Gemeenteblad van Aa en Hunze
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aa en Hunze | Gemeenteblad 2023, 487431 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aa en Hunze | Gemeenteblad 2023, 487431 | beleidsregel |
Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Aa en Hunze 2023
De burgemeester van de gemeente Aa en Hunze,
Artikel 125 lid 3 jo. 172 lid 1, 2 en 3 van de Gemeentewet
Artikel 1:3 lid 4 jo. 4:81 lid 1, 4:83 en 5:31 Algemene wet Bestuursrecht
Artikel 2:59 en 2:59a jo. 6:1 Algemene plaatselijke verordening gemeente Aa en Hunze 2020
het gewenst is om beleid vast te stellen over de uitleg van de artikelen 2:59 en 2:59a van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Aa en Hunze 2020;
Vast te stellen de volgende beleidsregels:
Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Aa en Hunze 2023
Op grond van artikel 2:59 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Aa en Hunze 2020 (hierna: APV) heeft de burgemeester de bevoegdheid om maatregelen te treffen in het geval van gevaarlijke of hinderlijke honden. Artikel 2:59 APV bepaalt dat de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod kan opleggen.
Artikel 2:59a van de APV voorziet in het opleggen van maatregelen door de burgemeester, aan de houder of eigenaar van een hond die als gevaarlijk is aangemerkt, op eigen terrein.
In de gemeente Aa en Hunze hebben meerdere malen bijtincidenten met honden plaatsgevonden. Deze incidenten hebben invloed op de leefbaarheid en veiligheid(sgevoelens) in een wijk, straat en/of buurt en kunnen zorgen voor maatschappelijke onrust. Om de veiligheid van de inwoners te kunnen waarborgen en om in alle gevallen snel te kunnen handelen, zijn deze beleidsregels vastgesteld. In de beleidsregels worden de bepalingen van artikel 2:59 en 2:59a APV nader uitgewerkt.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Artikel 2.4 Geen wederhoor mogelijk
Indien wederhoor niet mogelijk is, doordat de eigenaar of de houder van de hond die gebeten heeft niet bekend is, eindigt het onderzoek. De melder wordt hierover geïnformeerd. Het rapport uit artikel 2.2 vijfde lid kan als ondersteunend bewijs dienen bij een ander bijtincident, indien in voldoende mate kan worden vastgesteld dat het incident dezelfde hond betreft.
Artikel 3.1 Letselschade, schade aan een dier of andere materiele schade
Wanneer de burgemeester een hond op grond van artikel 2:59 APV juncto artikel 3.2 van deze beleidsregels als gevaarlijke hond aanmerkt, legt de burgemeester een aanlijn- en muilkorfgebod op die zowel binnen de bebouwde kom als buitende bebouwde kom geldt. De burgemeester kan ook het aanlijn- en muilkorfgebod op eigen terrein opleggen.
De burgemeester kan een preventieve last onder dwangsom opleggen zoals bedoeld in artikel 5:7 Awb, wanneer het gevaar voor een overtreding van het gebod bedoeld in het eerste lid, duidelijk dreigt en de overtreding zich met een “aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” zal voordoen. De hoogte van de dwangsom bedraagt €1000 per overtreding van het gebod met een maximum van €2500.
Artikel 5.1 Niet naleven geboden
Wanneer het aanlijn- en/of muilkorfgebod als bedoeld in artikelen 4.1 en 4.2 van dit beleid niet wordt nageleefd en de opgelegde last onder dwangsom als bedoeld in het eerste lid is verbeurd, kan de burgemeester een last onder bestuursdwang opleggen. De bestuursdwang houdt in dat de hond in beslag wordt genomen.
Wanneer een hond als gevaarlijk is aangemerkt en de eigenaar of houder handelt in strijd met het aanlijn- en of muilkorfgebod en de hond een nieuw ernstig bijtincident veroorzaakt wordt de eigenaar/houder van een hond verzocht om vrijwillig afstand te doen van zijn hond.
De burgemeester kan besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31, tweede lid, van de Awb, wanneer:
5.5 Gevaar voor de openbare orde
Daarnaast kan in uitzonderlijke gevallen artikel 172, lid 2 van de Gemeentewet toegepast worden. Bij een ernstig bijtincident, waarbij de openbare orde wordt verstoord, dan wel ernstige vrees daarvoor bestaat, is de burgemeester bevoegd om ter afwending van het gevaar, de hond voor korte periode in beslag te nemen. De hond wordt voor enige tijd elders op een veilige (geheime) plaats ondergebracht.
5.6 Risico assessment na onvrijwillige inbeslagname
Indien een hond onvrijwillig in beslag is genomen, wordt de hond, op kosten van de eigenaar/houder vervoerd, gehuisvest en medisch gecontroleerd. Vervolgens wordt de hond, na een afkoelings- of acclimatiseringsperiode van twee weken op last van de burgemeester aan een risico-assessmenttest onderworpen.
Hoofdstuk 6 Opheffen maatregelen en uitzonderingen
Artikel 6.1 Opheffen het aanlijn- en muilkorfgebod
Het aanlijn- en muilkorfgebod wordt opgeheven in het geval de eigenaar/houder van de hond een rapport van een onafhankelijke gedragsdeskundige, zoals bedoeld in artikel 3.3 van deze beleidsregels, overlegt waarin vermeldt wordt dat de hond niet meer bijtgevaarlijk is. Dit kan niet eerder dan 1 jaar na het opleggen aanlijn- en muilkorfgebod.
Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Aa en Hunze op 7 november 2023.
A. W. Hiemstra
De artikelen 2.59 en 2.59a scheppen voor de burgemeester de mogelijkheid om na een (bijt)incident met een hond dat naar zijn oordeel niet voldoende ernstig is om strafrechtelijk op te treden, de eigenaar te verplichten de hond te muilkorven of kort aan te lijnen.
Deze beleidsregel is bedoeld om de wijze van afhandeling van meldingen van bijtincidenten en meldingen over mogelijk hinderlijke of gevaarlijke honden vast te leggen.
Het gaat hierbij om de bestuursrechtelijke aanpak van gevaarlijke of hinderlijke honden. Voorbeelden van bestuursrechtelijke instrumenten zijn de muilkorfplicht en kortaanlijngeboden. De burgemeester is bevoegd om deze instrumenten toe te passen als hij een hond gevaarlijk of hinderlijk acht.
Ernstige bijtincidenten worden over het algemeen door de politie opgepakt via de strafrechtelijke aanpak. Deze vallen buiten deze beleidsregel. Hieronder wel enige toelichting op de bevoegdheid van de politie.
Omdat ieder bijtincident anders verloopt, is de afhandeling maatwerk. Er kan dus afhankelijk van de situatie te allen tijde worden afgeweken van deze beleidsregel.
Elke melding van een mogelijk gevaarlijke of hinderlijke hond wordt geregistreerd. De meldingen kunnen in het kader van de ‘Wet open overheid’ openbaar worden gemaakt. Dit met bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degenen die in de melding worden genoemd. Persoonsgegevens worden te allen tijde onleesbaar gemaakt.
Het overleggen van bewijsmiddelen wordt alleen gebruikt voor het bestuursrechtelijke onderzoek naar de hond.
Een eventuele schadevergoedingsprocedure staat hier helemaal los van.
Alleen wanneer wederhoor onmogelijk is, doordat de eigenaar of houder onbekend is, eindigt het onderzoek. Indien de eigenaar of houder geen medewerking verleent aan wederhoor, wordt het bijtincident alsnog beoordeeld en geregistreerd
Voor zover het mogelijk is, wordt de hond, die betrokken is bij het incident, beoordeeld door de hondengeleider van de politie. Na het bezoek maakt de hondengeleider een bestuurlijke rapportage op. Daarin geeft de hondengeleider zijn bevindingen weer en geeft advies over te nemen maatregelen. Het advies van de hondengeleider wordt door de burgemeester meegenomen in zijn besluit.
Afhankelijk van de melding of de ernst van het incident wordt een passende actie of maatregel bij het eerste incident bepaald. De burgemeester heeft bij het nemen van beslissingen een zekere mate van beleidsvrijheid. Daarbij kan hij alle omstandigheden van de situatie meewegen.
Het gedrag/houding van de eigenaar/ houder van de hond kan daardoor invloed hebben op de te nemen maatregelen. Bijvoorbeeld als die gedragsproblemen van de hond ontkent of bij voorbaat aangeeft dat hij zich niet gaat houden aan de maatregelen.
Indien gewenst, bijvoorbeeld bij een verschil van mening over het gevaar van de hond tussen de eigenaar en de gemeente, kan de eigenaar/houder van de hond een gedragstest laten uitvoeren naar het gedrag van de hond. De gedragstest wordt uitgevoerd door een gedragskeurmeester benoemd door de Raad van beheer op Kynologisch Gebied.
Een gedragstest is een beperkt onderzoek waarbij de betreffende hond in de thuissituatie op verschillende onderdelen wordt getest op afwijkend gedrag en waarbij een inschatting wordt gemaakt van het recidivegevaar.
Een waarschuwing blijft drie jaar gelden.
De eigenaar of houder van de hond ontvangt van de burgemeester eerst een voornemen tot het opleggen van een aanlijn- of muilkorfgebod, waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen. De houder of eigenaar van de hond krijgt de gelegenheid om binnen tien dagen, behoudens spoed, zijn zienswijze kenbaar te maken. Deze zienswijze wordt betrokken bij het uiteindelijke besluit tot het al dan niet opleggen van een maatregel. De zienswijze van de eigenaar of houder kan leiden tot een wijziging van het voorgenomen besluit of het voorgenomen besluit blijft ongewijzigd.
De houder van de betrokken hond is verplicht zijn hond te laten chippen voor zover dat niet eerder is gebeurd. Op grond van artikel 3.30 van het Besluit Houders van Dieren geldt voor alle honden geboren na 1 april 2013, de verplichting om gechipt te zijn. Als dit niet is gebeurd, dient de hond te worden gechipt als hij wordt aangewezen als gevaarlijke of hinderlijke hond, ook als de hond geboren is voor 1 april 2013.
Het besluit en de op te leggen maatregel, met inbegrip van de plicht om de hond te laten chippen, worden bekend gemaakt door het toesturen van het besluit aan de houder of eigenaar, en door het persoonlijk uitreiken van het besluit aan de eigenaar of houder door een handhaver. Vanaf dat moment dient de hond kort aangelijnd te zijn of een muilkorf te dragen.
Een besluit tot het opleggen van een aanlijn- of muilkorfgebod of een aanlijn- en muilkorfgebod is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en staat open voor bezwaar en beroep.
Overtreding muilkorf- of kort aanlijngebod
Als het besluit door de eigenaar of houder wordt genegeerd, kan daartegen bestuursrechtelijk worden opgetreden door middel van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom
Het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang is gericht op herstel door het ongedaan maken, beëindigen en voorkomen van de overtreding. Bij het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang wordt de overtreder een termijn gegeven om aan de last te voldoen. Indien niet aan de last onder dwangsom wordt voldaan, verbeurt de eigenaar of houder een geldbedrag (de dwangsom) per overtreding. Indien niet aan de last onder dwangsom wordt voldaan, wordt bestuursdwang toegepast en wordt de hond in beslag genomen. De overtreding wordt daarmee beëindigd en herhaling wordt voorkomen.
Ook hier gaat het om besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Toepassen bestuursdwang en in beslagname bij herhaaldelijk overtreden muilkorfplicht
Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt een korte termijn gegeven waarbinnen de overtreder de hond kort moet aanlijnen, muilkorven of beide. Indien niet aan de last wordt voldaan, zal de hond in beslag worden genomen. In zeer spoedeisende gevallen kan ook direct bestuursdwang worden toegepast. Spoedeisende bestuursdwang kan bijvoorbeeld worden toegepast indien inbeslagname van de hond noodzakelijk is, omdat de hond als gevaarlijk wordt beschouwd.
Daarnaast kan in uitzonderlijke gevallen artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet toegepast worden. Bij een ernstig bijtincident waarbij de openbare orde wordt verstoord dan wel ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd om, ter afwending van het gevaar, de hond in beslag te nemen. Van deze bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt als sprake is van een concreet en actueel gevaar voor de openbare orde. Met deze bevoegdheid van de burgemeester wordt terughoudend omgegaan. Wanneer de burgemeester toch gebruik maakt van deze bevoegdheid wordt de hond voor een korte tijd inbeslaggenomen. Er moet een einddatum zijn en een plan van aanpak.
Meer informatie over de aanpak van gevaarlijke honden via de Gemeentewet is te vinden in twee artikelen uit de Gemeentestem: Over honden en brokken: de publiekrechtelijke aanpak van bijtincidenten deel I en II, Gst. 2017/79 en 89. In het eerste deel wordt het standpunt ingenomen dat de lichte bevelsbevoegdheid van de burgemeester van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet niet de bevoegdheid geeft om de hond te laten inslapen. Ten eerste omdat als een hond in beslag is genomen, deze doorgaans in een opslagplaats buiten de gemeente vertoeft (en zich dus buiten het eigen gemeentelijke domein bevindt). Ten tweede omdat de lichte bevelsbevoegdheid bedoeld is voor lichte gevallen en het laten inslapen van een hond niet als zodanig kan worden bestempeld.
Na inbeslagname wordt de hond overgebracht naar een opvanglocatie. Tijdens de opslag in de opvanglocatie geeft de burgemeester opdracht een risico-assessment te laten uitvoeren op kosten van de eigenaar of houder. Zie voor meer informatie over het risico assessment artikel 5.6 en de toelichting daarop.
Als de hond in beslag is genomen op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet wordt ook een risico assessment afgenomen. Het risico assessment is in dit geval voor rekening van de gemeente.
Afhankelijk van de uitslag kan de hond terug naar de eigenaar of houder of wordt de hond aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie en herplaatsing. Tegen de inbeslagname, een feitelijke handeling, staat geen bezwaar en beroep open, maar tegen de vervolgbesluiten wel. Overigens kan bij herplaatsen tegen de zin van de oorspronkelijke eigenaar – die dan niet vrijwillig afstand doet – het eigenaarschap bij deze eigenaar blijven. De herplaatste hond komt dan bij een houder.
Een risico-assessment is een uitgebreid onderzoek naar het gedrag van de hond en het recidivegevaar en kan alleen in opdracht van de overheid, zoals het openbaar ministerie of burgemeester en doorgaans bij ernstige tot zeer ernstige bijtincidenten door het Risk-assessmentteam van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht worden uitgevoerd. De hond wordt daarbij twee weken ondergebracht bij een opslaghouder en daarna getest. Dit risico-assessment wordt ingezet als een hond na een bijtincident in beslag is genomen. Een risico-assessment geeft een inschatting van de risico’s van de hond voor de maatschappij, in de huidige situatie bij de desbetreffende huidige eigenaar. Hierbij staan de veiligheid van de maatschappij en het welzijn van de hond voorop. Een risico-assessment wordt opgesteld aan de hand van een groot aantal informatiebronnen zoals:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-487431.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.