Gemeenteblad van Wageningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wageningen | Gemeenteblad 2023, 499621 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wageningen | Gemeenteblad 2023, 499621 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024
De raad van de gemeente Wageningen;
het voorstel aan de raad, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 12 september 2023;
artikel 228 van de Gemeentewet
________________________________________
De Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024 vast te stellen.
________________________________________
Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024
In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
De belasting, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt niet geheven ter zake van:
Artikel 5 – Heffingsgrondslag en tarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
Artikel 6 – Berekening van de precariobelasting
Indien de gemeente een (deel)vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de vergunde oppervlakte en de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vierde lid van overeenkomstige toepassing is.
In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar-overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.
De niet-jaarlijkse belasting wordt geheven door middel van een gedagtekende nota of een ander schriftelijk stuk, waarop het verschuldigde bedrag wordt vermeld. Het verschuldigde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de nota of ander schriftelijk stuk aan de belastingschuldige bekend gemaakt.
Artikel 9 - Ontstaan van de belastingplicht en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
________________________________________
Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 november 2023,
de voorzitter,
de griffier,
Bijlage 1 T A R I E V E N T A B E L (BEHORENDE BIJ DE VERORDENING PRECARIOBELASTING 2024)
Toelichting op de verordening precariobelasting 2024
De verordening precariobelasting is gebaseerd op artikel 228 van de Gemeentewet zoals die luidt vanaf 1 januari 1995 (Staatsblad 1994, 162). De verordening bestaat uit twee gedeelten, namelijk de verordening zelf met de formele en materiële bepalingen en de tarieventabel met een omschrijving van de te belasten voorwerpen en de tarieven.
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening, meer in het bijzonder de tarieventabel, voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.
Een voorwerp moet zich onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeente grond bevinden. Dit houdt in dat de grond in eigendom moet zijn van de gemeente ( HR 17 februari 1932, WvhR mr. 12414; Hof Den Haag 25 oktober 1973, nr. 91/1973, BNB 1974/214 (Gorinchem)). Grond is voor de openbare dienst bestemd, indien die grond kan worden gebruikt tot algemeen nut en in beginsel een ieder bij die grond belang kan hebben (Hof Amsterdam 2 maart 1990, nr. 4211/88, Belastingblad 1991, blz. 43, BNB 1991/70 (Amsterdam). Voorbeelden hiervan zijn een uithangbord dat aan de gevel van een winkel hangt boven gemeentegrond, fietsrekken of verkoopautomaten die op de stoep staan.
De belasting wordt geheven van degene, van wie, dan wel ten behoeve van wie de in artikel 2 lid 1 bedoelde voorwerpen aanwezig zijn. Indien een gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, zal degene aan wie de vergunning is verleend (of dienst rechtsopvolger) als belastingplichtige aangemerkt worden.
In artikel 4 zijn een aantal vrijstellingen opgenomen. Deze vrijstellingen zijn afhankelijk van het gemeentelijk beleid. Wij zullen hieronder niet ingaan op de afzonderlijke vrijstellingen.
Artikel 5 – Heffingsgrondslag en tarief
Voor de maatstaf en tarieven is verwezen naar de tarieventabel. Hierin is opgenomen voor welke voorwerpen de gemeente een precariobelasting heft en met welk tarief.
Artikel 6 – Berekening van de precariobelasting
In het eerste en tweede lid wordt bepaald dat de precariobelasting wordt berekend naar de oppervlakte van de voorwerpen.Derde lid In het derde lid wordt bepaald dat voor de berekening van de precariobelasting ervan wordt uitgegaan dat de voorwerpen gedurende de gehele vergunningperiode worden gehouden. Indien de voorwerpen niet de gehele vergunningperiode aanwezig zijn, bestaat er aanspraak op ontheffing. De artikelen 244 (ambtshalve) of 242 (op verzoek) van de Gemeentewet zijn van toepassing. Het gaat bij de precariobelasting immers om de feitelijke aanwezigheid van voorwerpen.
In de tarieventabel zijn voor eenzelfde belastbaar feit soms tarieven per dag, per week, per maand of per jaar opgenomen. Sommige tarieven zijn niet evenredig opgebouwd (bijvoorbeeld het algemeen tarief in de tarieventabel). In het vierde lid is aangegeven dat de precariobelasting wordt berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.
In het vijfde lid is opgenomen - in afwijking van het bepaalde in artikel 1- dat als er geen dagtarief is opgenomen een gedeelte van een week wordt gelijkgesteld met een week. Als er geen dag- of week tarief is opgenomen wordt een gedeelte van de maand gelijkgesteld met een maand. Als de voorwerpen een kortere periode dan een week of een maand aanwezig zouden zijn, zouden deze niet geheven kunnen worden. Dit lid zorgt ervoor dat periodes gelijkgesteld worden zodat voorwerpen die korter aanwezig zijn ook geheven kunnen worden, ondanks dat er geen dag- of weektarief is opgenomen in de tarieventabel.
In het zesde lid is een regeling getroffen als het belastingtijdvak niet samen valt met een dag, week, maand of jaar. Als bijvoorbeeld het belastingtijdvak een periode van achttien dagen is, kent de tarieventabel voor die periode geen tarief. Er geldt bijvoorbeeld wel een tarief per dag of per week. deze tarieven gelden dan per dag of per week van het belastingtijdvak van achttien dagen. Dus: tweemaal het weektarief en viermaal het dagtarief ervan uitgaande dat er sprake is van evenredige tarieven. Bij onevenredige tarieven kan driemaal het weektarief voordeliger zijn voor de belastingplichtige (zie vierde lid). Het tarief dient bij onevenredige tarieven berekend te worden op de meest voordelige wijze.
In beginsel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor de vergunning is verleend. Indien de geldigheidsduur van de vergunning over het kalenderjaar heengaat, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. In elk kalenderjaar waarop de vergunning betrekking heeft, wordt dan een aanslag precariobelasting opgelegd over de periode gedurende welke de voorwerpen in dat jaar aanwezig zijn/waren.
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte en op andere wijze. In deze verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag.
Artikel 9 – Ontstaan van de belastingplicht en heffing naar tijdsgelang
De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het tijdvak, tenzij de belastingplicht later aanvangt. In geval een jaartarief geldt kan op grond van het tweede en derde lid de exacte omvang van de schuld worden vastgesteld.
Het artikel voorziet niet in betalingstermijnen. De betalingstermijn van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 is van toepassing.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-499621.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.