Regeling briefadres gemeente Opmeer 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer,

 

gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP), de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP), artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);

 

overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de registratie van briefadressen in de basisregistratie personen (BRP), om deze op een rechtmatige manier toe te kennen en te voorkomen dat personen niet zijn geregistreerd als ingezetene in de BRP;

 

besluit vast te stellen:

 

Regeling briefadres gemeente Opmeer 2023

Artikel 1 Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    briefadres: adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen (artikel 1.1, onder p, Wet BRP) en waar, indien het post van de overheid betreft, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken (artikel 2.45, lid 3 Wet BRP);

  • b.

    briefadresgever: de ingezetene in de Basisregistratie Personen of rechtspersoon bij wie het briefadres wordt gehouden (artikel 1.1, onder r Wet BRP);

  • c.

    briefadreshouder: de ingezetene in de Basisregistratie Personen die een briefadres houdt;

  • d.

    gezinshuishouden:

    • 1.

      twee personen die volgens de Basisregistratie Personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

    • 2.

      twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);

    • 3.

      een alleenstaande ouder met kind(eren).

  • e.

    het woonadres:

    • 1.

      het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;

    • 2.

      het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten;

      (artikel 1.1, onder o, Wet BRP)

Artikel 2 Redenen briefadres

Redenen voor een briefadres zijn:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

    • a.

      dak- of thuisloosheid;

    • b.

      korte overbrugging tussen twee woonadressen;

    • c.

      de uitoefening van een ambulant beroep;

    • d.

      kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd;

    • e.

      korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;

    • f.

      het behoren tot een kwetsbare groep, zoals verwarde personen;

    • g.

      langdurig vermiste persoon.

  • 2.

    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen);

  • 3.

    verblijf in een instelling die door de minister is aangewezen op grond van artikel 2.40, lid 3, van de Wet BRP:

    • a.

      instellingen voor gezondheidszorg;

    • b.

      instellingen op het gebied van de kinderbescherming;

    • c.

      penitentiaire inrichtingen.

  • 4.

    verblijf in een instelling die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen waarin beschermd wonen of opvang wordt verstrekt als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.41 van de Wet BRP);

  • 6.

    het voorkomen van schrijnende situaties, waarbij inzet of voortzetting van hulpverlening noodzakelijk is, onder voorwaarden dat:

    • a.

      er sprake is van één of meer sociaal-maatschappelijke problemen;

    • b.

      de maatwerkoplossing er op gericht is om de persoon de kans te geven zijn leven ‘weer op de rit’ te krijgen, en

    • c.

      de persoon instemt met of al voldoet aan de voorwaarden van het hulpverleningstraject.

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1.

    De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

  • 2.
    • a.

      De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres de in het derde lid genoemde benodigde stukken te overleggen. Op verzoek verschijnt hij bij de aangifte aan de balie, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet kan worden verlangd.

    • b.

      Voor zover een in Bijlage 3 genoemde ‘Reden briefadres’ van toepassing is, is de aangever bij de aangifte tot briefadres verplicht om ook de in Bijlage 3 genoemde van bewijsstukken te overleggen.

  • 3.

    Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid onder a wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een geldig identiteitsbewijs van de aanvrager;

    • b.

      de schriftelijke verklaring van de aanvrager met reden voor de aangifte en te verwachte periode dat het briefadres noodzakelijk is;

    • c.

      een geldig identiteitsbewijs of een kopie hiervan en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever. Op verzoek verschijnt ook de briefadresgever aan de balie, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet kan worden verlangd;

    • d.

      Een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, wanneer een briefadres wordt gekozen op grond van artikel 2, eerste en tweede lid.

  • 4.

    Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 4, is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is.

  • 5.

    Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1 onder f en g, dient de noodzakelijkheid te blijken uit een onderliggend dossier.

  • 6.

    Ter voorkoming van (woon-)fraude en het misbruik maken van personen die zich in een afhankelijke of anderszins kwetsbare positie bevinden, wordt nadrukkelijk toegezien op een correcte naleving van de bepalingen van de Wet BRP in het geval dat de briefadresgever aan meer personen dan gebruikelijk toestemming geeft voor het houden van briefadres. Gebruikelijk wordt in dit verband gezien als maximaal aan twee gezinshuishoudens, aan twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande.

  • 7.

    Lid 6 van dit artikel is niet van toepassing indien de briefadresgever het college van burgemeester en wethouders betreft of een door dit college aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet BRP.

  • 8.

    Als het college van burgemeester en wethouders als briefadresgever optreedt, zoals benoemd in artikel 3, lid 7, dan mogen er aanvullende afspraken worden gemaakt met de briefadreshouder. Het niet nakomen van deze afspraken door briefadreshouder is echter op zichzelf geen grond om het briefadres te beëindigen.

Artikel 4 Briefadres op het adres van de gemeente

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt ambtshalve een briefadres in de BRP op voor alle mensen die rechtmatig in de gemeente Opmeer verblijven, geen woonadres hebben en die geen aangifte doen van een briefadres.

  • 2.

    Wanneer iemand geen briefadres kan krijgen bij particulieren maar op grond van deze regeling in aanmerking komt voor een briefadres, wordt diegene ingeschreven op het aangewezen briefadres door het college van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst één of meerdere rechtspersonen aan om als gemeentelijk briefadresgever op te treden, zoals bedoeld in artikel 2.23, lid 3 van de Wet BRP.

Artikel 5 Volledige aangifte

  • 1.

    De aangifte is volledig indien aan de voorwaarde van artikel 3, lid 1 is voldaan en alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 en 3 zijn ingeleverd.

  • 2.

    Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aangifte niet binnen de in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aangever, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

  • 4.

    Indien de aangifte niet binnen veertien dagen aangevuld wordt of uitstel gevraagd wordt, wordt aan de aangifte geen gevolg gegeven.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft, tenzij hij in de situatie verkeert zoals beschreven in artikel 2, lid 1 onder f en lid 5;

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft;

  • c.

    de aangever beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft;

  • d.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • e.

    het briefadres een adres betreft, waarop al aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of een alleenstaande en een gezinshuishouden een briefadres is verleend met inachtneming van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 3, lid 7.

Artikel 7 Termijn briefadres

  • 1.

    Als een briefadres wordt aangevraagd wegens tijdelijk verblijf in het buitenland (artikel 2, lid 1 sub d.) of een varend beroep (artikel 2, lid 1 sub e.) mag een briefadres worden gekozen voor de duur van de periode dat de aangever buiten Nederland zal verblijven.

  • 2.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1 sub g (langdurig vermiste personen) kan een briefadres worden gekozen voor de duur van de vermissing.

  • 3.

    Als een briefadres wordt aangevraagd wegens verblijf in een instelling (artikel 2, lid 2 en 3) kan een briefadres worden gekozen voor de duur van het verblijf in de instelling.

  • 4.

    Als een briefadres wordt aangevraagd om veiligheidsredenen (artikel 2, lid 4) mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk vindt.

  • 5.

    Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste lid geen aangifte heeft gedaan van een woonadres, wordt door de aangever een verzoek ingediend om het briefadres te verlengen.

  • 6.

    De aanvraag voor de verlenging van een briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 tot en met 6.

  • 7.

    Wanneer degene op wie het briefadres betrekking heeft, een ander adres krijgt, is hij verplicht om in de periode tussen vier weken voor de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na de verhuisdatum, hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

Artikel 8 Controle en toetsingskader terechte inschrijving

Voordat de termijn van het briefadres verstrijkt (zie controletermijnen in bijlage 2) wordt de woonsituatie van de briefadreshouder onderzocht. Als hier aanleiding voor is, kan dit ook tussentijds plaatsvinden. Het onderzoek houdt in:

  • 1.

    Zowel met de briefadreshouder als briefadresgever wordt contact opgenomen.

  • 2.

    Het opnieuw toesturen van de vragenlijst briefadres en/of op verzoek van het college van burgemeester en wethouders in persoon te verschijnen om inlichtingen te verstrekken die van belang zijn van de registratie van het briefadres.

  • 3.

    De ingevulde vragenlijst/verstrekte informatie wordt beoordeeld naar het bepaalde in deze regeling.

  • 4.

    Blijkt dat betrokkene geen recht meer heeft op het bestaande briefadres, dan wordt hij opgeroepen om aangifte te doen van adreswijziging.

  • 5.

    Reageert betrokkene niet op de oproep om inlichtingen te geven, aangifte van verhuizing te doen of bestaan er twijfels over de ontvangen gegevens, dan wordt een adresonderzoek gestart.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, dan kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling. Van onbillijkheid kan sprake zijn als het strikt vasthouden aan deze regeling als onredelijk kan worden aangemerkt of als er onevenredige schade zou ontstaan.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij bekend is gemaakt en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres gemeente Opmeer 2023.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 22 augustus 2023.

de secretaris,

M. Winder

de burgemeester,

G.J. van den Hengel

Bijlage 1 Toelichting op de Regeling briefadres gemeente Opmeer 2022

De regeling briefadres heeft als doel om het misbruik van briefadressen in de BRP tegen te gaan en daarnaast briefadressen in de BRP mogelijk te maken voor kwetsbare burgers.

 

In het verleden kwam het regelmatig voor dat briefadresinschrijvingen onterecht werden gedaan. Voor sommige mensen bleek het erg handig te zijn om niet op hun woonadres ingeschreven te worden maar op een ander adres wat dan als kenmerk ‘briefadres’ had. Er ontstonden commerciële aanbieders van briefadressen. Om een wildgroei aan briefadresinschrijvingen te voorkomen, heeft de vakvereniging van burgerzaken, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) besloten haar leden te adviseren om voor briefadressen beleid vast te stellen. Met deze regeling briefadres worden handvatten gegeven om dit beleid vorm te geven.

 

De regeling is niet bedoeld om op basis hiervan personen niet in te schrijven in de BRP. Immers, iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, moet in beginsel worden ingeschreven in de BRP als ingezetene. Wanneer de gemeente de inschrijving toch weigert, doet zij dat slechts op basis van de Wet BRP.

 

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2022 verplicht om ambtshalve een briefadres in de BRP te registreren wanneer iemand rechtmatig in de gemeente verblijft en niet beschikt over een woonadres. Wanneer iemand niet beschikt over een woonadres en er is geen verwachting dat zij zelf aangifte van een briefadres zal doen, vanwege uiteenlopende redenen, dan moet de gemeente besluiten om voor die burger een briefadres te registreren. Zie verder artikel 2.23 wet BRP.

 

Hieronder volgt de artikelsgewijze toelichting op de regeling briefadres.

 

Toelichting artikel 1, sub d, onder 3:

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:

  • -

    een ongehuwd ouder, zonder geregistreerd partnerschap,

  • -

    een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd,

  • -

    een gehuwd ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of

  • -

    een ouder met een geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner.

Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres.

Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de PL naar de RNI vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub f:

Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk.

Waar nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op het gemeentelijke briefadres.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub g:

Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:

  • 1.

    tegen redelijke verwachting in afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke en/of veilig geachte omgeving,

  • 2.

    waarvan de verblijfplaats van de persoon onbekend is, en

  • 3.

    het in diens belang is dat de verblijfplaats wordt vastgesteld.

Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.

 

Toelichting artikel 2, lid 2:

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen of vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

 

Toelichting artikel 2, lid 3:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 Wet BRP, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden. Het college van burgemeester en wethouders is eveneens bevoegd op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

 

Toelichting artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

 

Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:

Op grond van artikel 2.45 lid 2 van de wet BRP dient bij de aangifte een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf en een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen. De vragenlijst briefadres is bij het aangifteformulier toegevoegd.

 

Toelichting artikel 3, lid 4:

Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is, dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken terecht komt via de interne kanalen van de gemeente.

 

Toelichting artikel 3, lid 6 en 7:

Maximaal twee briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.

Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan worden uitgeweken naar de hardheidsclausule van artikel 9.

Als de gemeente zelf of een instelling voor maatschappelijke opvang als briefadresgever optreedt, is de bepaling die lid 6 vermeldt, niet van toepassing.

 

Toelichting artikel 3, lid 8:

Als de gemeente zelf als briefadresgever optreedt is de gemeente bevoegd om daarover afspraken te maken met de briefadreshouder. Dit wordt door het Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) zelfs aanbevolen. Bijvoorbeeld over het ophalen van de post en het verstrekken van inlichtingen over de verblijfplaats. Zo kan een gemeente in contact blijven met de briefadreshouder. Het niet nakomen van deze afspraken is echter op zichzelf geen grond voor uitschrijving (Vertrokken Onbekend Waarheen), dat kan pas als betrokkene onvindbaar is.

 

Als een briefadreshouder zich niet aan de afspraken houdt, is het belangrijk dat de gemeente nagaat wat hiervan de oorzaak is. De afdeling burgerzaken moet zelf het initiatief hiervoor nemen en onderzoek doen. Maatwerk en samenwerking met collega’s van andere afdelingen/domeinen is belangrijk. Niet alleen intern, maar ook extern (bijvoorbeeld familie, instellingen, politie, woningbouwcorporaties, Leger des Heils).

 

Toelichting artikel 4:

Vanaf 1 januari 2022 is het college van burgemeester en wethouders verplicht iemand ambtshalve in te schrijven op een briefadres, wanneer iemand rechtmatig in de gemeente verblijft en niet beschikt over een woonadres. De verplichting tot ambtshalve inschrijving van het college gaat in op het moment dat het college kennis krijgt van de situatie die tot het ambtshalve handelen noopt. Zodra het college kennis krijgt van een dergelijke situatie en de persoon doet geen aangifte van een briefadres, dan moet het college overgaan tot ambtshalve inschrijving op het aangewezen briefadres van de gemeente. Wanneer iemand in aanmerking komt voor een briefadres, maar deze niet kan verkrijgen via familie of vrienden, dan moet het college medewerking verlenen om betrokkene in te schrijven op het gemeentelijke briefadres.

 

Toelichting artikel 5:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.

Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadres geen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet BRP. Hiertegen is bezwaar mogelijk.

Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

 

Toelichting artikel 6:

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.

 

In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (art 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid 1 onder f), dan zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.

 

Het is toegestaan om een briefadres bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP.

 

Toelichting artikel 6 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook het adres,

  • a.

    indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of

  • b.

    het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten.

In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres.

Uitzondering wordt gemaakt voor zogenaamde verwarde personen en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven.

 

Het permanent bewonen van een recreatiewoning wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen. Er wordt namelijk niet voldaan aan artikel 6 onder a van deze regeling.

 

Toelichting artikel 6 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering, namelijk in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.

 

Toelichting artikel 7:

Er mag volgens de Wet BRP geen termijn aan de duur van een briefadres worden gesteld, tenzij het een briefadres betreft wegens tijdelijk verblijf in het buitenland, zoals vermeld in het eerste lid van dit artikel.

 

Wel kunnen er afspraken worden gemaakt met de briefadreshouder, o.a. over een controletermijn, contactmomenten en bereikbaarheid. De controletermijnen zijn opgenomen in bijlage 2.

 

Voorbeelden van afspraken:

 

  • Betrokkene moet bereikbaar zijn;

  • Betrokkene moet wekelijks of tweewekelijks de post ophalen;

  • Betrokkene moet desgevraagd in persoon inlichtingen verstrekken over zijn woonsituatie;

  • Betrokkene moet aangifte van verhuizing doen als hij beschikt over een woonadres;

  • Als er tussentijds een wijziging optreedt in de woonsituatie dan wordt de gemeente ingelicht;

  • Uitgangspunt is inschrijving voor een beperkte periode. Na deze periode wordt geëvalueerd.

Er mag geen misbruik worden gemaakt van het briefadres.

 

Toelichting artikel 8:

De gemeente moet periodiek controleren of de betrokken persoon nog terecht is ingeschreven met een briefadres. Om misbruik te voorkomen en de kwaliteit van de BRP te waarborgen, moeten er tussentijds controle c.q. contactmomenten zijn. Hoe frequent er contactmomenten zijn, hangt af van de situatie. Een leidraad hiervoor is opgenomen in bijlage 2.

 

Toelichting artikel 9:

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling. Individuele omstandigheden kunnen ertoe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen.

 

Een voorbeeld van een gerechtvaardigde afwijking is het geven van meer dan twee briefadressen bij een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden.

 

Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform de circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet Basisregistratie Personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.

 

Toelichting artikel 10:

 

Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze regeling. De regeling werkt terug vanaf 1 januari 2022, omdat vanaf die datum de wet BRP is gewijzigd met de bepaling in artikel 2.23 Wet BRP, dat aangeeft dat het college van burgemeester en wethouders verplicht is om iemand ambtshalve in te schrijven op een briefadres, wanneer iemand hiervoor in aanmerking komt, en verzuimt aangifte te doen van een briefadres.

Bijlage 2  

Aan de duur van een briefadres mogen in principe geen termijnen worden verbonden, met uitzondering van de termijnen die zijn opgenomen in artikel 7.

 

Met ingang van de inwerkingtreding van deze regeling briefadres gelden de termijnen, zoals hieronder in de tabel aangegeven, wanneer er een controle op de rechtmatigheid van het briefadres wordt uitgevoerd. In het werkproces kunnen, als daar aanleiding voor is, ook kortere perioden worden gehanteerd. Voor het aflopen van de termijn, of eerder indien nodig, wordt een controle uitgevoerd.

 

Reden briefadres:

Termijn:

Verblijf in het buitenland

8 maanden

Vaart beroepsmatig op schip in internationale wateren onder Nederlandse vlaag en heeft geen woonadres

2 jaar

Dak- of thuisloos

6 maanden

Expats/kennismigranten

6 maanden

Korte overbrugging tussen twee woonadressen

6 maanden

Een recente echtscheiding of breuk in een langdurige relatie

6 maanden

Een recente ontruiming uit de woning, waar de aanvrager stond ingeschreven

6 maanden

De uitoefening van een ambulant beroep

1 jaar

Het behoren tot een kwetsbare groep personen

6 maanden

Langdurig vermist persoon

1 jaar

Verblijf in instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen)

1 jaar

Verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40, lid 3 en 4 Wet BRP

Voor de duur dat de inwoner in de instelling verblijft.

Verblijf op een adres, waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.421 Wet BRP)

Voor de duur dat de burgemeester dat nodig acht.

Overige gevallen (hardheidsclausule)

3 maanden

Bijlage 3 Bewijsstukken

 

Reden briefadres

Bewijsstukken (indien nodig kunnen aanvullende stukken worden gevraagd)

Verblijf in het buitenland

  • Tickets met datum heen- en terugreis

  • Visa

  • Contracten werkgever met periode van uitzending

  • Studieverklaring van de onderwijsinstelling in het buitenland met looptijd van de stage of studie

  • Huurovereenkomst woonruimte buitenland

  • Bankafschriften of andere bewijsstukken waaruit blijkt dat men in het buitenland verbleef

Vaart beroepsmatig op schip in internationale wateren onder Nederlandse vlag en heeft geen woonadres

  • Arbeidsovereenkomst

  • Verklaring werkgever

  • Monsterboekje

Internationale vrachtwagenchauffeur

  • Arbeidsovereenkomst

  • Verklaring werkgever

Dak- of thuisloos

  • Eigen verklaring met verschillende slaapadressen, gespecificeerd met aantal dagen per week

  • Bewijsstukken, waaruit blijkt dat er actief wordt gezocht naar woonruimte

Recente echtscheiding of relatiebreuk

  • Documenten waaruit blijkt dat men bezig met het aanvragen van een echtscheiding wanneer de echtscheiding nog niet is verwerkt in de BRP

  • Bewijsstukken, waaruit blijkt dat er actief wordt gezocht naar woonruimte

Ontruiming van woning, waar de aanvrager was ingeschreven

  • Bevel van ontruiming

  • Opzegging huurovereenkomst

  • Ontbinding huurovereenkomst en:

  • Bewijsstukken, waaruit blijkt dat er actief wordt gezocht naar woonruimte.

Ambulant beroep

  • Arbeidsovereenkomst, evt. recente loonstroken

Kwetsbare groepen

  • Contact met hulpverlening

Vermiste personen

  • Onderliggend dossier

Verblijf in instelling voor mannen of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen

  • Toestemming van de instelling

Verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40, lid 3 en 4 Wet BRP1

  • Verklaring van hoofd instelling

Verblijf op een adres, waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.41 Wet BRP

  • Verklaring van de burgemeester

Hardheidsclausule

  • Bewijzen, nader te bepalen door de beoordelende instantie, afhankelijk van de situatie.

 

Naar boven