Verordening tot vijfde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2018

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het voorstel van het college van 14 december 2022;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zesde lid, 2.1.4a eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 2.1.6, 2.3.6, vierde lid en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende Verordening tot vijfde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2018:

Artikel I  

Artikel 1.1, eerste lid, wijzigt als volgt:

 

  • A.

    Onderdeel a vervalt.

  • B.

    Onder verlettering van de onderdelen b en c naar a en b, komt onderdeel a als volgt te luiden:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking én daadwerkelijk beschikbaar is én een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de client in staat is tot zelfredzaamheid of participatie én financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;

  • C.

    Onderdeel d vervalt, onder verlettering van de onderdelen e tot en met g naar c tot en met e.

  • D.

    Onderdeel f wordt ingevoegd, luidende:

    • f.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

  • E.

    Onder verlettering van onderdeel h naar g wordt onderdeel h ingevoegd, luidende:

    • h.

      financiële tegemoetkoming: een maatwerkvoorziening in de vorm van financiële tegemoetkoming, die door het college wordt vastgesteld;

  • F.

    Onder verlettering van de onderdelen n tot en met r naar o tot en met s wordt onderdeel n ingevoegd, luidende:

    • n.

      ingezetene: de cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

  • G.

    Onder verlettering van de onderdelen s tot en met u naar u tot en met w wordt onderdeel t ingevoegd, luidende:

    • t.

      ondersteuningsplan: schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, negende lid, van de wet. Hierin wordt beschreven welke problemen de cliënt ondervindt op het gebied van zelfredzaamheid en participatie en op welke manier gekomen kan worden tot verbetering;

  • H.

    Onderdeel v vervalt, onder verlettering van de onderdelen w tot en met y naar x tot en met z.

ARTIKEL II  

Artikel 1.1, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL III  

Artikel 1.1, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Waar in deze verordening ‘hij/hem/zijn’ wordt geschreven, wordt ook ‘zij/haar’ of ‘die/hen/hun’ bedoeld.

ARTIKEL IV  

In artikel 2.1, vierde lid, wordt na “wet” een komma ingevoegd.

Artikel V  

In artikel 2.2, eerste lid, wordt “cliënt” vervangen door “ingezetene”.

Artikel VI  

Artikel 2.3 vervalt.

Artikel VII  

Onder vernummering van artikel 2.4 naar 2.3, komt artikel 2.3 te luiden:

 

Artikel 2.3 Onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met de cliënt door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger en desgewenst familie en deskundigen, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren en de hulpvraag van de cliënt;

    • b.

      welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving;

    • c.

      welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving;

    • d.

      de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, algemeen gebruikelijke voorzieningen, mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en;

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    De cliënt dan wel diens vertegenwoordiger en de relevante huisgenoten in het kader van gebruikelijke hulp verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. Daarnaast verlenen zij medewerking aan het uitvoeren van het onderzoek.

  • 4.

    Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 5.

    Het college informeert de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 6.

    Als de hulpvraag voldoende bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel VIII  

Onder vernummering van artikel 2.5 naar 2.4, komt artikel 2.4 te luiden:

 

Artikel 2.4 Advisering

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag om maatschappelijke ondersteuning dit vereist.

Artikel IX  

Onder vernummering van artikel 2.6 naar 2.5, komt artikel 2.5 te luiden:

 

Artikel 2.5 Ondersteuningsplan

  • 1.

    Het college verstrekt de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een ondersteuningsplan met daarin een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van deze verordening.

  • 2.

    De cliënt tekent het ondersteuningsplan voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen vijf werkdagen wordt geretourneerd aan het college. De ondertekening van het ondersteuningsplan kan zowel met een fysieke handtekening als met een akkoord per e-mail plaatsvinden.

  • 3.

    Als de cliënt tekent voor gezien, dan kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is met de inhoud van het ondersteuningsplan.

  • 4.

    Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, dan kan hij dit aangeven in het door hem ondertekende ondersteuningsplan.

Artikel X  

Onder vernummering van artikel 2.7 naar 2.6, komt artikel 2.6 te luiden:

 

Artikel 2.6 Aanvraag

  • 1.

    Een cliënt of zijn vertegenwoordiger kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college kan een ondertekend ondersteuningsplan aanmerken als een aanvraag als de cliënt dat in het ondersteuningsplan heeft aangegeven.

  • 3.

    Het college kan een ondertekend gespreksverslag van het huisbezoek aanmerken als aanvraag indien de cliënt dat in het gespreksverslag heeft aangegeven.

  • 4.

    Voor het verlengen van een lopende maatwerkvoorziening is een mondelinge (telefonische) aanvraag mogelijk.

  • 5.

    Het college merkt een aanvraag en een daarbij behorend persoonlijk plan of verslag welke naar oordeel van het college verouderde informatie bevat, aan als melding.

ARTIKEL XI  

Onder vernummering van artikel 2.8 naar 2.7, wordt artikel 2.7 als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Onder vernummering van het eerste lid tot en met het vierde lid naar het tweede lid tot en met het vijfde lid wordt het eerste lid ingevoegd, luidende:

    • 1.

      Het college legt het besluit om wel of geen maatwerkvoorziening te verstrekken vast in een beschikking.

  • B.

    Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • C.

    Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

    • b.

      de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

  • D.

    Het vierde lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

  • E.

    Het vierde lid, onderdeel d, komt te luiden:

    • d.

      de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

ARTIKEL XII  

Artikel 3.1 komt te luiden:

 

Artikel 3.1 Algemene criteria

  • 1.

    Het college neemt het ondersteuningsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, als de cliënt naar het oordeel van het college de beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      voorzieningen op grond van aan andere wet.

  • 3.

    De maatwerkvoorziening, als bedoeld in het tweede lid, levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 4.

    Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, als de cliënt naar het oordeel van het college, de problemen niet kan verminderen of wegnemen door gebruikt te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      voorzieningen op grond van aan andere wet.

  • 5.

    De maatwerkvoorziening, als bedoeld in het vierde lid, levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

ARTIKEL XIII  

Onder vernummering van artikel 3.2 naar artikel 3.3 wordt artikel 3.2 ingevoegd, luidende:

 

Artikel 3.2 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst passende voorziening.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening wordt slechts verstrekt indien deze gezien de beperkingen van de cliënt, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.

  • 3.

    Er bestaat alleen een aanspraak op een maatwerkvoorziening indien:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was;

    • b.

      de noodzaak voor de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt;

    • c.

      de noodzaak tot ondersteuning niet is ontstaan als gevolg van omstandigheden die in de risicosfeer van de cliënt liggen.

  • 4.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt als:

    • a.

      de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft geaccepteerd of gerealiseerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • b.

      de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór de datum van het besluit heeft geaccepteerd of gerealiseerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven, tenzij:

    • a.

      de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

ARTIKEL XIV  

In artikel 3.3, derde lid, wordt “voorliggende voorzieningen” vervangen door “andere voorzieningen”.

ARTIKEL XV  

Artikel 4.2.1 wijzigt als volgt:

 

  • A.

    Onder vernummering van het derde tot en met het achtste lid naar het vierde tot en met negende lid wordt het derde lid ingevoegd, luidende:

    • 3.

      Indien het college het primaat verhuizen als bedoeld in het tweede lid oplegt, dan kan het college een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing verstrekken.

  • B.

    Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot en met het negende lid naar het vijfde tot en met het achtste lid.

  • C.

    Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste lid naar het zevende lid.

  • D.

    In het zevende lid, onderdeel e, wordt “maatwerkvoorziening” vervangen door “woonvoorziening”.

  • E.

    In het zevende lid, onderdeel f, wordt “voorzieningen” vervangen door “woonvoorzieningen”.

  • F.

    In het zevende lid worden de onderdelen h en i ingevoegd, luidende:

    • h.

      de woonvoorziening wordt aangevraagd ten behoeve van een tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, en bij niet zelfstandige woningen zoals bij kamerverhuur;

    • i.

      als de woonvoorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

ARTIKEL XVI  

Artikel 4.2.4 vervalt.

ARTIKEL XVII  

Artikel 4.3, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

 

  • c.

    het aanwezig zijn van gewassen en opgevouwen kleding;

ARTIKEL XVIII  

Artikel 4.5, onderdelen c en d, vervallen.

ARTIKEL XIX  

In artikel 4.6, onderdeel b, vervalt “/haar”.

ARTIKEL XX  

Artikel 4.8 wijzigt als volgt:

 

  • A.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

  • B.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      De centrumgemeente Delft is bevoegd tot het bepalen van de toegang en het nemen van besluiten ten behoeve van de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en opvang, conform het daartoe vastgesteld beleid van de centrumgemeente Delft, de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning en de daarop gebaseerde nadere regels en/of beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van deze centrumgemeente.

ARTIKEL XXI  

Artikel 4.9 wijzigt als volgt:

 

  • A.

    In het eerste lid, onderdeel b, wordt “van” vervangen door “tot het verlenen van”.

  • B.

    In het tweede lid, onderdeel c wordt “afspraak” vervangen door “aanspraak”.

  • C.

    In het derde lid vervalt “één etmaal per week, ten hoogste”.

ARTIKEL XXII  

Artikel 4.11 wijzigt als volgt:

 

In het tweede lid wordt “zoals collectief vervoer” vervangen door “, te weten een vervoerspas voor reizen met de Regiotaxi”.

ARTIKEL XXIII  

Artikel 6.1 wijzigt als volgt:

 

  • A.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Indien een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger wenst in te kopen door middel van een pgb, dan dient de cliënt daarvoor een ondertekend bestedingsplan in als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel c van deze verordening.

  • B.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Voor het pgb geldt het volgende:

      • a.

        het is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld bestedingsplan;

      • b.

        het wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woonvoorzieningen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

      • c.

        het bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende beschikbare maatwerkvoorziening in natura;

      • d.

        als de verstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop het hulpmiddel of de woonvoorziening technisch is afgeschreven, indien nodig rekening houdend met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

      • e.

        indien de kosten volgens het bestedingsplan van de cliënt hoger zijn, dan de kostprijs van de naar het oordeel van het college passende individuele voorziening in natura, dan is er de mogelijkheid dat de cliënt het verschil zelf bekostigt;

      • f.

        bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in het tweede lid onderdeel c, weegt het college mee of de diensten, hulpmiddelen, woonvoorzieningen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt;

      • g.

        de aan een pgb verbonden taken, als bedoeld in het tweede lid onderdeel a, worden niet uitgevoerd door een zorgverlener die tevens uitvoerder is van de ondersteuning of een financiële relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht.

  • C.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Het pgb mag niet worden besteed aan:

      • a.

        kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

      • b.

        kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

      • c.

        kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

      • d.

        kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering;

      • e.

        een vrij besteedbaar deel.

  • D.

    Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt het vijfde lid ingevoegd, luidende:

    • 5.

      Er bestaat geen recht op een pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent.

  • E.

    In het zesde lid vervalt achter “verstrekt” de komma en vervalt “, hulpmiddelen, woonvoorzieningen en andere maatregelen”.

ARTIKEL XXIV  

Artikel 6.2 wijzigt als volgt:

 

  • A.

    Onder vernummering van het eerste tot en met het derde lid naar tweede tot en met het vierde lid wordt het eerste lid ingevoegd, luidende:

    • 1.

      Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen professionele en niet-professionele ondersteuning.

  • B.

    In het tweede lid, onderdeel a, de derde opsomming, wordt na “aanbieders” ingevoegd “, beschikken over relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de betreffende taken”.

  • C.

    In het tweede lid, onderdeel a, de vijfde opsomming, wordt “bedoeld in 6.2, vierde lid, sub f, van de verordening” vervangen door “als bedoeld in artikel 4.7 en 4.9, tweede lid, van deze verordening”.

  • D.

    In het tweede lid, onderdeel b, de eerste opsomming, wordt “de verordening” vervangen door “deze verordening”.

  • E.

    In het tweede lid, onderdeel b, de derde opsomming, wordt na “gesteld” ingevoegd “, beschikt over relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken”.

  • F.

    In het tweede lid, onderdeel b, de vijfde opsomming, wordt “bedoeld in 6.2, vierde lid, sub f, van de verordening” vervangen door “als bedoeld in artikel 4.7 en 4.9, tweede lid, van deze verordening”.

  • G.

    In het tweede lid, onderdeel c, luiden de derde en vierde opsomming als volgt:

    • 3°.

      de hulpverlener voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een gecontracteerde aanbieder worden gesteld, beschikt over relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de betreffende taken en berekent een tarief dat marktconform is;

    • 4°.

      de hulpverlener geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant is van degene aan wie hij ondersteuning biedt; en

  • H.

    In het tweede lid, onderdeel c, de vijfde opsomming, wordt “bedoeld in 6.2, vierde lid, sub f, van de verordening” vervangen door “als bedoeld in artikel 4.7 en 4.9, tweede lid, van deze verordening”.

  • I.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Van niet-professionele ondersteuning is sprake indien:

      • a.

        ondersteuning geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in het tweede lid;

      • b.

        ondersteuning geboden wordt door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in het tweede lid, maar tot het sociaal netwerk van cliënt behoren.

ARTIKEL XXV  

Artikel 6.3 komt te luiden:

 

Artikel 6.3 Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van het pgb voor een hulpmiddel of woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van:

    • a.

      de kostprijs van de goedkoopst passende (tweedehands) voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als het hulpmiddel of de woonvoorziening in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, of

    • b.

      het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    De hoogte van het pgb voor ondersteuning bij een (gestructureerd) huishouden wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      niet-professionele ondersteuning door een persoon uit het sociaal netwerk of door een persoon die geen professionele ondersteuning biedt: op basis van een inclusief uurtarief dat is gebaseerd op het minimum uurloon of maximaal een inclusief uurtarief dat is gebaseerd op FWG 15, periodiek 5, van de cao VVT;

    • b.

      professionele ondersteuning door een zelfstandige zonder personeel: op basis van een inclusief uurtarief dat is gebaseerd op FWG 15, periodiek 5, van de cao VVT;

    • c.

      professionele ondersteuning door een organisatie: op basis van het laagste toepasselijke uurtarief dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder.

  • 3.

    De hoogte van het pgb voor ondersteuning bij zelfzorg, de thuisadministratie of het opbouwen of onderhouden van een sociaal netwerk wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      niet-professionele individuele ondersteuning door een persoon uit het sociaal netwerk of door een persoon die geen professionele ondersteuning biedt: op basis van een inclusief uurtarief dat is gebaseerd op FWG 15, periodiek 5, van de cao VVT of maximaal het in het artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg genoemde tarief voor een persoon uit het sociaal netwerk;

    • b.

      professionele (specialistische) ondersteuning door een zelfstandige zonder personeel: op basis van een inclusief uurtarief dat is gebaseerd op marktonderzoek naar het gemiddelde uurtarief voor deze vorm van ondersteuning;

    • c.

      professionele (specialistische) ondersteuning door een organisatie: op basis van het laagste toepasselijke uurtarief dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder.

  • 4.

    De hoogte van het pgb voor niet-professionele ondersteuning, als bedoeld in het tweede lid onderdeel a en het derde lid onderdeel a, wordt bepaald met inachtneming van de noodzakelijke deskundigheidsgraad, planbaarheid en onregelmatigheid van de hulp met betrekking tot de voor de cliënt vereiste ondersteuning.

  • 5.

    De hoogte van het pgb voor professionele ondersteuning bij dagbesteding wordt vastgesteld op basis van het laagste toepasselijke tarief per dagdeel dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder.

  • 6.

    De hoogte van het pgb voor professionele ondersteuning bij kortdurend verblijf wordt vastgesteld op basis van het laagste toepasselijke tarief per etmaal dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder.

  • 7.

    De hoogte van het pgb voor niet-professionele ondersteuning bij dagbesteding en kortdurend verblijf wordt per individueel geval vastgesteld op basis van de daarvoor geldende tarieven als bedoeld in het derde lid onderdeel a. Hierbij wordt uitgegaan van het aantal uren individuele begeleiding en/of persoonlijke verzorging dat per dagdeel dagbesteding of etmaal kortdurend verblijf noodzakelijk is. Het pgb bedraagt ten hoogste het pgb voor professionele ondersteuning als bedoeld in het vijfde en zesde lid.

  • 8.

    De hoogte van het pgb voor beschermd wonen wordt bepaald door de centrumgemeente Delft die voor het uitvoeren van de toegang tot beschermd wonen is gemandateerd.

  • 9.

    De hoogte van het pgb voor (rolstoel)vervoer van en naar de dagbesteding wordt vastgesteld op basis van het door de gemeente bepaalde reële tarief zoals opgenomen in de deelovereenkomst maatwerkbegeleiding, uitgaande van de dichtst bij de woning van de cliënt gelegen geschikte dagbestedingslocatie en rekening houdende met eventuele beperkingen van de cliënt.

  • 10.

    De hoogte van het pgb voor ondersteuning bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel wordt vastgesteld op basis van de kilometerprijs, berekend volgens de rekentool Grip op geld -wat kost een auto- van het Nibud uitgaande van de variabele kosten per maand voor een compacte klasse auto, vermenigvuldigd met het aantal benodigde kilometers, uitgaande van maximaal 2400 kilometer per jaar.

  • 11.

    Bij maatschappelijke ondersteuning die wordt verleend op grond van een verklaring wordt de hoogte van het pgb vastgesteld op basis van een tegemoetkoming per kalendermaand voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 2ab, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015.

  • 12.

    De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in het vorige lid wordt vastgesteld op 6 uur per kalendermaand niet-professionele ondersteuning op basis van een inclusief uurtarief dat is gebaseerd op FWG 15, periodiek 5, van de cao VVT, tenzij op grond van het bestedingsplan kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming.

ARTIKEL XXVI  

Onder vernummering van artikel 6.4 naar artikel 6.5 wordt artikel 6.4 ingevoegd, luidende:

 

Artikel 6.4 Financiële tegemoetkoming

Een cliënt komt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming als dit een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie en als het om één van de volgende voorzieningen gaat:

  • a.

    de kosten voor verhuizen. De hoogte is gebaseerd op marktonderzoek naar de kosten voor verhuizing.

ARTIKEL XXVII  

Artikel 6.5 komt te luiden:

 

Artikel 6.5 Vaststelling concrete bedragen van de tarieven

Het college stelt concrete bedragen van de tarieven voor het pgb en de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 6.3 en artikel 6.4, vast in nadere regels.

ARTIKEL XXVIII  

Artikel 7.1 wijzigt als volgt:

 

  • A.

    In het eerste lid wordt na “maatwerkvoorzienig” ingevoegd “in natura” en na “of” wordt ingevoegd “een”.

  • B.

    In het vierde lid wordt “De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of een pgb en voor bij verordening aangewezen algemene voorzieningen” vervangen door “De bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura, een pgb en een bij verordening aangewezen algemene voorziening”.

  • C.

    In het vijfde lid, onderdelen a tot en met c vervalt “bruto”.

  • D.

    In het vijfde lid, onderdeel d, wordt na “maatwerkvoorziening” ingevoegd “in natura”.

  • E.

    Het zesde lid komt te luiden:

    • 6.

      In afwijking van het vierde lid wordt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening collectief vervoer met de Regiotaxi, als bedoeld in artikel 4.11 van deze verordening, als volgt vastgesteld:

      • a.

        voor gebruik van het collectief vervoer is de cliënt per rit een opstaptarief en per gereden kilometer een ritbijdrage verschuldigd. Het opstaptarief en de ritbijdrage per gereden kilometer worden door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag jaarlijks vastgesteld;

      • b.

        de bedragen van het opstaptarief en ritbijdrage per gereden kilometer worden opgenomen in de nadere regels.

ARTIKEL XXIX  

Artikel 7.2 wijzigt als volgt:

 

Onder vernummering van het tweede en derde lid naar het vijfde en zesde lid wordt het tweede tot en met het vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 2.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van de volgende algemene voorzieningen:

    • a.

      collectief vervoer met de Regiotaxi zonder Wmo-vervoerspas;

    • b.

      voucher huishoudelijke hulp.

  • 3.

    De bijdragen als bedoeld in het tweede lid worden vermeld in de nadere regels.

  • 4.

    De bijdragen voor de kosten van algemene voorzieningen worden geïnd door de organisatie die de algemene voorziening levert.

ARTIKEL XXX  

Artikel 9.2 wijzigt als volgt:

 

In het zesde lid, worden de onderdelen b en c samengevoegd tot onderdeel b, luidende:

 

  • b.

    de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

    • 1°.

      aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

    • 2°.

      instructie over het gebruik van de voorziening;

    • 3°.

      onderhoud van de voorziening, en

    • 4°.

      verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. kernteams).

ARTIKEL XXXI  

In artikel 10.3 wordt “via het Bureau Mantelzorgondersteuning” vervangen door “via het SBJ Samen Sterk”.

ARTIKEL XXXII  

Artikel 11.3 vervalt, onder vernummering van artikel 11.4 en 11.5 tot artikel 11.3 en 11.4.

ARTIKEL XXXIII  

Artikel 11.3 wijzigt als volgt:

 

  • A.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor 1 februari 2023 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de vijfde wijziging van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de vierde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2018.

  • B.

    In het tweede en derde lid wordt “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2015” vervangen door “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2018”.

ARTIKEL XXXV  

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tot vijfde wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2018.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 26 januari 2023.

Arjen van der Lugt

griffier

Björn Lugthart

voorzitter

Naar boven