Beleidsregels Meedoenregeling gemeente Geldrop-Mierlo 2024

Het College van B&W heeft in de collegevergadering van 14 november 2023 de beleidsregels Meedoenregeling gemeente Geldrop-Mierlo 2024 vastgesteld. De beleidsregels geven de kaders en voorwaarden omtrent het gebruik van de Meedoenregeling aan voor inwoners van de gemeente Geldrop-Mierlo met een minimuminkomen.

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo:

 

Gelet op:

  • Artikel 160 van de Gemeentewet

  • Titel 4.3 Algemene wet Bestuursrecht

Overwegende dat:

 

Het college het wenselijk vindt om de toelatingsmogelijkheden van de doelgroep minima nader te definiëren en de inhoudelijke wijzigingen vast te leggen in een lokale beleidsregel;

 

B E S L U I T E N:

 

Vast te stellen

 

Beleidsregels Meedoenregeling gemeente Geldrop-Mierlo 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Belanghebbende: de persoon of het gezin wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken en die aanspraak maakt op de Meedoenregeling;

    • b.

      College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo;

    • c.

      Direct beschikbare middelen: middelen in de vorm van contant geld en direct opeisbare goederen op bank- en spaarrekeningen;

    • d.

      Inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 9 van de Beleidsregels bijzondere bijstand 2023;

    • e.

      Kalenderjaar: tijdvak van 1 januari tot en met 31 december van een jaar;

    • f.

      Maatschappelijke participatie: maatschappelijke, sportieve of culturele activiteiten die belanghebbende in staat stelt om maatschappelijk actief te worden en/of te blijven;

    • g.

      Meedoenregeling: regeling waarin aan mensen met laag inkomen en beperkt vermogen een bedrag ter besteding wordt aangeboden voor maatschappelijke participatie.

Artikel 2. Voorwaarden bij toekenning op aanvraag

  • 1.

    De belanghebbende heeft recht op een tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie indien hij op datum aanvraag:

    • a.

      beschikt over een inkomen niet hoger dan 120% van de voor hem of haar van toepassing zijnde netto uitkeringsnorm voor alleenstaanden en gezin / samenwonenden, of in het geval van een alleenstaande ouder beschikt over een inkomen niet hoger dan 90% van de gehuwdennorm;

    • b.

      beschikt over direct beschikbare middelen met een waarde niet hoger dan de toepasselijke vermogensgrens zoals bedoeld in artikel 34, van de Participatiewet;

    • c.

      Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) woonachtig is binnen de gemeente Geldrop-Mierlo;

    • d.

      Geen vreemdeling is;

    • e.

      De leeftijd van 18 jaar of ouder heeft bereikt.

  • 2.

    Personen vanaf 18 jaar kunnen een aanvraag indienen met een daarvoor aangewezen aanvraagformulier. Met het indienen geeft belanghebbende de gemeente Geldrop-Mierlo toestemming het door hem verklaarde te controleren op juistheid. Op een aanvraag dient door belanghebbende aangegeven te worden waaraan zij de meedoenregeling besteden.

  • 3.

    De aanvraag dient uiterlijk 31 december te zijn ingediend van het betreffende kalenderjaar waarin de maatschappelijke participatie heeft plaatsgevonden, plus tot uiterlijk 31 december van het betreffende kalenderjaar waarin de meedoenregeling geldig van toepassing is.

  • 4.

    De tegemoetkoming dient uitsluitend te worden gebruikt voor bevordering en daadwerkelijke uitvoering van maatschappelijke participatie in de brede zin van het woord.

  • 5.

    Onder belanghebbende als bedoeld in artikel 1 wordt tevens verstaan de belanghebbende die in een WSNP (Wettelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen) - traject zit of een minnelijke regeling heeft.

Artikel 3. Studenten op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF)

In afwijking van het bepaalde in artikel 2, wordt geen bijdrage toegekend aan personen die studeren en aanspraak kunnen maken op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering, of een tegemoetkoming in de schoolkosten ontvangen vanuit Dienst Uitvoering Onderwijs op grond van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten.

Artikel 4. Hoogte tegemoetkoming en uitbetaling

  • 1.

    De tegemoetkoming is een persoonsgebonden budget in aantoonbare participatiekosten in het lopende kalenderjaar.

  • 2.

    De belanghebbende komt ten hoogste eenmaal per kalenderjaar voor een tegemoetkoming in aanmerking. Dit betekent dat maximaal 1 aanvraag per jaar kan worden gedaan.

  • 3.

    De belanghebbende heeft maximaal recht op een bijdrage van € 200,-.

  • 4.

    De belanghebbende krijgt dit bedrag op zijn of haar rekening gestort voor maatschappelijke participatie als bedoeld in brede zin van het woord.

  • 5.

    Het college kan ieder jaar het bedrag opnieuw vaststellen.

Artikel 5. Controle en terugvordering

  • 1.

    Het college kan besluiten tot uitvoering van steekproeven ter controle of belanghebbenden hebben voldaan aan de gestelde voorwaarden in deze regeling.

  • 2.

    Belanghebbende dient tot minimaal 1 jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de aanvraag is gedaan, desgevraagd, bewijzen te kunnen overleggen waaraan de meedoenregeling is besteed.

  • 3.

    Na controle ontvangt belanghebbende een brief waarin wordt bevestigd of belanghebbende heeft voldaan aan de gestelde voorwaarden in deze regeling.

  • 4.

    Het college stelt, indien belanghebbende niet voldoet aan de vereiste overlegging van bewijzen, belanghebbende in staat tot het geven van nadere informatie. Mocht vervolgens worden geconcludeerd dat belanghebbende het bedrag niet heeft gebruikt voor de juiste doeleinden, dan kan het college besluiten tot terugvordering van het toegekende bedrag. In dit kader spelen de regels omtrent onverschuldigde betaling conform artikel 6:203 BW een centrale rol.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere en dringende gevallen een artikel of artikelen van deze beleidsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan, gelet op het belang van de belanghebbende, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Meedoenregeling gemeente Geldrop-Mierlo 2024.

Artikel 8. Inwerkingtreding en Intrekking oude beleidsregel

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2024, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels regeling Welzijnsactiviteiten Geldrop-Mierlo 2018.

Aldus besloten in de vergadering van 14 november 2023.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo,

J.C.J. van Bree

Burgemeester

N.J.H. Scheltens

Secretaris

Algemene toelichting

Inwoners uit Geldrop-Mierlo kunnen meedoen aan leuke, leerzame of gezonde activiteiten. Ook als zij minder te besteden hebben. De meedoenregeling is bedoeld om inwoners met een laag inkomen mee te laten doen aan sociaal culturele of verenigingsactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn een lidmaatschap voor muziek-, toneel- en sportverenigingen of de sportschool. Andere voorbeelden zijn een bezoek aan een pretpark, kosten voor een cursus (schilderen, een talencursus) en een zwemabonnement.

 

De meedoenregeling valt onder de inkomensondersteunende voorzieningen van gemeente Geldrop-Mierlo. Deze voorzieningen zijn specifiek bedoelt om inwoners in een financieel kwetsbare situatie, evengoed te laten meedoen in onze samenleving. Alle voorzieningen die er zijn, maken we zo toegankelijk mogelijk. We zetten bijvoorbeeld (maatschappelijke) organisaties in om mensen te wijzen op de mogelijkheden. Onze formulieren en procedures zijn begrijpelijk.

 

Het vertrekpunt voor de beleidsregels Meedoenregeling Geldrop-Mierlo 2024 ligt in de ambities en opgaven die we binnen Geldrop-Mierlo hebben op het vlak van bestaanszekerheid.

 

“Beter laten aansluiten van het aanbod van regelingen voor minima op het gebied van bijzondere bijstand en inkomensverruimende regelingen bij de actuele behoeften (met speciale aandacht voor kinderen in armoede), zodat mensen er gebruik van maken en actief kunnen deelnemen in de samenleving.”

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepaling

Hier wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Algemene wet Bestuursrecht (AWB), en de Participatiewet (PW) voor een alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin/samenwonenden. Dit betekent dat qua begripsomschrijving nadrukkelijk niet gekozen wordt voor de kostendelersnorm. Doel is vergroting van het bereik van de minima en het bieden van bredere mogelijkheden voor maatschappelijke participatie.

 

Artikel 2. Voorwaarden bij toekenning op aanvraag

De tegemoetkoming moet worden ingezet voor participatie van personen die 18 jaar of ouder zijn. Hier is uitdrukkelijk voor gekozen, omdat voor de maatschappelijke participatie van personen die jonger dan 18 jaar zijn, een aanvraag bij stichting Leergeld kan worden ingediend.

Met betrekking tot de draagkracht geldt dat in ieder geval geen bijdrage mogelijk is bij een inkomen hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm voor alleenstaanden en gezin/samenwonenden, of in het geval van een alleenstaande ouder een inkomen hoger dan 90% van de gehuwdennorm, zoals vermeld in artikel 2 lid 1 sub a (netto uitkeringsnorm voor alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin/samenwonenden).

Bij de vaststelling van het vermogen gaan het college bij deze participatieregeling alleen uit van contant geld en direct opeisbare tegoeden op de bank- en spaarrekeningen. Overig vermogen zoals eigen woning/bedrijf blijft daarom buiten beschouwing. De direct beschikbare middelen op de bankrekeningen mag de vermogensgrens als genoemd in artikel 34, PW, niet overschrijden.

Inkomsten die worden vrijgelaten ingevolge de Participatiewet, worden niet in aanmerking genomen. Voor de belanghebbende die aan een traject van schuldbemiddeling of schuldsanering deelneemt via een erkend schuldhulpverlener geldt, dat voor het recht op de meedoenregeling het inkomen gedurende het traject gelijkgesteld wordt met het wettelijk sociaal minimum.

Vreemdelingen zonder rechtmatige verblijfstitel zijn wettelijk van voorzieningen uitgesloten. Een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 10 van de Vreemdelingenwet, kan geen aanspraak maken op toekenning van voorzieningen.

De meedoenregeling is bedoeld voor maatschappelijke participatie in de brede zin van het woord. Voorbeelden hiervan zijn lidmaatschap van een sportvereniging, fitness, toneel of koor maar ook andere vormen van participatie zijn mogelijk. Hierbij kan worden gedacht aan een theaterbezoek, bioscoopbezoek, museumjaarkaart en kosten zwemabonnement.

 

Artikel 3. Studenten op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF)

Studenten worden uitgesloten van deze regeling. Dit sluit aan bij de gedachte dat studenten een groep zijn die gedurende het onderwijstraject tijdelijk een laag inkomen hebben. Na hun studie zullen zij normaal gesproken in staat zijn om een hoger inkomen te verdienen.

 

Artikel 4. Hoogte tegemoetkoming en uitbetaling

In dit artikel is de hoogte van de bijdrage vastgelegd. Het bedrag is een persoonsgebonden budget en niet overdraagbaar binnen gezinsleden. Via een collegebesluit per 16 mei 2023 is dit bedrag per 1 januari 2024 vastgesteld op € 200,- per persoon per jaar. Dit bedrag kan door inwoner (digitaal) worden aangevraagd via een daarvoor aangewezen aanvraagformulier.

 

Artikel 5. Controle en terugvordering

Het college kan besluiten tot uitvoering van steekproeven ter controle van het naleven van de gestelde voorwaarden in deze regeling. Mocht het college besluiten tot een steekproefcontrole, dan wordt maximaal 10% van de totale toegekende aanvragen in dat kalenderjaar gecontroleerd. Hierin worden uitsluitend belanghebbenden meegenomen waarvan de aanvraag uiteindelijk is toegekend. De betrokken belanghebbende wordt hiervan via een brief op de hoogte gesteld. Hierin kunnen nadere bewijzen worden opgevraagd. Desgevraagd dienen zijn tot 1 jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de aanvraag is gedaan, aantoonbaar te kunnen bewijzen waaraan zij de meedoenregeling hebben besteed. Belanghebbende dient daarom ten alle tijden minimaal 1 jaar na afloop van het betreffende kalenderjaar deze bewijzen in het bezit te houden. De steekproef zal voornamelijk betrekking hebben op de vraag of de maatschappelijke participatie daadwerkelijk is uitgevoerd.

Mocht het college concluderen dat niet is voldaan aan de gestelde voorwaarden, dan kan het college besluiten tot terugvordering van het daadwerkelijke bedrag. In dit kader spelen de regels omtrent onverschuldigde betaling conform artikel 6:203 BW een centrale rol. Alvorens het overgaat tot daadwerkelijke terugvordering, stelt het belanghebbende in staat tot het geven van nadere informatie. Hierin wordt gevraagd of belanghebbende alsnog kan voldoen aan de voorwaarden van toekenning. In het geval dat dit niet mogelijk blijkt te zijn, of belanghebbende hierin niet gaat voldoen, kan het college besluiten tot terugvordering van het toegekende bedrag. Hiervoor stelt het college een sommatiebrief op, alvorens het overgaat tot het besluiten van een gerechtelijke procedure. De gemaakte (gerechtelijke) kosten worden in dat geval verhaald op rekening van belanghebbende.

 

Artikel 6. Hardheidsclausule

De belanghebbende kan in de aanvraag een apart beroep doen op de hardheidsclausule. Hierbij dient te worden uiteengezet dat sprake is van een bijzonder en dringend geval, en waarom toepassing van een bepaald artikel leidt tot een onbillijke toepassing. Eveneens het college kan ambtshalve een aanvraag toetsen aan de hardheidsclausule, indien zij dit geschikt en noodzakelijk acht. Hoofdregel blijft dat hieraan slechts in bijzondere omstandigheden gevolg kan worden gegeven, hetgeen ter beoordeling blijft van het college. De hardheidsclausule kan in beginsel voornamelijk, maar niet uitsluitend, mogelijk toegepast worden op de voorwaarden van de meedoenregeling, concreet artikel 2.

Naar boven