Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heusden 2023

 

Besluit van de raad van de gemeente Heusden tot vaststelling van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heusden 2023

 

De raad van de gemeente Heusden;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2023;

gelet op, artikel 149 van de Gemeentewet,

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heusden 2023

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Omgevingswet;

  • bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • openbare plaats: plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek;

  • parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

     

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, tenzij bij deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twintig weken.

     

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

     

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    de houder dit verzoekt.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

 

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

 

Hoofdstuk 2 Openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid of milieu

Afdeling 1. Voorkomen of bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, te vechten, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats

  • a.

    aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

  • b.

    aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

  • c.

    zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing; is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

  • 6.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 2:1a Beperkte verblijfsmogelijkheid op aangewezen plaatsen

  • 1.

    Het college kan met inachtneming van het krachtens deze verordening door de gemeenteraad vastgestelde beleid beperkte openbare plaatsen binnen de gemeente aanwijzen, waar het in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu, verboden is zich te begeven of te verblijven binnen de door het college aangewezen tijden.

  • 2.

    Het is verboden te verblijven op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats binnen de aangewezen tijden.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 2:1b Gebiedsontzeggingen (vervallen, opgenomen in artikel 2:78)

 

Artikel 2:2 Optochten (vervallen)

 

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1.

    Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare, manifestaties geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2.

    De kennisgeving bevat:

  • a.

    naam en adres van degene die de betoging houdt;

  • b.

    het doel van de betoging;

  • c.

    de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

  • d.

    de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

  • e.

    voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en

  • f.

    maatregelen die degene die de betoging houdt, zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3.

    Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4.

    Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.

  • 5.

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

 

Artikel 2:4 Afwijking termijn (vervallen)

 

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens (vervallen)

 

Artikel 2:6 Beperking verspreiden van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen (vervallen)

 

Artikel 2:7 Feest, muziek, wedstrijd en dergelijke (vervallen)

 

Artikel 2:8 Dienstverlening (vervallen)

 

Artikel 2:9 Straatartiest (vervallen)

 

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

 

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan een openbare plaats (vervallen)

 

Artikel 2:10a Vrij te stellen categorieën (vervallen)

 

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg (vervallen)

 

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg (vervallen)

 

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid (vervallen)

 

Artikel 2:14 Winkelwagentjes (vervallen)

 

Artikel 2:15 Hinderlijke of gevaarlijke beplanting of voorwerpen (vervallen)

 

Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke (vervallen)

 

Artikel 2:17 Kelderingangen en dergelijke (vervallen)

 

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

  • 1.

    Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:

  • a.

    te roken;

  • b.

    voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 2.

    De verboden in het eerste lid gelden niet voor situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3 van het Wetboek van Strafrecht of de Duinverordening gemeente Heusden.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, geldt niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

     

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (vervallen, samengevoegd met artikel 2:15)

 

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen (vervallen)

 

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting (vervallen)

 

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn (vervallen)

 

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs (vervallen)

 

Afdeling 3. Evenementen

 

Artikel 2:24 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

  • a.

    bioscoop- en theatervoorstellingen;

  • b.

    markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h. van de Gemeentewet en artikel 5:22;

  • c.

    kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

  • d.

    het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

  • e.

    betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

  • f.

    activiteiten als bedoeld in artikel 2:39;

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

  • a.

    een herdenkingsplechtigheid;

  • b.

    een braderie, snuffelmarkt;

  • c.

    een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

  • d.

    een al dan niet besloten feest, een muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

  • e.

    een straatfeest of buurtbarbecue;

  • f.

    het optreden van een straatartiest;

  • g.

    een tentoonstelling;

  • h.

    een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of –gala’s.

 

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding moet worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

     

Artikel 2:25a Kleinschalige evenementen

  • 1.

    Geen vergunning is vereist voor door de burgemeester aangewezen kleinschalige evenementen, mits wordt voldaan aan de krachtens het tweede lid gestelde nadere regels.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde kleinschalige evenementen.

  • 3.

    Van het voornemen tot het houden van een kleinschalig evenement, bedoeld in het eerste lid, doet de organisator tenminste drie weken voor de datum, waarop het evenement plaatsvindt, melding bij de burgemeester. Een melding is niet vereist wanneer wordt voldaan aan de door het college vastgestelde voorwaarden voor meldingsvrije kleinschalige evenementen.

  • 4.

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het derde lid bedoelde termijn verkorten en tevens een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.

  • 5.

    De burgemeester kan besluiten een kleinschalig evenement te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 6.

    Het is verboden een kleinschalig evenement te doen plaatsvinden, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, terwijl men weet of redelijkerwijze kon weten dat:

  • a.

    bij het organiseren van het kleinschalige evenement niet overeenkomstig de geldende procedurevoorschriften wordt gehandeld;

  • b.

    gehandeld wordt in afwijking van de gegevens die bij de melding zijn verstrekt;

  • c.

    de burgemeester het kleinschalige evenement heeft verboden.

 

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

 

Afdeling 4. Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:27 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder horecabedrijf verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé of shishalounge, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij het horecabedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.

  • 2.

    In deze afdeling wordt onder terras verstaan een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar bedrijfsmatig, in een omvang alsof het bedrijfsmatig is of tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken, rookwaren of spijzen voor gebruik ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

     

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

  • 1.

    Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk, voor zover de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het omgevingsplan;

  • b.

    indien de exploitant niet voldoet aan het vereiste dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 4.

    Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf, de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie en de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant van het horecabedrijf.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10, eerste lid, beslist de burgemeester over de ingebruikneming van de weg of een weggedeelte, als sprake is van een vergunningaanvraag, die betrekking heeft op een of meer bij een horecabedrijf behorende terrassen, voor zover deze zich op de weg bevinden.

  • 6.

    De burgemeester kan bepalen dat het verbod in het eerste lid niet geldt voor een of meer in dat besluit aangeduide categorieën van horecabedrijven met uitzondering van de daartoe behorende terrassen.

  • 7.

    Van het voornemen tot het exploiteren van een horecabedrijf, die op grond van het zesde lid is vrijgesteld van een vergunningplicht, doet de exploitant tenminste drie weken voordat hij met de exploitatie start, melding bij de burgemeester.

  • 8.

    De exploitatie van een vergunningvrij horecabedrijf, bedoeld in het vorige lid, moet zodanig geschieden dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van dat horecabedrijf en/of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.

  • 9.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

     

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1.

    Voor de toepassing van de artikelen 2:29, 2:30 en 2:31 wordt verstaan onder aanverwante inrichting: een inrichting ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming, waarin bedrijfsmatig of tegen betaling dranken, inclusief alcoholhoudende dranken, of etenswaren worden verstrekt voor gebruik ten plaatse ten behoeve van de gebruikers van de bestemming, zoals een sportkantine, sociëteit, clublokaal, gemeenschapshuis, sociaal-cultureel centrum, buurthuis en dergelijke.

  • 2.

    Het is de exploitant van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en bezoekers toe te laten of te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur.

  • 3.

    Het is de exploitant van een aanverwante inrichting, als bedoeld in het eerste lid, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven: op maandag tot en met zondag tussen 24.00 uur en 07.00 uur.

  • 4.

    De burgemeester kan voor een afzonderlijk horecabedrijf of voor een afzonderlijke, aanverwante inrichting andere sluitingstijden vaststellen.

  • 5.

    De burgemeester kan voor terrassen andere sluitingstijden vaststellen.

  • 6.

    Het in het tweede, derde, vierde en vijfde lid bepaalde geldt niet voor situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet wordt voorzien.

 

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven of aanverwante inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

 

Artikel 2:31 Verboden gedragingen (vervallen)

 

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen (vervallen)

 

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet , treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.

 

Artikel 2:34 (vervallen)

 

Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet

 

Artikel 2:34a Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • alcoholhoudende drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;

  • horecabedrijf: de activiteiten, waarbij bedrijfsmatig of tegen betaling alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij het horecabedrijf behorend terras;

  • inrichting: de inrichting, waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen;

  • paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf;

  • aanverwante inrichting: een inrichting ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming, waarin bedrijfsmatig of tegen betaling dranken, inclusief alcoholhoudende dranken, of etenswaren worden verstrekt voor gebruik ten plaatse ten behoeve van de gebruikers van de bestemming, zoals een sportkantine, sociëteit, clublokaal, gemeenschapshuis, sociaal-cultureel centrum, buurthuis e.d.

  • commerciële sportkantine: een sportkantine, waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend door een ondernemer en niet door een paracommerciële rechtspersoon;

  • sportkantine: een inrichting, waarin het horecabedrijf ten dienste van sportactiviteiten zowel door een ondernemer als door een paracommerciële rechtspersoon kan worden uitgeoefend;

  • bijeenkomst van persoonlijke aard: een bijeenkomst, waarbij meestal alcohol wordt genuttigd, die geen direct verband houdt met de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon, zoals een bruiloft, verjaardagsfeest, bedrijfsfeest etcetera;

  • toegestane activiteiten: bijeenkomsten, die zijn gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken, maar die op grond van artikel 2:34bb desondanks zijn toegestaan.

     

Artikel 2:34b Regulering paracommercie

  • 1.

    Het is een paracommerciële rechtspersoon en een commerciële sportkantine verboden om bedrijfsmatig of tegen betaling in of vanuit de inrichting alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken buiten de volgende schenktijden:

  • maandag tot en met zaterdag vanaf 13.00 uur tot 24.00 uur;

  • zondag vanaf 11.00 uur tot 24.00 uur.

  • 2.

    De burgemeester kan voor een commerciële sportkantine andere schenktijden vaststellen.

  • 3.

    Het is een paracommerciële rechtspersoon verboden om bedrijfsmatig of tegen betaling in of vanuit de inrichting alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard.

  • 4.

    Het is een paracommerciële rechtspersoon verboden om bedrijfsmatig of tegen betaling in of vanuit de inrichting alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken tijdens bijeenkomsten, die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.

 

Artikel 2:34bb Uitzonderingen; toegestane activiteiten

Behoudens de verboden in artikel 2:34b is het toegestaan bedrijfsmatig of tegen betaling in of vanuit de inrichting alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse te verstrekken tijdens:

  • a.

    ten aanzien van sportieve en recreatieve paracommerciële rechtspersonen:

  • feestavond voor vrijwilligers (maximaal 1 keer per jaar);

  • afscheidsfeest van het bestuur/een bestuurslid;

  • jaarfeest of afsluiting seizoen (maximaal 2 keer per jaar);

  • clubkampioenschap;

  • toernooi;

  • carnaval;

  • nieuwjaarsborrel voor leden met introducé(e);- een jaarlijkse sponsoravond.

  • b.

    ten aanzien van sociaal-culturele paracommerciële rechtspersonen:

  • jaarfeest van en voor verenigingen en stichtingen die structureel gebruik maken van het pand;- vergaderingen van en voor verenigingen en stichtingen die structureel gebruik maken van het pand;

  • sociaal-culturele evenementen, waarbij het evenement centraal staat;

  • kerstviering ten behoeve van de vrijwilligers en personeel;

  • nieuwjaarsborrel voor de vrijwilligers en personeel.

  • c.

    ten aanzien van educatieve paracommerciële rechtspersonen:

  • afstudeerbijeenkomst/diploma-uitreiking;

  • nieuwjaarsborrel voor leerlingen en personeel.

  • d.

    ten aanzien van paracommerciële rechtspersonen met een levensbeschouwelijke of godsdienstige aard:

  • activiteiten en vieringen, die direct verband houden met de levensbeschouwelijke of godsdienstige aard van de instelling.

 

Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Definitie

In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.

 

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

 

Artikel 2:37 (Vervallen)

 

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

 

Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:38a Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • 2.

    In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.

 

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen.

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning:

  • a.

    indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

  • b.

    indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 2:40 Kansspelautomaten

  • 1.

    In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee kansspelautomaten toegestaan.

  • 2.

    In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.

 

Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

 

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2.

    Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3.

    Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

     

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2.

    Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

  • a.

    een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

  • b.

    met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid geldt niet indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4.

    Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5.

    Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7.

    De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

 

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke

  • 1.

    Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Dit verbod geldt niet, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

     

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Dit verbod geldt niet indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

     

Artikel 2:44a Vervoer geprepareerde voorwerpen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats of in de nabijheid van winkels een voorwerp te vervoeren of bij zich te hebben dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

     

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke (vervallen)

 

Artikel 2:46 Rijden over bermen en dergelijke (vervallen)

 

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats:

  • a.

    te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

  • b.

    zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

 

Artikel 2:48 Verboden gebruik van alcohol en lachgas

  • 1.

    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor:

  • a.

    een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet (Drank- en Horecawet); of

  • b.

    een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

  • 3.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas te gebruiken als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

 

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen (vervallen)

 

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten (vervallen)

 

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties (vervallen)

 

Artikel 2:51 Overlast fietsen, bromfietsen en motorvoertuigen (vervallen)

 

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke (vervallen)

 

Artikel 2:53 Bespieden van personen (vervallen)

 

Artikel 2:53a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemingsklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    Exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend.

  • b.

    Beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten.

  • c.

    Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Het aanwijzingsbesluit wordt niet eerder genomen dan nadat de raad hierover in kennis is gesteld.

  • a.

    Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat.

  • b.

    Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.

  • c.

    Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit of door de exploitant en/of beheerder onder druk staat.

  • d.

    Het aanwijzingsbesluit bepaalt de duur van de periode dat de aanwijzing geldt. Deze duur bedraagt maximaal vijf jaar en kan – indien dat met het oog op de bovengenoemde belangen naar het oordeel van de burgemeester nodig is – eenmalig worden verlengd met nogmaals een termijn van maximaal vijf jaar.

  • 3.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

  • a.

    in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied, of

  • b.

    in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of

  • c.

    in door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteiten.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

  • a.

    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

  • b.

    indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

  • c.

    indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • d.

    indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;

  • e.

    indien niet voldaan is aan de bij of krachtens de in dit artikel gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

  • f.

    indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • g.

    indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldende Leefmilieuverordening / beheersverordening of een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of

  • h.

    indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

  • 5.

    Naast - en in aanvulling op - artikel 1:4 kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden aan een exploitatievergunning die wordt verleend krachtens het derde lid van deze bepaling, die strekken ter bescherming van de belangen, zoals opgenomen in het vierde lid van deze bepaling.

  • 6.

    De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overlegd:

  • a.

    de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;

  • b.

    het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

  • c.

    het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

  • d.

    indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;

  • e.

    een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

  • f.

    een verklaring omtrent gedrag (VOG);

  • g.

    een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.

  • h.

    naast de bovengenoemde gegevens kunnen gegevens en bescheiden worden verlangd van de aanvrager die verband houden met registraties van het specifieke gebouw of de specifieke bedrijfsmatige activiteit, waarop de aangevraagd exploitatievergunning betrekking heeft.

  • i.

    indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen:

  • a.

    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

  • b.

    indien het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

  • c.

    indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • d.

    indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is;

  • e.

    indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • f.

    indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldende Leefmilieuverordening / beheersverordening of een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • g.

    indien de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

  • h.

    indien er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

  • i.

    indien door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;

  • j.

    indien de voorschriften uit de vergunning niet worden nageleefd en/of

  • k.

    indien de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd.

  • 8.

    Een vergunning kan ingevolge artikel 7 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voorts door de burgemeester worden geweigerd dan wel ingetrokken, indien er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de voornoemde wet. Voordat daaraan toepassing wordt gegeven, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

  • 9.

    De burgemeester kan de sluiting van een gebouw of gedeelte van een gebouw bevelen indien het daarin gevestigde bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met k, van toepassing is.

  • 10.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het negende lid van deze bepaling gesloten bedrijf of gebouw te betreden of daarin te verblijven.

  • 11.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien uit later bekend geworden feiten en omstandigheden moet worden afgeleid dat de bescherming van de belangen in verband waarmee deze regeling van kracht is, geen langere sluiting vergen.

  • 12.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand, aan de burgemeester te melden en een wijziging van zijn vergunning aan te vragen. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet. Indien niet binnen een maand na de verandering van omstandigheden een aanvraag wordt ingediend, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een bestaande vergunning vervalt, zodra de vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, in werking treedt.

  • 13.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.

  • 14.

    Het aanwijzingsbesluit geldt voor het aangewezen gebouw, het aangewezen gebied en de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten direct na de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit. Voor bedrijven die vóór de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit in het aangewezen gebouw of gebied gevestigd waren en/of zich bezig hielden met de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten, dient in het aanwijzingsbesluit een redelijke overgangstermijn geboden te worden, na het verstrijken waarvan het verbod uit het derde lid van toepassing wordt. De overgangstermijn bedraagt minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar.

     

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur (vervallen)

 

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren (vervallen)

 

Artikel 2:56 Alarminstallaties (vervallen)

 

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

  • a.

    op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats; of

  • b.

    binnen de bebouwde kom op een openbare plaats indien de hond niet is aangelijnd;

  • c.

    buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen openbare plaats indien de hond niet is aangelijnd.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, geldt niet op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid aanhef, b en c geldt niet voor de eigenaar of houder van een hond:

  • a.

    die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

  • b.

    die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

 

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

  • 1.

    Degene, die zich met een hond binnen de bebouwde kom op een openbare plaats of buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd en hij dient daartoe een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van de uitwerpselen.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor de eigenaar of houder van een hond, die zich vanwege zijn handicap of beperking door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.

  • 3.

    (vervallen)

  • 4.

    Het college kan eisen stellen waaraan het in het eerste lid bedoelde hulpmiddel minimaal tenminste moet voldoen.

  • 5.

    Het is verboden uitwerpselen van een hond binnen de bebouwde kom op een openbare plaats of buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen openbare plaats achter te laten of al dan niet rechtstreeks te verwijderen via het riool.

 

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

  • a.

    vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

  • b.

    door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

  • c.

    zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4.

    Een hond als bedoeld in het eerste lid dient voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid OF heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

  • a.

    op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

  • b.

    het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden of zonder dat de betreffende hond een gevaar vormt; en

  • c.

    het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

 

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Degene die de zorg heeft voor een dier moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving hinder of overlast veroorzaakt of dat dit gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert.

  • 2.

    Behoudens het bepaalde in het eerste lid is het verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

  • a.

    aanwezig te hebben;

  • b.

    aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

  • c.

    aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

  • 3.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een gebied dat krachtens het tweede lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

     

Artikel 2:61 Wilde dieren (vervallen)

 

Artikel 2:62 Loslopend (pluim)vee (vervallen)

 

Artikel 2:63 Duiven (vervallen)

 

Artikel 2:64 Bijen (vervallen)

 

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

 

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Definitie

In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

  • a.

    het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

  • b.

    de datum van verkoop of overdracht van het goed;

  • c.

    een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

  • d.

    de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

  • e.

    de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

  • 3.

    Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • a.

    de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

  • 1.

    dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

  • 2.

    van een verandering van de onder 1˚ bedoelde adressen;

  • 3.

    dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

  • 4.

    dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.

  • b.

    de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

  • c.

    aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • d.

    een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

     

Artikel 2:69 (vervallen)

 

Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven (vervallen)

 

Afdeling 10. Consumentenvuurwerk

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

  • 1.

    Het college kan in het belang van de openbare orde en de openbare veiligheid nadere regels stellen, waaraan in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf bij het afleveren, dan wel ter aflevering aanwezig houden van vuurwerk moet worden voldaan.

  • 2.

    Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf vuurwerk af te leveren, dan wel ter aflevering aanwezig te houden in strijd met de nadere regels, bedoeld in het eerste lid.

     

Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1.

    Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • 2.

    Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 3.

    De verboden gelden niet voor situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.

     

Artikel 2:73a Carbidschieten

  • 1.

    Carbidschieten is verboden op 31 december van 00.00 tot 18.00 uur.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor situaties waarin wordt voorzien door of krachtens de Wet milieubeheer, Wet wapens en munitie, Wet gevaarlijke stoffen, Wet vervoer gevaarlijke stoffen of Wetboek van Strafrecht

 

Artikel 2:73b Vervoeren of bij zich hebben van carbid of soortgelijke stoffen

  • 1.

    Het is verboden op 31 december van 00.00 uur tot 18.00 uur op een openbare plaats carbid, of soortgelijke stoffen of voorwerpen ten behoeve van carbidschieten als bedoeld in artikel 2:73a, te vervoeren of bij zich te hebben, waarvan gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder deze worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zullen worden gebruikt in strijd met het bepaalde in artikel 2:73a.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op degenen aan wie carbid is afgeleverd, gedurende de tijd die nodig is om thuis te komen, noch op degene die aannemelijk maakt dat hij het carbid nodig heeft in de uitoefening van beroep of bedrijf.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing, voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn.

 

Afdeling 11. Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Voor zover in het hierin geregelde onderwerp niet wordt voorzien door de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden, zich daar heen en weer te bewegen of zich in een voertuig op of aan de weg te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

 

Artikel 2:74a Hinderlijk drugsgebruik

Het is verboden op een openbare plaats middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben, indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.

Afdeling 12. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:1a, 2:41, 2:42, 2:47, 2:48, 2:65, 2:73, 2: 74, 2:74a, 5:32 of 5:34 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.

 

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

 

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

  • 1.

    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • 2.

    De burgemeester heeft de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere plaatsen, die voor het publiek toegankelijk zijn. De burgemeester neemt dit besluit niet eerder dan, nadat hij hierover de raad heeft geconsulteerd.

 

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of zedelijkheid, aan een persoon, die een strafbaar feit pleegt of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste twee weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 2.

    De burgemeester kan, met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen, aan een persoon, aan wie een bevel als bedoeld in het eerste lid is gegeven en die opnieuw een strafbaar feit of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende een in dat verbod genoemde tijdvak van ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 3.

    Een bevel als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gegeven, als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling wordt geconstateerd binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 4.

    De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing van een bevel verlenen.

  • 5.

    Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.

 

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van de in het eerste lid bedoelde zorgplicht, kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.

  •  

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie en dergelijke

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 3:1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • b.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • c.

    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotisch-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • d.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • e.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • f.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • g.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • h.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

  • de exploitant;

  • de beheerder;

  • de prostituee;

  • het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

  • toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

  • andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • i.

    raamprostitutiebedrijf: een inrichting met één of meer ramen, van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

 

Artikel 3:3 Nadere regels

Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid kan het bevoegde bestuursorgaan nadere regels stellen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in dit hoofdstuk.

 

Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en aanverwante onderwerpen

Artikel 3:4 Seksinrichtingen

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2.

    In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

  • de persoonsgegevens van de exploitant;

  • de persoonsgegevens van de beheerder; en

  • de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;

  • het aantal werkzame prostituees;

  • de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;

  • de plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;

  • bewijs van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel; en

  • bewijs, waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte, bestemd voor de seksinrichting.

  • 3.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1.

    De exploitant en de beheerder:

  • a.

    staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

  • b.

    zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

  • c.

    hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

  • a.

    met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

  • b.

    binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

  • c.

    binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

  • bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

  • de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b,242 tot en met 249, 250a (oud),252, 273a,300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

  • de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

  • de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30 b van de Wet op de Kansspelen;

  • de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

  • de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3.

    Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

  • a.

    vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

  • b.

    een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4.

    De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

  • a.

    bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

  • b.

    bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 5.

    De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

     

Artikel 3:6 Sluitingstijden en (tijdelijke) sluiting

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan voor een seksinrichting sluitingstijden vaststellen.

  • 2.

    Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegde bestuursorgaan al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting van de seksinrichting bevelen.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht maakt het bevoegd bestuursorgaan het besluit bedoeld in het tweede lid bekend op de voet van artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid gesloten moet zijn.

  • 5.

    Het eerste tot en met derde lid gelden niet voor situaties waarin wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

 

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting (vervallen)

 

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben zonder dat exploitant of de beheerder bedoeld in artikel 3:4, tweede lid onder a of b in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

  • a.

    geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en

  • b.

    geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

 

Artikel 3:9 Raam- en Straatprostitutie

  • 1.

    Het is verboden door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen gebruik te maken van de diensten van een prostituee, uit te nodigen dan wel aan te lokken:

  • a.

    op of aan andere dan door het college aangewezen openbare plaatsen of gebieden;

  • b.

    gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.

  • 2.

    Met het oog op de naleving van het verbod bedoeld in het eerste lid, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 3.

    Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de openbare plaatsen of gebieden en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 4.

    De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de openbare plaatsen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.

  • 5.

    De burgemeester beperkt het verbod bedoeld in het vierde lid, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • 6.

    Het is verboden om een raamprostitutiebedrijf te exploiteren.

 

Artikel 3:10 Sekswinkels

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.

 

Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en aanverwante onderwerpen

  • 1.

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

  • a.

    indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

  • b.

    anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • 2.

    Het verbod bedoeld in het eerste lid geldt niet voor het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.

     

Afdeling 3. Beslistermijn; weigeringsgronden

Artikel 3:12 Beslistermijn

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, beslist het bevoegd bestuursorgaan op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

 

Artikel 3:13 Weigeringsgronden

  • 1.

    De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

  • a.

    de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

  • b.

    de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is het

  • c.

    omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan;

  • d.

    er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

  • 2.

    Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:

  • a.

    het voorkomen of beperken van overlast;

  • b.

    het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

  • c.

    de veiligheid van personen of goederen;

  • d.

    de verkeersvrijheid of -veiligheid;

  • e.

    de gezondheid of zedelijkheid; of

  • f.

    de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

 

Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

 

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

  • 1.

    De vergunning vervalt zodra de exploitant die overeenkomstig artikel 3:4 op de vergunning is vermeld, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2.

    Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegde bestuursorgaan.

     

Artikel 3:15 Wijziging beheer

  • 1.

    Indien de beheerder het beheer van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk beëindigt, geeft de exploitant daarvan binnen een week schriftelijk kennis aan het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2.

    Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegde bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder vanaf het moment waarop de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

     

Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting

Artikel 4:1 Definities (vervallen)

 

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten (vervallen)

 

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (vervallen)

 

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten [gereserveerd]

 

Artikel 4:5 Onversterkte muziek (vervallen)

 

Artikel 4:6 Overige geluidhinder (vervallen)

 

Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 Straatvegen (vervallen)

 

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

 

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen (vervallen)

 

Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4:10 Definities (vervallen)

 

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden (vervallen)

 

Artikel 4:11a Aanvraag vergunning (vervallen)

 

Artikel 4:11b Weigeringsgronden (vervallen)

 

Artikel 4:11c Bijzondere vergunningvoorschriften (vervallen)

 

Artikel 4:11d Herplant-/instandhoudingsplicht (vervallen)

 

Artikel 4:11e Schadevergoeding (vervallen)

 

Artikel 4:12 Vergunning van rechtsweg (vervallen)

 

Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

 

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen (vervallen)

 

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen (vervallen)

 

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame (vervallen)

 

Artikel 4:16 Vergunningplicht lichtreclame [gereserveerd]

 

Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen (vervallen)

Artikel 4:17 Definitie (vervallen)

 

Artikel 4:18 Nachtverblijf buiten kampeerterreinen (vervallen)

 

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen (vervallen)

 

Afdeling 6. Bescherming van flora en fauna

Artikel 4:20 Bescherming groenvoorzieningen (vervallen)

 

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

Afdeling 1. Parkeerexcessen

 

Artikel 5:1 Definities (vervallen)

 

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijke (vervallen)

 

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen (vervallen)

 

Artikel 5:4 Defecte voertuigen (vervallen)

 

Artikel 5:5 Voertuigwrakken (vervallen)

 

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen (vervallen)

 

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen (vervallen)

 

Artikel 5:8 Parkeren van grote en uitzicht belemmerende voertuigen (vervallen)

 

Artikel 5:9 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen (vervallen)

 

Artikel 5:10 (gereserveerd)

 

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen (vervallen)

 

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets (vervallen)

 

Afdeling 2. Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen (vervallen)

 

Afdeling 3. Venten

 

Artikel 5:14 Definitie (vervallen)

 

Artikel 5:15 Ventverbod (vervallen)

 

Artikel 5:16 (vervallen)

 

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:17 Definitie (vervallen)

 

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden (vervallen)

 

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende (vervallen)

 

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen (vervallen)

 

Afdeling 5. Snuffelmarkten

Artikel 5:22 Definitie (vervallen)

 

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt (vervallen)

 

Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water (vervallen)

 

Artikel 5:24a Vrijstellingen (vervallen)

 

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen (vervallen)

 

Artikel 5:26 (vervallen)

 

Artikel 5:27 (vervallen)

 

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken (vervallen)

 

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen (vervallen)

 

Artikel 5:30 Veiligheid op het water (vervallen)

 

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen (vervallen)

 

Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

 

Artikel 5:31a (vervallen)

 

Artikel 5:32 Crossterreinen (vervallen)

 

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden (vervallen)

 

Afdeling 8. Verbod vuur te stoken

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken (vervallen)

 

Afdeling 9. Verstrooiing van as

Artikel 5:35 Definitie (vervallen)

 

Artikel 5:36 Verboden plaatsen (vervallen)

 

Artikel 5:37 Hinder of overlast (vervallen)

 

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de verbods- en gebodsbepalingen in hoofdstuk 2 tot en met hoofdstuk 5 bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste of de tweede categorie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, zevende lid, 2:11, eerste lid in het geval er sprake is van de in artikel 2:11, tweede lid sub a bedoelde situatie, artikel 2:12, eerste lid en 4:11, eerste lid.

 

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:

  • a.

    de toezichthoudend- en opsporingsambtenaren van de gemeente Heusden;

  • b.

    de ambtenaren aangewezen in de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering;

  • c.

    buitengewoon opsporingsambtenaren van Vereniging Natuurmonumenten, voor zover het feiten betreft die op de eigendommen van Vereniging Natuurmonumenten worden gepleegd en voor zover deze eigendommen gelegen zijn binnen het grondgebied van de gemeente Heusden.

  • 2.

    Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

 

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

 

Artikel 6:4 Intrekking oude verordening / vervallen artikelen

De Algemene Plaatselijke Verordening Heusden 2021 wordt ingetrokken.

 

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen of krachtens een eerdere Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Heusden, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

 

Artikel 6:6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

 

Artikel 6:7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heusden 2023.

 

Aldus besloten en vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 14 november 2023.

de griffier,

mr. A.P.M.AF. Bergmans

de voorzitter,

drs. W. van Hees

Naar boven