Verordening Wmo 2015 en Jeugdhulp gemeente Castricum 2023

De raad van de gemeente Castricum;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 september 2023;

 

Gezien het advies van de commissie van 5 oktober 2023;

 

gelet op:

  • 1.

    de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet;

  • 2.

    de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.4a, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 en 2.6.6, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; en

  • 3.

    artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

overwegende,

  • a.

    dat de gemeente op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet gehouden is om zo goed mogelijke ondersteuning en hulp aan volwassenen en jeugdigen te bieden;

  • b.

    dat het in het kader van de doorontwikkeling van Welzijn, Zorg en Jeugdhulp wenselijk is om de ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet, alsmede aanverwante onderwerpen die deze dienstverlening raken en waar gemeentelijk beleid op is ontwikkeld, zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen;

  • c.

    deze afstemming het best tot uitdrukking komt in een gezamenlijke verordening voor beide hiervoor genoemde wetten;

overwegende dat de uitvoering van de Participatiewet, Wet schuldhulpverlening, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen uitgevoerd wordt door werkorganisatie Zaffier. Zaffier legt over deze onderdelen aparte verordeningen aan u voor. De gemeentelijke regels op het gebied van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 leggen we vast in één verordening.

 

Besluit

 

vast te stellen:

 

de Verordening Wmo 2015 en Jeugdhulp gemeente Castricum 2023

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader dan wel afwijkend worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Wmo 2015, de Wet passend onderwijs, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verder verstaan onder:

    • a.

      Aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die onder verantwoordelijkheid van het College gehouden is een Algemene voorziening of een Maatwerkvoorziening te leveren;

    • b.

      Algemene voorziening:

      • 1°.

        een vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in de Jeugdwet zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de Belanghebbende;

      • 2°.

        aanbod van diensten of activiteiten als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015, dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de aanvragers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, het aannemelijk is dat de Belanghebbende daarover, ook als hij geen beperkingen heeft, kan beschikken. De voorziening:

      • 1°.

        is verkrijgbaar in de reguliere handel; én

      • 2°.

        is in prijs vergelijkbaar is met soortgelijke producten; én

      • 3°.

        levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de Belanghebbende tot zelfredzaamheid of participatie in staat is; én

      • 4°.

        kan financieel gedragen worden met een inkomen op minimumniveau, al dan niet door reservering voor de kosten.

    Of de kosten algemeen gebruikelijk zijn, wordt beoordeeld in relatie tot de situatie en problematiek van Belanghebbende;

    • d.

      Belanghebbende:

      • 1°.

        een jeugdige of zijn ouder(s) of pleegouder(s), voor zover de jeugdige conform de Jeugdwet woonplaats heeft in de gemeente Castricum;

      • 2°.

        een cliënt zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015;

    • e.

      Beschikking: een Besluit genomen door het College van de gemeente Castricum, niet zijnde van algemene strekking, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan;

    • f.

      Besluit: een Beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht afgegeven door de gemeente Castricum aan een Belanghebbende, waarmee die Belanghebbende al dan niet toegang krijgt tot de Wmo 2015 Maatwerkvoorziening;

    • g.

      Bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de Wmo 2015;

    • h.

      College: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum;

    • i.

      Collectief vervoer: een verzamelnaam voor het openbaar vervoer (bus, tram, metro, regionale trein en ov te water) en het contractvervoer voor doelgroepen (leerlingenvervoer, Wmo-vervoer, Regiotaxi). We spreken ook wel van collectief personenvervoer;

    • j.

      Eigen kracht: ziet toe op de eigen mogelijkheden van de Belanghebbende, of door inzet van het eigen netwerk om problemen zelf op te lossen;

    • k.

      Gebruikelijke hulp: ondersteuning of zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot/levenspartners, ouders en/of andere verzorgers of opvoeders, inwonende kinderen of andere huisgenoten, ook al is er sprake van een Belanghebbende met een ziekte, aandoening of beperking;

    • l.

      Hulpvraag: het kenbaar maken van een behoefte van een Belanghebbende aan ondersteuning;

    • m.

      Informeel hulpverlener: 1e of 2e graad bloed- of aanverwant of iemand uit het sociale netwerk van de Belanghebbende. Eerste graad bloed- of aanverwanten zijn partner, ouders, schoonouders, kinderen, schoonzoons, schoondochters. Tweede graad bloed- of aanverwanten zijn broers, zussen, kleinkinderen, opa’s, oma’s, schoonzussen, zwagers, stiefzussen, stiefbroers;

    • n.

      Informeel Pgb-aanbieder: iemand uit het sociale netwerk van de Belanghebbende, die de zorg en ondersteuning verleent door middel van een Pgb volgens de algemeen geldende eisen voor alle Aanbieders en niet zijnde een Informeel hulpverlener;

    • o.

      Inwoner: iemand die ingezetene is van de gemeente Castricum en ingeschreven staat in de Basisregistratie personen;

    • p.

      Maatwerkvoorziening:

      • 1°.

        individuele Maatwerkvoorziening als bedoeld in de Jeugdwet en artikel 8 van deze verordening; én

      • 2°.

        een Maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 en artikel 9 van deze verordening;

    • q.

      Mantelzorg: onbetaalde en vaak langer durende zorg voor zieke familieleden of vrienden. Dit kan verzorging zijn of hulp bij dagelijkse activiteiten;

    • r.

      Melding: kenbaar maken van de Hulpvraag aan het College;

    • s.

      Nadere regels: nadere regelgeving op grond van deze verordening vast te stellen bij Besluit en nadere beleidsregels die opgenomen worden met betrekking tot de uitvoering van deze verordening;

    • t.

      Onafhankelijke cliëntondersteuning: ondersteuning met informatie en advies welke bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, Jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

    • u.

      Ondersteuning: hulp aan Belanghebbenden door de inzet van Maatwerkvoorzieningen, zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen wonen en deel kunnen blijven nemen aan de maatschappij;

    • v.

      Onverwijld: in ieder geval binnen drie werkdagen;

    • w.

      Onderzoeksverslag: plan ter ondersteuning van de Belanghebbende, bedoeld voor één of meer personen, zijnde:

      • 1°.

        een weergave van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening;

      • 2°.

        het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, waarin de doelen en hoe deze te bereiken, evenals de bijdrage die zowel het College als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren, zijn vastgelegd;

      • 3°.

        het Persoonlijk plan zoals bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wmo 2015;

    • x.

      Overmacht: niet te voorziene situaties niet zijnde beëindiging van klinische behandeling, beëindiging van forensische zorg, niet binnen de 8 weken te voorziene opschaling van ondersteuning;

    • y.

      Persoonlijk plan: plan waarin de Belanghebbende op zijnswijze de omstandigheden beschrijft en welke maatschappelijke ondersteuning het meest is aangewezen om concrete invulling te geven aan de te behalen ondersteuningsdoelen;

    • z.

      Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 of artikel 8.1.1 van de Jeugdwet;

    • aa.

      Pgb-aanbieder: een derde die Belanghebbende heeft betrokken om ondersteuning in te kopen. Dit kan een professionele Aanbieder of een Informeel Pgb-aanbieder zijn;

    • bb.

      Pgb-beheerder: een persoon die de belangen van de Pgb-houder behartigt en de aan een Pgb verbonden taken uitvoert, indien de Belanghebbende ondersteuning heeft (of wenst te ontvangen) in de vorm van een Pgb. De Pgb-beheerder kan een aangewezen Vertegenwoordiger zijn;

    • cc.

      Pgb-houder: de Belanghebbende die een Maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb ontvangt;

    • dd.

      Pgb-plan: een door de Belanghebbende opgesteld Persoonlijk plan waarin de Belanghebbende de omstandigheden beschrijft, en concreet aangeeft hoe het Pgb budget wordt besteed aan de ondersteuning die gericht is op de te behalen ondersteuningsdoelen;

    • ee.

      Professioneel Pgb-aanbieder: een bedrijf, instelling of zzp’er die alle diploma’s en papieren heeft die een professioneel zorgverlener moet hebben, gerelateerd aan de uitvoering van taken;

    • ff.

      Sociaal netwerk:

      • 1°.

        natuurlijk persoon die Jeugdhulp verleent die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen hem en de jeugdige of zijn ouders bestaande sociale relatie, tenzij die Jeugdhulp beroeps- of bedrijfsmatig wordt verleend;

      • 2°.

        natuurlijk persoon die maatschappelijke ondersteuning verleent die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen hem en de Belanghebbende bestaande sociale relatie, tenzij die maatschappelijke ondersteuning beroeps- of bedrijfsmatig wordt verleend;

    • gg.

      Spoedeisend: niet uitstelbare zorg, waarbij de consequentie van uitblijvende zorg binnen 24 tot 48 uur aantoonbaar of aannemelijk zal leiden tot onaanvaardbare gezondheids-, veiligheidsrisico’s of ernstig nadeel in het kader van verplichte zorg;

    • hh.

      Vertegenwoordiger: een binnen de Wmo 2015 door de Belanghebbende gemachtigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aan de Belanghebbende verbonden taken op zich neemt;

      • 1°.

        de gemachtigde ouder of voogd is van een kind jonger dan 18 jaar; of

      • 2°.

        een door de rechter benoemde wettelijke Vertegenwoordiger (curator, bewindvoerder, mentor) of een gewaarborgde hulp, een echtgenoot, een geregistreerd partner of andere levensgezel die vrijwillig door de Belanghebbende schriftelijk is gemachtigd als Vertegenwoordiger;

      • 3°.

        bij gg, eerste en tweede lid geldt dat de Vertegenwoordiger niet de (beoogd) Professioneel Pgb-aanbieder of medewerker van de (beoogd) Professioneel Pgb-aanbieder mag zijn, noch enige rechtstreekse of onrechtstreekse verbondenheid heeft met de (beoogd) Professioneel Pgb-aanbieder;

    • ii.

      Voorliggende voorziening: voorziening uit andere wetgeving, al dan niet met indicatie, waarmee aan de Hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

    • jj.

      Vrijwilliger: iemand die in enig verband onverplicht en onbetaald werk verricht, voor anderen of de samenleving;

    • kk.

      Woonvoorziening: roerende zaak dan wel bouwkundige of woon technische aanpassing van een woning.

Artikel 2. Reikwijdte van deze verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op het (integrale) proces rond de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

  • 2.

    Deze verordening richt zich op personen:

    • a.

      die hun woonplaats in gemeente Castricum hebben; én

    • b.

      die kwetsbaar zijn, hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden en/of verbeteren en daar ondersteuning bij nodig hebben;

    • c.

      of die, al dan niet woonachtig in gemeente Castricum, als mantelzorger ondersteuning aan een in gemeente Castricum wonende Inwoner van gemeente Castricum bieden.

Artikel 3. Nadere regels

  • 1.

    Het College stelt de hoogte van de tegemoetkomingen voor mantelzorgondersteuning, regionaal vervoer, verhuiskosten, een sportvoorziening en het bezoekbaar maken van een woning vast in een financieel Besluit.

  • 2.

    Het College stelt Nadere regels op ten aanzien van:

    • a.

      dyslexie;

    • b.

      verleningscriteria voor een Maatwerkvoorziening Pgb Jeugdhulp;

    • c.

      kwaliteit en veiligheid (norm verantwoorde werktoedeling);

    • d.

      het onderscheid tussen professionele en Informeel hulpverlening Jeugdhulp;

    • e.

      sociaal medische indicatie;

    • f.

      een aanvraagformulier Jeugdhulp;

    • g.

      richttijden voor huishoudelijke ondersteuning;

    • h.

      mantelzorg(-ondersteuning);

    • i.

      toezicht en handhaving op de kwaliteit en rechtmatigheid Wmo 2015;

    • j.

      toezicht en handhaving op rechtmatigheid Jeugdhulp;

    • k.

      klachtenregeling Jeugdhulp.

  • 3.

    Het College kan Nadere regels stellen ten aanzien van:

    • a.

      Eigen kracht;

    • b.

      kwaliteitseisen Pgb Jeugdhulp;

    • c.

      de afbakening tussen onderwijs en Jeugdhulp;

    • d.

      monitoring;

    • e.

      voorwaarden aan het (Pgb) evaluatieverslag Jeugdhulp;

    • f.

      voorwaarden voor de overgang van Beschermd wonen naar Beschermd thuis;

    • g.

      een tegemoetkoming in vervoerskosten van en naar de Pgb dagbesteding;

    • h.

      herziening, intrekking, beëindiging en terugvordering;

    • i.

      alle Maatwerkvoorzieningen op basis van gewijzigd landelijk beleid gedurende de looptijd van deze verordening.

  • 4.

    Het College kan bij nadere regeling vaststellen welke andere Maatwerkvoorzieningen dan genoemd in artikel 8 van deze verordening beschikbaar zijn als Maatwerkvoorzieningen Jeugdhulp.

  • 5.

    Het College kan bij nadere regeling vaststellen welke andere Maatwerkvoorzieningen dan genoemd in artikel 9 van deze verordening beschikbaar zijn als Maatwerkvoorzieningen Wmo 2015.

  • 6.

    Het college stelt de volgende formulieren ter beschikking:

    • a.

      een aanvraagformulier voor Jeugdhulp, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, sub b van deze verordening;

    • b.

      een Pgb Plan, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, sub cc van deze verordening.

Hoofdstuk 2 Integrale benadering

Artikel 4. Melding Hulpvraag

  • 1.

    Een Hulpvraag kan door of namens een Belanghebbende rechtstreeks worden gemeld bij het College.

  • 2.

    Het College informeert de Belanghebbende voorafgaand aan het onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van deze verordening over de mogelijkheid om gebruik te maken van kosteloze en (Aanbieders) onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de Belanghebbende het uitgangspunt is.

  • 3.

    Het College brengt de Belanghebbende op de hoogte van de mogelijkheid een familiegroepsplan op te stellen.

  • 4.

    Een Melding voor behoefte aan beschermd wonen, opvang of een Safehouse dient plaats te vinden bij centrumgemeente Alkmaar.

Artikel 5. Onderzoek naar aanleiding van Melding

  • 1.

    Het College informeert de Belanghebbende en/of zijn Vertegenwoordiger:

    • a.

      over de gang van zaken bij het onderzoek;

    • b.

      diens rechten en plichten;

    • c.

      over de mogelijkheid om een Persoonlijk plan (zoals bedoeld in de Wmo 2015) of familiegroepsplan (zoals bedoeld in de Jeugdwet) op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen;

    • d.

      de vervolgprocedure.

  • 2.

    Aanvullend op het eerste lid vraagt het College de Belanghebbende en/of zijn Vertegenwoordiger toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken, tenzij er sprake is van een uitzondering waaronder:

    • a.

      het voorkomen van ernstig nadeel in het kader van verplichte zorg;

    • b.

      een (jeugdige) Belanghebbende weloverwogen te kennen geeft hulp te willen zonder toestemming van bijvoorbeeld ouder(s) met gezag of voogd(en).

  • 3.

    Voor of tijdens het onderzoek verschaft de Belanghebbende en/of zijn Vertegenwoordiger het College alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het College voor het onderzoek nodig zijn en waarover de Belanghebbende op dat moment redelijkerwijs beschikking kan krijgen. De Belanghebbende verstrekt in ieder geval een geldig identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 4.

    Voor zover het College het nodig acht om het onderzoek volledig en zorgvuldig uit te kunnen voeren, kan informatie ingewonnen worden bij derden. Het College overlegt dit met de Belanghebbende en/of Vertegenwoordiger.

  • 5.

    Het College onderzoekt binnen de zes weken na de melding met de Belanghebbende:

    • a.

      de hulpvraag; de ondersteuningsbehoefte van de belanghebbende op basis van de persoons- en gezinskenmerken, voorkeuren en wensen;

    • b.

      of de Jeugdwet of de Wmo 2015 van toepassing zijn;

    • c.

      of de gemeente Castricum verantwoordelijk is op basis van het woonplaatsbeginsel, artikel 1.1 Jeugdwet en de Wmo 2015;

    • d.

      of er sprake is van beperkingen, (psychische)problemen/ stoornissen en opgroei- en opvoedingsproblematiek;

    • e.

      welke ondersteuning naar (aard en omvang) minimaal noodzakelijk is voor (groeien naar) zelfstandigheid en voldoende zelfredzaamheid om mee te doen in de samenleving binnen een veilige omgeving. Hierbij houdt het College rekening met de leeftijd van belanghebbende, het ontwikkelingsniveau, de culturele achtergrond en eventuele godsdienstige gezindheid en levensovertuigingen;

    • f.

      wat het doel/ gewenste resultaat is van de ondersteuning;

    • g.

      de mogelijkheden om het gewenste resultaat te behalen en bij te dragen aan zelfredzaamheid en participatie door middel van:

      • de Eigen kracht en het probleemoplossend vermogen van de Belanghebbende en diens 1e en 2e bloed- en aanverwanten en/of sociaal netwerk;

      • het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten;

      • aanspraak te maken op een Voorliggende voorziening;

      • aanspraak te maken op een Algemene voorziening;

      • de inzet van Mantelzorg.

  • 6.

    Het College onderzoek indien van toepassing ook:

    • a.

      de wijze waarop de zorg- en ondersteuning wordt afgestemd met andere (maatwerk-) voorzieningen;

    • b.

      de behoefte aan ondersteuning voor de mantelzorger van de Belanghebbende;

    • c.

      de aansluiting op het familiegroepsplan of Persoonlijk plan, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, sub c, wat de Belanghebbende aan het College heeft overhandigd;

    • d.

      de Bijdragen in de kosten de Belanghebbende met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de Wmo 2015 verschuldigd zal zijn;

    • e.

      de mogelijkheden om door middel van (een versterkte) samenwerking met zorgverzekeraars, zorgkantoren, zorgaanbieders en partijen op het gebied van publieke gezondheid, Jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening. Samenwerking met het oog op de behoefte aan verbetering van de zelfredzaamheid of participatie van Belanghebbende;

    • f.

      of een aanvraag Pgb voldoet aan de voorwaarde die in de Verordening aan Pgb gesteld zijn.

  • 7.

    Het College kan een onafhankelijke instantie geanonimiseerd om (medisch) advies vragen, zonder toestemming van Belanghebbende of diens Vertegenwoordiger.

  • 8.

    Als de aanvraag toeziet op een verstrekking van een Pgb waarbij Belanghebbende een Vertegenwoordiger heeft gemachtigd de aanvraag namens hem in te dienen, kan het College de gemachtigde bij het onderzoek betrekken en vragen bij het onderzoek aan te sluiten.

Artikel 6. Onderzoeksverslag

  • 1.

    Het College stelt samen met de Belanghebbende, dan wel diens Vertegenwoordiger, een onderzoeksverslag van het onderzoek op en verstrekt dit schriftelijk aan de Belanghebbende dan wel diens Vertegenwoordiger.

  • 2.

    Het eventueel opgemaakte familiegroepsplan en/of Persoonlijke plan maakt onderdeel uit van het onderzoeksverslag.

  • 3.

    In dit onderzoeksverslag worden de Hulpvraag van de Belanghebbende, de vervolgstappen en het gewenste resultaat/de ondersteuningsdoelen beschreven.

  • 4.

    Bij het opstellen van een onderzoeksverslag wordt onder andere aangegeven van welke Maatwerkvoorziening(en) (al) gebruik wordt gemaakt en/of voor welke Maatwerkvoorziening(en) de Belanghebbende een aanvraag bij het College indient.

  • 5.

    Het College verstrekt het onderzoeksverslag aan de Belanghebbende dan wel diens vertegenwoordiger.

Artikel 7. Aanvraag van een Maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een aanvraag in het kader van de Jeugdwet wordt als volgt ingediend:

    • a.

      het College merkt een ondertekend Onderzoeksverslag als bedoeld in artikel 6 van deze verordening aan als een aanvraag als de Belanghebbende dit heeft aangeven in het Onderzoeksverslag. Indien de Belanghebbende de Jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een Pgb, dient hij gelijktijdig met een aanvraag een Pgb-plan in;

    • b.

      indien het Onderzoeksverslag als bedoeld in sub a niet aan de orde is, dan stelt het College een formulier ter beschikking dat, indien ondertekend, wordt aangemerkt als aanvraag.

  • 2.

    Een aanvraag in het kader van de Wmo 2015 kan zes weken na de melding (onderzoekstermijn) als volgt worden ingediend:

    • a.

      het College merkt een ondertekend Onderzoeksverslag als bedoeld in artikel 6 van deze verordening aan als een aanvraag als de Belanghebbende dit heeft aangeven in het Onderzoeksverslag. Indien de Belanghebbende de ondersteuning zelf wenst in te kopen met een Pgb, dient hij gelijktijdig met een aanvraag een Pgb-plan in;

    • b.

      indien het Onderzoeksverslag als bedoeld in sub a niet aan de orde is, dan gelden de criteria die aan een aanvraag worden gesteld in artikel 4:1 en artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      het aanvraagformulier dient door Belanghebbende of diens Vertegenwoordiger te zijn ondertekend.

  • 3.

    Het College is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van de aanvraag voor een Maatwerkvoorziening, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij Gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten en/of familieleden:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het College te bepalen plaats en tijdstip en de Belanghebbende en/of diens relevante huisgenoten te bevragen;

    • b.

      op een door het College te bepalen plaats en tijdstip door één of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 4.

    Het College neemt binnen twee weken na ontvangen van de aanvraag een besluit over het al dan niet indiceren van een Maatwerkvoorziening Wmo 2015 of Jeugdhulp en/of een tegemoetkoming Wmo2015. Het College kan de beslistermijn beargumenteerd verlengen op grond van artikel 4:13 en 4:14 Awb.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 8. Maatwerkvoorzieningen op grond van de Jeugdwet

Onder de Maatwerkvoorzieningen Jeugdhulp vallen de door de gemeente ingekochte Maatwerkvoorzieningen op het gebied van:

  • a.

    Ambulante Jeugdhulp (waaronder begeleiding, behandeling, persoonlijke verzorging);

  • b.

    Verblijf;

  • c.

    Crisishulp;

  • d.

    Diagnostiek en behandeling bij ernstige dyslexie;

  • e.

    Vervoer van de jeugdige van en naar de Jeugdhulpaanbieder waar de Jeugdhulp wordt geboden.

Artikel 9. Maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015

Onder de Maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 vallen in ieder geval:

  • a.

    Huishoudelijke ondersteuning;

  • b.

    Rolstoel;

  • c.

    Woonvoorzieningen:

    • 1°.

      roerende Woonvoorzieningen;

    • 2°.

      onroerende Woonvoorzieningen;

  • d.

    Vervoersvoorzieningen:

    • 1°.

      regiotaxi;

    • 2°.

      scootmobiel;

    • 3°.

      duofiets/driewielfiets;

    • 4°.

      autoaanpassingen.

  • e.

    (ambulante begeleiding voor) zelfstandig en veilig wonen;

  • f.

    (begeleiding bij een) zinvolle daginvulling;

  • g.

    (respijtzorg voor een) ondersteund netwerk;

  • h.

    Beschermd Thuis.

Artikel 10. Algemene criteria voor een Maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een Belanghebbende kan binnen de kaders van de Wmo 2015, de Jeugdwet en deze verordening in aanmerking komen voor een Maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een Belanghebbende komt in aanmerking voor een Maatwerkvoorziening indien naar het oordeel van het College bij de Belanghebbende:

    • a.

      het op Eigen kracht en/of met Gebruikelijke hulp en zorg en/of met Algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of met Algemene voorzieningen en/of met Mantelzorg en/of met ondersteuning uit Sociaal netwerk afwezig of ontoereikend zijn om de Hulpvraag te reduceren of op te lossen; én

    • b.

      een Maatwerkvoorziening aannemelijk effectief bijdraagt aan het zo lang en verantwoord mogelijk in de eigen leefomgeving te participeren; én

    • c.

      een Maatwerkvoorziening aannemelijk effectief bijdraagt aan het verminderen van de (psychische of psychosociale) problemen van de Belanghebbende, met als doel zich zo lang en verantwoord mogelijk op Eigen kracht te handhaven in een veilige omgeving; én

    • d.

      de Maatwerkvoorziening, gelet op de Belanghebbende, veilig is voor hemzelf en zijn omgeving en geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt; én

    • e.

      de Belanghebbende binnen zijn vermogen in voldoende mate meewerkt aan het opstellen en nakomen van het Onderzoeksverslag en de afspraken met de Aanbieder van de Maatwerkvoorziening of het Pgb.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een Maatwerkvoorziening wordt in de Beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke Maatwerkvoorziening wordt verstrekt, wat de omvang is en wat het beoogde resultaat en/of doel daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking van de Maatwerkvoorziening is;

    • c.

      in welke vorm de maatwerkverstrekking wordt verstrekt;

    • d.

      of een eigen Bijdrage in het kader van Wmo 2015 verschuldigd is;

    • e.

      of er eventuele verplichtingen/voorwaarden zijn die verbonden worden aan de verstrekking van de Maatwerkvoorziening;

    • f.

      welke gecontracteerde Aanbieder de Maatwerkvoorziening verstrekt in het geval van Zorg In natura;

    • g.

      als de Maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb wordt verstrekt:

      • 1°.

        wordt de zorg en/of Ondersteuning uitgevoerd door een Informeel Pgb-aanbieder of een Professioneel Pgb-aanbieder;

      • 2°.

        wat de hoogte van het Pgb is en hoe hiertoe gekomen is;

      • 3°.

        de wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb.

  • 4.

    Als een Maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het College verstrekte Maatwerkvoorziening, wordt deze alleen verstrekt als de eerder verstrekte Maatwerkvoorziening technisch is afgeschreven:

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte Maatwerkvoorziening niet opzettelijk door eigen toedoen verloren is gegaan;

    • b.

      tenzij er sprake is van vervroegd technisch afschrijven door omstandigheden die aantoonbaar niet aan de Belanghebbende zijn toe te rekenen;

    • c.

      tenzij de veroorzaakte kosten worden betaald via door de Belanghebbende afgesloten verzekering; of

    • d.

      als de eerder verstrekte Maatwerkvoorziening niet langer een adequate oplossing biedt in de ondersteuningsbehoefte.

  • 5.

    Het College Besluit, indien de Belanghebbende op een Maatwerkvoorziening is aangewezen, tot de goedkoopst adequate en meest doeltreffende Maatwerkvoorziening.

  • 6.

    Het College kan een Maatwerkvoorziening, anders dan in de vorm van Maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 als bedoeld in artikel 9, tweede lid sub a, derde lid sub a en vierde lid sub b en sub c van deze verordening, in bruikleen of in eigendom verstrekken.

  • 7.

    Een Belanghebbende komt niet in aanmerking voor een Maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie als:

    • a.

      de Belanghebbende geen Inwoner is van de gemeente Castricum;

    • b.

      als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een Maatwerkvoorziening op basis van een andere wet dan de Wmo 2015 of de Jeugdwet bestaat;

    • c.

      de Melding is gedaan op een zodanig moment dat een objectieve beoordeling van de noodzaak voor of de wijze van ondersteuning niet kan plaatsvinden;

    • d.

      als de voorziening is verwezenlijkt voor de Melding;

    • e.

      er ondersteuning is aangevraagd die zal worden verleend buiten Nederland, tenzij het beoogde aanbod aannemelijk effectief bijdraagt aan de zorg- en ondersteuningsdoelen in het Persoonlijk plan, en er aantoonbaar geen enigszins vergelijkbare zorg- en ondersteuning aanwezig is binnen Nederland;

    • f.

      als het reis- en verblijfkosten van de Aanbieder of andere ondersteunende begeleiding betreft.

  • 8.

    Het College kan een Maatwerkvoorziening weigeren indien de Belanghebbende aanspraak heeft op verblijf of een volledig pakket thuis (VPT) en daarmee samenhangende zorg in een instelling of wijkgerichte zorg op grond van de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg, dan wel er redenen zijn om aan te nemen dat de Belanghebbende daarop aanspraak kan doen gelden en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit dienaangaande.

Artikel 11. Afstemming met Maatwerkvoorzieningen werk en inkomen

Het College draagt zorg dat het sociaal team, Jeugdhulp aanbieders, de gecertificeerde instellingen en Aanbieders Wmo 2015 met een integrale werkwijze, financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en (jeugd)hulp vroegtijdig signaleren en waar nodig Belanghebbenden helpen de juiste ondersteuning met gemeentelijke maatwerkvoorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

 

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget (Pgb) Wmo 2015 en Jeugdwet

Artikel 12. Voorwaarden Pgb

Als een Belanghebbende in aanmerking komt voor een Maatwerkvoorziening, maar de Ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het College te verstrekken Pgb, is dit alleen mogelijk indien naar het oordeel van het College wordt voldaan aan alle onderstaande voorwaarden:

  • 1.

    Belanghebbende is Pgb vaardig; en/of

  • 2.

    Belanghebbende, eventueel met behulp van zijn Pgb-beheerder en/of een Vertegenwoordiger, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en het uitvoeren van de aan een Pgb verbonden rechten en plichten.

  • 3.

    De Pgb ondersteuning in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van de in het Onderzoeksverslag opgenomen beoogde ondersteuningsdoelen/resultaten. De Belanghebbende dient ten minste aan te geven:

    • a.

      welke ondersteuning hij nodig heeft;

    • b.

      wat hij met het Pgb wenst in te kopen;

    • c.

      waarom hij de ondersteuning in de vorm van een Pgb wenst te ontvangen;

    • d.

      indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het Pgb te behartigen en de aan het Pgb verbonden taken uit te voeren;

    • e.

      hoe hij de keuze maakt voor een geschikte Pgb-aanbieder, waarbij er op geen enkele manier druk is uitgeoefend op Belanghebbende om de dienstverlening, in welke vorm dan ook, van deze persoon of organisatie te betrekken;

    • f.

      op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • g.

      op welke wijze hij de Pgb-aanbieder aanstuurt in de praktijk;

    • h.

      op welke wijze de zorg wordt gecontroleerd;

    • i.

      op welke wijze hij een juiste administratie gaat bijhouden;

    • j.

      op welke wijze hij een contract aangaat met de Pgb-aanbieder;

    • k.

      hoe hij omgaat met geconstateerde onjuistheden en als er onvoldoende zorg wordt geleverd.

  • 4.

    De ondersteuning die de Belanghebbende met het Pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het College van voldoende kwaliteit is en dus veilig, doeltreffend en Belanghebbende gericht is. De kwaliteit van de ondersteuning wordt getoetst aan de hand van de kwaliteitseisen en het door de Belanghebbende opgesteld Pgb-plan. In het Pgb-plan staat in ieder geval omschreven:

    • a.

      welke Pgb-aanbieder de zorg en/of ondersteuning gaat verlenen;

    • b.

      wie de directe zorgverlener(s) is;

    • c.

      wat de deskundigheid is van de directe zorgverlener(s);

    • d.

      wie de directe zorgverlener(s) kan vervangen bij afwezigheid;

    • e.

      welke doelen behaald moeten worden;

    • f.

      welke concrete acties ingezet worden om de gestelde doelen te bereiken;

    • g.

      wat de kosten van de ondersteuning zijn;

    • h.

      waar en wanneer de ondersteuning gaat plaatsvinden;

    • i.

      wie de Pgb-beheerder en/of Vertegenwoordiger en/of een Onafhankelijk cliëntondersteuner zijn.

  • De Belanghebbende kan bij het opstellen van een Pgb-plan ondersteund worden door een Pgb-beheerder en/of Vertegenwoordiger en/of een Onafhankelijk cliëntondersteuner. Waarbij de Belanghebbende (en Pgb-beheerder en/of Vertegenwoordiger) ervoor zorgdraagt dat de Pgb-aanbieder de Maatwerkvoorziening levert conform de eisen die daaraan gesteld mogen worden en die in het Besluit tot toekenning zijn opgenomen.

  • 5.

    Belanghebbende behoudt ten alle tijden keuzevrijheid in Aanbieder en in financieringsvorm van de Maatwerkvoorziening, ook gedurende een Beschikkingsperiode.

  • 6.

    Een Pgb dient door de Belanghebbende binnen drie maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt, tenzij hier in de Beschikking een andere termijn voor wordt vastgesteld op basis van aantoonbare leveringsproblemen.

  • 7.

    Indien de Belanghebbende gebruik maakt van een rolstoel of vervoersvoorziening, draagt de Belanghebbende zorg voor een afdoende verzekering van de met het Pgb aangeschafte of bekostigde Maatwerkvoorziening voor aansprakelijkheid en tegen schade en diefstal in binnen- en buitenland.

  • 8.

    Zes maanden na verstrekking van het Pgb voor een rolstoel, woon- of vervoersvoorziening, wordt gecontroleerd of de Maatwerkvoorziening is aangeschaft en het gebruik ervan is gestart.

Artikel 13. Pgb-beheerder

  • 1.

    Het beheren van het Pgb kan door zowel de Belanghebbende als door een Aanbieder onafhankelijke Pgb-beheerder worden uitgevoerd, onder voorbehoud dat de Pgb vaardigheidstest met succes wordt afgelegd.

  • 2.

    Indien de Belanghebbende in geval van een aanvraag voor een Pgb een Pgb-beheerder of een Vertegenwoordiger heeft gemachtigd, betrekt het College deze functionarissen in het onderzoek, alvorens over te gaan tot Besluitvorming op de aanvraag tot verstrekking van een Maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb. Het College beoordeelt of de Belanghebbende of zijn Pgb-beheerder de aan een Pgb verbonden taken kan uitvoeren.

  • 3.

    Indien de Pgb-beheerder het Pgb gaat beheren, dan zijn de eisen over het Pgb-beheer waar Belanghebbende wordt genoemd, van overeenkomstige toepassing op de Pgb-beheerder.

  • 4.

    De Pgb-beheerder, niet zijnde de Pgb-houder, dient het Pgb-plan mede te ondertekenen.

  • 5.

    Het College acht een persoon niet in staat de aan een Pgb verbonden taken verantwoord te kunnen uitvoeren indien bij hem sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:

    • a.

      problematische schuldenproblematiek;

    • b.

      ernstige verslavingsproblematiek;

    • c.

      aangetoonde fraude begaan in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • d.

      het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;

    • e.

      twijfels op overige gronden over de Pgb-vaardigheid;

    • f.

      een verstandelijke beperking;

    • g.

      een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • h.

      een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis.

  • 6.

    Onverlet het bepaalde in het vorige lid wordt een Pgb-beheerder alleen geacht de aan het Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren indien:

    • a.

      hij aantoont door de rechtbank te zijn aangesteld als mentor, curator of bewindvoerder;

    • b.

      hij aantoont dat hij een erkend gewaarborgde hulp is volgens de kaders die de Wlz stelt;

    • c.

      hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het Pgb wordt ingekocht, om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen;

    • d.

      er geen sprake is van een (financiële of organisatorische) relatie tussen de Pgb-beheerder en de Pgb-aanbieder;

    • e.

      er geen sprake is van belangenverstrengeling tussen de Pgb-beheerder en de Pgb-aanbieder;

    • f.

      er sprake is van voldoende nabijheid in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd;

    • g.

      hij de belangen van de Belanghebbende voldoende kan behartigen;

    • h.

      hij de aan een Pgb verbonden taken kan uitvoeren zoals omschreven in het Pgb-plan;

    • i.

      hij in staat is tot een redelijke waardering van de belangen van de Pgb-houder en deze Belanghebbende centraal stelt.

  • 7.

    De Pgb-beheerder voert een deugdelijke administratie, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, cliëntdossiers en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming.

  • 8.

    Een Belanghebbende krijgt binnen vier maanden maximaal twee keer de mogelijkheid om een Pgb-beheerder aan te dragen. Indien geen geschikte Pgb-beheerder wordt aangedragen, zal de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een Pgb worden afgewezen. De Belanghebbende kan dan zorg en/of Ondersteuning in natura aanvragen.

Artikel 14. Afwijzingsgronden Pgb

Verstrekking in de vorm van Pgb vindt niet of niet langer plaats als één van de onderstaande situaties van toepassing is.

  • 1.

    Er op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de Belanghebbende en/of zijn Pgb-beheerder niet Pgb vaardig is/zijn en/of niet voldoet aan de criteria zoals opgenomen in het Pgb-plan.

  • 2.

    Voor vormen van:

    • a.

      feestdagenuitkeringen;

    • b.

      op het Pgb-tarief of tegemoetkomingen aanvullende servicekosten;

    • c.

      uitstapjes en/of vrijetijdsactiviteiten;

    • d.

      onvoorziene of andere bijkomende kosten in de uitvoering van het Pgb;

    • e.

      advies-, bemiddelings- of administratiekosten of een combinatie hiervan; al dan niet in combinatie met de kosten van de Pgb-beheerder;

    • f.

      dubbele financieringsvormen met een gelijkaardig doel en/of een gelijkaardige inzet, waaronder vergoedingen uit stages van een opleiding, leerling- werknemers met een BBL, HBO-duaal of een daarmee vergelijkbare opleiding, een functie in het kader van de Participatiewet, werk in een oriëntatiebaan, jong gehandicapt of arbeidsgehandicapt bent als bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

  • 3.

    Het College acht een Belanghebbende of een Pgb-beheerder niet in staat de aan een Pgb verbonden taken verantwoord te kunnen uitvoeren indien er bij Belanghebbende, diens Vertegenwoordiger en/of Pgb-beheerder sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:

    • a.

      problematische schuldenproblematiek;

    • b.

      ernstige verslavingsproblematiek;

    • c.

      aangetoonde fraude of onrechtmatig/ oneigenlijk gebruik of misbruik van Pgb; nu en in het verleden;

    • d.

      een aanmerkelijke verstandelijke beperking;

    • e.

      een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • f.

      een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis;

    • g.

      het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;

    • h.

      twijfels op overige gronden over de Pgb-vaardigheid;

  • 4.

    Er naar het oordeel van het College niet wordt voldaan aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Pgb, zoals omschreven in artikel 12 en artikel 13.

  • 5.

    De inschrijving van de (Professioneel Pgb) Aanbieder bij de KvK en/of in de AGB-registratie niet gekoppeld is aan de zorg en ondersteuning die geleverd dient te worden op basis van de Maatwerkvoorziening. Alle Aanbieders zijn verantwoordelijk voor het updaten van de geregistreerde gegevens.

  • 6.

    Er op – welke manier dan ook – druk is uitgeoefend op Belanghebbende om de dienstverlening, in welke vorm dan ook, van deze Pgb-aanbieder en/of onderaannemer van de Pgb-aanbieder te betrekken.

  • 7.

    Indien de door de (Pgb-) Aanbieder gedeclareerde kosten hoger zijn dan door het College vastgesteld financieel Besluit en de in deze verordening vastgestelde financiële kaders.

  • 8.

    Het College eerder een beslissing heeft herzien of ingetrokken omdat:

    • a.

      de Belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de Belanghebbende niet heeft voldaan aan de aan de individuele maatwerkvoorziening of het Pgb verbonden voorwaarden;

    • c.

      de Belanghebbende het Pgb niet of voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 9.

    Er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende of overmacht situatie, dan wel ondersteuning die ambtshalve wordt verleend.

  • 10.

    De ondersteuning aan de Belanghebbende door de Pgb-aanbieder ‘gedelegeerd’ wordt aan een onderaannemer van deze Pgb-aanbieder, waarbij de onderaannemer naar het oordeel van de gemeente niet voldoet aan de kwaliteitskaders voor Pgb-Aanbieders. Deze eis is eveneens van toepassing tussen onderaannemers.

  • 11.

    Indien de Pgb- aanbieder (delen van) de ondersteuning laat uitvoeren door (een) onderaannemer(s), dient deze afspraak geborgd te zijn in een onderaannemersovereenkomst en in de overeenkomst tussen Belanghebbende en de Pgb-aanbieder.

  • 12.

    Gedurende een lopend onderzoek door de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ), de Toezichthouder van de gemeente Castricum of een lopend Bibob onderzoek.

  • 13.

    Indien er twijfels zijn over de integriteit van de Pgb-aanbieder, wat zich in ieder geval voordoet indien deze Aanbieder:

    • a.

      betrokken is bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan die de veiligheid en de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar brengen, dan wel daarvoor veroordeeld is geweest;

    • b.

      bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd heeft gekregen in relatie met de levering van zorg en ondersteuning aan Belanghebbenden binnen de Wmo 2015 of Jeugdhulp;

    • c.

      bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd heeft gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom in relatie met de levering van zorg en ondersteuning aan Belanghebbenden binnen de Wmo 2015 of Jeugdhulp;

    • d.

      er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de Pgb-aanbieder en/of zijn directie/management en/of zijn eigenaren en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;

    • e.

      het College geen toestemming geeft om contact op te nemen of in gesprek te gaan met de Belanghebbende;

    • f.

      de Belanghebbende geen toestemming geeft om contact op te nemen met het College;

    • g.

      zich niet professioneel gedraagt. Hiervan is onder andere sprake indien de Pgb-aanbieder zich:

      • intimiderend opstelt;

      • geen voorbeeldfunctie toont in de uitvoering van zijn werk en naar zijn Belanghebbenden toe;

      • het onderzoek bij (her-)indicatie, bij toezicht of bij cliënt ervaringsonderzoeken; verstoort of niet toelaat;

      • incidenten hebben plaatsgevonden binnen de uitvoering van zijn functie.

  • 14.

    Er naar het oordeel van het College andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking.

 

Hoofdstuk 5 Specifieke bepaling Persoonsgebonden budget (Pgb) Wmo 2015

 

Aanvullend op Hoofstuk 4, zijn de onderstaande artikelen van toepassing.

Artikel 14. Kwaliteitseisen Maatschappelijke ondersteuning door Informeel en Professioneel Pgb-aanbieder

  • 1.

    Alle Pgb-aanbieders zijn verplicht te handelen conform de Nederlandse wet- en regelgeving en de geldende Verordening Maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Castricum.

  • 2.

    Alle Pgb-aanbieders zijn verplicht te zorgen voor een goede kwaliteit van de Maatwerkvoorzieningen/ hulpverlening en de benodigde deskundigheid te borgen. Hieronder inbegrepen het:

    • a.

      samen met de Belanghebbende en diens Vertegenwoordiger opstellen van een zorgplan /Pgb-plan, met concreet te behalen doelen die aansluiten op de beoogde ondersteuningsresultaten in de Beschikking;

    • b.

      informeren van de Belanghebbende en diens Vertegenwoordiger wie de vaste contactpersoon is;

    • c.

      wijzen van de Belanghebbende op de mogelijkheid om een onafhankelijke cliëntondersteuner aan te vragen via de gemeente indien er geen (toereikend) Sociaal netwerk is;

    • d.

      uitvoeren van de Maatwerkvoorzieningen in afstemming met de persoonlijke situatie van de Belanghebbende;

    • e.

      bieden van verantwoorde, veilige, effectieve en doeltreffende ondersteuning. Hierbij wordt integer gehandeld en vormen van ondermijning voorkomen;

    • f.

      vervoeren van Belanghebbende(n), al dan niet het vervoer van en naar de dagbesteding, dient verantwoord en veilig te zijn. De vervoerder en Pgb aanbieder maken hierover duidelijke afspraken, die geborgd worden in de overeenkomst van de Pgb aanbieder met de Belanghebbende die gebruik maakt van dit vervoer. De vervoerder is verplicht een inzittenden verzekeringen te hebben en is aansprakelijk bij calamiteiten;

    • g.

      afstemmen van Maatwerkvoorzieningen met andere (zorg-)Aanbieders die bijdragen aan het persoonlijk (zorg)plan- en ondersteuningsplan van de Belanghebbende; én

    • h.

      actief en integraal samenwerken met andere hulpverleners, (zorg-)Aanbieders en veiligheidspartners in het belang van de Belanghebbende;

    • i.

      tijdig toeleiden van de Belanghebbende naar bijvoorbeeld een Pgb-aanbieder onafhankelijke bewindvoerder of schuldhulpverlener van de gemeente, als blijkt dat het financieel beheer van de Belanghebbende onvoldoende is;

    • j.

      tijdig toeleiden van de Belanghebbende naar het preventieteam of sociale team van de gemeente Castricum, als blijkt dat de ondersteuning ontoereikend is om:

      • de ondersteuningsresultaten te behalen;

      • terugkerende problematiek te voorkomen;

      • ernstig nadeel in het kader van verplichte zorg te voorkomen;

    • h.

      tijdig afschalen van de maatwerkondersteuning wanneer de resultaten conform het Pgb-plan/Persoonlijk plan bijna behaald zijn. Onder tijdig wordt bedoeld minimaal acht weken voor de beoogde afschaling en in afstemming met de Belanghebbende, diens Vertegenwoordiger en de consulent Sociaal team van de gemeente Castricum.

    • i.

      per ommegaande melden als de Belanghebbende zich impliciet of expliciet aan de ondersteuning onttrekt. Melding vindt plaats bij het sociaal team van de gemeente Castricum.

  • 3.

    Bij dreigende financiële problemen of dreigende onveiligheid die de continuïteit van de ondersteuning aan de Belanghebbende beïnvloeden, worden de Belanghebbende, diens Vertegenwoordiger en de gemeente Castricum direct schriftelijk in kennis gesteld ten behoeve van het borgen van de ondersteuningscontinuïteit en veiligheid van Belanghebbende.

  • 4.

    Indien lid 3 van toepassing is kan de Belanghebbende zonder gevolg en bij gelijkblijvende ondersteuningsbehoefte overstappen naar een professioneel Pgb- aanbieder of een Aanbieder Zorg in natura.

  • 5.

    Er vindt geen overige vorm van belangenverstrengeling van de Belanghebbende of personen uit diens sociale netwerk plaats en de schijn van belangenverstrengeling wordt voorkomen.

Artikel 15. Ondersteuning door Informeel Pgb-aanbieder

Aanvullend op artikel 14:

  • 1.

    Van een informeel Pgb- aanbieder is sprake indien de Wmo 2015 Maatwerkvoorziening wordt door een 1e of 2e graad bloed- of aanverwant of iemand uit het sociaal netwerk van de Belanghebbende.

  • 2.

    Het College kent een Pgb voor inzet van een informeel Pgb-aanbieder enkel toe als:

    • a.

      wordt gemotiveerd waarom de inzet van Informeel hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van een professioneel (Pgb-)aanbieder;

    • b.

      de informeel Pgb-aanbieder beschikt over de voor de ondersteuningsvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde ondersteuning te bieden; én

    • c.

      de ondersteuning aan Belanghebbende niet leidt tot overbelasting bij de informeel Pgb-aanbieder en deze niet meer bedraagt dan 36 uur per week op basis van de Arbeidstijdenwet; én

    • d.

      de ondersteuning – op lange termijn – niet leidt tot verminderde zelfredzaamheid van de Belanghebbende en/of afhankelijkheid bij de informeel Pgb-aanbieder; én

    • e.

      de ondersteuning niet geleverd dient te worden door een professioneel (Pgb-) Aanbieder conform de geldende kwaliteitskaders Zorg in natura of voor Professioneel Pgb- aanbieder van de Maatwerkvoorziening en de norm verantwoorde werktoedeling.

Artikel 16. Ondersteuning door Professionele Pgb-aanbieder

Goed zorgverlenerschap draagt bij aan de continuïteit, kwaliteit en veiligheid van zorg en ondersteuning aan de belanghebbende. Als norm van goed zorgverlenerschap gelden de van toepassing zijnde beroepscodes en sectorspecifieke beroepskwalificaties (opleidingsniveau, beroepsstandaarden, registraties en competenties) van zowel de directe zorg en ondersteuning aan de Belanghebbende als in de bedrijfsvoering van de Pgb-aanbieder.

Aanvullend op artikel 14 gelden aanvullende kwaliteitseisen voor de Professioneel Pgb-aanbieder van huishoudelijke ondersteuning, (vormen van) begeleiding, dagbesteding en/of respijtzorg. Om in aanmerking te komen voor het professioneel Pgb tarief, dient de Pgb- aanbieder hieraan te voldoen:

  • 1.

    Van professionele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande professionals, met uitsluiting van 1e of 2e graad bloed- of aanverwanten en het Sociaal netwerk van de Belanghebbende:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een organisatie die ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in:

      • het Handelsregister Kamer van Koophandel (KvK); én

      • in het AGB-register voor de uitvoering van begeleiding en dagbesteding.

    • Deze inschrijvingen zijn gekoppeld aan de Maatwerkvoorziening die wordt geboden;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel (ZZP) die ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden staan ingeschreven in de KvK, gekoppeld aan de Maatwerkvoorziening die wordt geboden.

  • 2.

    De professionele Pgb-aanbieder stelt de kwaliteit van de zorg- en ondersteuning aan belanghebbende centraal. Dit betekent dat de Pgb-aanbieder:

    • a.

      samen met belanghebbende (en diens vertegenwoordiger) de zorg en ondersteuning periodiek evalueert, doch minimaal één keer per half jaar. Van dit evaluatiegesprek wordt een evaluatieverslag opgesteld, wat de Pgb-aanbieder schriftelijk deelt met de Belanghebbende en diens Vertegenwoordiger. Het evaluatieverslag wordt, voorafgaand aan het gesprek met de consulent ten behoeve van herindicatie, opgestuurd naar het College;

    • b.

      werkt met een systematische kwaliteitsbewaking. Bijvoorbeeld ISO 9001, EN 15224, HKZ, Kiwa (ZZP en kleine ondernemers), Prezo of vergelijkbaar. Voor alle Aanbieders is het werken met een systematische kwaliteitsbewaking verplicht. Voor ZZP’ers of kleine ondernemers is het niet verplicht, wel wenselijk;

    • c.

      voldoet aan het Kwaliteitswaarborg Zorgboerderijen, een keurmerk van de Federatie Landbouw en Zorg, indien de zorg en ondersteuning plaatsvindt op (vormen van) een zorgboerderij.

  • 3.

    De Professionele Pgb-aanbieder biedt, aanvullend op de Jeugdwet en Wmo 2015, verantwoorde ondersteuning op basis van:

    • a.

      Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz);

    • b.

      ARBO wet;

    • c.

      Arbeidstijdenwet;

    • d.

      Wet medezeggenschap van cliënten zorginstellingen (Wmcz);

    • e.

      Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), welke bekend is bij de (tijdelijke) medewerkers aantoonbaar geborgd is in zowel de werkafspraken binnen de organisatie als de leveringsovereenkomst met de Belanghebbende.

  • 4.

    De Professionele Pgb-aanbieder goed werkgever is. Aanvullend op het eerste, tweede en derde lid hanteren we voor de directe zorg en ondersteuning bij begeleiding, dagbesteding en respijtzorg de volgende kwaliteitseisen voor direct bij de zorg en ondersteuning betrokken medewerkers:

    • a.

      een geldig diploma dat in Nederland wordt erkend en rechtmatig verkregen is na het volledig afronden van een studie bij een officieel erkend opleidingsinstituut; én

    • b.

      een registratie bij het Registerplein als Sociaal Werker, GGZ Agoog, Maatschappelijk werker of Belanghebbende ondersteuner. In het beoordelen wat het best passende register is, hanteert de Aanbieder de website Registerkeuzehulp en/of Registerplein; én

    • c.

      een diploma van een relevante opleiding die is erkend door het Centraal Register Beroepsopleidingen (Crebo). Een relevant diploma is gekoppeld aan:

      • Beroepsopleiding Maatschappelijke zorg (code BC310 in Crebo);

      • Beroepsopleiding Cultureel werk (code BC348 in Crebo).

    • Het aanleveren van een Crebonummer of Registerpleinnummer is verplicht. Het alleen aanleveren van een diploma is niet voldoende. Indien alleen een Crebonummer wordt aangeleverd, kan (achteraf) nog naar de diploma’s gevraagd worden;

    • d.

      een diploma als ervaringsdeskundige bij een landelijk erkende opleiding (https://www.platformervaringsdeskundigheid.nl/opleidingen/);

    • e.

      een BIG registratie van de bij verpleegtechnisch handelen betrokken medewerker.

  • 5.

    De Professioneel Pgb-aanbieder goed werkgever is. Ten aanzien van het salaris, vergoeding of tegemoetkoming, zijn de volgende eisen van toepassing:

    • a.

      een salaris overeenkomstig het door het College vastgesteld Financieel besluit voor Professioneel geschoolde medewerkers;

    • b.

      een vergoeding voor vrijwilligers volgens de richtlijn vrijwilligersvergoedingen van de Belastingdienst;

    • c.

      een vergoeding volgens de van toepassing zijnde afspraken van de betreffende erkende onderwijsinstelling van de leerling.

  • 6.

    Het eerste tot en met het vijfde lid zijn eveneens van toepassing indien de (Pgb-) Aanbieder ZZP’ers, uitzend- of detacheringsmedewerkers of erkend geschoold ervaringsdeskundigen betrekt bij de zorg en/of ondersteuning. De (Pgb-) Aanbieder is te allen tijde verantwoordelijk voor de (schriftelijke) check op deze eisen, voorafgaand aan de inzet van deze medewerker(s).

  • 7.

    De professioneel Pgb-aanbieder zorgt voor veilige organisatie. Dit betekent dat de professioneel Pgb-aanbieder:

    • a.

      een verantwoorde werktoedeling hanteert, met een balans tussen de kennis, ervaring en verantwoordelijkheden van deze functionarissen. Ervaringsdeskundigen, vrijwilligers en leerlingen zijn niet bevoegd om enige vorm van eindverantwoordelijkheden te nemen en worden te allen tijde afdoende begeleid door bij de directe ondersteuning betrokken professionals;

    • b.

      voorziet in en geeft uitvoering aan de landelijke minimale eisen voor zorgaanbieders met betrekking tot het waarborgen van veilige zorg;

    • c.

      bij dreigende financiële problemen of dreigende onveiligheid de Belanghebbende, diens Vertegenwoordiger en de gemeente Castricum direct schriftelijk in kennis worden gesteld ten behoeve van het borgen van de veiligheid en ondersteuningscontinuïteit van Belanghebbende. Indien van toepassing kan de Belanghebbende zonder gevolg overstappen naar een andere (Pgb-) Aanbieder;

    • d.

      voorziet in een veiligheidsmanagementsysteem, een systeem ter waarborging van een veilig medicatiebeleid, een alarmeringssysteem en, ‘Meldingen incidenten patiënten (MIP), de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Indien van toepassing wordt per Belanghebbende een veiligheidsplan opgesteld met een risicotaxatie van de Belanghebbende. Hierin is aangegeven hoe risico’s worden beperkt of beheerst.

  • 8.

    De Professioneel Pgb-aanbieder zorgt voor financieel gezonde organisatie. Dit betekent dat deze aanbieder:

    • a.

      een deugdelijke administratie voert, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, Belanghebbende dossiers en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming; én

    • b.

      de Belanghebbende en/of diens Vertegenwoordiger en/of Pgb-beheerder te allen tijde inzage geeft in de bewijsstukken.

  • 9.

    Om te kunnen voldoen aan de in dit artikel gestelde kaders is een overgangstermijn van maximaal één jaar na ingangsdatum van deze verordening van toepassing, startend vanaf vaststelling van de verordening Wmo 2015 en Jeugdhulp 2023. Hierbij geldt:

    • a.

      voor Belanghebbenden met een Beschikking, kan de Pgb-aanbieder ondersteuning blijven leveren tot maximaal de einddatum van de lopende indicatie. Het betreft de indicatie die geldt op de ingangsdatum van deze Verordening. In deze overgangsperiode blijft het Pgb tarief ongewijzigd: 75% van het Zorg in natura tarief tot de Pgb-aanbieder kan aantonen dat hij voldoet aan de eisen van een Professioneel Pgb-aanbieder;

    • b.

      na de overgangstermijn van maximaal één jaar gelden de kwaliteitseisen onverkort en is er geen sprake meer van een overgangstermijn of uitstel door de Pgb-aanbieder en/of Belanghebbende met Pgb ondersteuning.

    • c.

      indien de (nieuwe) Pgb-aanbieder één jaar na ingangsdatum van deze Verordening niet aan de kwaliteitseisen voldoet, geldt het tarief voor Informeel Pgb-aanbieder;

    • d.

      de Belanghebbende kan, indien hij de wenst en onder voorbehoud van een gelijkblijvende ondersteuningsvraag en een veilige context, indeze overstappen naar een andere Professioneel Pgb-aanbieder of Aanbieder Zorg in natura zonder gevolg en met gelijkblijvende indicatie.

Artikel 17. Afwijzingsgronden Pgb Wmo 2015

Aanvullend op artikel 14 verstrekt het College geen Pgb voor de uitvoering van de Wmo2015 indien er sprake is van:

 

  • 1.

    Activiteiten waarvan het gebruikelijk is dat deze door het Sociaal netwerk worden verricht, zoals:

    • a.

      (sociale) activiteiten ondernemen met de Belanghebbende;

    • b.

      het doen van de boodschappen;

    • c.

      lichte huishoudelijke taken;

    • d.

      eenvoudige hulp bij de administratie;

    • e.

      het maken van afspraken en/of het meegaan naar afspraken met specialisten;

    • f.

      vervoer naar afspraken met specialisten.

  • 2.

    Indien Belanghebbende behoort tot de leefeenheid van Pgb-aanbieder die wegens (dreigende) overbelasting niet in staat is om de Gebruikelijke hulp op zich te nemen.

  • 3.

    Algemene voorzieningen en Algemeen gebruikelijke voorzieningen.

  • 4.

    Indien Informeel (Pgb) hulp niet leidt tot minimaal een gelijkwaardig niveau van ondersteuning dan bij professionele hulp het geval is, gelet op:

    • a.

      de frequentie van de hulp;

    • b.

      het type hulp;

    • c.

      de aard van de Hulpvraag waaraan met de verstrekking van het Pgb tegemoet wordt gekomen;

    • d.

      de duur van die Hulpvraag;

    • e.

      de afhankelijkheidsrelatie; én

    • f.

      de mate van verplichting die voortvloeit uit het Pgb en de daaraan verbonden voorwaarden voor de persoon van wie de Ondersteuning betrokken wordt.

  • 5.

    Indien er sprake is van:

    • a.

      een Hulpvraag in een Spoedeisende situatie of van Overmacht;

    • b.

      een op het individu toegesneden Maatwerkvoorzieningen in het gedwongen kader of de Ketenveldnorm/Levensloopaanpak;

    • c.

      maatregelen in het Veiligheidskader.

  • 6.

    De Pgb-aanbieder niet voldoet aan de kwaliteitseisen zoals verwoord in artikel 14 én artikel 15 of artikel 16 van deze verordening.

Artikel 18. De hoogte van een Pgb

  • 1.

    De hoogte van een Pgb wordt berekend op basis van een prijs of het tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het Pgb toereikend is om een veilige, doeltreffende en kwalitatief goede dienst of door het College geïndiceerde maatwerkvoorziening aan te kunnen schaffen dan wel gedurende de budgetperiode in te kunnen kopen.

  • 2.

    De prijs of het tarief voor huishoudelijke ondersteuning, ambulante begeleiding voor zelfstandig en veilig wonen, ambulante begeleiding bij een zinvolle daginvulling en respijtzorg voor een ondersteund netwerk, zijn gebaseerd op de goedkoopst adequate en in de gemeente Castricum beschikbare Maatwerkvoorziening In natura, naar rato van feitelijke inzet uren of tijdseenheden.

  • 3.

    Voor de goedkoopst passende Bijdrage hanteert het College gedifferentieerde Pgb-tarieven die zijn afgeleid van de tarieven waarvoor het College de geïndiceerde diensten heeft ingekocht:

    • a.

      indien een Pgb organisatie de ondersteuning biedt wordt de hoogte van het Pgb-tarief voor de Professionele Pgb-aanbieder bepaald op basis van maximaal 85% van het tarief voor de goedkoopst compenserende voorziening Zorg In natura;

    • b.

      bij inzet van een ZZP ‘er wordt de hoogte van het Pgb- tarief voor de Professionele Pgb-aanbieder bepaald op basis van maximaal 75% van het tarief voor de goedkoopst compenserende voorziening Zorg in natura;

    • c.

      het tarief voor een Informeel Pgb-aanbieder c.q. informele hulp is gebaseerd op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, ongeacht de diploma’s en werkervaring van de Informeel Pgb-aanbieder:

      • 1°.

        bij huishoudelijke hulp: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij ‘Hulp bij het huishouden’ van de voor de betreffende periode geldende CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (CAO VVT), te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren;

      • 2°.

        bij begeleiding: het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij FWG 30 van de voor de betreffende periode geldende CAO VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

  • 4.

    Per Pgb-houder geldt een verantwoordingsvrij bedrag van vijftig euro per uitvoeringsjaar per Maatwerkvoorziening.

  • 5.

    De hoogte wordt vastgesteld aan de hand van een door de Belanghebbende opgesteld plan over hoe hij het Pgb gaat besteden. Een format van dit plan wordt vastgesteld door het College. Dit plan is een bijlage van het Onderzoeksverslag.

  • 6.

    Het maximale Pgb-tarief voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen bedraagt 60 maal het maandelijkse huurbedrag voor Maatwerkvoorzieningen voor kinderen in de leeftijd tot en met 12 jaar, en 84 maal het maandelijkse huurbedrag voor Belanghebbende in de leeftijd van 13 jaar en ouder. Het Pgb wordt toegekend voor respectievelijk 60 en 84 maanden. Indien de medische situatie van de Belanghebbende hiertoe aanleiding geeft kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 7.

    Het maximale Pgb-tarief voor de Woonvoorzieningen wordt bepaald op grond van een vooraf door het College goedgekeurde offerte, waaronder inbegrepen de instandhoudingskosten of andere bijkomende noodzakelijke kosten. Het Pgb wordt toegekend voor de duur van de hiervoor geldende afschrijvingstermijn. Bij een traplift is dit 10 jaar. Dit is de gegarandeerde technische levensduur bij de gecontracteerde Aanbieder Zorg In natura.

  • 8.

    De hoogte van een Pgb-tarief kan lager worden vastgesteld als de Belanghebbende voor een lager tarief passende en toereikende Ondersteuning kan inkopen.

  • 9.

    Voor bestaande Pgb-houders kan de Pgb-aanbieder het tarief hanteren dat reeds is toegekend durende de looptijd van de Beschikking.

Artikel 19. Uitbetaling Pgb

  • 1.

    Het Pgb wordt uitbetaald op basis van declaratie van het aantal geleverde uren. Uitbetaling in de vorm van een vast maandbedrag is niet toegestaan. Bij dagbesteding is een dagdeel gelijk aan 4 uur.

  • 2.

    Indien de Pgb-aanbieder een hoger tarief berekent dan door het College vastgesteld en in artikel 18 omschreven maximale tarieven, betaalt de Belanghebbende het verschil. Indien dit aan de orde is bij de Maatwerkvoorzieningen Huishoudelijke ondersteuning, ambulante begeleiding zelfstandig wonen, zinvolle dagbesteding, respijtzorg en Beschermd Thuis, betaalt de Belanghebbende de meerkosten aan de SVB.

  • 3.

    Bij een Woonvoorziening, rolstoel, scootmobiel, aangepaste fiets en auto aanpassing wordt het Pgb bedrag indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud, en/of verzekering, uitgaande van een professioneel Pgb-aanbieder. Deze aanvulling geldt voor de gehele afschrijvingsperiode.

  • 4.

    Een Pgb voor vervanging van een rolstoel of vervoersvoorziening is niet mogelijk binnen de afschrijvingsperiode waar het Pgb voor is toegekend. Bij een noodzakelijke vervanging om medische redenen kan in dat geval een voorziening in de vorm van Zorg in natura worden verstrekt.

  • 5.

    Na de afschrijvingsperiode van Maatwerkvoorzieningen (Woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, rolstoelen), wordt het Pgb aan de hand van betalingsbewijzen van onderhoud, reparatie en verzekeringskosten gecontroleerd. Dit is tevens onderdeel van de totale Pgb verantwoording.

  • 6.

    Een Pgb dient door de Belanghebbende binnen drie maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt, tenzij hier in de Beschikking een andere termijn voor wordt vastgesteld.

  • 7.

    Het College kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als het vermoeden bestaat dat de Belanghebbende, Pgb-beheerder of Vertegenwoordiger het Pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.

  • 8.

    Wanneer de Belanghebbende overlijdt, wordt de zorgovereenkomst per ommegaande opgezegd en vervalt het recht op besteding van het Pgb. Reeds geleverde zorg tot de datum van overlijden wordt betaald.

Artikel 20. Schriftelijke overeenkomst bij diensten

  • 1.

    De Pgb-aanbieder sluit met de Belanghebbende een door het College én de Sociale verzekeringsbank goedgekeurde schriftelijke overeenkomst voor het leveren van diensten binnen de Maatwerkvoorzieningen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de toepasselijke modelovereenkomst die de Sociale verzekeringsbank ter beschikking stelt.

  • 2.

    Indien er sprake is van een verhuurders - huurders relatie tussen de Belanghebbende en de Pgb-aanbieder, met scheiden van wonen en zorg, sluit de Belanghebbende een woon-zorgovereenkomst af. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de formats die Aedes ter beschikking stelt.

  • 3.

    Indien de Belanghebbende een Vertegenwoordiger en/of Pgb-beheerder heeft, worden deze voorafgaand aan het afsluiten van de overeenkomst(en) actief betrokken en geïnformeerd door de Pgb-aanbieder.

Artikel 21. Terugvordering Pgb bij de Pgb-aanbieder

  • 1.

    Het College kan tot terugvordering van het Pgb bij de Pgb-aanbieder overgaan indien:

    • a.

      de Pgb-aanbieder geld heeft ontvangen voor ondersteuning die (gedeeltelijk) niet is verleend of niet (geheel) conform de gestelde voorwaarden is verleend én hij niet binnen 72 uur melding heeft gedaan bij de Pgb-beheerder om dit te crediteren;

    • b.

      een Maatwerkvoorziening voor een ander doel is ingezet, dan waarvoor het is toegekend;

    • c.

      een Maatwerkvoorziening zonder toestemming van het College in het buitenland is ingezet;

    • d.

      hij (achteraf of gedurende de uitvoering van de Maatwerkvoorziening) niet voldoet aan artikel 15 of artikel 16 van deze verordening.

  • 2.

    In geval van terugvordering stuurt het College een factuur naar de Pgb- aanbieder, die binnen vier weken moet worden voldaan.

  • 3.

    Het College kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

  • 4.

    De hoogte van de terugvordering is de gehele of de gedeeltelijke geldwaarde van het (ten onrechte) bestede Pgb.

 

Hoofdstuk 6 Specifieke bepaling Persoonsgebonden budget (Pgb) Jeugdwet

 

Aanvullend op Hoofstuk 4, zijn de onderstaande artikelen van toepassing.

Artikel 22. Ondersteuning door een Professioneel Pgb-aanbieder

  • 1.

    Van een Professioneel Pgb-aanbieder is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van 1e of 2e graad bloed- of aanverwanten en personen behorende tot het sociaal netwerk van de Belanghebbende:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister, en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken; of

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als ZZP’er. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken; of

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) of stichting kwaliteitsregister jeugd (SKJ), voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van Jeugdhulp.

  • 2.

    De kwaliteit van de met het Pgb ingekochte ondersteuning voldoet minimaal aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde Aanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren, hierbij moeten Pgb-aanbieders minimaal:

    • a.

      ingeschreven staan in de Kamer van Koophandel;

    • b.

      adequaat opgeleide medewerkers in dienst hebben;

    • c.

      een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) van alle werknemers (en eventueel vrijwilligers) kunnen overleggen, gekoppeld aan de uitvoering van taken;

    • d.

      beschikken over een volledig geïntegreerd kwaliteitssysteem dat voldoet aan de landelijke eisen;

    • e.

      een verklaring betalingsgedrag belastingdienst kunnen tonen;

    • f.

      een afschrift van de meest recente jaarrekening kunnen tonen;

    • g.

      verzekerd zijn tegen beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid voor de uitvoering van taken.

Artikel 23. Ondersteuning Informeel Pgb-aanbieder

  • 1.

    Van een Informeel Pgb- aanbieder is sprake Indien de Jeugdhulp geboden wordt door een 1e of 2e graad bloed- of aanverwant of iemand uit het sociaal netwerk van de Belanghebbende.

  • 2.

    Het College kent een Pgb voor inzet van een informeel Pgb-aanbieder enkel toe als:

    • a.

      wordt gemotiveerd waarom de inzet van Informeel hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van een professional (Pgb-) zorgaanbieder;

    • b.

      de Informeel Pgb-aanbieder beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;

    • c.

      de ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders niet leidt tot overbelasting bij de Informeel zorgaanbieder en deze niet meer bedraagt dan 36 uur per week op basis van de Arbeidstijdenwet;

    • d.

      de ondersteuning – op lange termijn – niet leidt tot verminderde zelfredzaamheid en/of afhankelijkheid bij de Informeel zorgaanbieder of de Belanghebbende;

    • e.

      de zorg niet geleverd dient te worden door een professioneel (Pgb-) zorgaanbieder conform de basis van het kwaliteitskader jeugd en de norm verantwoorde werktoedeling.

Artikel 24. Hoogte Pgb

  • 1.

    De hoogte van het Pgb voor Professioneel hulp bedraagt 85% van het tarief voor gecontracteerde Jeugdhulp in natura, tenzij passende en toereikende Jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 2.

    De hoogte van het Pgb voor Informeel hulp is gelijk aan:

    • a.

      het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij FWG 30 van de voor de betreffende periode geldende CAO VVT, te vermeerderen met vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren. Dit tarief is gebaseerd op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, ongeacht de diploma’s en werkervaring van de informele Pgb-hulp; of

    • b.

      de maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 8ab van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het Pgb-plan van de Belanghebbende kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming; of

    • c.

      de tegemoetkoming per kalendermaand voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen, kleding of reiskosten zoals bedoeld in artikel 8ab van de Regeling Jeugdwet. De tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van de door het College vastgestelde vergoedingenlijst die waar mogelijk gebaseerd is op richtbedragen van het Nibud.

  • 3.

    Het Pgb wordt uitbetaald op basis van declaratie van het aantal geleverde uren. Uitbetaling in de vorm van een vast maandbedrag is niet toegestaan. Een dagdeel is gelijk aan vier uur.

  • 4.

    Het College kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als het vermoeden bestaat dat de Belanghebbende het Pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.

  • 5.

    Indien de Pgb-aanbieder een hoger tarief hanteert dan het maximumtarief, betaalt Belanghebbende het verschil aan de SVB.

  • 6.

    Indien de Pgb-aanbieder aanvullende servicekosten (zoals maaltijd, uitjes, was, materialen, e.a.) rekent, betreft dit een afspraak tussen de Belanghebbende en de Pgb-aanbieder. De Belanghebbende betaalt deze kosten rechtstreeks aan de Pgb-aanbieder.

Artikel 25. Voorwaarden Pgb-beheerder

1. Een Pgb-beheerder wordt geacht de aan het Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren indien:

  • a.

    hij eerste of tweedegraadsbloed- of aanverwant is van de Belanghebbende, tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven om het beheer te laten uitvoeren door iemand die tot het sociaal netwerk behoort;

  • b.

    hij door de rechtbank is aangesteld als mentor, curator of bewindvoerder;

  • c.

    hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het Pgb wordt ingekocht of geen relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit gezien de situatie van de Belanghebbende, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het Pgb is omgeven, naar het oordeel van het College passend wordt bevonden;

  • d.

    er sprake is van voldoende nabijheid in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd;

  • e.

    hij de belangen van de Belanghebbende voldoende kan behartigen; én

  • f.

    hij de aan een Pgb verbonden taken kan uitvoeren.

2. Een Belanghebbende krijgt twee keer de mogelijkheid om een Pgb-beheerder aan te dragen. Indien geen geschikte Pgb-beheerder wordt aangedragen, zal de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een Pgb worden afgewezen.

3. Verstrekking in de vorm van Pgb vindt niet of niet langer plaats als:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een Pgb;

  • b.

    er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een Pgb in het verleden;

  • c.

    er naar het oordeel van het College andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking.

Hoofdstuk 7 Algemene bepalingen Jeugdhulp

Artikel 26. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders Jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1.

    Het College houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren Jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van medewerkers als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van medewerkers.

  • 2.

    Wanneer de zorgverlener op enige wijze bedragen onttrekt aan de bedrijfsvoering op een voor de branche niet gebruikelijke, niet integere, dan wel niet marktconforme wijze wordt dit gezien als schending van de integriteit. Dit staat het leveren van ondersteuning in de weg en heeft tot gevolg dat het College de zorgverlener kan uitsluiten van het leveren van de ondersteuning.

Artikel 27. Crisisfunctie Jeugd

  • 1.

    Het College is verantwoordelijk voor de taak Crisisfunctie Jeugd, zoals benoemd in artikel 2.6 lid 1 sub b van de Jeugdwet. Het college mag de uitvoering van de Jeugdwet door derden laten verrichten (artikel 2.11 Jeugdwet).

  • 2.

    In de uitvoering door derden, zoals bedoeld in het eerste lid, borgt het College de afspraken in een Dienstverleningsovereenkomst met de uitvoerende partij, en houdt hierbij rekening met:

    • a.

      een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van diensten door derden; én

    • b.

      de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan; én

    • c.

      de benodigde deskundigheid van de beroepskrachten; én

    • d.

      de toepasselijke arbeidsvoorwaarden volgens CAO van de uitvoerende partij, én

    • e.

      de continuïteit van de jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering; én

    • f.

      het borgen van een aan de Dienstverleningsovereenkomst gekoppelde Verwerkersovereenkomst gegevensdeling en – verwerking.

Hoofdstuk 8 Specifieke bepalingen Jeugdwet

Artikel 28. Kwaliteitseisen Jeugdhulp

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van Jeugdhulp, eisen met betrekking tot de deskundigheid van professionals daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van Jeugdhulp op de persoonlijke situatie van de jeugdige;

    • b.

      het afstemmen van Jeugdhulp op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat professionals tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van Jeugdhulp handelen in overeenstemming met de landelijk professionele standaarden;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de Jeugdhulp en de deskundigheid van professionals ten minste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken;

    • e.

      het vanaf 17 jaar afstemmen van vervolgzorg in de Wmo en/of Zorgverzekeringswet en/of Wlz, indien nodig voor de continuïteit van zorg en ondersteuning van Belanghebbende.

  • 2.

    Met een Pgb bekostigde professioneel verleende Jeugdhulp moet aan dezelfde kwaliteitseisen voldoen als gecontracteerde Jeugdhulp.

  • 3.

    Als het niet voldoen aan de kwaliteitseisen gevolg is van verwijtbaar handelen of er is sprake van voortdurende wanprestatie kan het College een waarschuwing met een redelijke hersteltermijn geven, of de aanbieder niet (langer) meer accepteren in het kader van een Pgb.

Artikel 29. Eigen Kracht: draagkracht en draaglast

  • 1.

    Een gezonde draagkracht betekent dat ouders of andere huisgenoten onderling zorg kunnen dragen voor normale, dagelijkse hulp. Ouder(s) zijn verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening of beperking. Voor zover het van toepassing is en tot de mogelijkheden behoort dat ouders hun kinderen zelf hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf bieden, kent het College geen individuele maatwerkvoorziening Jeugdhulp toe.

  • 2.

    Als de noodzakelijke hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf van ouders voor hun kinderen voor wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen zwaarder is dan zorg die kinderen van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig hebben, neemt het College in haar onderzoek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, de balans tussen draaglast en draagkracht mee. Het College bepaalt of de draagkracht van het gezin om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden in overeenstemming is met de draaglast, o.b.v. de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders, samen met de personen die tot hun sociale omgeving behoren en beschikbare voorliggende voorzieningen.

  • 3.

    Het College maakt voor wat betreft het vaststellen van de balans tussen draagkracht genoemd in het eerste lid en draaglast genoemd in het tweede lid een onderscheid in kortdurende en langdurende situaties:

    • a.

      Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids-)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar;

    • b.

      Langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de Jeugdhulp langer dan drie maanden nodig zal zijn of meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.

  • 4.

    In kortdurende situaties neemt het College aan dat draagkracht en draaglast in balans zijn en bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenoten mag worden verwacht. In langdurende situaties bieden ouder(s) of huisgenoten alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf als het College op basis van algemeen aanvaarde maatstaven vaststelt dat draaglast en draagkracht in balans zijn, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of huisgenoten mag worden verwacht.

  • 5.

    Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouder(s) aan kinderen is tot en met de leeftijd van 17 jaar in principe gebruikelijke zorg, zowel in kortdurende als langdurende situaties.

  • 6.

    Het College kan Nadere regels stellen ten aanzien van het onderzoek naar de balans tussen draagkracht en draaglast en de uitwerking daarvan.

Artikel 30. Verwijzing naar Jeugdhulp door huisarts, medisch specialist, jeugdarts of basisschool

Het College draagt zorg voor de inzet van Jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of basisschool naar een Jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde Jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van Jeugdhulp nodig is. Voor een basisschool geldt dat zij uitsluitend doorverwijzen naar dyslexiezorg.

Artikel 31. Jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering

  • 1.

    Het College draagt zorg voor de inzet van Jeugdhulp die:

    • a.

      de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel; en/of

    • b.

      de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.

Artikel 32. Verwijzing naar Jeugdhulp door Veilig Thuis

Het College draagt zorg voor de inzet van Jeugdhulp na een verwijzing door Veilig Thuis, als en voor zover Veilig Thuis van oordeel is dat inzet van deze Jeugdhulp nodig is.

Artikel 33. Jeugdhulp in spoedeisend geval

In spoedeisende gevallen treft het College zo snel mogelijk een passende tijdelijke maatwerkvoorziening, of vraagt het College een spoedmachtiging gesloten Jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

Artikel 34. Vertrouwenspersoon jeugd

  • 1.

    Het College zorgt ervoor dat Belanghebbenden een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het College wijst Belanghebbenden erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 35. Vervoer

Het vervoer van een jeugdige van en naar een locatie waar geïndiceerde Jeugdhulp wordt geboden maakt onderdeel uit van de Jeugdhulpplicht als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid van de Jeugdwet.

Artikel 36. Toezichthouder Jeugdhulp

  • 1.

    Het toezicht op de kwaliteit van de Jeugdhulp is belegd bij de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ).

  • 2.

    Het College van de gemeente Castricum is verantwoordelijk voor toezicht, naleving en handhaving op rechtmatigheid en (samen met centrumgemeente Alkmaar) de contractvoorwaarden Jeugdhulp.

 

Hoofdstuk 9 Specifieke bepalingen Wmo 2015

Artikel 37. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een Belanghebbende is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening In natura of in Pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het Pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Als een maatwerkvoorziening of Pgb wordt verstrekt voor een woningaanpassing voor een minderjarige Belanghebbende is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders; én

    • b.

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een Belanghebbende.

  • 3.

    De aanbieder brengt de verschuldigdheid en hoogte van de bijdrage voorafgaand gebruik van de maatwerkvoorziening, schriftelijk en mondeling bij de Belanghebbende en diens vertegenwoordiger onder de aandacht in een voor de Belanghebbende begrijpelijke taal.

Artikel 38. Hoogte bijdrage in de kosten

  • 1.

    Voor de maatwerkvoorzieningen genoemd in artikel 9 van deze verordening bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen samen het bedrag genoemd in artikel 2.1.4 lid 3 en artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt samen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is de hoogte van de bijdrage voor de regiotaxi per rit gelijk aan het voor het reguliere openbaar vervoer geldende basistarief plus het kilometertarief vermenigvuldigd met het aantal gereisde kilometers.

  • 3.

    De hoogte van de bijdrage overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 4.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

  • 5.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb is gelijk aan de hoogte van het Pgb.

  • 6.

    De kostprijs is niet onderhandelbaar. Dit geldt voor de tarieven van maatwerkvoorzieningen In natura en Pgb.

  • 7.

    Pgb en zorg in natura tarieven van de volgende maatwerkvoorzieningen worden door het College gepubliceerd:

    • a.

      huishoudelijke ondersteuning,

    • b.

      (ambulante begeleiding voor) zelfstandig en veilig wonen;

    • c.

      (begeleiding bij een) zinvolle daginvulling;

    • d.

      (respijtzorg voor een) ondersteund netwerk.

  • 8.

    In afwijking van artikel 36, eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de Belanghebbende met een inkomen lager dan 120% van de bijstandsnorm. Deze norm wordt ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd naar de op dat moment geldende normen.

Artikel 39. Jaarlijkse waardering Mantelzorg

De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een tegoedbon. De criteria en de hoogte van de tegemoetkoming wordt uitgewerkt in Nadere regels.

Artikel 40. Aanvullende criteria zorgplan

  • 1.

    In het zorgplan van Aanbieder wordt vastgelegd:

    • a.

      op welke wijze Maatwerkvoorziening zal worden uitgevoerd;

    • b.

      op welke wijze dit bijdraagt aan het resultaat van de ondersteuningsdoelen; én

    • c.

      hoe de voortgang wordt geëvalueerd.

  • 2.

    De ondersteuningsdoelen in de begeleiding en dagbesteding gaan uit van integrale herstel en/of participatie gerichte ondersteuning van de Belanghebbende. Dit zijn:

    • a.

      functioneel herstel: ondersteuning gericht op het herstel van psychische functies, die als gevolg van de aandoening zijn (tijdelijk) verminderd of aangetast of niet goed zijn ontwikkeld. We duiden hier op hogere, executieve functies zoals zelfbeheersing, kunnen maken van plannen, zichzelf kunnen motiveren, de zelfspraak e.a.;

    • b.

      maatschappelijk herstel: ondersteuning gericht op het herstel van het dagelijkse, sociale en maatschappelijk functioneren en het ontwikkelen of hernemen van sociale en maatschappelijke rollen, zowel in de besloten kring van lotgenoten, familie en vrienden als in de bredere context van werk, studie en vrijetijdsbesteding. Maatschappelijk herstel draagt bij aan het verbeteren van de maatschappelijke positie van de cliënt;

    • c.

      persoonlijk herstel: ondersteuning gericht op het hervinden van een eigen, persoonlijke identiteit en van een hernieuwde betekenisgeving aan de eigen psychische klachten en het eigen levensverhaal. Daarnaast gaat het om het hervinden van perspectief, hoop en grip op het eigen leven en op het hervinden van verbondenheid met anderen ten behoeve van sociale deelname in de maatschappij.

  • 3.

    Klinisch herstel is gericht op het herstel van symptomen en functies als onderdeel van behandeling. Deze vorm van ondersteuning is geen onderdeel van de Wmo 2015.

  • 4.

    De Belanghebbende kan bij het opstellen van het plan hulp krijgen van een Aanbieders onafhankelijk cliëntondersteuner.

  • 5.

    Bij multiproblematiek of andere complexe omstandigheden betrekt de Aanbieder relevante deskundigen bij (de uitvoering van) het plan. Deze deskundigen dienen te voldoen aan de gestelde kaders in deze verordening.

Artikel 41. Aanvullende criteria (begeleiding bij) Zelfstandig en veilig wonen

  • 1.

    Begeleiding bij het zelfstandig en veilig wonen is individuele begeleiding, gericht op het bevorderen van praktische of sociale zelfredzaamheid van Belanghebbende via één op één contact.

  • 2.

    De Belanghebbende wordt ondersteund bij het leggen van verbindingen met voorliggende, algemene of Algemeen gebruikelijke voorzieningen. Voorbeelden zijn:

    • f.

      hulp bij het overzicht krijgen in de administratie en/of de financiën;

    • g.

      het oefenen van vaardigheden zoals boodschappen doen;

    • h.

      het bedienen van apparaten;

    • i.

      het maken van een dag- of weekplanning,

    • j.

      het zoeken naar een zinvolle daginvulling;

    • k.

      het regelen van ingrijpende gebeurtenissen, zoals een verhuizing;

    • l.

      praktische pedagogische thuishulp of gezinsondersteuning;

    • m.

      het zoeken van contacten en het aanleren van vaardigheden om met anderen te communiceren;

    • n.

      veiligheid in en om huis (val- en brandpreventie).

  • 3.

    Ondersteuning bij zelfstandig en veilig wonen is doelgericht. Dat betekent dat de Belanghebbende werkt aan de doelen zoals omschreven in zowel het onderzoeksverslag, het Persoonlijk plan als het zorgplan van de Aanbieder.

  • 4.

    De Belanghebbende wordt actief betrokken bij het opstellen en evalueren van het zorgplan en Pgb plan.

  • 5.

    Bij ondersteuning bij zelfstandig en veilig wonen worden de volgende complexiteiten onderscheiden:

    • a.

      Licht: praktische ondersteuning en advies (steun in de rug);

    • b.

      Midden: versterken en ondersteunen (helpende hand);

    • c.

      Zwaar: bieden van overzicht en (tijdelijk) overnemen van de regie (op de rit zetten).

    Indien de ondersteuning plaatsvindt in groepsverband, is artikel 16, zevende lid sub a ‘verantwoorde werktoedeling’ onverkort van toepassing.

Artikel 42. Aanvullende criteria (begeleiding bij een) Zinvolle daginvulling

  • 1.

    Dagbesteding betreft begeleiding bij het uitvoeren van activiteiten in groepsverband, op een daartoe bestemde locatie en onder begeleiding van de Aanbieder. De Belanghebbende kan geen gebruik maken van passende Voorliggende voorzieningen.

    Dagbesteding omvat een professioneel, gestructureerde en structurele dagactiviteit(en) met (een) welomschreven doel(en) in het Persoonlijk plan, waarbij de Belanghebbende actief wordt begeleid naar - waar mogelijk – perspectief op verbetering van zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

  • 2.

    De doelen zijn gekoppeld aan activerende, educatieve en/of arbeidstoeleidende ondersteuning waarbij;

    • a.

      activerende ondersteuning gericht is op:

      • het ontmoeten en zoveel mogelijk participeren in de lokale gemeenschap om sociaal isolement te voorkomen;

      • het voorkomen van opname en/of verwaarlozing;

      • het zoveel als mogelijk handhaven dan wel stimuleren van de zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden;

      • het stimuleren van niet-uitstelbare ADL-handelingen, zoals toiletgang, toezien op medicatie-inname, nuttigen maaltijd; én

      • gericht op de persoonlijke ontwikkeling;

      • het ontlasten van de mantelzorger;

      • het aanbieden van routine en structuur voor de dag.

    • b.

      arbeidstoeleidende begeleiding gericht is op:

      • het begeleiden van de Belanghebbende die aan het werk wil of kan in het arbeidsproces. Bijvoorbeeld het opdoen van arbeidsvaardigheden en – ervaring;

      • het aanleren van werknemersvaardigheden indien er sprake is van een (chronische) arbeidsbeperking waarbij de Participatiewet geen uitkomst biedt;

    • c.

      educatieve dagbesteding is gericht op het aanleren van woonvaardigheden en/of arbeidstoeleidende vaardigheden. Er is sprake van een vast weekprogramma en groepsgewijs aanbod.

  • 3.

    Dagbesteding betreft onbetaalde, legale en voor de Belanghebbende veilige werkzaamheden in een veilige omgeving.

  • 4.

    Deelname aan dagbesteding is niet vrijblijvend.

  • 5.

    Een dagdeel dagbesteding staat gelijk aan vier uur.

  • 6.

    De mate van professionele ondersteuning en toezicht die de Belanghebbende nodig heeft, bepaalt de complexiteit en de groepsgrootte. De volgende complexiteiten worden onderscheiden:

    • a.

      licht: praktische daginvulling (steun in de rug) Er wordt uitgegaan van een groepsgrootte van acht (8) Belanghebbenden per professionele begeleider;

    • b.

      midden: ondersteunende daginvulling (begeleiding zonder structureel toezicht) Er wordt uitgegaan van een groepsgrootte van zes (6) Belanghebbenden per professionele begeleider;

    • c.

      zwaar: compenserende daginvulling (permanent toezicht en ondersteuning) Er wordt uitgegaan van een groepsgrootte van vier (4) Belanghebbenden per professionele begeleider.

    In de uitvoering van de dagbesteding is artikel 16, zevende lid sub a ‘verantwoorde werktoedeling’ onverkort van toepassing.

  • 7.

    Indien de Belanghebbende langer dan 3 maanden geen gebruik maakt van de dagbesteding kan het College de toegekende Maatwerkvoorziening intrekken of beëindigen zoals bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, sub e, van de Wmo 2015, tenzij de Belanghebbende kan aantonen dat hij tijdelijk om medische redenen gebruik maakte van verbijfsvormen onder de Zorgverzekeringswet.

  • 8.

    Onder dagbesteding wordt niet verstaan:

    • a.

      een reguliere dagstructurering die in de woon-/verblijfssituatie wordt geboden;

    • b.

      participatiemogelijkheden via scholing, (Vrijwilligers)werk of mogelijkheden binnen vrij-toegankelijke voorzieningen;

    • c.

      vormen van welzijnsactiviteiten zoals bijvoorbeeld koffiedrinken, spelletjes spelen, winkelen en dergelijke, tenzij deze als middel tot het behalen van de doelen uit het Persoonlijk plan worden ingezet;

    • d.

      Voorliggende inloopvoorzieningen met Vrijwilligers;

    • e.

      vormen van (re-)creatieve dagbesteding zoals vakantie, uitstapje, sporten, (voor-) lezen, knutselen, muziek luisteren of spelen en dergelijke;

    • f.

      (vormen van) vaktherapie zoals bedoeld onder de Zorgverzekeringswet.

Artikel 43. Aanvullende criteria Respijtzorg voor een ondersteund netwerk

  • 1.

    Een Belanghebbende kan in aanmerking komen voor respijtzorg, in de vorm van kortdurend verblijf, indien:

    • a.

      de Belanghebbende is aangewezen op ondersteuning, gepaard gaand met permanent toezicht of nabijheid;

    • b.

      het tijdelijk ontlasten van de mantelzorger die dit permanent toezicht of deze nabijheid levert noodzakelijk is;

    • c.

      het tijdelijk ontlasten van de jongere als mantelzorger, noodzakelijk is in combinatie met de psychosociale en maatschappelijke ontwikkeling van de jongere en/of in combinatie met het volgen van een opleiding in het beroeps- of hoger onderwijs.

  • 2.

    Inzet van respijtzorg:

    • a.

      kan voor een aantal dagen of weken ingezet worden, als incidentele (een vakantie) of een regelmatig terugkerende aangelegenheid;

    • b.

      kan ingezet worden in uren, dagdelen of etmalen;

    • c.

      kan thuis of buitenshuis geboden worden;

    • d.

      kan aan huis plaatsvinden in de vorm van ‘oppas’ of aanwezigheidszorg; én

    • e.

      kan, afhankelijk van de beperkingen en belemmeringen van de Belanghebbende, worden geïndiceerd met of zonder dagbesteding en/of logeerzorg;

    • f.

      in de vorm van respijtzorg wordt alleen toegekend indien Belanghebbende geen aanspraak kan maken op respijtzorg en/of eerstelijnsverblijf in de Zorgverzekeringswet.

  • 3.

    Indien respijtzorg plaatsvindt op locatie van de Aanbieder waar meerdere Belanghebbenden verblijven:

    • a.

      dient de verblijfslocatie te voldoen aan zowel de lokale gemeentelijke ruimtelijke en veiligheidseisen, als aan de landelijk gestelde huisvestingseisen van zorgvoorzieningen, rekening houdend met de zorgzwaarte categorie van de Belanghebbenden;

    • b.

      garandeert de Aanbieder dat er binnen 15 minuten na een calamiteitsmelding c.q. oproep, een bevoegd professional beschikbaar en aanwezig is in de accommodatie van de Belanghebbende.

  • 4.

    Indien respijtzorg plaatsvindt in een gezinshuis of vormen van beschermd wonen, zijn er aanvullend de Kwaliteitscriteria Gezinshuizen of de door de centrumgemeente Alkmaar vastgesteld kwaliteitscriteria Beschermd wonen van toepassing.

Artikel 44. Aanvullende criteria Beschermd Thuis

Het doel van Beschermd Thuis is:

  • a.

    het voorkomen van instroom in Beschermd Wonen;

  • b.

    het bevorderen van uitstroom vanuit Beschermd Wonen.

Tevens kan Beschermd Thuis een passende woonsetting zijn voor Belanghebbende waarvoor de stap naar zelfstandig wonen te groot is. Door inzet van Beschermd Thuis wordt het ‘gat’ tussen intramuraal wonen en zelfstandig wonen in de wijk gedicht; de Belanghebbende woont immers wel zelfstandig, maar met intensieve begeleiding en toezicht. Door Beschermd Thuis op die manier in te zetten is op- en afschaling van hulp en ondersteuning gemakkelijker te realiseren.

 

Beschermd Thuis bestaat uit maximaal 14 uur per week begeleiding voor zelfstandig en veilig wonen met het daarbij behorende toezicht. De ondersteuning die vanuit Beschermd Thuis geleverd wordt is niet altijd planbaar, maar in tegenstelling tot Beschermd Wonen, in het algemeen instelbaar tot het volgende dagdeel (ochtend, middag, avond of nacht).

Artikel 45. Aanvullende criteria Huishoudelijke ondersteuning

  • 1.

    Een Belanghebbende kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning indien de Belanghebbende wegens een beperking niet zelfstandig of met Gebruikelijke hulp in staat is om huishoudelijke taken te verrichten.

  • 2.

    Onder Huishoudelijke Ondersteuning vallen o.a. de volgende taken:

    • a.

      zwaar en licht huishoudelijk werk, zoals: opruimen, afwassen, afwasmachine in- en uitruimen, stof afnemen, bedden opmaken, huishoudelijke afval opruimen, stofzuigen, schrobben, dweilen, sanitair en keuken schoonmaken, bedden verschonen, e.a.;

    • b.

      kleding/ linnengoed wassen: het sorteren en wassen van kleding met behulp van een wasmachine, centrifugeren, ophangen en afhalen van de was, vouwen, strijken en opbergen;

    • c.

      signaleren: het opmerken van, dan wel aandacht hebben voor veranderingen van de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de Belanghebbende.

  • 3.

    Aanvullend op de ondersteuning in het eerste lid kan de Belanghebbende in aanmerking komen voor Huishoudelijke Ondersteuning Plus. Dit kan de volgende taken bevatten:

    • a.

      dagelijkse organisatie en ondersteunen van het huishouden bij “eenvoudige” huishoudelijke (regie-) taken, zoals het plannen van (huishoudelijke) taken;

    • b.

      organisatie bij ontregelde huishoudens;

    • c.

      het huishouden ondersteunen met de verzorging, zoals: verzorging van kinderen, ondersteuning bij volwassen huisgenoten die besteedt kan worden aan hulp bij het eten en/of drinken, spelen, opvoedingsactiviteiten, e.a.;

    • d.

      verzorgen van maaltijden, zoals het klaarzetten en opwarmen van maaltijden en het maken van boodschappenlijstjes.

  • 4.

    Huishoudelijke activiteiten gericht op het schoonhouden van de woning worden slechts geboden indien dit betrekking heeft op de ruimten die gericht zijn op het normale gebruik van de woning door de Belanghebbende, niet zijnde een woning of woonruimte die wordt verhuurd.

  • 5.

    Van de Belanghebbende (en diens huisgenoten) wordt medewerking gevraagd om de ondersteuning zo efficiënt mogelijk te organiseren.

  • 6.

    De richttijden van huishoudelijke ondersteuning worden bij de indicatie afgerond op 5 minuten, in het voordeel van de Inwoner.

  • 7.

    Onder huishoudelijke ondersteuning wordt niet verstaan:

    • a.

      het schoonhouden of schoonmaken van de buitenkant van de woning zoals het ramen lappen aan de buitenkant;

    • b.

      het onderhouden van de tuin.

  • 8.

    Een Belanghebbende komt niet in aanmerking voor huishoudelijke ondersteuning indien tot de woonruimte of leefeenheid van de Belanghebbende één of meer personen behoren die naar oordeel van het College gebruikelijk hulp kunnen verlenen.

Artikel 46. Aanvullende criteria Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Voor verstrekking van de individuele vervoersvoorziening gelden de volgende criteria:

    • a.

      de Belanghebbende is in staat op een verantwoorde en zelfstandige wijze aan het verkeer deel te nemen; én

    • b.

      de Belanghebbende heeft een frequente verplaatsingsbehoefte van minimaal 2 à 3 keer per week voor dagelijks levensonderhoud en het aangaan of onderhouden van sociale contacten in de directe woonomgeving; én

    • c.

      er is geen andere aanvullende vervoersvoorziening is verstrekt met hetzelfde gebruiksdoel; én

    • d.

      de woonomgeving is geschikt voor gebruik van de vervoersvoorziening; én

    • e.

      hij uit Eigen kracht op de vervoersvoorziening kan gaan zitten en afstappen; én

    • f.

      hij zelfstandig in staat is het vervoermiddel te stallen.

  • 2.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt rekening gehouden met lokale verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving van een maximum van tweeduizend (2000) kilometer per jaar.

  • 3.

    Het College kent geen vervoersvoorzieningen toe als de Belanghebbende met of zonder loophulpmiddel redelijkerwijs in staat is het openbaar vervoer te bereiken en te gebruiken.

  • 4.

    Het College kent geen vervoersvoorzieningen toe als deze is bedoeld is voor het verplaatsen van de reeds toegekende vervoersvoorzieningen.

  • 5.

    Indien de Belanghebbende langer dan 3 maanden geen gebruik maakt van de vervoersvoorzieningen kan het College de toegekende Maatwerkvoorziening intrekken of beëindigen zoals bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, sub e, van de Wmo 2015.

Artikel 47. Aanvullende criteria Regiotaxi

  • 1.

    Voor de Regiotaxi zijn de volgende criteria van toepassing:

    • a.

      Belanghebbende heeft een structurele regionale vervoersbehoefte;

    • b.

      de Regiotaxi wordt alleen verstrekt In natura. Een Pgb is hiervoor niet mogelijk.

  • 2.

    De Regiotaxi wordt niet ingezet voor vervoer van en naar de dagbesteding.

  • 3.

    Begeleiding bij het reizen met de regiotaxi kan worden geïndiceerd als Belanghebbende:

    • a.

      afhankelijk is van medische handelingen tijdens de rit; of

    • b.

      er begeleiding nodig is vanwege gedragskenmerken; of

    • c.

      als de noodzaak aanwezig is door fysieke of visuele beperkingen.

  • 4.

    Indien de noodzaak voor begeleiding bij het reizen is vastgesteld dient de Belanghebbende hier altijd gebruik van te maken.

Artikel 48. Aanvullende criteria scootmobiel

  • 1.

    Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een scootmobiel indien:

    • a.

      de beperkingen langdurend van aard zijn; én

    • b.

      het bestemmingsdoel op de middellange afstand niet op een andere manier kan worden bereikt; én

    • c.

      er sprake is van een balansprobleem of een energetisch probleem, waardoor de Belanghebbende ernstig beperkt is in zijn mobiliteit.

  • 2.

    Een scootmobiel kan alleen worden geïndiceerd als:

    • a.

      stalling en stroomvoorziening mogelijk is; én

    • b.

      de belanghebbende uit eigen kracht op de vervoersvoorziening kan gaan zitten en afstappen.

Artikel 49. Aanvullende criteria rolstoel

  • 1.

    Belanghebbende kan ik aanmerking komen voor een rolstoel indien:

    • a.

      hij beperkingen ondervindt in het zich verplaatsen in en om de woning; én

    • b.

      niet in staat is om zich met een loophulpmiddel zoals wandelstok of rollator te verplaatsen; én

    • c.

      aangewezen is op zittend verplaatsen; én

    • d.

      de beperkingen langdurig van aard zijn.

Artikel 50. Aanvullende criteria elektrische rolstoel

  • 1.

    Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een elektrische rolstoel indien:

    • a.

      hij ernstige lichamelijke beperkingen ondervindt in het zich verplaatsen in en om de woning; én

    • b.

      permanent afhankelijk is van een rolstoel; én

    • c.

      niet in staat is om zich te verplaatsen met een (reguliere) rolstoel; én

    • d.

      niet in aanmerking komt voor een scootmobiel.

Artikel 51. Aanvullende criteria elektrische ondersteuning op de rolstoel

  • 1.

    Belanghebbende kan in aanmerking komen voor elektrische ondersteuning. Dit kan door middel van:

    • a.

      ondersteuning op een handbewogen rolstoel (e-motion wielen) indien:

      • hij niet in staat is om zich zelfstandig hoepelend te verplaatsen vanwege te weinig kracht; én

      • rolstoel gebonden is; én

      • een “duwtje in de rug” nodig heeft.

    • b.

      duwondersteuning op een rolstoel indien:

      • hij volledig rolstoel gebonden is en niet in staat is om zich zelfstandig hoepelend te verplaatsen; én

      • van anderen afhankelijk is voor zijn verplaatsingen, waarbij diegene zelf ook niet zonder ondersteuning de rolstoel meer dan 400 meter kan duwen.

  • 2.

    Elektrische ondersteuning betreft een aanpassing van de rolstoel.

  • 3.

    Elektrische ondersteuning is geen losstaande vervoersvoorziening.

Artikel 52. Aanvullende criteria duofiets/driewielfiets

  • 1.

    Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een duofiets/driewielfiets met trapondersteuning, op advies van een fysiotherapeut of ergotherapeut, indien:

    • a.

      Belanghebbende op medische gronden een mobiliteitsbeperking over een middellange afstand ondervindt; én

    • b.

      er sprake is van een frequente verplaatsingsbehoefte van 2 á 3 keer per week in de directe woon- en leefomgeving.

  • 2.

    Een driewielfiets/duofiets kan alleen worden geïndiceerd als:

    • a.

      stalling mogelijk is; én

    • b.

      de belanghebbende uit eigen kracht op de vervoersvoorziening kan gaan zitten en afstappen.

Artikel 53. Aanvullende criteria handbike

  • 1.

    Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een handbike indien Belanghebbende:

    • a.

      is aangewezen op verplaatsing middels een rolstoel; én

    • b.

      niet in staat is zich met behulp van een handbewogen (sport) rolstoel te verplaatsen; én

    • c.

      de handbike nodig heeft in verband met een specifieke verplaatsingsbehoefte boven de 400 meter, die niet anderszins kan worden opgelost;

    • d.

      redelijkerwijs in staat is om met de handbike een middellange afstand af te leggen.

Artikel 54. Aanvullende criteria autoaanpassingen

  • 1.

    Belanghebbende kan in aanmerking komen voor autoaanpassingen indien:

    • c.

      er een medische indicatie is voor individueel vervoer per eigen auto (elke vorm van taxivervoer is medisch niet verantwoord);

    • d.

      er een regionale vervoersbehoefte is vastgesteld;

    • e.

      Belanghebbende beschikt over een eigen auto die niet ouder is dan vijf jaar; én

    • f.

      het gebruik van de eigen auto verantwoord is; én

    • g.

      Belanghebbende een rijbewijs heeft met een minimale geldigheid van twee jaren ten tijde van de autoaanpassing; én

    • h.

      de kosten van aanpassing niet hoger zijn dan de kosten die uitgegeven zouden worden aan een andere geschikte vorm van individueel vervoer gedurende één jaar.

Artikel 55. Aanvullende criteria gesloten buitenwagen

  • 1.

    Belanghebbende kan alleen in aanmerking komen voor een gesloten buitenwagen indien:

    • a.

      er een regionale vervoersbehoefte is vastgesteld; én

    • b.

      op basis van medisch advies is vastgesteld dat geen van de andere in deze verordening opgenomen vervoersvoorzieningen voldoet.

Artikel 56. Aanvullende criteria Woonvoorzieningen

  • 1.

    Woonvoorzieningen hebben tot doel beperkingen, die het normale gebruik van de woning door de Belanghebbende met beperking in de weg staan, te compenseren.

  • 2.

    Een Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een Woonvoorziening voor een woning in de gemeente Castricum, indien de aanpassing van de woning waar hij zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in deze gemeente en als deze permanent en het hele jaar wordt bewoond door Belanghebbende.

  • 3.

    Een Woonvoorziening voor de aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex is niet mogelijk als het wooncomplex specifiek is bestemd voor de huisvesting van ouderen of personen met een beperking.

  • 4.

    Het College verstrekt geen Woonvoorziening:

    • a.

      indien de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      voor verblijf in een hotel, pension, trekkerswoonwagen, tweede woning of andere niet voor permanente bewoning bedoelde verblijven;

    • c.

      als het om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan automatische deuropeners of het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren;

    • d.

      als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;

    • e.

      als de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door het college;

    • f.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden;

    • g.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden;

    • h.

      indien het een monumentaal pand betreft waarbij, voorafgaand start verbouwing, geen toestemming tot aanpassing is.

  • 5.

    Indien het College een woningaanpassing heeft verstrekt en de Belanghebbende verhuist binnen 10 jaar nadat de woningaanpassing is verstrekt, dan dient de meerwaarde van de woning door de woningaanpassing – onder verrekening van de voldane eigen bijdrage als bedoeld in artikel 10, derde lid, sub d, van deze verordening - te worden terugbetaald aan het College tot maximaal de kostprijs van de woningaanpassing. Dit lid is niet van toepassing bij verhuizing naar een verblijfsvorm onder de Wlz of langdurig Beschermd wonen onder de Wmo 2015.

Artikel 57. Aanvullende criteria financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het College kan een financiële tegemoetkoming verstrekken voor aannemelijke meerkosten ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Dit is van toepassing voor:

    • a.

      regionaal vervoer, als uit onderzoek is gebleken dat Belanghebbende niet in staat is om van een Collectieve en/of Algemeen gebruikelijke en/of Maatwerkvoorziening vervoer gebruik kan maken. Dit wordt onderbouwd door een medisch advies. Een tegemoetkoming kan worden geïndiceerd voor:

      • gereden kilometers eigen auto;

      • taxikosten vergoeding;

      • rolstoeltaxikosten vergoeding.

    • b.

      een verhuiskostenvergoeding kan alleen worden verstrekt voor kosten die gepaard gaan met het verhuizen. Een tegemoetkoming wordt niet verstrekt voor inrichtingskosten. De Belanghebbende moet voldoen aan de volgende criteria:

      • er is een huisvestingsindicatie afgegeven;

      • de Inwoner is als gevolg van de beperkingen waarvoor een huisvestingsindicatie is afgegeven niet in staat om spullen in te pakken en te vervoeren naar een andere woning;

      • er is geen netwerk dat de Inwoner daarin kan bijstaan; én

      • de Inwoner heeft geen mogelijkheid gehad om te reserveren voor de verhuizing. Hier is in ieder geval sprake van als de huisvestingsindicatie niet langer dan 6 maanden voor de Melding is afgegeven.

  • 2.

    Het bedrag voor de verhuiskosten, zoals omschreven in het vijfde lid sub b, is een maximaal bedrag. Het uit te keren bedrag wordt bepaald en onderbouwd door aangeleverde rekeningen of offertes.

  • 3.

    Belanghebbende komt in aanmerking voor een sportvoorziening als is voldaan aan de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      Belanghebbende maakt ook in het dagelijks leven gebruik van een loophulpmiddel of een verplaatsingshulpmiddel;

    • b.

      Belanghebbende is zonder sportvoorziening niet in staat tot sportbeoefening;

    • c.

      beoefening van de gekozen sport is uitsluitend mogelijk met een specifieke sportvoorziening, beoefening is niet op een andere wijze mogelijk.

  • 4.

    Het budget voor aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening, zoals omschreven in het vijfde lid, is gemaximeerd en wordt maximaal één keer per drie jaar toegekend.

  • 5.

    Kosten voor het bezoekbaar maken van een woning is alleen mogelijk indien de Belanghebbende die in een Wlz instelling verblijft, regelmatig op bezoek komt. De compensatie wordt beperkt tot het bereiken van de woonkamer en het toilet.

Artikel 58. Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen

Het College verstrekt de voorzieningen opvang en beschermd wonen volgens het daartoe vastgesteld beleid van de centrumgemeente Alkmaar, de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning en de daarop gebaseerde Nadere regels en/of beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van deze centrumgemeente.

Artikel 59. Toezicht, naleving en handhaving

  • 1.

    Toezicht, naleving en handhaving Wmo 2015 is belegd bij de toezichthouder Wmo 2015. Hieronder inbegrepen de eisen in deze Verordening, rechtmatigheid, (regionaal) gecontracteerde maatwerkondersteuning en de door het College nog vast te stellen Nadere regels.

  • 2.

    Per Besluit van 28 oktober 2014 (BD2014-010654) heeft het College B&W van burgemeester en wethouders het team Hygiëne en Inspectie van de GGD aangewezen als toezichthouder calamiteiten Wmo 2015. Ook de toezichthouder(s) de BUCH is door het College B&W aangewezen als toezichthouder in de zin van artikel 6.1 van de Wmo 2015.

  • 3.

    De plichten en bevoegdheden van de toezichthouder Wmo 2015 zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wmo 2015. De toezichthouder heeft de volgende plichten en bevoegdheden:

    • a.

      Inzage in alle zakelijke gegevens (artikel 5:17 Awb);

    • b.

      Inzage in dossiers (artikel 6.1, tweede en derde lid, Wmo 2015);

    • c.

      Vereisen van medewerking van eenieder (artikel 5:20 Awb);

    • d.

      Geheimhoudingsplicht toezichthouder (artikel 3.4, derde lid Wmo 2015 en artikel 2:5, eerste lid Awb);

    • e.

      Betreden van plaatsen (artikel 5:15 Awb);

    • f.

      Invorderen van inlichtingen (artikel 5:16 en 5:16a Awb);

    • g.

      Onderzoek naar zaken (artikel 5:18 Awb);

    • h.

      Verwerking en verstrekking (persoons)gegevens (artikel 5.1.5 Wmo 2015).

  • 4.

    De in het tweede en derde lid omschreven eisen zijn onderdeel van de door het College vast te stellen Nadere regels (artikel 3 tweede lid sub i en j). Na vaststelling van de Nadere regels zijn de Aanbieder, Belanghebbende en/of diens Vertegenwoordiger verplicht om actief en volledig mee te werken aan alle plichten en bevoegdheden van de toezichthouder.

Artikel 60. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het College treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een Maatwerkvoorziening door een Aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 en in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van een Maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 Onverwijld, binnen drie werkdagen, schriftelijk aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar als bedoeld in artikel 6.1 van de Wmo 2015 doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het College over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Eenieder is verplicht om actief en volledig mee te werken aan het onderzoek van de toezichthouder.

  • 5.

    Het College kan bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld.

Artikel 61. Medezeggenschap

  • 1.

    (Professionele) Aanbieders van Wmo 2015 Maatwerkvoorzieningen dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van Belanghebbenden over voorgenomen Besluiten van de Aanbieder die voor zijn Belanghebbenden van belang zijn.

  • 2.

    De (professionele) Aanbieder draagt er zorg voor dat de informatie over de medezeggenschap voldoende kenbaar is voor de Belanghebbenden van zijn organisatie.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het College toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de Aanbieders In natura, het jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek en het door de toezichthouder zo nodig ter plaatse controleren van de gestelde kaders in deze verordening.

  • 4.

    Het College kan Besluiten dat het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is indien dit niet proportioneel is in relatie tot de omvang van de organisatie van de Aanbieder of de aard of omvang van de opdracht.

 

Hoofdstuk 10 Herziening, intrekking, beëindiging en terugvordering

Artikel 62. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering Jeugdwet, Wmo 2015

  • 1.

    Het College informeert Belanghebbenden of hun Vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een Maatwerkvoorziening of Pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet en artikel 2.3.8 van de Wmo 2015, doet een Belanghebbende aan het College op verzoek of Onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een Maatwerkvoorziening dan wel over een Pgb.

  • 3.

    Onder het tweede lid zijn inbegrepen:

    • a.

      een maatregel of lopend onderzoek van de IGJ;

    • b.

      een registratie vanwege ondeskundige zorg;

    • c.

      het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels;

    • d.

      misleiding; of

    • e.

      fraude.

  • 4.

    Indien het derde lid gedurende de looptijd van de dienstverlening aan de Belanghebbende aan de orde is, dient de Aanbieder de Belanghebbende en diens Vertegenwoordiger direct schriftelijk op de hoogte te stellen. De Belanghebbende en diens Vertegenwoordiger zijn dan zonder verplichtingen, vrij om de overéénkomst met de Aanbieder zonder gevolg te ontbinden.

  • 5.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet en artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het College een beslissing over een Maatwerkvoorziening dan wel over een Pgb herzien dan wel intrekken als het College vaststelt dat:

    • a.

      de Belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de Belanghebbende niet langer op de Maatwerkvoorziening of het Pgb is aangewezen;

    • c.

      de Maatwerkvoorziening of het Pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de Belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden van de Maatwerkvoorziening of het Pgb; of

    • e.

      de Belanghebbende de Maatwerkvoorziening of het Pgb niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 6.

    Een beslissing tot verlening van een Pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het Pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de Maatwerkvoorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 7.

    Als het College een beslissing op grond van het tweede, derde, vierde en/of vijfde lid heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de Belanghebbende opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het College van de Belanghebbende en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten Maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten Pgb.

  • 8.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte Maatwerkvoorziening is ingetrokken, kan deze Maatwerkvoorziening worden teruggevorderd.

  • 9.

    Het College kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het Pgb als er ten aanzien van een Belanghebbende een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015.

Artikel 63. Beëindiging Maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het College kan een Maatwerkvoorziening als beëindigen als:

    • a.

      de Maatwerkvoorziening naar het oordeel van het College niet meer geschikt is voor de Belanghebbende die gebruik maakt van de Maatwerkvoorziening;

    • b.

      de Belanghebbende die aan de Maatwerkvoorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden Maatwerkvoorziening;

    • c.

      de Belanghebbende die aan de Maatwerkvoorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die Maatwerkvoorziening.

Artikel 64. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik, niet-gebruik en fraude

  • 1.

    Het College treft de nodige maatregelen om het oneigenlijk gebruik van Maatwerkvoorzieningen en Pgb’s te voorkomen en fraude te bestrijden. Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:

    • a.

      samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;

    • b.

      onderzoek bij Aanbieders van Maatwerkvoorzieningen die een subsidie- of contractrelatie met de gemeente Castricum onderhouden of die ondersteuning verlenen op grond van een Pgb aan Inwoners van Castricum en die verplicht zijn om kosteloos hun medewerking te verlenen;

    • c.

      maken van afspraken met Aanbieders van Maatwerkvoorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen, accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties;

    • d.

      al dan niet steekproefsgewijs controleren of de gemaakte afspraken zoals genoemd in het voorgaande lid worden nagekomen;

    • e.

      het beperken van de looptijd van de indicaties of periodiek controles uitvoeren bij langlopende indicaties;

    • f.

      uitvoeren van een grondige toets aan de voorkant uit bij de verstrekking van een Pgb op;

    • g.

      het inschakelen van de regiemogelijkheden van de Belanghebbende of diens Vertegenwoordiger;

    • h.

      toetsen van de kwaliteit van de invulling van het door de Belanghebbende en de Pgb-Aanbieder te overleggen Persoonlijke plan/ Pgb-plan, mede met het oog op de te bereiken ondersteuningsdoelen/-resultaten;

    • i.

      monitoren van het gebruik van het Pgb en de behaalde resultaten in relatie tot de gestelde doelen.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt ten minste iedere vier jaar een handhavingsbeleidskader vast, waarin beleidsuitgangspunten en -prioriteiten worden aangegeven.

  • 3.

    Dit handhavingsbeleidskader omvat in elk geval de wijze van preventie en bestrijding van fraude, oneigenlijk gebruik en misbruik en niet-gebruik van de Jeugdwet en de Wmo 2015, alsmede welke handhavingsinstrumenten daartoe worden ingezet en de wijze waarop deze worden toegepast.

  • 4.

    Het College rapporteert éénmaal per jaar aan de gemeenteraad over de uitvoering, de resultaten en de effecten op het gebied van handhaving in relatie tot de beleidsuitgangspunten en -prioriteiten zoals vastgelegd in het handhavingsbeleidskader.

  • 5.

    Misbruik van diploma’s en Verklaringen omtrent het Gedrag (VOG’s) is een ernstige zaak vanwege mogelijke risico’s p de kwaliteit en veiligheid van de ondersteuning aan Belanghebbenden. Het vervalsen van deze documenten is een strafbaar feit.

  • 6.

    Indien het vijfde lid van toepassing is of er een vermoeden is van valsheid in geschrifte, doet het College ten alle tijden Melding bij de IGJ en/ of via het civiel recht bij ingehuurde medewerkers via een (vorm van) uitzendbureau of detacheringsbureau en/of het Strafrecht bij diplomafraude.

  • 7.

    Is de Aanbieder die diplomafraude pleegt geregistreerd in het BIG- of SKJ-register, dan kan de IGJ een tuchtrechtelijk procedure tegen de betreffende zorgverlener starten.

Artikel 65. Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien een schending van de inlichtingenplicht leidt tot benadeling van de gemeenten, doet het College aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude.

 

Hoofdstuk 11 Overige bepalingen

Artikel 66. Verhouding prijs en kwaliteit Aanbieder

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst als bedoeld in artikel 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 of artikel 2.12, van de Jeugdwet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het College vast:

    • a.

      een vaste prijs of tarief, toegepast bij een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

    • b.

      een reële prijs of tarief, geldend als ondergrens voor:

      • het doen van een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst, én

      • de vaste prijs, bedoeld in sub a.

  • 2.

    Het College stelt de prijzen of het tarief, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van de dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht; én

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo 2015 en 12.4, eerste lid, onder a, van de Jeugdwet, tussen degenen aan wie de dienst of Jeugdhulp wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het College baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet-productieve uren van de professionals als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het College kan het eerste lid, onder b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs of tarief voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op wat gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het College verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het College kan de uiteindelijk over een kalenderjaar te betalen vergoeding aan een Aanbieder van een dienstverlening korten met maximaal het bedrag waarmee bezoldigingen en uitgekeerde ontslagvergoedingen aan al dan niet ingehuurde (deeltijd) medewerkers, bestuurders en toezichthouders over dat jaar (naar rato) meer bedragen dan de normen, zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.10, van de Wet normering topinkomens.

  • 6.

    Wanneer de Aanbieder op enige wijze bedragen onttrekt aan de bedrijfsvoering op een voor de branche niet gebruikelijke, niet integere dan wel niet marktconforme wijze, wordt dit gezien als schending van de integriteit. Dit staat het leveren van ondersteuning in de weg en heeft tot gevolg dat het College de Aanbieder kan uitsluiten van het leveren van de ondersteuning, zoals omschreven in deze verordening en op basis van de contracten met de Aanbieders.

Artikel 67. Hardheidsclausule

Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van de Belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing van deze verordening naar het oordeel van het College tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 68. Klachtenregeling

  • 1.

    Aanbieder beschikt over een klachtenregeling voor de afhandeling van klachten van Belanghebbenden ten aanzien van alle Maatwerkvoorzieningen. Deze regeling is bij de belanghebbende en diens vertegenwoordiger schriftelijk en mondeling kenbaar gemaakt in een voor de Belanghebbenden begrijpelijke taal.

  • 2.

    Het College behandelt klachten van Belanghebbenden die betrekking hebben op Meldingen en afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de klachtenregeling gemeente Castricum. Desgewenst kan men hierna de klacht voorleggen aan de Ombudsman.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het College toe op de naleving van de klachtregelingen van Aanbieders door periodieke overleggen met de Aanbieders, een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek en overeenkomstig de bepalingen van de klachtenregeling van de gemeente Castricum, de Jeugdwet en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).

  • 4.

    Het College kan Besluiten dat het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is indien dit niet proportioneel is in relatie tot de omvang van de organisatie van de Aanbieder of de aard of omvang van de opdracht.

Artikel 69. Klachtbehandeling

Het College neemt in de contracten met Aanbieders op dat de Aanbieders een effectieve en laagdrempelige klachtregeling moeten hebben voor de behandeling van klachten van Belanghebbenden ten aanzien van gedragingen van de Aanbieder jegens een Belanghebbende.

Artikel 70. Monitoring

  • 1.

    Het College verzamelt, ter bevordering van de kwaliteit en de continuïteit van Maatwerkvoorzieningen, systematisch informatie over:

    • a.

      de ervaringen van Belanghebbenden bij de toegekende Maatwerkvoorzieningen;

    • b.

      in hoeverre de resultaten uit de Beschikking daadwerkelijk worden bereikt.

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

 

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tweejaarlijks na inwerkingtreding van deze verordening geëvalueerd. Het College zendt hiertoe een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening en de daarbij horende nadere regelgeving en beleidsregels in de praktijk.

Artikel 71. Intrekking oude verordeningen

De volgende verordening wordt ingetrokken:

  • 1.

    Verordening sociaal domein gemeente Castricum 2017, zoals vastgesteld op 18 mei 2017.

Artikel 72. Overgangsbepalingen

  • 1.

    Een Belanghebbende houdt recht op een lopende Maatwerkvoorziening verstrekt, als bedoeld in het eerste lid van deze verordening, totdat het College een nieuw Besluit heeft genomen waarbij het Besluit waarmee deze Maatwerkvoorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van de wijziging van deze verordening van 1 januari 2024 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze wijziging, worden afgehandeld krachtens de verordening zoals deze luidt na inwerkingtreding van deze wijziging.

  • 3.

    Het recht zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijft van toepassing op een Besluit, genomen op grond van de verordeningen als bedoeld in het eerste lid, dat nog niet onherroepelijk is.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een Besluit op grond van deze verordening, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de wijziging van 1 januari 2024, wordt beslist met inachtneming van de verordening zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze wijziging.

Artikel 73. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als de Verordening Wmo 2015 en Jeugdhulp gemeente Castricum 2023.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Castricum op 19 oktober 2023.

Mevrouw R. Slootweg

Griffier

Mevrouw H.C. Heerschop

Waarnemend burgemeester

Naar boven