Algemene subsidieverordening gemeente Bergen (L) 2024

De raad van de gemeente Bergen,

 

Gelet op artikel 4.21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Gezien het Model Algemene Subsidieverordening 2019 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

 

Mede gelet op de notitie Subsidiebeleid Sociaal Domein 2024;

 

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 26 september 2023;

 

Besluit

 

Vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Bergen (L) 2024

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

  • b.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • c.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • d.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47).

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen en subsidieovereenkomsten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling, hierna te noemen: subsidieregeling, vaststellen welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de hoogte van de subsidie wordt vastgesteld en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een subsidiebeschikking en een eventuele aanvullende subsidieovereenkomst nadere voorwaarden stellen aan subsidies die verstrekt worden aan lokaal, regionaal of landelijk werkende rechtspersonen waarmee een financieringsrelatie wordt aangegaan ter verwezenlijking van de gemeentelijke beleidsdoelen en die niet onder een subsidieregeling kunnen worden gesubsidieerd.

Artikel 4. Staatssteun regels

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat aanvragen digitaal kunnen worden ingediend.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies, gevraagde contributies, eigen bijdragen of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • 1°.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • 2°.

        een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken. Daarbij kunnen burgemeester en wethouders tevens bepalen dat een jaarlijks terugkerende subsidie voor maximaal vijf jaar kan worden aangevraagd. Na deze periode is het indienen van een nieuwe aanvraag mogelijk.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt wordt, behoudens artikel 6 lid 4, ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen dan wel niet passen binnen de door de gemeente geformuleerde beleidsdoelen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • e.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • f.

      als de aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders onvoldoende kan aantonen dat hij zich heeft ingespannen om voldoende dekking te verkrijgen.

    • g.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidie-ontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidie-ontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2.

    Aan jaarlijkse subsidies kan de verplichting worden verbonden tot het afleggen van verantwoording door middel van een activiteitenverslag en financieel jaarverslag. Burgemeester en wethouders kunnen hiervoor een model vaststellen.

  • 3.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting van de subsidieregelingen wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 5.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 13. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 15.000

  • 1.

    Incidentele subsidies tot en met € 15.000 worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    Als bij verleningsbeschikking de subsidie-ontvanger wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 15.000 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen afwijkende voorwaarden worden gesteld.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 15.000 en € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 15.000 doch ten hoogste € 50.000 dient de subsidie-ontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidie-ontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16. Subsidievaststelling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidie-ontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie-ontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidie-aanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten gunste van de aanvrager bij beschikking gemotiveerd van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken, indien de toepassing ervan door bijzondere omstandigheden van dat geval zou leiden tot kennelijk onevenredig nadeel voor de aanvrager.

  • 2.

    De uitoefening van de in het eerste lid omschreven bevoegdheid kan niet aan anderen worden gemandateerd.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Bergen (L) 2017 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie met betrekking tot activiteiten in het jaar 2023 of eerder, zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Bergen (L) 2017 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Bergen (L) 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 november 2023,

De griffier

I.C. van ‘t Hof

De voorzitter

M.H.E. Pelzer

TOELICHTING

Algemeen.

 

De gemeente wil subsidiëren waar dat nodig is (dus waar andere financieringen tekort schieten), voor activiteiten die ten goede komen aan de inwoners van de gemeente en die passen bij de doelstellingen in het gemeentelijk beleid, zoals verduurzaming en de beweging van zorg naar gezondheid. Subsidies zijn publiek geld. Dat betekent dat er verstandig mee wordt omgegaan. De gemeente houdt de basis op orde, want zorgt dat ook subsidies passen binnen daarvoor gegeven financiële kaders en dat duidelijk en verantwoord is wat er mee gebeurt.

 

Na een in de jaren 2021 en 2022 uitgevoerde evaluatie heeft de raad de volgende kaders vastgesteld voor het subsidiebeleid in de jaren 2024 en verder:

 

Inhoudelijke kaders

  • 1.

    Gesubsidieerde activiteiten dragen bij aan de sociale samenhang van de dorpen of van de gemeente, of vormen een voorliggende voorziening in de zorg;

  • 2.

    Subsidies worden afgestemd op aantoonbare noodzaak en inspanningen, en zijn controleerbaar en meetbaar;

  • 3.

    Maatschappelijke deelname van alle inwoners is belangrijk en subsidies worden alleen om bijzondere redenen beperkt tot specifieke doelgroepen;

  • 4.

    Subsidie worden afgestemd op het bereik onder inwoners;

Procedurele kaders

  • 5.

    Structurele subsidies worden meerjarig toegekend om administratieve lasten te beperken en gelet op punt ii) jaarlijks verantwoord;

  • 6.

    We maken ook digitale aanvraagmogelijkheden beschikbaar;

Randvoorwaarden

  • 7.

    Omwille van de toekomstbestendigheid stimuleren we samenwerking tussen subsidievragers;

  • 8.

    We streven naar een evenwichtige verdeling tussen eigen bijdrages en contributie enerzijds en subsidie anderzijds;

  • 9.

    We blijven binnen de financiële kaders van de begroting.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze bepaling spreekt voor zich.

 

Artikel 2. Reikwijdte

Sommige subsidies hebben een eigen wettelijk kader buiten deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen bijvoorbeeld uit het oogpunt van eenduidige uitvoering en gelijkheid van gevallen besluiten om de inhoudelijke bepalingen toch van toepassing te verklaren.

 

Artikel 3. Subsidieregelingen

De praktische invulling geschiedt door burgemeester en wethouders door middel van subsidiebeschikkingen. Voor groepen gelijksoortige subsidierelaties kunnen burgemeester en wethouder beleidsregels vaststellen. Ook dit kan de eenduidige uitvoering en gelijkheid van gevallen bevorderen.

Burgemeester en wethouders zullen terughoudend omgaan met het beperken van subsidies tot bepaalde doelgroepen.

 

Artikel 4. Staatssteunregels

Deze bepaling is opgenomen vanuit het Europees recht.

 

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het subsidieplafond voorkomt dat de gemeente open-einde risico’s aangaat die niet kunnen worden overzien. In de praktijk zijn de meeste subsidierelaties en -aanvragen goed te voorspellen. De gemeenteraad heeft tot nu toe geen subsidieplafonds vastgesteld.

 

Als het subsidieplafond al moet worden vastgesteld voordat de begroting definitief is, kan dat leiden tot een (verdere) verlaging als de begroting uiteindelijk lager wordt vastgesteld. Dit wordt uitgelegd in lid 3. Een dergelijk plafond is altijd tijdelijk. In de bekendmaking van een dergelijk subsidieplafond wordt het tijdelijke karakter vermeld en de gevolgen daarvan potentiële aanvragers uitgelegd. Zo ontstaan geen valse verwachtingen.

 

Artikel 6. Aanvraag

Een aanvraag moet in ieder geval schriftelijk worden ingediend en burgemeester en wethouders bepalen de rechten en verplichtingen voor de aanvrager mede aan de hand van deze aanvraag. Omwille van de eenduidigheid kan een formulier worden vastgesteld, maar dat mag niet gaan werken als een beletsel voor de aanvrager. In de toekomst zal de gemeente de digitale aanvragen steeds verder gaan ondersteunen, als alternatief dat aan de inwoner geboden kan worden.

 

Het is van belang om het aanvraagproces zo eenvoudig mogelijk te houden. Dat beperkt administratieve lasten voor inwoner en gemeente. Daarom is voor terugkerende subsidies een meerjarige aanvraag mogelijk gemaakt. Na amendement is de maximale periode daarvoor vastgesteld op vijf jaar, waarna een nieuwe aanvraag mogelijk is.

 

Artikel 7. Aanvraagtermijn

Dit artikel stelt zeker dat de aanvrager de aanvraag tijdig indient, zodat de gemeente voldoende ruimte heeft om deze te beoordelen. Wordt de aanvraag door overmacht of verschoonbare onwetendheid te laat ingediend, dan kunnen burgemeester en wethouders ervan afzien om de termijn aan de aanvrager tegen te werpen. De termijn is immers niet als verplichte weigeringsgrond benoemd in artikel 9 lid 3.

 

Artikel 8. Beslistermijn

Dit artikel borgt dat inwoners tijdig uitsluitsel krijgen. De wet geeft zelf in principe niet altijd termijnen.

 

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

Leden 1 en 2 bevatten de verplichte doorwerking van Europees recht.

 

Lid 3 bevat gemeentelijke afwegingsregels. Hier zijn ook de inhoudelijke kaders opgenomen die bij de recente evaluatie door de raad zijn meegegeven. De weigeringsgronden zijn opgenomen als ‘kan’- bepaling. Dit impliceert dat burgemeester en wethouders afwegingsruimte hebben om de weigeringsgronden niet toe te passen als zij in het concrete geval niet passen bij het te dienen belang.

 

Mocht achteraf blijken van weigeringsgronden, dan kan dit gelet op artikel 4.49 van de Algemene wet bestuursrecht leiden tot een intrekking en terugvordering. Hier spelen de algemene beginselen van bestuur een rol: bijvoorbeeld of de aanvrager wist of behoorde te weten dat hij niet in aanmerking kwam voor de subsidie. Een subsidie die is gebaseerd op informatie die door de aanvrager onjuist of onvolledig is ingediend zal kunnen worden teruggevorderd tenzij de aanvrager geen verwijt kan worden gemaakt. Abusievelijk toegekende subsidie kan worden teruggevorderd als de aanvrager zich redelijkerwijs had moeten realiseren dat de subsidie onjuist was.

 

Artikel 10. Verantwoording

Deze bepaling spreekt voor zich.

 

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

Deze bepaling ziet erop dat, als relevante omstandigheden wijzigen, de aanvrager dit meldt zodat bekeken kan worden of de subsidie zou moeten worden aangepast.

 

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Deze voorwaarden gaan voornamelijk over de verantwoorde besteding.

Met name bij grote en terugkerende subsidies is het van belang dat een goede verantwoording wordt gegeven van de besteding van de gelden, zowel uit beleidsinhoudelijk oogpunt als uit het oogpunt van rechtmatigheid. Na de evaluatie is deze bepaling daarom versterkt voor de jaarlijks terugkerende subsidies.

Bij kleine incidentele subsidies is vaak bij de aanvraag al voldoende duidelijk wat de uitkomsten zullen zijn en hoe die geborgd worden. Om onnodige administratieve lasten voor inwoners en gemeente te voorkomen, wordt daar in beginsel geen verantwoording gevraagd.

 

Subsidie is bedoeld om daadwerkelijke kosten te dekken. Het is daarom niet de bedoeling dat via de subsidie vermogen wordt gevormd, die een reële algemene reserve voor het opvangen van risico’s te boven gaat. In voorkomende gevallen treffen burgemeester en wethouders met de aanvrager een regeling tot terugbetaling van bovenmatig vermogen.

 

Artikel 13. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 15.000

Kleine incidentele subsidies worden zoveel mogelijk direct verleend en vastgesteld, zonder administratieve verantwoordingsprocedure achteraf.

 

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 15.000 en € 50.000

Voor middelgrote subsidies is in dit artikel de specifieke wijze van eindverantwoording en vaststelling geregeld. Met name als bij eindverantwoording blijkt dat minder subsidie nodig was dan aangevraagd en verstrekt, of de gesubsidieerde activiteiten deels of geheel niet zijn uitgevoerd, kan de definitieve subsidie lager worden vastgesteld en een deel van de subsidie worden teruggevorderd conform artikel 4.46 van de Algemene wet bestuursrecht .

 

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

Voor grote subsidies is in dit artikel de specifieke wijze van eindverantwoording en vaststelling geregeld. Met name als bij eindverantwoording blijkt dat minder subsidie nodig was dan aangevraagd en verstrekt, of de gesubsidieerde activiteiten deels of geheel niet zijn uitgevoerd, kan de definitieve subsidie lager worden vastgesteld en een deel van de subsidie worden teruggevorderd conform artikel 4.46 van de Algemene wet bestuursrecht .

 

Artikel 16. Subsidievaststelling

Dit artikel borgt dat burgemeester en wethouders tijdig een besluit nemen op de ingediende eindverantwoording. Wordt door de aanvrager geen eindverantwoording ingediend, dan stellen burgemeester en wethouders de subsidie ambtshalve vast (eventueel als opmaat naar een terugvordering als de aanvrager bijvoorbeeld verwijtbaar in gebreke is om gemaakte kosten aan te tonen).

 

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Deze bepaling spreekt voor zich.

 

Artikel 18. Hardheidsclausule

Vanuit de evaluatie wordt de hardheidsclausule aangepast en in lijn gebracht met de meer algemeen gebruikelijke formulering in andere verordeningen en bij andere bestuursorganen.

Om lichtvaardig gebruik te voorkomen, is bepaald dat de hardheidsclausule niet in ambtelijk mandaat wordt toegepast, maar uitsluitend door het college zelf.

 

In de oude verordening werd ook de onverhoopte termijnoverschrijding bij het indienen van aanvragen onder de hardheidsclausule gebracht. In de nieuwe verordening achten we dat echter niet nodig. Burgemeester en wethouder kunnen te late aanvragen ook op via artikel 7 afwegen en – indien nodig – pardonneren.

 

Artikel 19. Slotbepalingen

De nieuwe subsidieverordening leidt niet tot het verlies aan aanspraken van inwoners of organisaties. Een overgangsrecht is niet nodig. De nieuwe tekst kan in het eerstvolgende jaar direct ingevoerd worden.

Naar boven