Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg, 2023.2

De raad van de gemeente Tilburg;

 

  • -

    gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gelet op artikel 149 Gemeentewet;

Besluit

 

de volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg, 2023.2

Artikel I  

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Tilburg wordt als volgt gewijzigd:

 

A. Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13.

Voorwerpen of stoffen op, aan, in of boven de weg.

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college of wanneer het gaat om het gebruik van de weg of weggedeelte ten behoeve van een terras bij een horeca-inrichting, van de burgemeester, de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:

    • a.

      vlaggen, wimpels en vlaggenstokken, indien zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

    • b.

      de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan, mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;

    • c.

      voertuigen met uitzondering van voertuigen bestemd voor bewoning;

    • d.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;

    • e.

      staanplaatsen als bedoeld in de Staanplaatsenverordening;

    • f.

      evenementen als bedoeld in artikel 25.

    • g.

      civieltechnische werkzaamheden, die in opdracht van de gemeente in openbaar gebied worden verricht.

  • 3.

    Het is verboden op, in, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid, onder b, wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 5.

    Een vergunning, bedoeld in het eerste lid, kan worden geweigerd:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      indien het beoogde gebruik, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 6.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid is niet vereist voor :

    • a.

      bouwactiviteiten, die minder tijd in beslag zullen nemen dan vier weken en minder ruimte in beslag zullen nemen dan 15 m² en de plaatsing van gedenktekens.

    • b.

      zonneschermen, stoepborden dan wel uitstallingen.

    • c.

      reclameborden, voorzover deze niet op of in de weg worden geplaatst.

    • d.

      automaten.

    • e.

      verplaatsbare voorwerpen, die beogen weggebruikers te attenderen op gewenst verkeersgedrag.

    • f.

      het aanleggen van geveltuintjes en/of het beplanten van boomspiegels, het plaatsen van een gevelbankje voor een woning.

  • 7.

    De in het zesde lid onder a. bedoelde activiteiten dienen uiterlijk vier weken voordat deze zullen plaatsvinden gemeld te worden bij het college. Het college kan aan de uitvoering van die activiteiten voorschriften verbinden dan wel de activiteiten verbieden, indien dit noodzakelijk is met het oog op de in het achtste lid van dit artikel beschreven belangen.

  • 8.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte te gebruiken ten behoeve van de in het zesde lid onder b.,c.,d. e. of f. bedoelde zaken:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig of veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

    • b.

      het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

    • c.

      het beoogde gebruik strijdig is met door het college met het oog op de onder a) en b) genoemde belangen vastgestelde algemene regels.

  • 9.
    • a.

      Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Wegenverordening Noord Brabant.

    • b.

      De weigeringsgrond van het vijfde lid onder a. geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 Wegenverkeerswet.

    • c.

      De weigeringsgrond van het vijfde lid onder b. geldt niet voor bouwwerken.

    • d.

      De weigeringsgrond van het vijfde lid onder c. geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet Milieubeheer.

  • 10.

    De burgemeester beschikt binnen dertien weken op een aanvraag om een terrasvergunning.

  • 11.

    De in het tiende lid bedoelde vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht geworden is.

B. De toelichting op artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

Evenementen

 

Toelichting

Voor het houden van een evenement is een vergunning noodzakelijk. De burgemeester is het bestuursorgaan om zo’n vergunning al dan niet te verlenen. Hij toetst de aanvraag tegen de achtergrond van vier nader aangegeven belangen. In dat verband kan hij ook nadere voorschriften verbinden aan een vergunning tot het houden van een evenement. Die voorschriften moeten in het verlengde liggen van deze belangen. De organisator dient een aanvraag in door middel van een door de burgemeester vastgesteld aanvraagformulier. Op deze wordt de organisator geholpen alle informatie in één keer te verstrekken en wordt voorkomen dat de behandeling van de aanvraag onnodig wordt vertraagd doordat er telkens nieuwe informatie moet worden opgevraagd.

De gemeente introduceert met deze wijziging van de APV de Evenementenkalender die wordt vastgesteld door de burgemeester. Organisatoren moeten voor 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar dat het evenement plaatsvindt het evenement aanmelden. Na beoordeling worden op de Evenementenkalender de evenementen geplaatst die kunnen plaatsvinden. Daarmee wordt aan de organisatoren zekerheid geboden dat het evenement kan plaatsvinden qua tijd en locatie. Er moet dan uiteraard wel nog een evenementenvergunning worden verleend. Dat een evenement op de Evenementenkalender wordt geplaatst betekent niet dat een evenementenvergunning wordt verleend. Dat is afhankelijk van de aard. In “Prettig Geregeld, Hoe organiseert u een evenement in Tilburg” wordt de procedure aan organisatoren uitgelegd.

Voor een goede regulering van het evenementenbeleid is het mede noodzakelijk dat er een aantal (kwaliteit)eisen wordt gesteld aan de organisator van het evenement. Het vijfde lid ziet toe op het feit dat een organisator van een A-, B- of C-evenement niet onder curatele mag staan en de organisator tenminste de leeftijd moet hebben van 18 jaren. Indien hieraan niet is voldaan wordt er in beginsel geen evenementenvergunning afgegeven.

Het zesde lid ziet toe op de mogelijkheden om een evenementenvergunning te weigeren dan wel in te trekken of te wijzigen.

Indien de bescherming van de openbare orde, dan wel de bescherming van de bezoekers van het evenement, de volksgezondheid en het milieu (niet langer) gegarandeerd kan worden, kan een vergunning worden geweigerd of alsnog worden ingetrokken.

De burgemeester kan ook voorschriften verbinden aan de vergunning. Dit is al geregeld in artikel 3 van de APV zodat in artikel 26 geen bepaling hoeft te worden opgenomen. Deze verplichtingen kunnen onder meer betrekking hebben op de plaats, het tijdstip en de "inrichting" van het evenement, het maximaal toe te laten aantal bezoekers, de aard en de omvang van de door de organisator zelf te nemen maatregelen ter waarborging van openbare orde en veiligheid, de verkeersveiligheid, de verplichting de bereikbaarheid van het evenement per openbaar vervoer in openbare aankondigingen aan te geven, het activiteitenprogramma, het veiligheidsplan, een inzetschema met betrekking tot het aantal verkeersregelaars en hekken- en bordenplan, etc.

Met de “inrichting” wordt bedoeld de indeling van het evenemententerrein en de opstelling van de diverse voorzieningen ten behoeve van het evenement, zoals toiletten, (drang)hekken, podia en tribunes.

In het zevende lid is opgenomen dat de vergunning kan worden geweigerd in verband met de Wet Bibob. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat voor niet-integere organisatoren geen ruimte in is de gemeente Tilburg.

Belangrijk is dat de organisator primair verantwoordelijk is voor een ordelijk en veilig verloop van zijn evenement en dat onder meer het overlast gevend nuttigen van alcohol en/of drugs in het publieke domein niet is toegestaan. Primair ligt de handhavende verantwoordelijkheid voor dit onderwerp binnen het evenemententerrein bij de organisator.

Het artikel waarborgt ook dat kan worden bezien of, en zo ja, in hoeverre de wenselijk geachte inzet van politie, GHOR, brandweer en gemeentelijke diensten in de planning van de totaal beschikbare bezetting kan worden ingepast. Voor de politieformatie geldt de voor de "resterende" reguliere politietaken minimaal noodzakelijke sterkte als belangrijkste criterium. In het uiterste geval - indien en voor zover de organisatoren niet bereid of instaat zijn om zélf genoegzaam in het treffen van noodzakelijke orde- en veiligheidsmaatregelen te voorzien en er tevens onvoldoende politiecapaciteit beschikbaar is - opent het artikel de mogelijkheid het evenement geheel, dan wel op een bepaalde plaats of tijd te verbieden.

 

C. Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28.

Meldingsplicht betaald voetbal.

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder organisator verstaan:

    • a.

      de betaald voetbalorganisatie Willem II, indien het betreft een voetbalwedstrijd waarbij het eerste elftal van de betaald voetbalorganisatie Willem II als thuisspelende ploeg betrokken is, uitgezonderd wedstrijden buiten enig competitieverband tegen een amateur voetbalorganisatie;

    • b.

      de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, indien het betreft een voetbalwedstrijd tussen voetbalorganisaties afkomstig van buiten de gemeente Tilburg, waarbij ten minste één betaald voetbalorganisatie is betrokken en indien het betreft een A-interland;

    • c.

      degene die buiten de gevallen, genoemd onder a en b een voetbalwedstrijd organiseert, waarbij tenminste één betaald voetbalorganisatie is betrokken.

  • 2.
    • a.

      De organisator is verplicht ten minste dertig dagen voor de vastgestelde speeldag van een voetbalwedstrijd als bedoeld in het eerste lid daarvan schriftelijk kennisgeving te doen aan de burgemeester.

    • b.

      De burgemeester kan ontheffing verlenen van de onder a bepaalde termijn.

  • 3.

    De burgemeester stelt een formulier vast voor het doen van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving.

  • 4.

    De voorgeschreven kennisgeving wordt geacht eerst dan gedaan te zijn wanneer het in het derde lid bedoelde formulier volledig en naar waarheid ingevuld, ingeleverd is ter plaatse op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De kennisgeving bedoeld in het tweede lid kan meerdere wedstrijden betreffen.

  • 6.

    De burgemeester kan met betrekking tot een voetbalwedstrijd aan de organisator voorschriften opleggen in het belang van de openbare orde en veiligheid.

  • 7.

    De burgemeester kan het doen spelen van een voetbalwedstrijd verbieden:

    • a.

      uit vrees voor het ontstaan van ernstige verstoring van de openbare orde;

    • b.

      indien de krachtens het zesde lid opgelegde voorschriften niet worden nageleefd;

    • c.

      indien geen of niet tijdig schriftelijke kennisgeving is gedaan als bedoeld in het tweede lid.

  • 8.

    Het is verboden een voetbalwedstrijd te doen spelen, wanneer een verbod, als bedoeld in het zevende lid, is uitgevaardigd.

  • 9.

    De burgemeester kan, onverminderd zijn bevoegdheid ingevolge het zesde lid, een voetbalwedstrijd aanwijzen als een risicowedstrijd, indien daaraan naar zijn oordeel een verhoogd risico is verbonden voor de openbare orde en veiligheid.

  • 10.

    Het is verboden op de dag waarop een voetbalwedstrijd zal worden gespeeld, die door de burgemeester ingevolge het negende lid als risicowedstrijd is aangewezen, ongeacht het eventueel daarbij te bezigen middel van vervoer, zich te begeven, respectievelijk zich te bevinden buiten de door de politie aangewezen routes, indien men zich blijkens feiten en/of omstandigheden als voetbalsupporter manifesteert.

D. Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32.

Sluitingsuur.

  • 1.

    Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder a verboden deze voor bezoekers geopend te houden: op maandag tot en met donderdag van 02.00 tot 06.00 uur en op vrijdag, zaterdag en zondag van 03.00 tot 06.00 uur.

  • 2.

    Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder a, sub 1, welke inrichting geheel is gelegen in het horecaconcentratiegebied, verboden deze voor bezoekers geopend te houden van 04.00 uur tot 06.00 uur. Het is verboden bezoekers nog toe te laten na 03.00 uur.

  • 3.

    Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder a sub 2, welke inrichting geheel is gelegen in het horecaconcentratiegebied, verboden deze voor bezoekers geopend te houden van 05.00 tot 06.00 uur.

  • 4.

    Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder a, waar enkel daghoreca is toegestaan verboden deze voor bezoekers geopend te houden van 23.00 tot 07.00 uur.

  • 5.

    Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder a, gevestigd in of behorend bij een gebouw dat in hoofdzaak gebruikt wordt voor activiteiten van sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard verboden deze voor bezoekers geopend te houden: op maandag tot en met donderdag van 00.00 uur tot 06.00 uur en op vrijdag, zaterdag en zondag van 01.00 tot 06.00 uur.

  • 6.

    De burgemeester kan aan individuele houders van een exploitatievergunning onder door hem te bepalen voorschriften, ontheffing verlenen van de verboden ingevolge het eerste tot en met het vijfde lid voor ten hoogste 8 maal per jaar.

  • 7.

    De burgemeester kan in bijzondere gevallen dan wel bij bijzondere gebeurtenissen van tijdelijke aard onder door hem te bepalen voorschriften, ontheffing verlenen van de verboden ingevolge het eerste tot en met het vijfde lid.

  • 8.

    De in het eerste tot en met derde lid opgenomen verboden gelden niet in de nacht van 31 december op 1 januari: er geldt dan geen sluitingsuur.

  • 9.

    De in het eerste en tweede lid opgenomen verboden gelden niet:

    • a.

      op de zondag tot en met de dinsdag waarop de openbare carnavalsviering plaatsvindt,

      • op tweede paasdag,

      • op Koningsdag en de dag daarna

      • op Hemelvaartsdag

      • op tweede Pinksterdag,

      • op de dag na tweede Kerstdag:

      • het verbod geldt dan tussen 04.00 uur en 06.00 uur.

    • b.

      in de nacht waarop de zomertijd ingaat:

      • 1)

        voor inrichtingen die geheel buiten het horecaconcentratiegebied zijn gelegen geldt het verbod dan tussen 04.00 en 06.00 uur;

      • 2)

        voor inrichtingen die geheel binnen het horecaconcentratiegebied zijn gelegen geldt het verbod dan tussen 05.00 en 06.00 uur.

  • 10.

    De in het tweede en derde lid opgenomen verboden gelden niet in de nacht waarin de Meimarkt plaatsvindt.

E. Artikel 72 komt te luiden:

Artikel 72

Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • 1.

    Het is verboden zonder redelijk doel:

    • a.

      zich in een portiek of poort op te houden;

    • b.

      in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2.

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.

 

F. Artikel 72a komt te luiden:

Artikel 72a.

Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.

  • 3.

    De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

G. Artikel 91 en de toelichting daarop komt te luiden:

Artikel 91.

Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk en fop- en schertsvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.

 

Toelichting

Deze afdeling geeft regels omtrent de verkoop en het bezigen van consumentenvuurwerk rond en tijdens de jaarwisseling, in aanvulling op het Vuurwerkbesluit. Dit besluit beoogt de hele keten rond vuurwerk te regelen. Van het invoeren of produceren tot transport, handel, opslag, bewerken en afsteken.

 

Definitie consumentenvuurwerk:

Voor de omschrijving van het begrip ‘consumentenvuurwerk’ is aansluiting gezocht bij de omschrijving daarvan in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.

 

Fop- en schertsvuurwerk is een aparte groep consumentenvuurwerk, genoemd in bijlage II van de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk. Op grond van artikel 2.3.7 van het Vuurwerkbesluit is fop- en schertsvuurwerk het hele jaar door verkrijgbaar en kan het ook gedurende het hele jaar worden afgestoken.

 

H. Artikel 93 en de toelichting daarop komt te luiden:

Artikel 93.

Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1.

    Het is verboden om tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar consumentenvuurwerk met uitzondering van fop- en schertsvuurwerk, tot ontbranding te brengen.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.

Toelichting

Er wordt een geheel verbod binnen de gemeente Tilburg ingevoerd om consumentenvuurwerk tot ontbranding te brengen tijdens de jaarwisseling. Op grond van artikel 2.3.6 van het Vuurwerkbesluit geldt al een verbod om vuurwerk af te steken op een ander tijdstip dan tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur.

 

Het verbod geldt niet voor het zogeheten fop- en schertsvuurwerk, zoals sterretjes of knalerwten. Dat betreft het vuurwerk dat wegens het geringe veiligheidsrisico het hele jaar door mag worden verkocht en afgestoken. In de Europese Pyrorichtlijn is immers vastgelegd dat lidstaten omwille van openbare orde of gezondheid en veiligheid (uitsluitend) het gebruik en/of de verkoop van vuurwerk kunnen verbieden voor de categorieën vuurwerk F2 en F3. Uitzondering is F1 vuurwerk (licht vuurwerk dat afgestoken mag worden door personen vanaf 12 jaar), dat het hele jaar door mag worden verkocht en afgestoken.

Artikel II  

Deze verordening treedt in werking daags na haar bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 oktober 2023

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven