Beleidsregels bestuurlijke boete BRP gemeente Maashorst

Het College van burgemeester en wethouders Maashorst,

 

overwegende dat

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maashorst gelet op artikel 4:17 Wet BRP een bestuurlijke boete van ten hoogste 325 euro kan opleggen:

    • a.

      ter zake van overtreding van de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 vijfde lid, 2.43 tot en met 2.47, 2.50. 2.51 en 2.52

    • b.

      aan degene met een woonadres in de gemeente die bewust toelaat dat een andere persoon met datzelfde woonadres is ingeschreven terwijl hij weet dat dit onjuist is.

  • Het noodzakelijk is beleidsregels hiertoe vast te stellen om personen te kunnen verbaliseren, indien zij de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet basisregistratie personen niet nakomen;

gelet op de artikelen 1.1, 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 tot en met 2.47, 2.50, 2.51, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);

 

b e s l u i t vast te stellen

 

de Beleidsregels bestuurlijke boete BRP gemeente Maashorst

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze Regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: Wet basisregistratie personen (Wet BRP);

  • b.

    het college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maashorst;

  • c.

    toezichthouder: de op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de wet door het college aangewezen ambtenaar;

  • d.

    boete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de wet;

  • e.

    overtreder: degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.17 onder a. van de wet en/of aan het bepaalde in artikel 4.17 onder b. van de wet of een valse aangifte heeft gedaan of aan het bepaalde in artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 een valse aangifte heeft gedaan;

  • f.

    ingeschrevene: ingeschrevene als bedoeld in artikel 1.1 sub e van de wet;

  • g.

    gelegenheidsgever: persoon als bedoeld in artikel 4.17 sub b van de wet.

De begripsbepalingen van de wet zijn onverkort op deze beleidsregel van toepassing.

Artikel 2 Opleggen boete

  • 1.

    Het college kan de boete opleggen bij een overtreding zoals genoemd in artikel 4.17 van de wet of artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 aan een verantwoordelijke overtreder. Zie toelichting.

  • 2.

    De boete als bedoeld in het eerste lid wordt alleen opgelegd als de overtreder vooraf schriftelijk is geïnformeerd over het risico van oplegging van een boete bij het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de wet (cautie).

  • 3.

    De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaar nadat de overtreding door het college is geconstateerd.

  • 4.

    De boete wordt opgelegd aan de overtreder.

  • 5.

    In het geval de verplichtingen als bedoeld in de wet moeten worden vervuld door anderen dan de ingeschrevene of aangifteplichtige zelf, wordt de boete opgelegd aan degenen op wie de verplichting ingevolge de wet rust.

Artikel 3 Verwijtbaarheid

  • 1.

    Voor het opleggen van de boete moet er sprake zijn van verwijtbaarheid.

  • 2.

    Het college kan van het opleggen van de boete afzien of kan een boete matigen indien de overtreder aannemelijk maakt dat het opleggen van de boete (volgens de beleidsregel) een onevenredig zware sanctie is op basis van:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan;

    • c.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert;

  • 3.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien bijzondere omstandigheden van toepassing zijn, waarmee bij de vaststelling van deze beleidsregels geen rekening is gehouden.

  • 4.

    Van een bijzondere situatie zoals bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel is in ieder geval geen sprake indien de overtreder:

    • a.

      al eerder eenzelfde overtreding in de zin van artikel 4.17 van de wet heeft begaan;

    • b.

      de inhoud van de correspondentie van de gemeente niet zegt te begrijpen, daaronder mede begrepen vanwege (vast)gestelde onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal;

    • c.

      stelt niet op de hoogte zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4.17 van de wet;

    • d.

      niet aantoonbaar stelt reeds in een eerder stadium aan zijn verplichting te hebben voldaan;

    • e.

      stelt door slechte postbezorging of gebreken aan of ontbreken van een brievenbus geen post te hebben ontvangen;

    • f.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever, die een verklaring heeft getekend dat de andere persoon woont op zijn adres, terwijl vastgesteld is dat die persoon er niet woont;

    • g.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub f van dit lid en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aantoont dat de andere persoon recentelijk verhuisd is naar een ander adres of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de wet aangifte heeft gedaan.

Artikel 4 Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

  • 1.

    In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van deze beleidsregel.

Artikel 5 Hoofdelijke aansprakelijkheid

Als er op grond van de wet aan meerdere personen een boete kan worden opgelegd ten aanzien van dezelfde overtreding en het college besluit de boete ook aan meerdere personen op te leggen, dan zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk voor de gehele boete aansprakelijk.

Artikel 6 Ne bis in idem

  • 1.

    Er wordt geen bestuurlijke boete opgelegd indien aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 7 Hoogte van de boete

  • 1.

    Het college legt een standaard boete op of de hogere boete.

  • 2.

    De standaard boete bedraagt 200 euro. De hogere boete bedraagt 325 euro.

  • 3.

    De hogere boete wordt opgelegd indien:

    • a.

      het aannemelijk is, dat de verplichting op het gebied van migratie, dat wil zeggen met betrekking tot onder andere vestiging, adreswijziging en vertrek, bewust niet is nagekomen;

    • b.

      de overtreder eerder een overtreding van de verplichtingen uit de wet heeft begaan.

    • c.

      de overtreder aan te merken is als gelegenheidsgever

    • d.

      de overtreder valsheid in geschrifte heeft gepleegd.

Artikel 8 Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Indien een tot aangifte verplicht persoon een valse of vervalste aangifte doet, zich uitgeeft voor iemand anders dan wel valse of vervalste documenten overlegt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken is er sprake van valsheid in geschrifte.

  • 2.

    In geval van overtreding van het bepaalde in het eerste lid wordt door de toezichthouder BRP aangifte bij de politie gedaan van valsheid in geschrifte in de zin van artikel 225 en verder van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    In afwijking van artikel 7 derde lid onder d wordt geen boete opgelegd, als de overtreder strafrechtelijk wordt vervolgd voor dit feit.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeerregel

  • 1.

    Bij de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de Regeling bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Uden, zoals vastgesteld op 7 oktober 2015, en de Beleidsregels bestuurlijke boete BRP gemeente Landerd, zoals vastgesteld op 2 februari 2020, ingetrokken.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking ervan in het gemeenteblad.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels bestuurlijke boete BRP gemeente Maashorst.

Uden, 31 oktober 2023

Burgemeester en wethouders van gemeente Maashorst,

de secretaris,

J.A.G.M. van Aaken

de burgemeester,

M.J.D. Donders-de Leest (wnd.)

Bijlage 1 Toelichting

 

Artikel 1

In dit artikel zijn de in de regeling gebruikte begrippen nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de wettelijke begripsomschrijvingen, die onverkort van toepassing zijn.

 

Artikel 2

In dit artikel wordt het proces van opleggen bestuurlijke boete beschreven aan de verantwoordelijke overtreder.

 

Verplichting Wet BRP

Betreffende personen

Verantwoordelijke personen

Verplichting geldt niet als

artikelen 2.38, 2.39, 2.43, 2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Minderjarigen tot 16 jaar

Ouders, voogden of verzorgers

n.v.t.

2.38, 2.39 en 2.43, 2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Minderjarigen van 16 tot 18 jaar.

Ouders, voogden of verzorgers

De minderjarige zelf aangifte doet

2.38, 2.39 en 2.43, 2.44, 2.45, 2.46 en 2.47

Onder curatele gestelde personen

Curatoren

n.v.t.

 

Naar boven