Tweede wijziging Havenverordening Papendrecht 2020

 

 

De raad van de gemeente Papendrecht,

 

Gelezen het voorstel van het college van 20 juni 2023,

 

Gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet,

 

Overwegende dat:

  • dat het naar aanleiding van recente ontwikkelingen en nieuwe inzichten wenselijk is de Havenverordening Papendrecht 2020 op enkele punten aan te passen;

  • de Havenverordening Papendrecht 2020 dient ter bevordering van een goed havenbeheer, daaronder begrepen de ordening, de veiligheid en het milieu van de haven en de omgeving van de haven, en de kwaliteit van de dienstverlening in de haven;

 

Besluit vast te stellen:

 

Tweede wijziging van de Havenverordening Papendrecht 2020

 

Artikel I

De Havenverordening Papendrecht 2020 wordt als volgt gewijzigd.

A.

Onder het tweede gedachtestreepje van de considerans wordt na “de ordening” ingevoegd “(efficiënt gebruik van de haven)’.

B.

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in de begripsomschrijving “binnentankschip” wordt na “vloeibare lading” ingevoegd “of gas als bedoeld in het ADN”;

  • b.

    in de begripsomschrijving “controlelijst” wordt “gevaarlijke stoffen” vervangen door “vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen”:

  • c.

    de begripsomschrijving “dienstverlenend schip” komt te luiden:

    dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij de volgende vormen van dienstverlening aan schepen, die verband houden met:

    • a.

      het repareren of reinigen;

    • b.

      het schoonmaken, zowel open, gesloten als anderszins;

    • c.

      het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen;

    • d.

      het inzamelen van scheepsafvalstoffen, of;

    • e.

      het inspecteren van de scheepshuid;

  • d.

    na de begripsomschrijving “dienstverlenend schip” wordt een nieuwe begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

  • efficiënt gebruik van de haven: ordening

  • e.

    in de begripsomschrijving “IBC Code” wordt telkenmale voor “IMO” ingevoegd “de”;

  • f.

    in de begripsomschrijving “IGC Code” wordt telkenmale voor “IMO” ingevoegd “de”;

  • g.

    na de begripsomschrijving “inerte atmosfeer” wordt een nieuwe

    begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

    • a.

      infrastructuur : het geheel van plaatsgebonden, duurzame investeringsgoederen voor het verkeer of vervoer van:

    • b.

      personen en vracht, zoals waterwegen, bruggen, tunnels, kades, sluizen en zeehavens;

    • c.

      bovengrondse masten en kabels voor elektriciteit en telecommunicatie, of;

    • d.

      ondergrondse (of onderzeese) pijpleidingen voor water, gas en olie, rioleringen, kabels voor telecommunicatie e.d.;

  • h.

    de begripsomschrijving “inrichting” komt te vervallen;

  • i.

    na de begripsomschrijving “kapitein” wordt een nieuwe begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

  • kwetsbare objecten: zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen of locaties als bedoeld in bijlage VI van het (ontwerp) Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • j.

    de begripsomschrijving “ladingresiduen” komt te luiden:

  • ladingresiduen: de restanten van lading die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip;

  • k.

    de begripsomschrijving “LNG” komt te vervallen;

  • l.

    de begripsomschrijving “LNG aangedreven schip” komt te vervallen;

  • m.

    de begripsomschrijving “LNG brandstof” komt te vervallen;

  • n.

    de begripsomschrijving “ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen” komt te luiden:

  • ontvangst van scheepsafvalstoffen: de ontvangst van scheepsafvalstoffen door een vaste, drijvende of mobiele voorziening die is ingericht voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen als omschreven in Richtlijn 2019/883/EG van het Europees Parlement en de Raad, of zoals nadien gewijzigd of herzien;

  • o.

    in de begripsomschrijving “ontvangstvoorziening” wordt “scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen” vervangen door “scheepsafvalstoffen”;

  • p.

    na de begripsomschrijving “operationele ruimte” wordt een nieuwe begripsomschrijving ingevoegd, luidende:

  • ordening: efficiënt gebruik van de haven;

  • q.

    de begripsomschrijving “passagiersschip” komt te luiden:

  • passagiersschip: een binnenschip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanning;;

  • r.

    in de begripsomschrijving “petroleumhaven” vervalt “vloeibare lading met uitzondering van schadelijke”;

  • s.

    in de begripsomschrijving “plaatsgebonden risico” wordt “inrichting” vervangen door “locatie”;

  • t.

    de begripsomschrijving “scheepsafval” komt te luiden:

  • scheepsafvalstoffen: al het afval van het schip, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een zeeschip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het MARPOL-verdrag valt, evenals passief opgevist afval;

  • u.

    de begripsomschrijving “scheepswerf” komt te vervallen

  • v.

    de begripsomschrijving “ventileren” komt te luiden:

    ventileren: het drogen van geopende ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze zijn schoongemaakt waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen in het uitgeblazen mengsel op de plaats van uittreding:

    • a.

      niet meer dan 10 % van de onderste explosie grens bedraagt, of;

    • b.

      zich onder de grenswaarde bevindt, als bedoeld in artikel 4.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voor stoffen als bedoeld in het ADN waarbij in kolom 18 van tabel C een giftigheidsmeter wordt vereist;;

  • w.

    in de begripsomschrijving “werkschip” wordt “haveninfrastructuur” vervangen door “infrastructuur”;

  • x.

    de begripsomschrijving “woonconcentratie” komt te vervallen;

  • y.

    in de begripsomschrijving “zeetankschip” wordt na “vloeibare lading” ingevoegd “of gas als bedoeld in de IGC code”.

C.

Artikel 1.5 komt te luiden:

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan aan een toestemming, aanwijzing of maatregel voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming, aanwijzing of maatregel.

  • 2.

    Degene aan wie een toestemming, aanwijzing of maatregel is gegeven dan wel een maatregel is opgelegd, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

D.

In onderdeel b van artikel 1.6 vervalt “als” en wordt “de ordening” vervangen door “het efficiënt gebruik van de haven”.

E.

Artikel 1.7, tweede lid, komt te luiden:

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan door het college:

  • a.

    een erkenning voor onbepaalde duur worden verleend

  • b.

    de vergunning als bedoeld in artikel 8.1 of artikel 8.5 voor een afwijkende maximale geldigheidsduur worden verleend.

F.

In het tweede lid van artikel 1.9, onder a, wordt “de ordening” vervangen door “het efficiënt gebruik van de haven”.

G.

Artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar:

    • a.

      bepaalde categorieën van schepen zich wel of niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van een ligplaats, of;

    • b.

      bepaalde activiteiten wel of niet zijn toegestaan.

  • 1.

    Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.

H.

In onderdeel c van artikel 3.3 wordt “ordening” vervangen door “het efficiënt gebruik van de haven”.

I.

Het eerste lid van artikel 3.6 komt te luiden:

  • 1.

    Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken, als:

    • a.

      het aan de grond zit;

    • b.

      het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

    • c.

      de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken, anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren, of;

    • d.

      dit schade kan toebrengen aan de infrastructuur.

J.

In het eerste lid van artikel 3.7, onderdeel c, wordt “oever- of kadeverdedigingswerken” vervangen door “oeverbeschermingswerken”.

K.

De titel van artikel 3.8 komt te luiden: ”Artikel 3.8 Rechthebbenden”.

L.

In het tweede lid van artikel 3.10 wordt “Een zeeschip” vervangen door: De kapitein, de exploitant of de agent van een zeeschip.

 

M.

Aan het vierde lid van artikel 3.11 wordt toegevoegd “, tenzij het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders bepaalt.”.

N.

Artikel 3.12 wordt als volgt gewijzigd”

  • a.

    de aanduiding “1” voor het eerste lid vervalt en komt te luiden; “Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen dan wel het belang van een efficiënt beheer van de haven, aan een schip, als:”;

  • b.

    Het tweede lid komt te vervallen.

O.

Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    de eerste zinsnede komt te luiden: ‘Het is een ieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te plaatsen of aan te brengen, tenzij:”;

  • b.

    in onderdeel b komt “hebben” te vervallen.

 

P.

In het eerste lid van artikel 4.2 wordt “binnenschip” vervangen door het woord “schip”.

Q.

In artikel 4.3 wordt “de ordening” vervangen door “het efficiënt gebruik van de haven”.

R.

Het eerste lid van artikel 4.4 komt te luiden:

1. Een afgemeerd schip beschikt over een veilige toegang.

S.

Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd;

  • a.

    in het eerste lid, onderdeel a, gaat luiden" het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan",

  • b.

    in het eerste lid, onderdeel b, wordt “de werkzaamheden:” vervangen door “werkzaamheden:”;

  • c.

    in het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1° komt te luiden: “plaatsvinden binnen een periode van 7 x 24 uur na aanvang van de eerste werkzaamheden;”;

  • d.

    het derde en vierde lid komt te luiden:

  • 3.

    Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen voor installaties waaraan aan boord van een schip geen werkzaamheden mogen worden verricht door eenieder, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.;

  • 4.

    Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.

T.

Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in het eerste lid komt “alleen ligplaats nemen of” te vervallen;

  • b.

    in het eerste lid, onderdeel c, wordt “een plan van aanpak” vervangen door “het plan van aanpak”.

U.

In artikel 4.8 wordt “scheepsafval en ladingresiduen” vervangen door “scheepsafvalstoffen”.

V.

In artikel 4.9 wordt telkenmale “scheepsafval en ladingresiduen” vervangen door “scheepsafvalstoffen”.

W.

Artikel 4.10 komt te luiden:

Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening

  • 1.

    Een mobiele ontgasvoorziening mag alleen dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen als zij beschikt over een vergunning van het college.

  • 2.

    Direct voorafgaand aan en direct na afloop van het gesloten schoonmaken van ladingtanks via een mobiele ontgasvoorziening wordt een melding gedaan aan de havenmeester, tenzij het schoonmaken plaatsvindt op een locatie waar deze activiteit is toegestaan.

X.

Artikel 4.11 komt te luiden:

  • 1.

    Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks leeg van de volgende stoffen alleen gesloten schoonmaken:

    • a.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding;

    • b.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;

    • c.

      een vloeistof als bedoeld in bijlage 1, of;

    • d.

      een vluchtige organische stof.

  • 2.

    Ladingtanks of sloptanks van een tankschip, leeg van andere stoffen als bedoeld in het eerste lid mogen open worden schoongemaakt op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 3.

    Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC-code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:

    • a.

      op een locatie waar deze schoonmaakactiviteiten zijn toegestaan, en;

    • b.

      op deze locatie de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst neemt.

  • 4.

    Het ventileren van ladingtanks of sloptanks van een tankschip, is alleen toegestaan op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 5.

    Wat in het tweede en in het vierde lid staat, geldt niet voor op stoffen die zijn genoemd in bijlage 1.

  • 6.

    Het college kan regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten bedrijven indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 7.

    Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester.

Y.

In artikel 4.12 wordt “als laatste hebben bevat’ vervangen door “leeg daarvan zijn”.

 

Z.

Het eerste lid van artikel 4.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in onderdeel c, wordt “scheepsafval en ladingresiduen” vervangen door “scheepsafvalstoffen”;

  • b.

    in onderdeel d wordt “inrichting” vervangen door “locatie”;

  • c.

    in onderdeel d wordt “werkzaamheden” vervangen door “activiteiten”.

AA.

Het eerste lid van artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    “haveninfrastructuur” wordt telkenmale vervangen door “infrastructuur”;

  • b.

    in onderdeel j komt “LNG-“ te vervallen.

BB.

In het eerste lid van artikel 5.3 wordt onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c.

    in het schip te roken, tenzij dit plaatsvindt in een ruimte (woning of dienstruimte) die niet rechtstreeks van buiten toegankelijk is, gesloten is, dan wel deze ruimte voldoet aan nationale of internationale wetgeving, of;.

CC.

Artikel 5.4 komt te luiden:

  • a.

    Tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten mogen zich alleen op een ligplaats bevinden in een petroleumhaven.

  • b.

    Tankschepen mogen zich ook op ligplaatsen bevinden buiten een petroleumhaven als de lading- of sloptanks:

    • a.

      alleen gevaarlijke vloeistoffen met een uitsluitend brandbare eigenschap of residuen daarvan bevatten:

      • 1e

        met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger;

      • 2e

        een inerte atmosfeer bevatten;

      • 3e

        maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat en gesloten blijven, of;

    • b.

      alleen de in bijlage 3 genoemde stoffen of residuen daarvan bevatten of leeg daarvan zijn.

DD.

Artikel 5.5 komt te luiden:

In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een binnentankschip zich buiten een petroleumhaven op een ligplaats bevinden:

  • a.

    als kortstondig ligplaats wordt genomen:

    • 1e

      op een aangewezen autoafzetplaats om een auto onmiddellijk af te zetten of aan boord te nemen;

    • 2e

      op een locatie waar brandstof ingenomen wordt en dit is toegestaan;

    • 3e

      bij een aangewezen plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater, of;

  • b.

    als het schip een ontvangstvoorziening is dat ter plaatse uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de ontvangst van scheepsafvalstoffen.

EE.

Artikel 5.6 komt te luiden:

  • 1.

    Als een zeetankschip, als bedoeld in artikel 5.4, tweede lid onderdeel a, subonderdelen 2° en 3°, zich op een ligplaats buiten een petroleumhaven bevindt:

    • a.

      wordt het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ afgegeven;

    • b.

      blijven ladingtanks of sloptanks gesloten, en;

    • c.

      vinden er geen handelingen met gevaarlijke stoffen plaats;

  • 2.

    Wanneer een zeetankschip buiten een petroleumhaven ligplaats neemt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

FF.

Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in het eerste lid, onderdeel a, komt “door een gasdeskundige” te vervallen;

  • b.

    in het eerste lid, onderdeel c, wordt na “brandbare vloeistoffen” ingevoegd “of residuen daarvan” en komt na “Celsius” te vervallen “of residuen”;

  • c.

    het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d.

    er geen handelingen plaatsvinden met gevaarlijke stoffen, en;;

  • d.

    het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden;

  • e.

    de tanks die niet direct aan laadruimen grenzen, en brandbare ladingresiduen bevatten, een inerte atmosfeer hebben, of een atmosfeer maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat.

  • e.

    in het tweede lid wordt “gaat liggen” vervangen door “ligplaats neemt”.

GG.

In het eerste lid van artikel 6.2 wordt “inrichting” vervangen door “locatie waar de activiteit is toegestaan”.

HH.

Het eerste lid van artikel 6.3 komt te luiden:

  • a.

    Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van de volgende vloeibare gevaarlijke stoffen:

    • a.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding;

    • b.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;

    • c.

      een vloeistof als bedoeld in bijlage 1, of;

    • d.

      een vluchtige organische stof;

wordt gebruik gemaakt van een:

  • 1e

    tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding, of;

  • 2e

    ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.

II.

In de titel van het artikel 6.4 komt “als bedoeld in de IGC Code of het ADN” te vervallen.

JJ.

In artikel 7.1 wordt telkenmale “een woonconcentratie” vervangen door “kwetsbare objecten”.

KK.

In de titel van paragraaf 8 wordt na “bunkeren” ingevoegd “, debunkeren”.

LL.

Artikel 8.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    het eerste lid komt te luiden:

    Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen die door eenieder alleen met een vergunning van het college gebunkerd of gedebunkerd mogen worden.;

  • b.

    in het vierde lid wordt “inrichting waar die bunkeractiviteit mag worden uitgevoerd” vervangen door “bedrijf waar die activiteiten zijn toegestaan”.

  • c.

    het vijfde lid komt te luiden:

     

    5. Het college kan brandstoffen of energiebronnen die één of meerdere eigenschappen van een gevaarlijke stof bevatten aanwijzen waarbij gelijktijdige activiteiten met het bunkeren of debunkeren van deze brandstoffen of energiebronnen zijn toegestaan.

MM

Het derde lid van artikel 8.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in de eerste zin wordt na “ kunnen” de tekst “onder andere” ingevoegd;

  • b.

    in onderdeel b, wordt “, inclusief” vervangen door “alsmede, “;

  • c.

    onder vervanging van “; en” aan het slot van onderdeel d door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door “; en” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

     

    f. de onderwerpen als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid.

NN.

Artikel 8.4 komt te luiden:

Artikel 8.4 Regels schepen langszij bij bunkeren

Het college kan brandstoffen en energiebronnen aanwijzen waarbij beperkingen gelden aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met deze brandstoffen of energiebronnen.

OO.

Artikel 8.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    het eerste lid komt te luiden:

    1. Het college kan hulpstoffen aanwijzen die door eenieder alleen met vergunning van het college van of aan boord van een schip mogen worden gebracht.;

  • b.

    het tweede lid komt te luiden:

    Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar:

    • a.

      hulpstoffen niet van of aan boord van een schip worden gebracht;

    • b.

      hulpstoffen wel van of aan boord van een schip worden gebracht, of;

    • c.

      alleen bepaalde hulpstoffen van en aan boord van schepen mogen worden gebracht.

  • c.

    Het derde lig kom te luiden:

Een vergunning is niet nodig als het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen plaatsvindt op een locatie waar de activiteiten zijn toegestaan.

PP.

  • a.

    In het derde lid van artikel 8.6 wordt na “de vergunning kunnen” de tekst “onder meer” ingevoegd.

  • b.

    In het derde lid van artikel 8.6, onderdeel b, wordt “inclusief” vervangen door “alsmede”.

QQ.

Artikel 8.7 komt te luiden:

Artikel 8.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen

  • 1.

    Het college kan controlelijsten voor het bunkeren of het debunkeren of voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen vaststellen.

  • 2.

    Het college kan brandstoffen, energiebronnen en hulpstoffen alsmede categorieën van schepen aanwijzen waarbij voor het bunkeren of het debunkeren hiervan een controlelijst geldt.

  • 3.

    Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.

RR.

Artikel 8.8 komt te luiden:

Artikel 8.8 Tekens

  • 1.

    Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen waarvoor tijdens het bunkeren of debunkeren een door het college te bepalen teken geldt.

  • 2.

    Het college kan voor elk van de aangewezen brandstoffen als bedoeld in het eerste lid een minimale passeerafstand voor schepen ten opzichte van de bunkeractiviteit vaststellen.

SS.

Aan paragraaf 8 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 8.9 Meldingen

Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen waarvoor meldingen moeten worden gedaan aan de havenmeester voorafgaand en bij beëindiging van het bunkeren, debunkeren of aan of van boord brengen van hulpstoffen:

  • a.

    door of namens de houder van de bunkervergunning, of;

  • b.

    indien er geen houder van de bunkervergunning is het te bunkeren schip.

 

Artikel II

A.

De tekst in Bijlage 1 "De in artikel 4.11 en artikel 6.3 van de Havenverordening Papendrecht 2019 bedoelde stoffen zijn:" wordt "De in artikel 4.11 en artikel 6.3 van de Havenverordening Papendrecht 2020 bedoelde stoffen zijn:".

B.

De tekst "Bijlage 2 als bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Papendrecht 2019" wordt "Bijlage 2 als bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Papendrecht 2020".

C.

In Bijlage 2 als bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Papendrecht 2020 wordt “woonconcentraties” vervangen door “kwetsbare objecten”

 

Artikel III

Er wordt een nieuwe bijlage toegevoegd als bedoeld in artikel 5.4.

[zie separaat document met daarin de Bijlage 3 bij Havenverordening Papendrecht 2020]

 

Artikel IV

De Bijlage: Toelichting op de Havenverordening Papendrecht 2020 wordt gewijzigd als volgt:

A.

De tekst "Toelichting op de Havenverordening Papendrecht 2019" wordt "Toelichting op de Havenverordening Papendrecht 2020".

B.

In de toelichting wordt voor “Verhouding tot andere regelgeving” een nieuw alinea ingevoegd, luidende:

Considerans verordening

Een van de doelstellingen van de Havenverordening is de ordening van/in de haven. Dat begrip is niet meteen op het eerste oog duidelijk. Bedoeld is niet de ruimtelijke ordening; daar gaan de raad (bestemmingsplannen) en het college (vergunningen, uitwerkings- en wijzigingsplannen) over. In de vorige Havenverordening werd het begrip ‘orde’ gebruikt. Van dat begrip is afgestapt omdat er verwarring kon ontstaan met de openbare orde en op dat gebied is de burgemeester bevoegd.

Met het begrip ‘ordening’ wordt beoogd een efficiënt gebruik van de haven. De considerans van de verordening is niet aangepast. In de definitiebepalingen zijn de begrippen ordening en efficiënt gebruik van de haven gedefinieerd. In de verordening wordt verder het begrip efficiënt gebruik van de haven gehanteerd.

C.

In de toelichting wordt de tekst onder “Verhouding tot andere regelgeving” in zijn geheel vervangen en komt te luiden :

De bepalingen in de Havenverordening zijn aanvullend ten opzichte van hogere (inter) nationale regelgeving. Voor wat betreft de nationale regelgeving valt in het bijzonder te denken aan het Binnenvaartpolitiereglement, de Regeling meldingen en communicatie scheepvaart, de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (na invoering van de Omgevingswet in het Besluit activiteiten leefomgeving). Bij internationale regelgeving valt te denken aan Marpol, SOLAS en ADN

D.

In de toelichting wordt na “Verhouding tot andere regelgeving” een nieuw alinea toegevoegd, luidende:

Relatie artikelen onderling

De artikelen in de Havenverordening staan niet op zichzelf. De artikelen kunnen een relatie of afhankelijkheid hebben met andere paragrafen en artikelen in de verordening. De Havenverordening dient dan ook als geheel gezien en gelezen te worden om te kunnen bepalen of een bepaalde handeling of gedraging al dan niet is toegestaan.

E.

In de toelichting wordt artikel 1.1 Begripsomschrijvingen als volgt gewijzigd:

  • a.

    in de inleiding komt “zoveel mogelijk” te vervallen;

  • b.

    in de begripsomschrijving “Gevaarlijke stoffen” wordt na “zoals genoemd in” ingevoegd “de in” en wordt “in deze verordening” vervangen door “in de verordening’;

  • c.

    na de begripsomschrijving “Inerte atmosfeer” wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

     

    Infrastructuur

    Het begrip infrastructuur komt in de verordening voor, bijvoorbeeld in artikel 3.7. Het opnemen van een definitie voorkomt onduidelijkheid over de strekking van het artikel waar het begrip in voorkomt;

  • d.

    In de begripsomschrijving “Kapitein en schipper” wordt “tenzij een ander is aangewezen.” vervangen door “tenzij een ander is aangewezen op wie de bepalingen in deze verordening van toepassing zijn.”;

  • e.

    na de begripsomschrijving “Kapitein en schipper” wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

     

    Kwetsbare objecten

    Met deze begripsomschrijving wordt voor het vaststellen van veiligheidscontouren rondom kwetsbare gebouwen en locaties aangesloten bij de begrippen uit de (komende) Omgevingswet;

     

  • f.

    de begripsomschrijving “Ontgasvoorziening” komt te luiden:

    Op bovenlokaal niveau worden regels gesteld die het ontgassen van ladingtanks met gevaarlijke dampen naar de atmosfeer beperken. Schepen dienen hun ladingtanks dan op een andere wijze van hun gevaarlijke dampen te ontdoen. Dit zal via een ontgasvoorziening moeten plaatsvinden.

     

    Deze ontgasvoorziening kan zowel op een vaste locatie als op een mobiele locatie (bijvoorbeeld op een schip of een truck) worden geplaatst. Een ontgasvoorziening kan ook ingezet worden voor het afvangen van dampen tijdens de overslag van schadelijk of gevaarlijke stoffen waarvoor een aansluiting op een dampretourleiding is vereist. Voor ontgasvoorzieningen die niet onder een omgevingsvergunning van een inrichting vallen dan wel, na de invoering van de Omgevingswet, op een locatie mogen plaatsvinden op basis van het Besluit activiteiten leefomgeving, kan de havenmeester een vergunning verlenen.;

     

  • g.

    In de begripsomschrijving “Open schoonmaken en gesloten schoonmaken” wordt “gemaakt in” vervangen door “gemaakt tussen” en wordt na “gevaarlijke” ingevoegd “of schadelijke”;

     

  • h.

    De begripsomschrijving “scheepsafval” komt te vervallen;

    i. In de toelichting komt het begrip “scheepsafval” als volgt te luiden:

     

    Scheepsafvalstoffen

    De definitie is gewijzigd als gevolg van een wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door zeeschepen. In de voorgaande wet werd gesproken over ‘scheepsafval’, de nieuwe wet hanteert het begrip ‘scheepsafvalstoffen. De definitie is dezelfde als die de wet gebruikt.

     

    "Scheepsafvalstoffen" is gedefinieerd als het afval van een schip met inbegrip van ladingresiduen, dat ontstaat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad, los- en schoonmaakactiviteiten. Specifiek zijn vermeld: olie-afval uit de machinekamer, huishoudelijk afvalwater, huisvuil, klein gevaarlijk afval en ozon aantastende stoffen, die voorkomen in bijvoorbeeld oude brandblussers. Daarnaast bevat het begrip "scheepsafvalstoffen" ook ladinggebonden afval, zoals stuwhout en verpakkingsmateriaal. Ladingresiduen, zowel droog als nat, zijn stoffen die achterblijven na lossing van de lading en vallen ook onder deze definitie.

     

  • i.

    Na de begripsomschrijving “Scheepsafvalstoffen” wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

     

    Ventileren

    Met de begripsomschrijving van ventileren wordt aangesloten bij de bepalingen uit het (nog vast te stellen) CDNI Het CDNI stelt een grens waaronder de dampen naar de buitenlucht mogen worden geventileerd, de zogenaamde Accepted Vent Free Level. Deze komt overeen met 10% van de onderste explosiegrens van een (brandbare) stof.

F.

In de toelichting van artikel 1.2 wordt “de orde” vervangen door “een efficiënt gebruik van de haven,”.

G.

In de toelichting van artikel 1.3 komt de laatste regel te luiden: “In enkele artikelen in de verordening is expliciet bepaald dat "eenieder" zich aan dat voorschrift dient te houden (bijvoorbeeld het artikel dat niet-rechthebbenden verbiedt om een schip vast te houden (artikel 3.8), de mogelijkheid voor eenieder om werkzaamheden aan een schip te verrichten (artikel 4.5) of zich aan het plan van aanpak te houden (artikel 4.7)).”.

H.

In de toelichting van artikel 1.7 komt de laatste regel in de eerste alinea te luiden: “Het tweede lid geeft de mogelijkheid om in bepaalde situaties hiervan af te wijken.” en komt de laatste regel te vervallen.”.

I.

In de toelichting van artikel 1.9 komt “en het reglement” te vervallen

In de toelichting van artikel 1.9 wordt een regel toegevoegd, luidende: “Deze mogelijkheid is algemeen opgenomen omdat bij het opstellen van de verordening niet alle ontwikkelingen die zich in de scheepvaart voordoen, (kunnen) zijn voorzien.”.

J.

In de toelichting van artikel 1.10 wordt een regel toegevoegd, luidende: “Algemeen is de bevoegdheid van de Havenmeester om voorwaarden te stellen waaraan een aanvraag of toestemming moet voldoen.”.

K.

De titel van Paragraaf 3 komt te luiden: Efficiënt gebruik van de haven

De toelichting van de inleiding van Paragraaf 3 komt te luiden:

In de verordening is als een van de doelen genoemd, naast het milieu en de veiligheid, het efficiënt gebruik van de haven. Er is regelmatig verwarring ontstaan omtrent dit begrip, mede in verband met de burgemeestersbevoegdheden (openbare orde) en het begrip ‘ruimtelijke ordening’. Om reden dat met ordening in de Havenverordening iets anders is bedoeld, is ervoor gekozen het begrip ‘ordening’ te vervangen door ’een efficiënt gebruik’ omdat dat begrip beter aansluit bij wat bedoeld wordt.

L.

In de toelichting van artikel 3.1 wordt “de ordening in de haven” vervangen door “een efficiënt gebruik van de haven” en wordt “milieu, ordening” vervangen door milieu, efficiënt gebruik van de haven

M.

De toelichting van artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

Dit artikel regelt in het algemeen dat het college bevoegd is gebieden aan te wijzen waar bepaalde typen schepen zich wel of niet mogen bevinden dan wel voor ligplaatsen aan te geven welke activiteiten wel of niet zijn toegestaan. Dat kan ook voor een bepaalde periode zijn. Het college kan bijvoorbeeld besluiten om pleziervaartuigen uit havenbekkens te weren.

N.

In de toelichting van artikel 3.4 wordt “haveninfrastructuur” vervangen door “infrastructuur”.

O.

In de toelichting van artikel 3.5 komt de laatste zin in de tweede alinea te luiden: Indien een schip zich bevindt op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan geldt het verbod niet, voor zover de activiteiten vallen binnen de werkingssfeer van de vergunning die is afgegeven krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht / de activiteiten zijn toegelaten op basis van het Besluit activiteiten leefomgeving.

P.

De toelichting van artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    in de eerste alinea wordt “voorzieningen” vervangen door “infrastructuur”;

  • b.

    de tweede alinea komt te luiden:

     

    Om deze reden is bepaald dat het gebruik van deze hulpmiddelen niet is toegestaan als het schade toebrengt of kan toebrengen aan de infrastructuur. Het is aan de schipper of de kapitein om te bepalen of het gebruik van de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven veilig plaats kan vinden. Reden van het verbod is gelegen in het feit dat gebleken is dat door gebruikers van de haven gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Ook kan het proefdraaien van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven, maar ook het trachten los te komen, indien een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken.

Q.

De toelichting van artikel 3.7 komt te luiden:

In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers of spudpalen zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging van deze voorzieningen.

Het is alleen toegestaan ankers of spudpalen te gebruiken wanneer zeker is gesteld dat deze geen schade kunnen veroorzaken. Dit is in gebieden die door het college zijn aangewezen of op ligplaatsen met de betreffende verkeerstekens of besluiten die eenzelfde strekking hebben als een verkeersteken. In andere gevallen dient de informatie opgevraagd te worden bij de havenmeester.

R.

Na de toelichting van artikel 3.7 wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

Artikel 3.8 Rechthebbende

De titel bij deze bepaling komt beter overeen met de inhoud dan bij de vorige versie van de verordening. Een rechthebbende is iemand die rechten op het schip kan doen gelden, als rechtmatig gebruiker (eigenaar/huurder) dan wel gemachtigd is of anderszins (bijvoorbeeld een bestuursorgaan die gebruik maakt van zijn bevoegdheid bestuursrechtelijke sancties toe te passen).

S.

De toelichting van artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan de eerste alinea van wordt toegevoegd: “Het vaststellen van de grenzen van deze ruimte geschiedt op een zodanige wijze, dat de eigenaar van de ligplaats onder praktisch alle omstandigheden al zijn reguliere scheepvaartontvangsten kan afhandelen, waarbij ook voldoende manoeuvreerruimte overblijft voor het vertrek en de aankomst van schepen op naburige ligplaatsen.”;

b. In de derde alinea komt “van het derde lid” te vervallen;

c. Aan de vierde alinea wordt toegevoegd: “Op sommige ligplaatsen kan het onwenselijk zijn dat bunker- of dienstverlenende schepen buiten de operationele ruimte afmeren. In het vierde lid is daarom toegevoegd dat het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders kan bepalen.”.

T.

In de toelichting van artikel 3.12 wordt “de ordening” vervangen door “het efficiënte gebruik van de haven”.

U.

In de toelichting van artikel 4.3 wordt “de ordening” vervangen door “het efficiënte gebruik van de haven”.

V.

In de toelichting van artikel 4.4 wordt na de eerste alinea een nieuwe alinea ingevoegd: “De toegang dient zo geplaatst te zijn dat deze geen gevaar of schade kan veroorzaken.” en wordt in de tweede alinea “op te zetten.” vervangen door “te hebben.”.

W.

De toelichting van artikel 4.5 komt te luiden:

Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden

Grote werkzaamheden aan schepen vinden doorgaans plaats op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan, bijvoorbeeld op een scheepswerf of in een dok. Alle overige werkzaamheden kunnen worden verricht door de eigen bemanning, een reparatiefirma of werknemers van de stuwadoor. Om deze reden richt het artikel zich tot eenieder. Het verrichten van werkzaamheden kan gevaren met zich meebrengen.

Om te voorkomen dat overige werkzaamheden die buiten een locatie waar deze activiteit is toegestaan worden uitgevoerd, uitgroeien tot werkzaamheden van grote omvang met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur zijn in het eerste lid, onder b, voorschriften opgenomen dat de duur van de werkzaamheden totaal ten hoogste zeven dagen mag zijn

Het eerste lid is ook van toepassing op de bedrijfsgereedheid van het schip. Werkzaamheden aan bijvoorbeeld de voortstuwingsinstallatie mogen niet leiden tot het belemmeren van de bedrijfsgereedheid voor een periode van meer dan zeven dagen. Verder is het verbod van open vuur en vonkvorming in het petroleumhavengebied, dat elders is geregeld, onverkort van kracht bij het verrichten van werkzaamheden..

Onder het in het tweede lid bedoelde tankschip wordt tevens begrepen een combinatietankschip, dat is omgebouwd tot bulkcarrier en nog slechts geschikt is voor het vervoer van droge lading. In de praktijk is gebleken dat in deze van scheepstype veranderde schepen restanten van voormalig vervoerde vloeibare lading achter kunnen blijven die bij het uitvoeren van werkzaamheden met vuur kunnen leiden tot ongewenste gevaarlijke situaties.

In het derde lid is bepaald dat werkzaamheden aan een installatie van een schip, die wordt aangedreven door specifieke brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen, niet zomaar zijn toegestaan. Het college kan hier voorwaarden aan stellen om het efficiënt gebruik van de haven en (milieu)veiligheid te waarborgen. Reden is dat dergelijke werkzaamheden zoveel gevaar met zich mee kunnen brengen dat enkel een melding niet volstaat.

Sloopwerkzaamheden zijn geregeld in het vierde lid. Met slopen wordt bedoeld het demonteren van de scheepsconstructie. Sloopwerkzaamheden zijn specifieke werkzaamheden die niet op het herstel van het schip gericht zijn, maar erop zijn gericht het schip uit de vaart te nemen.

X.

In de toelichting van artikel 4.6 wordt “het eerste lid” vervangen door “dit artikel”.

Y.

De toelichting van artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:

a. in de eerste regel wordt “zeeschepen” vervangen door “schepen”;

b. de tweede regel komt te luiden: “Schepen met losgestorte bulklading die bij aankomst in de haven behandeld zijn met een ontsmettingsmiddel dienen te handelen overeenkomstig het door het college vastgestelde plan van aanpak.”.

Z.

De toelichting van artikel 4.8 wordt als volgt gewijzigd:

a. in de tweede alinea wordt “omgevingsrecht.” Vervangen door “de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/Omgevingswet.

b. in de tweede alinea wordt na “gebaseerde vergunning” de tekst “dan wel locaties waar die activiteiten zijn toegestaan” ingevoegd;

c. in de derde alinea wordt “omgevingsrecht” vervangen door “omgevingsrecht/de algemene regels van het Activiteitenbesluit Omgevingswet”.

d. in de derde alinea komt “ook” voor “voor aanwijzing in aanmerking” te vervallen;

e. in de laatste alinea wordt “Activiteitenbesluit Omgevingswet” vervangen door “Besluit activiteiten leefomgeving.”.

AA.

De toelichting van artikel 4.10 wordt als volgt gewijzigd:

Mobiele ontgasvoorzieningen die op het water hun diensten verlenen aan schepen en niet onder een omgevingsvergunning / de algemene regels van het Besluit activiteiten leefomgeving vallen mogen dit alleen doen met een vergunning van het college dan wel wanneer ze aan de regels van het Besluit activiteiten leefomgeving voldoen. De eisen die het college stelt aan door dergelijke bedrijven gebruikte ontgasvoorzieningen sluiten zoveel als mogelijk aan bij de eisen die voor een walinstallatie worden gehanteerd.

Mobiele ontgasvoorzieningen die op de wal staan vallen onder de omgevingsvergunning van het betreffende walbedrijf / de algemene regels van het Besluit activiteiten leefomgeving.

In het tweede lid is een meldingsverplichting opgenomen voor het ontgassen naar een mobiele ontgassingsinstallatie. Deze meldverplichting is van toepassing voor het schip dat gaat ontgassen naar een mobiele ontgassingsinstallatie die op een ander schip staat. Indien de ontgassingsinstallatie over een vergunning dient te beschikken zal ook in de vergunning een meldplicht voor de installatie worden opgenomen.

BB.

De toelichting van artikel 4.11 komt te luiden:

Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

Dit artikel regelt in zijn algemeenheid het veilig en milieuverantwoord schoonmaken van tanks, inclusief het gebruik van een ontgassingsinstallatie. Het beperken van emissies maakt een belangrijk onderdeel uit van dit artikel. Slechts het onvermijdelijke laten ontsnappen van een klein restje gas bij het openen van de ladingtanks of sloptanks is toelaatbaar.

 

In het eerste lid, onder c, wordt geregeld dat de zogenaamde stankstoffen uit bijlage 1 en die niet onder het bepaalde onder a, b en d vallen, verboden zijn open schoon te maken.

Uit het eerste lid volgt dat voor stoffen waar gesloten schoonmaken niet is voorgeschreven open mag worden schoongemaakt.

In het vierde lid is geregeld dat ventileren alleen is toegestaan op een locatie die de havenmeester daartoe heeft aangewezen. In de Havenverordening is het begrip ventileren opgenomen. Dit is de situatie waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen uit de ladingtank in het uitgeblazen mengsel onder vastgestelde waarden zit. Daarbij wordt zowel naar de limieten van brandbaarheid als de giftigheid gekeken. Of gevaarlijke gassen en dampen aan die limieten moet voldoen is weer afhankelijk van de classificatiecode die het heeft gekregen op basis van internationale vervoerswetgeving zoals het ADN. Voor de gassen en dampen van gevaarlijke stoffen die alleen de classificatiecode brandbaar (“F”) hebben hoeft geen giftigheid gemeten te worden. Dit is wel het geval wanneer de stof de classificatiecode T heeft en in het ADN in tabel C kolom 18 van het ADN een giftigheidsmeter wordt vereist voor de betreffende stof. Hiermee wordt aangesloten bij internationale regelgeving.

In het zesde lid is in zijn algemeenheid bepaald dat het schoonmaken van stoffen (als bedoeld in artikel 4.11 eerste lid), hetgeen mede inhoudt het openen of ventileren van deze ruimtes na het schoonmaken, door het college kan worden beperkt of verboden, indien atmosferische omstandigheden dit noodzakelijk maken. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de havenmeester en de milieuautoriteiten op basis van afgegeven weercodes.

CC.

In de toelichting van artikel 5.2 komt de tweede alinea te luiden:

Onderdeel f bepaalt dat schepen (in het algemeen, niet specifieke schepen) het petroleumhavengebied mogen doorvaren, indien dat noodzakelijk is om hun bestemming te bereiken. Gelet op de aard van de schepen ligt het voor de hand dat ze ruim afstand houden ten opzichte van andere in de petroleumhaven verblijvende schepen en de kortste weg kiezen zonder (onnodig) te stoppen.

DD.

In de toelichting van artikel 5.3 wordt toegevoegd: “Het roken mag alleen in gesloten ruimten plaatsvinden, bijvoorbeeld een woon- of dienstruimte, of in ruimten die voldoen aan de eisen die de internationale wetgeving voorschrijft voor ruimten waar gerookt mag worden.”.

EE.

Na de toelichting van artikel 5.3 wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

Artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 Tankschepen met gevaarlijke stoffen

De artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 hebben hetzelfde onderwerp, maar hebben betrekking op verschillende soorten schepen. Gelet op het verschillende karakter van de schepen (constructie en (hoeveelheid) lading) zijn verschillende voorwaarden per soort schip van toepassing verklaard. Van belang om te melden is dat het bepaalde in artikel 5.4 op deze bepalingen onverminderd van toepassing is. De eisen van artikel 5.4 gelden in alle in artikelen 5.5 tot en met artikel 5.7 beschreven situaties.

FF.

De toelichting van artikel 5.5 komt te luiden:

Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen

Het is naast genoemde situaties in artikel 5.4 en artikel 5.5 voor een binnentankschip met gevaarlijke stoffen ook toegestaan zich op een ligplaats te bevinden buiten een petroleumhaven wanneer dit in overeenstemming is met de ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen zoals bedoeld in artikel 3.1.

GG.

De toelichting van artikel 5.6 komt te luiden:

Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen

Zeetankschepen mogen alleen buiten een petroleumhaven ligplaats nemen wanneer wordt voldaan aan alle voorwaarden zoals gesteld onder het eerste lid. De verklaring van een gasdeskundige is nodig wanneer de condities van de lading- of sloptanks niet op voorhand, voor binnenkomst haven, zeker gesteld kunnen worden door de havenmeester. De kapitein dient zorg te dragen dat een gasdeskundige de "verklaring gasdeskundige" afgeeft.

 

Activiteiten met gevaarlijke stoffen, die de conditie van de ladingtanks of sloptanks wijzigen, zijn niet toegestaan wanneer een verklaring van een gasdeskundige wordt vereist. Wanneer de omstandigheden van het schip afwijken van de “verklaring gasdeskundige”, bijvoorbeeld omdat de tanks zijn geladen of gelost, dan wel zijn schoongemaakt, is het ligplaats nemen buiten een petroleumhaven niet (langer) toegestaan, omdat de verklaring dan niet meer dekkend is. De inhoud van de “verklaring gasdeskundige” is dus bepalend voor wat het schip mag, in dit geval het ligplaats nemen buiten een petroleumhaven.

Aan de toelichting van artikel 5.7 wordt toegevoegd: “De kapitein dient zorg te dragen dat een gasdeskundige de "verklaring gasdeskundige" afgeeft.

Wat in artikel 5.6 is opgenomen geldt eveneens voor combinatietankschepen.”

HH.

In de toelichting van artikel 6.3 wordt in de vierde alinea “het vijfde lid” vervangen door “het eerste lid”, en wordt “of schadelijke stoffen worden gebruikt en om die reden” vervangen door “of schadelijke stoffen worden gebruikt. Om die reden”.

II.

De toelichting van artikel 7.1 komt te luiden:

a. :

Geregeld is dat het verboden is met een schip dat geladen is met bepaalde hoeveelheden van een gevaarlijke stof die in bijlage 2 worden genoemd ligplaats te nemen. Uit de bijlage volgt welke afstand tot kwetsbare objecten bij het toekennen van een ligplaats in acht moet worden genomen indien een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke stoffen zich aan boord van het schip bevindt. De afstand wordt bepaald vanaf de stuwpositie van de gevaarlijke stoffen aan boord van het schip. Doel van deze ligplaatszonering is dat mocht er onverhoopt een incident plaatsvinden met een schip met een gevaarlijke stof er een voldoende veilige afstand is tussen het schip en kwetsbare objecten.

 

Met deze regeling wordt vooruit gelopen op de Omgevingswet die op een later tijdstip in werking treedt.

 

In aanvulling op de veiligheidscontouren zoals vastgesteld in de Besluiten tot vaststelling van de Veiligheidscontouren is de ligplaatszonering een veiligheidscontour die rondom kwetsbare objecten wordt getrokken en waarbinnen schepen, die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke stoffen aan boord hebben, geen ligplaats mogen nemen. Deze risicomaatregel is aanvullend op de veiligheidsafstanden die gemeenten en provincies moeten aanhouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen. Het eerste lid heeft betrekking op alle schepen, het tweede lid op alleen zeetankschepen.

In 2022 heeft een herijking plaatsgevonden op de veiligheidsafstanden die in bijlage 2 zijn genoemd. De afstanden zijn gebaseerd op de veiligheidsnormen die in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden voorgeschreven en waar gemeenten en provincies aan zijn gehouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen.

In de ligplaatszonering wordt gekeken naar het effect van een incident met de gevaarlijke stoffen aan boord van schepen en wordt de kans dat het incident kan optreden niet meegewogen. Daarmee is deze meetmethode strenger dan de reguliere meetmethode en hierdoor staan in de ligplaatszonering grotere veiligheidsafstanden dan wanneer het Bevi zou worden toegepast. Deze strengere meetmethode draagt bij aan de veiligheid in en in de omgeving van de haven.

Voor het berekenen van de veiligheidsafstanden van de klasse 1 stoffen (explosieven) is het door het RIVM opgestelde Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid, Module VI voor opslag van ontplofbare stoffen uit 2020 gebruikt.

b. Er wordt een nieuwe alinea toegevoegd, luidende:

De ligplaatszonering als bedoeld in deze paragraaf is alleen van toepassing buiten petroleumhavens.

JJ.

In de toelichting van de titel van paragraaf 8 wordt na “bunkeren” ingevoegd “, debunkeren”.

 

KK.

De toelichting van artikel 8.1 komt te luiden:

Artikel 8.1 Bunkeren

Artikel 8.1 heeft betrekking op het bunkeren. Het bevat voorschriften voor het aanwijzen van brandstoffen en hulpstoffen waarvoor een bunker (of debunker) vergunning nodig is.

Het vijfde lid staat onder voorwaarden gelijktijdige operationele handelingen tijdens het bunkeren toe.

Activiteiten die gelijktijdig uitgevoerd worden met een bunkering, zoals ladinghandelingen, bunkeren van andere brandstoffen of smeerolie, schoonmaken en repareren, kunnen risico’s opleveren. In diverse best practice guidelines wordt gesteld dat gelijktijdige handelingen alleen verantwoord zijn als er een risico-assessment is uitgevoerd waaruit is gebleken of er en onder welke condities, gelijktijdig andere activiteiten verantwoord plaats kunnen vinden. Het resultaat van de risico-assessment wordt verwerkt in de door de vlaggenstaat goedgekeurde operationele documentatie, zoals het bunker managementplan, voor het schip dat gebunkerd wordt. De bij de bunkering betrokken partijen moeten het gestelde en de beperkingen vanuit deze operationele documentatie naleven. Alleen die handelingen die in de operationele documentatie zijn opgenomen, mogen tijdens het bunkeren plaatsvinden.

LL.

Na de toelichting van artikel 8.4 wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

Artikel 8.8 Tekens

Artikel 8.8 geeft het college de bevoegdheid voor aan te wijzen brandstoffen en energiebronnen tekens voor te schrijven alsmede passeerafstanden die schepen in acht moeten nemen ten opzichte van de bunkeractiviteit. Het motief voor deze bevoegdheid is de veiligheid: het bunkeren is een activiteit die invloed heeft op de veiligheid van de omgeving. Door tekens voor te schrijven en passeerafstanden wordt de veiligheid gediend van de gebruikers van de omgeving. Het college bepaalt welke tekens verplicht zijn en bij welke bunkeractiviteit welke minimale passeerafstand geldt die passerende schepen aan moeten houden.

Artikel V

Deze verordening wordt geplaatst in het gemeenteblad en treedt in werking de dag na publicatie.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 november 2023,

de griffier, de voorzitter,

M.A.P. Muijzer-Van der Meijden, M.J.M. van Driel

Naar boven