Gemeenteblad van Gorinchem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gorinchem | Gemeenteblad 2023, 476252 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gorinchem | Gemeenteblad 2023, 476252 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Afvalstoffenverordening gemeente Gorinchem 2024
De raad van de gemeente Gorinchem gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 juli 2023;
gelet op de artikelen 10.23, eerste lid, 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26, eerste lid van de Wet milieubeheer;
rekening houdend met het beleidsplan Aanpak ‘Van afval- naar grondstofinzameling’ (VANG) en de wijziging hierop zoals verwoord in de Strategienota ‘Samen voor een afvalvrije en schone gemeente’;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt mede verstaan onder:
Zwerfafval: huishoudelijk afval van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes, blikjes, verpakkingsmateriaal en etenswaren, dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet bestemd voor zijn, of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op die plaatsen is terechtgekomen.
Hoofdstuk 2. INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN
Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Artikel 8. Gescheiden aanbieding
In afwijking van het eerste lid is het verboden de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen waarvoor geen gescheiden inzameling geldt als bedoeld in artikel 7 anders aan te bieden dan afzonderlijk of gezamenlijk met de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, genoemd in artikel 7, derde lid.
Artikel 9: Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door burgemeester en wethouders daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.
Hoofdstuk 3. BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen op grond van artikel 3, in gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens Verordening Afvalstoffenheffing gemeente Gorinchem verschuldigde heffing is voldaan.
Hoofdstuk 4. ZWERFAFVAL EN OVERIGE
Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, of diens opdrachtgever, zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 18. Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.
Hoofdstuk 4a. Kadavers van gezelschapsdieren
Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren
Het vierde lid is niet van toepassing op het kadaver dat wordt begraven op een terrein dat ter beschikking staat van de houder van het kadaver of dat uiterlijk de eerste werkdag na overlijden wordt afgegeven aan een ondernemer die is erkend op grond van artikel 24, eerste lid, onder b, c of d, van de Verordening 1069/2009/EG.
Hoofdstuk 6. Overgangs-en slotbepaling
Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht
Op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt deze verordening gewijzigd als volgt:
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van datum 28 september 2023
de griffier,
de voorzitter,
Bijlage 1 Was-wordt-tabel Wijziging Verordening Fysieke leefomgeving 2021
Hoofdstuk 1 onder 1.3 Reikwijdte. Tekst wordt als volgt deels gewijzigd:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels wordt als volgt deels gewijzigd:
Hoofdstuk 2 onder 3. bodem, milieu en natuur: tekst wordt als volgt deels gewijzigd:
Artikel 3.1.1 voorkomen van diffuse milieuverontreinigingen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.1.2 Achterlaten van straatafval wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.1.3 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.1.3 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen
|
Artikel 3.1.3 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen |
Artikel 3.1.4 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren wordt als volgt gewijzigd:
3.1.5 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.1.6 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden wordt als volgt gewijzigd:
3.1.6 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden |
3.1.6 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden |
Artikel 3.2.1 Verbod opslag van afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3.3.1 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 10.1.1 lid 3 Toezichthouders wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 11.1.1 lid 3 Strafbepaling wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 12.1.3 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningen en regels wordt als volgt gewijzigd:
12.1.3 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningen en regels |
12.1.3 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningen en regels |
Artikel 12.1.4 Overgangsrecht wordt als volgt deels gewijzigd:
Deze verordening dient het belang van de bescherming van het milieu, met inbegrip van een doelmatig afvalstoffenbeheer. Het belang daarvan neemt toe omdat tegenwoordig anders naar afval wordt gekeken dan in het verleden. Afval wordt steeds meer benaderd als grondstof. In een meer circulaire economie is afval van waarde. Dat betekent duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, zuiniger zijn op grondstoffen, voorwerpen langer en opnieuw gebruiken en optimalere reststromen. Afvalscheiding en inzameling is daarbij van wezenlijk belang.
Gemeenten werken mee in het Programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) om te komen tot een vermindering van het restafval per persoon per jaar en om een verbetering te bereiken van de kwaliteit van afvalscheiding en inzameling. Deze verordening moderniseert de regels van de gemeente op dit terrein.
2. Hoofdlijnen van de verordening
Scheiden van afvalstromen begint bij huishoudens (huishoudelijke afvalstoffen) en bedrijven (kantoren, winkels, dienstverleners) waar die afvalstoffen ontstaan – of waar die in de openbare ruimte terechtkomen. De verordening bevat regels over huishoudelijk afval, bedrijfsafval en afval in de openbare ruimte.
Wat betreft huishoudelijke afvalstoffen heeft het gemeentebestuur de wettelijke taak om te zorgen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door middel van de inzameldienst die daartoe in deze verordening is aangewezen. Bij de uitvoering van deze taak wordt de gemeente in de praktijk in toenemende mate ondersteund door het initiatief van andere inzamelaars zoals scholen, ideële instellingen of anderen die bijvoorbeeld papier, glas of andere bestanddelen van het huishoudelijk afval verzamelen voor inzameling. Deze verordening regelt de aanwijzing van de inzameldienst en van andere inzamelaars en bepaalt welke bestanddelen gescheiden moeten worden aangeboden en dus ook gescheiden moeten worden ingezameld.
Wat betreft bedrijfsafvalstoffen is de afvalscheiding door kantoren, winkels en diensten (hierna: KWD) binnen de gemeente van belang. De inzameling van dergelijk bedrijfsafval kan plaatsvinden door de inzameldienst maar ook door anderen. Het beheer van bedrijfsafvalstoffen is in belangrijke mate op Rijksniveau geregeld door de Wet milieubeheer (hierna: Wm) en daarop gebaseerde centrale regelgeving. Deze verordening bevat enkele aanvullende regels die van belang zijn indien de inzameling van de inzameldienst aan de orde is of die de wijze van aanbieding van bedrijfsafvalstoffen in de openbare ruimte betreffen.
Wat betreft het afval in de openbare ruimte is het belang van het voorkomen van zwerfafval van belang. Zwerfafval ontstaat niet alleen door illegale dumping maar kan ook ontstaan uit huishoudelijk afval, bijvoorbeeld als dat verkeerd is aangeboden of als ter inzameling gereedstaand huishoudelijk afval is doorzocht of omgeschopt. Zwerfafval komt ook in de openbare ruimte terecht via het publiek rondom winkels, eet- en drinkgelegenheden, evenementen of reclame- en promotiecampagnes. De verordening bevat regels voor het bestrijden van zwerfafval.
De verordening geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 10.23 van de Wm, waarin de gemeenteraad wordt opgedragen om in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels over het zwerfafval houden verband met de regels van de APV voor de openbare ruimte maar zijn vanwege de samenhang met het onderwerp van de Afvalstoffenverordening opgenomen in deze verordening.
Het gemeentelijke Afvalstoffenbeleidsplan
Het plan gaat uit van een nieuwe inzamelwijze waarmee de gemeente milieuwinst wil bereiken door hergebruik van grondstoffen en een vermindering van de hoeveelheid restafval. Het bovenliggende doel is om op landelijk niveau in 2050 een circulaire samenleving te hebben.
In het belang van de eenvoud maakt deze verordening slechts in beperkte mate gebruik van begripsbepalingen. Ten eerste zijn geen definities van begrippen gegeven als deze begrippen al op grond van artikel 1.1 van de Wm zijn gedefinieerd. Deze begrippen gelden al onverkort voor de toepassing van deze verordening. Er zijn daarom niet opnieuw definities voor in de verordening opgenomen. Voorbeelden van in de wet gedefinieerde begrippen die ook in deze verordening worden gebruikt zijn afvalstoffen, huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.
Ter bevordering van de leesbaarheid zijn in deze verordening echter wel enkele begripsbepalingen opgenomen, waaronder ‘ter inzameling aanbieden’, ‘zwerfafval’ en ‘inzamelmiddel’. In aanvulling op het begrip ‘inzamelen’ geldt de onderstaande aanvulling.
Wat betreft de huishoudelijke afvalstoffen regelt deze verordening, enerzijds, dat de inzameling slechts kan geschieden door aangewezen inzameldiensten en, anderzijds, dat door gebruikers van de percelen waar huishoudelijke afvalstoffen ontstaan, deze afvalstoffen slechts mogen worden overgedragen of aangeboden ter inzameling aan deze inzameldienst of overdragen aan inzamelaars, of achterlaten op een daartoe ter beschikking gestelde plek. Inzameling of het aanbieden ter inzameling door of aan anderen dan deze personen is verboden. De verordening regelt eveneens op welke wijze dat plaats dient te vinden. Er zijn regels over gescheiden inzameling van afzonderlijke bestanddelen van afval zoals bioafval (voorheen GFT afval) of papier en karton en over de middelen waarmee dat dient te gebeuren. In schema is de terminologie van artikel 10.24 van de Wm en artikel 1.1 van de Wm dus als volgt gebruikt t.a.v. de huishoudelijke afvalstoffen:
Ter inzameling aanbieden (al dan niet via inzamelmiddelen of inzamelvoorzieningen) |
Inzameling (via de betreffende middelen of voorzieningen) door de inzameldienst |
Uitvoeringsbesluit van burgemeester en wethouders
De verordening delegeert de bevoegdheid tot het stellen van regels aan burgemeester en wethouders over de volgende onderwerpen:
Daarnaast is sprake van nadere besluitvorming door burgemeester en wethouders die strikt genomen geen algemeen verbindende voorschriften inhouden maar die samen met de hiervoor genoemde regels opgenomen kunnen worden in het Uitvoeringsbesluit van burgemeester en wethouders. Deze besluitvorming gaat over:
Het begrip perceel is omwille van de leesbaarheid opgenomen met een vaste toevoeging die bij het gebruik van dit begrip in de verordening telkens moet worden meegelezen. Het gaat immers telkens om percelen waar huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Deze toevoeging is opgenomen in verband met de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm, waarin sprake is van de zorg van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen “bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan”. Wat onder perceel moet worden verstaan kan niet goed op het niveau van deze verordening worden vastgesteld. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27597, BNB 1991/333, is een perceel een plaats waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld binnen een particuliere huishouding kunnen ontstaan. Slechts dan is geen sprake van een perceel, indien het gaat om een gedeelte van een onroerende (of roerende) zaak dat blijkens indeling en inrichting niet is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Dit zal telkens naar de feiten en het spraakgebruik bepaald moeten worden. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1773) kon ook een woonruimte in een zorgcentrum een particuliere huishouding zijn waar geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan (zie voor de feiten Gerechtshof Den Haag 19 augustus 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2862).
In dit artikel is het met de verordening te dienen doel vermeld. Deze volgt uit de wettelijke grondslag van de verordening. De toepassing van bevoegdheden op basis van deze verordening zullen derhalve telkens in dat kader moeten plaatsvinden. Doelmatig afvalstoffenbeheer is onderdeel van de bescherming van het milieu. Het begrip afvalstoffenbeheer is gedefinieerd in de Kaderrichtlijn afvalstoffen als volgt: inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars.
Artikel 3. Aanwijzing van de inzameldienst
In het eerste lid wordt de Reinigingsdienst Waardlanden aangewezen als inzameldienst die is belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. De zorg voor deze inzameling berust ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wm op de gemeenteraad en burgemeesters en wethouders. De aangewezen inzameldienst zal aan die zorg praktische uitvoering geven.
In het tweede lid wordt een grondslag gegeven voor burgemeester en wethouders om nadere regels te stellen over het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Artikel 4. Regulering van andere inzamelaars
Dit artikel regelt de mate waarin het voor anderen dan de inzameldienst mogelijk is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. In beginsel is dit verboden. Er zijn echter drie categorieën van andere inzamelaars dan de inzameldienst, die bepaalde bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen mogen inzamelen.
Ten eerste als een inzamelaar is aangewezen. Het gaat dan om een beschikking, waaraan op grond van het tweede lid voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden. Een aanwijzing wordt niet van rechtswege verleend als sprake zou zijn van niet tijdig beslissen.
Ten tweede kunnen burgemeester en wethouders bepaalde personen of organisaties vrijstellen bij nadere regels. In het eerste lid, onder b, is mogelijk gemaakt dat er met generieke vrijstellingen kan worden gewerkt voor bijvoorbeeld scholen die papier inzamelen of voor andere organisaties of personen die bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen inzamelen als inzamelaar.
Ten derde zijn er producenten van bijvoorbeeld witgoed voor wie op grond van de Wm in algemene maatregelen van bestuur verplichtingen bestaan tot inname van afgedankte producten. Het gaat dan om de producentenverantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend kan daarvoor geen verbod gelden.
De aanwijzing van inzamelaars verschilt qua karakter van de aanwijzing van de inzameldienst. Het gaat bij de inzamelaars om personen of organisaties die om verschillende redenen behulpzaam willen zijn bij de taak om huishoudelijk afval in te zamelen. Deze aanwijzing heeft – anders dan de aanwijzing van de inzameldienst – het karakter van een vergunning en gaat niet gepaard met een uitvoeringsplicht.
Artikel 5. Aanwijzing van inzamelplaats
Op deze plaats wordt afzonderlijk geregeld dat op ten minste een plaats ook buiten kantooruren of in het weekend (in voldoende mate dus) gelegenheid wordt geboden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. Hiertoe is het gemeentebestuur verplicht in verband met de in artikel 7 geboden mogelijkheid om niet telkens per week en bij elk perceel in te zamelen. Ingevolge artikel 10.26, tweede lid, van de Wm is dit verplicht. Het gaat hier om een daartoe ter beschikking gestelde plaats, waar alle bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten. Het onderscheidt zich dus als locatie waar huishoudelijke afvalstoffen in een inzamelmiddel, zoals een vuilniszak, een minicontainer of een afvalemmer naar toe worden gebracht, van een inzamelvoorziening, zoals een boven- of een ondergrondse container, waarin collectief huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden achtergelaten met het oog op de inzameling daarvan.
Dit artikel regelt dat het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen niet anders mag geschieden via de kanalen die daarvoor in de artikelen 3, 4 en 5 zijn aangewezen. Dit tot de gebruikers van percelen waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan gerichte verbod is de keerzijde van de in die artikelen tot de inzameldienst en andere inzamelaars gerichte verbod.
Artikel 7. Afzonderlijke inzameling
Dit artikel regelt welke bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk moeten worden ingezameld, met welke frequentie en op welke locatie. Deze locatie kan zijn bij elk perceel, nabij elk perceel of een van deze met uitzondering van bepaalde gebieden van de gemeente.
Artikel 10.21 van de Wm schrijft voor dat het gemeentebestuur, al dan niet samen met het gemeentebestuur van andere gemeenten, ervoor zorgt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.
Grove huishoudelijke afvalstoffen zijn daarvan uitgezonderd.
Bioafval moet volgens dit artikel verplicht afzonderlijk wordt ingezameld.
De gemeenteraad kan volgens artikel 10.21, derde lid, van de Wm besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Deze vrijheid is ingeperkt door artikel 3 van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Dat verplicht gemeenten ertoe om afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens gescheiden in te zamelen.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot afvalstoffen dient het gemeentebestuur bovendien rekening te houden met het Landelijk afvalbeheersplan (hierna: LAP). In het LAP zijn bestanddelen huishoudelijke afvalstoffen benoemd, die door de consument gescheiden dienen te worden. In het Landelijke afvalbeheerplan 3 (hierna: LAP-3). De in artikel 7 lid 2 genoemde bestanddelen van huishoudelijk afval worden genoemd in het LAP-3.
Op grond van artikel 10.26 van de Wm kan de gemeenteraad in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen bij de Afvalstoffenverordening afwijken:
Een Afvalstoffenverordening die één van deze mogelijkheden benut dient te worden voorbereid met toepassing van de inspraakverordening die op grond van artikel 150 van de Gemeentewet is vastgesteld (artikel 10.26 van de Wm). Indien toepassing wordt gegeven aan de onderdelen b of c, dan moet de gemeente zorgen voor een daartoe ter beschikking gestelde plaats voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen. Dat laatste is geregeld in artikel 5 van deze verordening.
De frequentie waarmee deze gescheiden inzameling plaats vindt is voor de afzonderlijke afvalstoffen minder dan eenmaal per week. Indien de frequentie lager is dan eenmaal per week, is de gemeentelijke inspraakverordening van toepassing en is artikel 5 van de verordening verplicht. Dit vloeit voort uit artikel 10.26, tweede lid, en artikel 10.27 van de Wm. De beleidswijzigingen zijn voorgelegd aan belanghebbenden.
De ontwerp Afvalstoffenverordening en het Uitvoeringsbesluit zijn vanaf 18 november 2020 gedurende een termijn van 6 weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid gehad om gedurende deze periode zienswijzen in te dienen over de gewijzigde inzamelmethoden en -frequenties. Er zijn gedurende deze periode geen zienswijzen ingediend.
Het regelen van de frequentie en locatie inzameling wordt in beginsel overgelaten aan burgemeester en wethouders. De raad bepaalt wel welke bestanddelen in ieder geval afzonderlijk ingezameld dienen te worden. Tenzij het college in het belang van een doelmatig afvalstoffenbeheer, zoals bijvoorbeeld een operationele nascheiding, bepaalde bestanddelen achterwege wenst te laten. Dit is onder meer van belang omdat artikel 8 aan burgers het verbod oplegt om die bestanddelen ongescheiden ter inzameling aan te bieden.
Artikel 8. Gescheiden aanbieding
Dit artikel regelt de keerzijde van artikel 7. Wat gescheiden moet worden ingezameld, moet ook gescheiden worden aangeboden. Concrete omschrijvingen van de bestanddelen kunnen door burgemeester en wethouders in de nadere regels op grond van artikel 8 worden gegeven om discussies te slechten en om in het kader van de handhaving houvast te bieden (welles/nietes-lijst). Ook kan van de vrijstellingsmogelijkheid gebruik worden gemaakt om te regelen dat bepaalde hoeveelheden (fracties) van de bestanddelen mogen voorkomen bij de inzameling van andere bestanddelen. Zo zal niet verboden hoeven te zijn als er eens een papiertje tussen het bioafval voorkomt.
Artikel 9. Tijdstip van aanbieding
De tijdstippen voor de inzameling worden door burgemeester en wethouders bepaald. Het gaat hier om een besluit van algemene strekking.
Artikel 10. Wijze en plaats van aanbieding
Er is een onderscheid tussen inzamelmiddelen en inzamelvoorzieningen. Inzamelmiddelen dienen het ter inzameling aanbieden door een huishouden, zoals een minicontainer, afvalemmer, plastic afvalzak. Inzamelvoorzieningen dienen het collectief ter inzameling aanbieden door meerdere huishoudens, zoals een verzamelcontainer of een wijkcontainer, voor het inzamelen daarvan. Op grond van dit artikel kunnen inzamelmiddelen worden voorgeschreven. Ook kunnen hier regels worden gesteld over het gebruik van inzamelvoorzieningen.
Artikel 11. Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
De inzameldienst kan ook bedrijfsafvalstoffen (of bepaalde bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Anders dan bij huishoudelijke afvalstoffen geldt voor bedrijfsafvalstoffen echter geen zorgplicht voor de gemeente. Inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst is daarom een daarvan te onderscheiden activiteit waarbij de inzameldienst tegen vergoeding afval inzamelt bij bedrijven. In de praktijk gaat het daarbij veelal om afval uit de KWD-sector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).
Artikel 12. Aanbieden ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst.
Artikel 13. Regeling van inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden. De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, van de Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieuregels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 Wm voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.” Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard kunnen deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.
Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is. In het eerste lid worden bewust de termen stof en voorwerp gebruikt en niet alleen de term afvalstof, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. In artikel 10.25, onder a, van de Wm is de mogelijkheid voor het opnemen van een dergelijk artikel in de Afvalstoffenverordening.
Artikel 15. Zwerfafval in de openbare ruimte
Op grond van artikel 10.25, onder a en b, van de Wm kunnen gemeenten in hun Afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen wettelijke plicht.
Dit lid gaat over straatafval. Dat is afval dat onderweg ontstaat, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor afvalbakken of voorzieningen zijn om zich daarvan ter plekke te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd. Het gaat hier per definitie om afvalstoffen die "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 2.
Het begrip zwerfafval zelf behoeft geen verdere definitie nu de redactie blijkt dat van zwerfafval sprake is wanneer ter inzameling gereedstaand afval wordt verspreid, omgestoten of omgeschopt, etc. De redactie brengt ook mee dat doorzoeken op een manier die geen zwerfafval veroorzaakt, bijvoorbeeld door morgensterren, niet onder het verbod valt.
Artikel 15a: Ongeadresseerd reclamewerk en huis-aan-huisbladen
Artikel 15a heeft als doel om de verspreiding van ongewenst drukwerk, en daarmee uiteindelijk afval, te voorkomen. De grondslag voor dit artikel is artikel 10.23 van de Wm.
In het eerste lid zijn de definities opgenomen met het onderscheid tussen ongeadresseerd reclamedrukwerk voor commerciële doeleinden en huis-aan-huisbladen of drukwerk van niet commerciële organisaties, waaronder ook politieke partijen. Met ongeadresseerd reclamedrukwerk wordt in deze verordening bedoeld al het reclamedrukwerk dat zonder adres wordt aangeboden. Onder deze definitie vallen alle aanduidingen zonder toevoeging van een feitelijk adres, zoals bijvoorbeeld “aan de bewoners van dit pand of gebouw”.
De gemeente kiest voor dit onderscheid omdat huis-aan-huisbladen en pamfletten een belangrijke functie vervullen voor onder meer de nieuwsverspreiding op lokaal niveau en de sociale cohesie in de buurt. Daarbij hebben deze bladen een lage frequentie. In de definitie van huis-aan-huisblad is aangesloten bij de landelijke norm van de Stichting Reclamecode van 10% aan buurtgerichte redactionele inhoud.
In het tweede lid is bepaald dat huis-aan-huisbladen bezorgd mogen worden bij een perceel (een woning, bedrijf of woonschip), tenzij de ontvanger onmiskenbaar duidelijk heeft gemaakt deze bladen niet te willen ontvangen. Met de komst van nee-nee-, ja-ja- en nee-ja-brievenbusstickers kunnen bewoners hun voorkeur ten aanzien van de ontvangst van commercieel reclamedrukwerk en/of de huis-aan-huisbladen kenbaar maken (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1528).
In het derde lid is bepaald dat de gemeente bezorging van ongeadresseerd reclamedrukwerk uitsluitend toestaat als de ontvangende bewoner of gebruiker van een perceel (een woning, bedrijf of woonschip) onmiskenbaar – met een ja-ja sticker – duidelijk heeft gemaakt dat hij het ongeadresseerde reclamedrukwerk wil ontvangen. Daarbij gaat het niet alleen om de bezorging maar ook om het laten bezorgen. De adverteerders dienen zich ook aan dit zogenoemde opt-in systeem te houden (zie Gerechtshof Amsterdam 24 september 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3423).
Tabel 1: Overzicht wanneer bezorging gewenst is en dus mag geschieden
Artikel 16. Zwerfafval rondom inrichtingen
Dit sluit aan bij artikel 2.13 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, maar is meer toegespitst op de problematiek van zwerfafval en wijkt daarom op een aantal punten van dat artikel af. Het dient ter aanvulling van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Na inwerkingtreding van de Ow vervalt het Activiteitenbesluit Milieubeheer. De in het tweede lid van dit artikel geregelde materie is dan opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In artikel 22 is om die reden een wijziging van dit artikel opgenomen, die in werking treedt als de Ow in werking treedt.
Artikel 17. Afval en verontreiniging op de weg
Het gaat in dit artikel met name over laden, lossen en vervoeren. Het artikel bevat een gebod om de veroorzaakte verontreiniging op te ruimen. Mocht aan dit gebod geen gehoor gegeven worden, dan is sprake van een overtreding die strafbaar is gesteld op grond van artikel 20. Daarnaast is er de mogelijkheid om door middel van bestuursdwang tot opruiming te dwingen. Dit kan inhouden dat de gemeente de verontreiniging zelf opruimt en de kosten daarvoor op de overtreder verhaalt.
Artikel 18. Opslag van afval in de open lucht
Kern van dit artikel is opslag van huishoudelijke afvalstoffen, het gaat niet op het bewaren van afvalstoffen voor aanbieding tijdens de eerstvolgende inzameling daarvan. Er is geen behoefte aan een mogelijkheid van ontheffing, nu een vrijstelling kan worden verleend op grond van artikel 8, bijvoorbeeld voor gebieden waar vanwege de bouw uit de jaren 1970 geen ruimte is voor het houden van minicontainers. Waarneembaar gaat in de eerste plaats om zicht. Daarnaast kan sprake zijn van reukoverlast.
Artikel 19. Ontdoen van autowrakken
Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (hierna: BBA) moeten gemeenten in hun Afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontage bedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.
Artikel 19a. Kadavers van gezelschapsdieren
Dit artikel betreft de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren. Het eerste lid regelt wat onder gezelschapsdier moet worden verstaan. Tot de gezelschapsdieren worden gerekend onder meer honden, katten, knaagdieren, kooi- en volièredieren, duiven en vissen. Konijnen, kippen, kalkoenen, kwartels, parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten behoren eveneens tot deze categorie indien er geen commerciële opbrengst aan verbonden is, zoals de (commerciële) productie van vlees, wol, pels, eieren, pluimen of huiden. Het artikel heeft geen betrekking op hobby- en landbouwhuisdieren zoals runderen, paarden, schapen, (dwerg)geiten, hangbuikzwijnen, varkens en herten.
De gemeente draagt zorg voor de verwerking en verwijdering van kadavers van gezelschapsdieren. De kadavers zijn een bijzondere vorm van afvalstoffen, die op grond van de Wet dieren nadere regeling behoeven. De grondslag voor deze nadere regeling is deels gelegen in artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, en voor het overige in artikel 3.5 van de Wet dieren. De Wet dieren verplicht de gemeente diegene aan te wijzen die met de inzameling van kadavers is belast (tweede lid). Deze draagt dan zorg voor de overdracht van de kadavers van gezelschapsdieren aan Rendac Son B.V. Deze verwerker is door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Wet dieren. In het vierde tot en met zesde lid zijn de verantwoordelijkheden en plichten van de houder van een kadaver van een gezelschapsdier opgenomen.
De houder (meestal de eigenaar) is ervoor verantwoordelijk dat het kadaver wordt verwijderd. Op grond van de Wet dieren kan de houder het dier op eigen terrein begraven, of afgeven aan een van de erkende dierencrematoria of dierenbegraafplaatsen.
In dat geval gelden de bepalingen in het vierde lid niet voor de houder op grond van het zesde lid. Als de houder van die mogelijkheid geen gebruik maakt, dan moet de houder het kadaver afgeven aan degene die de inzameling daarvan doet. Deze afgifte vindt plaats uiterlijk op de eerste werkdag nadat de houder het overlijden heeft geconstateerd.
Tot het moment van afgifte wordt het kadaver zodanig bewaard dat er geen vermenging met ander materiaal kan plaatsvinden (vijfde lid).
Deze systematiek volgt uit artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10, derde lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 22. Wijzigingen als gevolg van de Omgevingswet en overgangsrecht
De inwerkingtreding van de Ow is voorzien op 1 januari 2024. Hierbij worden tevens wijzigingen in de Wm aangebracht die van invloed zijn op deze verordening.
In artikel 14, tweede lid, onder d, zijn wetten opgenomen die voorrang hebben op het verbod, genoemd in het eerste lid van dat artikel. Op grond van hoofdstuk 3 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet blijft aan de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit enige werking toekomen. In het onderdeel moet ‘Waterwet’ vervallen en ‘Omgevingswet’ worden toegevoegd.
Voor de materie geregeld in artikel 16, tweede lid, geldt dat deze is opgenomen als onderdeel van de zogenoemde bruidsschat (artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet) die een onderdeel uitmaakt van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente (artikel 22.53 in paragraaf 22.3.3 Zwerfafval van de bruidsschat behorende bij het Invoeringsbesluit Omgevingswet). Het tweede en derde lid kunnen om die reden vervallen.
De verplichting om voor een afvalbak zorg te dragen, bedoeld in het eerste lid, blijft wel bestaan.
Voor de artikelen 18 en 19 houdt de inwerkingtreding van de Ow in dat het begrip inrichting in de Wm vervalt. Dat vergt een beperkte aanpassing in deze verordening.
Voor artikel 21 geldt dat toezichthouders aangewezen kunnen worden op grond van artikel 18.6 van de Ow. De Wabo vervalt weliswaar, maar op het moment van de inwerkingtreding van de Ow zijn niet meteen alle toezichthouders die op grond van die wet zijn aangewezen opnieuw aangewezen. De verwijzing naar de Wabo kan dus blijven staan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-476252.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.