Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Huizen 2024

De raad van de gemeente Huizen;

 

in vergadering bijeen op 2 november 2023;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 september 2023;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Huizen 2024

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of een soortgelijk onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

b.

kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

c.

vaste standplaats:

vaste standplaats: terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van hetzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.

d.

hotel:

hotel: bedrijfsmatig geëxploiteerde accommodatie, niet zijnde een woning, met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend, doch niet uitsluitend, een- en tweepersoonskamers tegen betaalde boeking per nacht of nachten, en waaronder mede worden begrepen pensions, hostels en appartementen met hoteldienstverlening.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • a.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8,letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • c.

    op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • a.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

  • b.

    In afwijking van onderdeel a wordt voor het verblijf in hotels geheven op basis van de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachtingen in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen.

  • c.

    Als vergoeding kan worden aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens logies aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen.

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      kampeermiddelen op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 april tot en met 30 september bepaald op: 2,6

    • b.

      kampeermiddelen op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 maart tot en met 31 oktober bepaald op: 2,6;

    • c.

      kampeermiddelen op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december bepaald op: 2,4;

    • d.

      kampeermiddelen op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 april tot en met 1 juli bepaald op: 2,7;

    • e.

      kampeermiddelen op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door een of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 september tot en met 31 oktober bepaald op: 2,4;

  • 2.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

    • a.

      ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 april tot en met 30 september, bepaald op 40.

    • b.

      ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 maart tot en met 31 oktober, bepaald op 60.

    • c.

      ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december, bepaald op 80.

    • d.

      ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 april tot en met 1 juli, bepaald op 30.

    • e.

      ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen op vaste standplaatsen gedurende de periode 1 september tot en met 31 oktober, bepaald op 20.

Artikel 7. Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8. Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt voor overnachtingen als bedoeld in artikel 5 onder a per overnachting € 1,50

  • 2.

    Het tarief bedraagt voor overnachtingen als bedoeld in artikel 5 onder b 2%;

  • 3.

    Bij overnachten door groepen van meer dan 10 personen vanuit het basis- of voortgezet onderwijs in het kader van het les of schoolprogramma worden de onder lid 1 en 2 genoemde bedragen verlaagd met 50%.

Artikel 9. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11. Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 250,- worden niet opgelegd.

Artikel 12. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen betaald worden in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is een voorlopige aanslag invorderbaar in zoveel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste twee bedraagt.

    De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 13. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 14. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 15. Overgangsrecht

De Verordening toeristenbelasting Huizen 2023, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 15 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 'Verordening toeristenbelasting Huizen 2024'.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 november 2023.

De griffier,

J. Veenstra

De voorzitter,

N. Meijer

Naar boven