, zoals bijvoorbeeld het maximum inkomen bij sociale huur.
De kosten voor het verplaatsen van een eigen woonwagen bij een ruil van woonwagenstandplaatsen komt volledige voor rekening en risico van de huurders.
5.6. Vaststellen huurprijs na mutatie
Bij het vrijkomen van een huurwoonwagenstandplaats wordt bepaald wat de nieuwe huurprijs wordt conform de regels uit hoofdstuk 2.
5.7. Zelf aangebrachte voorzieningen
Huurders willen soms zelf voorzieningen aanbrengen in of rond de berging. Let wel, deze zelf aangebrachte voorzieningen worden alleen als zodanig door de verhuurder erkent mits er vooraf schriftelijke toestemming door de verhuurder voor is verleend.
De huurder is vrij voorzieningen in de berging aan te brengen die eenvoudig zijn te verwijderen. Voor grotere ingrepen en voor veranderingen aan de buitenzijde van de berging is toestemming nodig van de verhuurder. Als de toestemming wordt gegeven, zal de huurder die de verandering aanbrengt, zelf het onderhoud moeten uitvoeren.
De verhuurder bepaalt echter wel of door en voor rekening van de huurder aan het einde van de huur de voorziening moet worden verwijderd en de berging in de oorspronkelijke staat moet worden hersteld.
Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag om voorzieningen aan te brengen, zal in eerste instantie aan de hand van onderstaande criteria moeten worden vastgesteld of in principe wel of geen toestemming kan worden verleend:
Besluitvorming rondom de aanvraag van een zelf aangebrachte voorziening wordt binnen acht weken schriftelijk kenbaar gemaakt. Een weigering wordt aan de huurder schriftelijk meegedeeld, waarbij de argumentatie van de weigering wordt vermeld. Bij een positief besluit zullen tevens de voorwaarden in de brief worden opgenomen. Juist deze voorwaarden zijn belangrijk om een goede en soepele oplevering in de toekomst te verkrijgen.
In ieder geval zal in de brief worden aangegeven:
Uitgangspunt bij opzegging van de huur is het kaal en schoon opleveren van de woonwagenstandplaats. Is er voor het verstrijken van de huurperiode een nieuwe huurder bekend die de zelf aangebrachte voorzieningen in de berging wil overnemen, dan is dit mogelijk na toestemming van de verhuurder. De overdracht en de eventueel daarmee gemoeide kosten zijn voor rekening en risico van de nieuwe huurder. Aan de verhuurder moet schriftelijk worden aangegeven om welke voorzieningen het gaat. De nieuwe huurder tekent voor de verantwoordelijkheid voor deze voorzieningen en moet deze onderhouden en eventueel weghalen bij het opzeggen van de huur. Zelf aangebrachte opstallen dienen altijd te worden verwijderd.
In sommige gevallen kan voor een zelf aangebrachte voorziening aan het gehuurde bij vertrek van de huurder een vergoeding worden verstrekt. Vergoedingen worden vooraf schriftelijk overeengekomen en maken onderdeel uit van de goedkeuring en wijziging aan het gehuurde. Uitgangspunt voor vergoedingen te betalen door de gemeente zijn de materiaalkosten van de voorziening, met inachtneming van een afschrijvingstermijn van 10 jaren. De kosten moeten aangetoond kunnen worden door de huurder.
6. Huurdersoverleg (Overlegwet)
Verhuurders met 25 of meer zelfstandige wooneenheden in totaal, moeten op grond van de ‘Wet op het Overleg Huurders Verhuurders’ (ook wel Overlegwet genoemd) regelmatig – en dan minimaal één maal per jaar – overleg voeren met hun huurders4 . Ook hebben huurdersorganisaties en bewonerscommissies recht op informatie van de verhuurder, bijvoorbeeld over haar plannen voor de komende jaren.
Een huurdersorganisatie is een vereniging of stichting die de belangen van huurders behartigt. Het bestuur wordt door en uit de huurders gekozen. Als de huurdersorganisatie een vereniging is, kunnen huurders lid worden van die huurdersorganisatie.
Een huurdersbelangenvereniging houdt de huurders van wie zij de belangen behartigt op de hoogte van haar activiteiten, betrekt hen bij het bepalen van het standpunt van de organisatie en brengt minimaal 1 keer per jaar in een bijeenkomst verslag uit aan huurders. Ook maakt zij dan de plannen voor het nieuwe jaar bekend.
Een bewonerscommissie bestaat uit bewoners van woonwagens op één woonwagenlocatie (minimaal 25 woningen). Het bestuur wordt door en uit de huurders gekozen. Een bewonerscommissie is geen vereniging of stichting. Ook heeft de commissie geen leden. Een bewonerscommissie houdt huurders op de hoogte van haar activiteiten, betrekt hen bij haar standpuntbepaling en brengt minimaal 1 keer per jaar in een bijeenkomst verslag uit aan de huurders van wie zij de belangen behartigt. Ook maakt zij dan de plannen voor het nieuwe jaar bekend.
Huurdersorganisaties en bewonerscommissies hebben rechten zoals informatierecht, overlegrecht, adviesrecht en agenderingsrecht. Bewonerscommissies hebben iets minder rechten dan huurdersorganisaties. Zij mogen niet meepraten over algemene plannen, maar alleen over specifieke plannen voor hun woonwagenlocatie, bijvoorbeeld over sloop en renovatie van woonwagens en woonwagenwoningen.
Op dit moment is niet op elke woonwagenlocatie een bewonerscommissie actief.
De gemeente probeert in haar rol als verhuurder zoveel mogelijk aan te sluiten bij de werkwijze van een corporatie. Daarom zal er gestart worden met een halfjaarlijks huurdersoverleg met de bewonerscommissie(s). Hierin worden zaken besproken als het verhuurbeleid en de uitvoering van het beheer, het onderhoud en de huurinning.
7. Beleid inzake kleine herstellingen
Bij een woonwagenstandplaats (+ berging) hebben de huurder en de verhuurder allebei verplichtingen op het gebied van onderhoud. Het onderhoud van de berging is verdeeld tussen huurder en de verhuurder. De verhuurder zorgt voor het groot onderhoud en huurder zorgt voor het klein en dagelijks onderhoud van het gehuurde. Schade aan de binnenkant van de berging (plafond, muren, tegels, deuren, etc.) moet de huurder zelf herstellen. De huurder zorgt dus voor reparatie van schade die de huurder zelf heeft veroorzaakt. De kosten kan de huurder trachten te verhalen bij zijn eigen (aansprakelijkheid- of inboedel-)verzekering.
Het Besluit kleine herstellingen dateert van 8 april 20035 . In dit besluit worden aangewezen de herstellingen die moeten worden aangemerkt als kleine herstellingen zoals bedoeld in artikel 240 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Kort gezegd komt het er op neer dat de herstellingen, die opgenomen zijn in de Lijst van kleine herstellingen (zie bijlage C), voor rekening van de huurder komen.
Aldus vastgesteld op 31 januari 2023
Burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen,
de secretaris, de loco-burgemeester,
M.J.P. de Jongh, RA E.M.J. Prent
Het voorgestelde ‘Verhuurbeleid woonwagenstandplaatsen’ zal gecommuniceerd worden naar de huidige en toekomstige bewoners. De ingrediënten die in ieder geval moeten worden gecommuniceerd, zijn:
Communicatie vindt plaats via de website van de gemeente Steenbergen en de gebruikelijke lokale kranten voor (wettelijke) publicaties.
Bijlage B – Beleid inzake kleine herstellingen
Bijlage C – Rechten huurdersorganisatie
Welke rechten heeft de huurdersorganisatie?
Huurdersorganisaties en bewonerscommissies hebben informatierecht, overlegrecht, adviesrecht en agenderingsrecht. Bewonerscommissies hebben iets minder rechten dan huurdersorganisaties. Binnen de verhuur van woonwagenstandplaatsen in de gemeente Steenbergen heeft de verhuurder minder dan 25 verhuureenheden, waardoor er geen huurdersorganisatie hoeft te zijn.
De huurdersorganisatie heeft informatierecht. Dit betekent dat de verhuurder in de volgende situaties verplicht is informatie te geven:
Het gaat daarbij bijvoorbeeld om:
De huurdersorganisatie heeft een overlegrecht. Dit betekent dat zij in bepaalde situaties de verhuurder kan vragen met hen te overleggen. Dit overleg kan op verschillende manieren plaatsvinden:
De huurdersorganisatie heeft het adviesrecht. Dit betekent dat zij de verhuurder een schriftelijk advies mag geven over zijn voorgenomen beleid.
Het advies moet volgens de volgende procedure verlopen:
Wil de verhuurder afwijken van het advies? Dan moet hij dit binnen twee weken schriftelijk melden aan de huurdersorganisatie. Hij geeft daarbij aan waarom hij het advies geheel of gedeeltelijk niet opvolgt.
De huurdersorganisatie heeft agenderingsrecht. Dit is het recht om onderwerpen op de overlegagenda te zetten. Ook hebben de verhuurder en huurdersorganisatie het recht om deskundigen uit te nodigen om deel te nemen aan overleg met de verhuurder.
Kostenvergoeding huurdersorganisaties
Een huurdersorganisatie heeft recht op een kostenvergoeding van de verhuurder voor:
De rechten van de huurdersorganisatie staan in de wet. Het is mogelijk dat huurdersorganisatie meer rechten krijgen. Dit kunnen zij schriftelijk regelen met hun verhuurder.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-50274.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.