Besluit tot wijziging Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten:

Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vijfheerenlanden, Woerden, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist;

ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd;

Overwegende:

- dat de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht laatstelijk per 1 januari 2019 is aangepast in verband met het toetreden van de gemeente Vijfheerenlanden;

- dat het bestuur van de VRU de wens heeft de samenstelling en zittingstermijnen van het dagelijks bestuur aan te passen, in verband met de doorstroming en portefeuilleverdeling, alsmede de continuïteit van het lidmaatschap van de plaatsvervangend voorzitter;

- dat een wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 1 juli 2022 in werking is getreden, welke noopt tot het wijzigen van de Gemeenschappelijke regeling VRU;

gelet op:

- de Wet veiligheidsregio’s;

- de Wet publieke gezondheid;

- de Wet gemeenschappelijke regelingen,

- de Gemeentewet;

- de toestemming van de gemeenteraden van Amersfoort, Baarn, Bunnik, Bunschoten, De Bilt, De Ronde Venen, Eemnes, Houten, Leusden, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Renswoude, Rhenen, Soest, Stichtse Vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Vijfheerenlanden, Woerden, Woudenberg, Wijk bij Duurstede, IJsselstein en Zeist, overeenkomstig artikel 1, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

besluiten:

de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht als volgt te wijzigen:

 

 

Artikel I

De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel 2.5 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

2.5a Zienswijzen

Er zijn geen besluiten van het algemeen bestuur, waarvoor aan de raden vooraf zienswijze dient te worden gevraagd, zoals bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid, Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid wordt na ‘voorzitter’ ingevoegd: , de plaatsvervangend voorzitter.

Het derde lid wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

3. Een lid van het algemeen bestuur kan maximaal twee opeenvolgende periodes worden aangewezen als lid van het dagelijks bestuur.

Na het vierde lid wordt een vijfde lid ingevoegd dat luidt:

5. Bij langdurige ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur, kan het dagelijks bestuur een lid van het algemeen bestuur als plaatsvervanger aanwijzen voor de duur van de ontstentenis. Het algemeen bestuur besluit over bekrachtiging van deze aanwijzing in zijn eerstvolgende vergadering. Indien het algemeen bestuur besluit de aanwijzing niet te bekrachtigen, dan eindigt de plaatsvervanging de dag volgende op dat besluit.

 

Na artikel 2.8 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

2.8a Zienswijzen

Er zijn geen besluiten van het dagelijks bestuur, waarvoor aan de raden vooraf zienswijze dient te worden gevraagd, zoals bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid, Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

Na ‘vast’ wordt ingevoegd: , waarin in ieder geval leden van het dagelijks bestuur worden opgenomen als verdere plaatsvervangers.

 

Na artikel 2.10 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

2.10a Zienswijzen

Er zijn geen besluiten van de voorzitter, waarvoor aan de raden vooraf zienswijze dient te worden gevraagd, bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid, Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Na artikel 3.9 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

Artikel 3.9a Burgerparticipatie

Ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling slechts betrokken, voor zover dat bij of krachtens wet is vereist, of voor zover door het bestuur bepaald.

 

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

Het opschrift van het artikel komt als volgt te luiden:

Artikel 4.3 Algemene financiële en beleidsmatige kaders

Het tweede en derde lid worden gewijzigd en komen als volgt te luiden:

2. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de algemene financiële en beleidsmatige kaders, als bedoeld in het eerste lid, naar voren brengen, tenzij de omvang van het totaal van de gemeentelijke bijdragen slechts wijzigt als gevolg van de reguliere loon- en prijsaanpassing.

3. Het dagelijks bestuur voegt de zienswijzen, bedoeld in het tweede lid, en zijn oordeel daarover, bij de ontwerpbegroting wanneer deze aan de raden wordt gezonden, zoals bedoeld in artikel 4.4 eerste lid.

 

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd.

In het eerste lid wordt ‘acht’ vervangen door: twaalf.

Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde tot zevende lid tot vijfde tot achtste lid, een lid ingevoegd dat luidt:

4. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

In het aldus tot zevende lid vernummerde lid wordt ‘1 augustus’ vervangen door: 15 september.

In het aldus tot achtste lid vernummerde lid wordt ‘1 augustus’ vervangen door: 15 september.

 

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. De berekenbare kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van de uittreding, komen voor rekening van de uittredende gemeente. Indien er als gevolg van de uittreding personele consequenties zijn, dient daarvoor een sociaal statuut te worden vastgesteld.

 

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

In het tweede lid wordt ‘tweede en derde lid’ vervangen door: tweede tot en met vijfde lid.

 

Na artikel 6.1 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

Artikel 6.1a Evaluatie

Het algemeen bestuur draagt ervoor zorgt dat de regeling periodiek, doch tenminste één maal per zes jaar wordt geëvalueerd.

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking daarvan, onverminderd het bepaalde in artikel 26, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

Aldus vastgesteld te Utrecht d.d. 8 juni 2023

Naar boven