Besluit tot wijziging van het Beleid exploitatievergunning horeca en openbare inrichtingen Gemeente Nieuwegein 2019

De burgemeester van de gemeente Nieuwegein;

 

gelet op artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening;

 

besluit:

vast te stellen

 

Besluit tot wijziging van het Beleid exploitatievergunning horeca en openbare inrichtingen Gemeente Nieuwegein 2019;

 

Het Beleid exploitatievergunning horeca en openbare inrichtingen Gemeente Nieuwegein 2019 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I  

A.

Na hoofdstuk 2.1 wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd dat als volgt luidt:

 

2.1.1 Nadere toelichting artikel 1.6 Apv

 

Artikel 1:6 van de Apv is van belang voor de vergunningen zoals genoemd in artikel 2:28 Apv. In artikel 1:6 Apv is opgenomen dat de vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • (a)

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • (b)

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist,

  • (c)

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • (d)

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • (e)

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:6 Apv kan ingezet worden als wijzigingsgrond als het gaat om de volgende situaties:

 

  • 1.

    Als een exploitant een milde vorm van slecht levensgedrag heeft getoond, zoals discriminatie, onbehoorlijk werkgeverschap of een slechte buur, kan de vergunning gewijzigd worden met voorwaarden wat dit gedrag in de toekomst moet voorkomen (op grond van artikel 2:28 lid 3 jo. artikel 2.28 lid 7 jo artikel 1:6 onder b Apv). Zie hiervoor ook de Beleidsregels slecht levensgedrag.

  • 2.

    De vergunning kan gewijzigd worden indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat of in het belang van de gezondheid van bezoekers, omwonenden en voorbijgangers (op grond van artikel 1:6 onder b, mogelijk gecombineerd met artikel 1:6 onder a en/of c, afhankelijk van de situatie). Indien er bijvoorbeeld een vechtpartij heeft plaatsgevonden, kan onder andere gedacht worden aan de voorwaarde om beveiliger(s) in te schakelen, camera-toezicht te regelen, een maximum aan bezoekers toe te laten binnen de inrichting, de eindtijden aan te passen van de vergunning etc. Eventueel kan er ook een last onder dwangsom worden opgelegd om er voor te zorgen dat de exploitant voldoet aan de opgelegde voorwaarden. Ook andere handhavingsmiddelen kunnen ingezet worden, bijvoorbeeld een last onder bestuursdwang (bijvoorbeeld om de inrichting tijdelijk gesloten te houden na een incident om de rust terug te laten keren of als de situatie dreigend blijft).

  • 3.

    Indien meerdere malen wordt geconstateerd dat er geen leidinggevende aanwezig is in de horeca-instelling of openbare inrichting, kan de vergunning gewijzigd worden (op grond van artikel 1:6 onder c, mogelijk gecombineerd met artikel 1:6 onder a en/of b, afhankelijk van de situatie) met een voorwaarde dat er binnen een bepaalde periode geregeld moet zijn dat er een of meer leidinggevenden aanwezig moeten zijn in de inrichting (zie ook hoofdstuk 3.3. van dit beleid). Er kan ook/tevens gekozen worden voor de mogelijkheid om een last onder dwangsom op te leggen als handhavingsmiddel.

    Bij deze situatie moet ook gedacht worden aan een werknemer die zich kennelijk gedraagt als leidinggevende of exploitant, maar niet als zodanig op de vergunning staat. De verplichting kan dan opgelegd worden (via een voorwaarde op grond van artikel 1:6 onder a of een last onder dwangsom) dat deze werknemer zich opgeeft als leidinggevende/exploitant.

  • 4.

    Indien na vergunningverlening blijkt dat een exploitant niet langer voldoet aan één of meer van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2:28 lid 7 Apv (leeftijdsvereiste, niet onder curatele staan of uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet zijn), kan op basis hiervan de vergunning gewijzigd worden op grond van artikel 1:6 onder b (mogelijk gecombineerd met artikel 1:6 onder a en/of c afhankelijk van de situatie). Indien bijvoorbeeld achteraf is gebleken dat een exploitant niet eerlijk is geweest over zijn leeftijd (artikel 1:6 onder a) en de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, kan de voorwaarde worden gesteld dat de exploitant pas verder kan met de exploitatie zodra de leeftijd van 21 jaar is bereikt (mits deze datum niet langer dan een jaar in de toekomst ligt). Ook kan de voorwaarde worden gesteld dat een andere exploitant -die wel de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt- tijdelijk de zaken waarneemt, totdat de jongere exploitant de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt (mits er sprake is van meerdere exploitanten op de vergunning).

    Indien men onder curatele is komen te staan, kan mogelijk de voorwaarde worden opgenomen dat de exploitatie weer voortgezet kan worden als de exploitant niet meer onder curatele is gesteld (mits deze datum niet langer dan een jaar in de toekomst ligt) of dat een andere exploitant de zaken tijdelijk waarneemt (mits er meerdere exploitanten op de vergunning staan).

    Indien men uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet is, zullen de omstandigheden van het geval bekeken moeten worden wat hiervan de achterliggende reden is. Als een ouder of voogd tijdelijk uit de ouderlijke macht wordt gezet door omstandigheden als een slechte financiële situatie of huisvestingsproblemen, dan zal een voorwaarde worden opgenomen in de vergunning dat de exploitatie kan worden voortgezet zodra de ouderlijke macht weer is hersteld (mits deze datum niet langer dan een jaar in de toekomst ligt). Ook kan tijdelijk een andere exploitant de zaken waarnemen, mits er sprake is van meerdere exploitanten op de vergunning.

  • 5.

    Indien een exploitant tijdens de vergunningprocedure onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt ter verkrijging van de vergunning (artikel 1:6 onder a), zal de vergunning gewijzigd worden als de gevolgen van deze onjuiste of onvolledig verstrekte informatie herstelbaar zijn en de gevolgen te overzien. Gedacht kan worden aan de eerder genoemde leeftijdsgrens of aan een niet of onjuiste inschrijving in de Kamer van Koophandel.

Artikel 1:6 Apv kan ingezet worden als intrekkingsgrond als het gaat om de volgende situaties:

 

  • 1.

    Indien aannemelijk is dat de exploitant betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten als bedoeld in artikel 13b Opiumwet of bij activiteiten als bedoeld in artikel 2:50a van de Apv, zal de vergunning worden ingetrokken (op grond van artikel 1:6 onder b, mogelijk gecombineerd met artikel 1:6 onder a en/of c, afhankelijk van de situatie). Tevens zullen er dan andere handhavingsmiddelen worden ingezet (last onder bestuursdwang).

  • 2.

    Indien aannemelijk is dat de exploitant slecht levensgedrag heeft vertoond, zoals opgenomen in artikel 1 van de Beleidsregel slecht levensgedrag, zal de vergunning worden ingetrokken op grond van 2:28 lid 3/artikel 2.28 lid 7 jo. artikel 1:6 onder b Apv. Ook als de exploitant zich niet zelf schuldig heeft gemaakt aan de gedragingen genoemd onder artikel 1 van de Beleidsregels slecht levensgedrag, maar bijvoorbeeld wel zijn horeca-instelling of openbare inrichting hiervoor ter beschikking stelt/faciliteert (ten behoeve van drugshandel, mensenhandel, illegaal gokken enz.), zal de vergunning op eerder genoemde gronden worden ingetrokken. Het faciliteren van dergelijke activiteiten valt immers eveneens onder slecht levensgedrag. Afhankelijk van de activiteiten, kunnen er ook andere handhavingsmiddelen worden ingezet.

  • 3.

    Indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de openbare orde, de aantasting van het woon-en leefklimaat of in het belang van de gezondheid van bezoekers, omwonenden en voorbijgangers (op grond van artikel 1:6 onder b, mogelijk gecombineerd met artikel 1:6 onder a en/of c, afhankelijk van de situatie). Als bijvoorbeeld na een vechtpartij nadere voorwaarden zijn opgelegd en de exploitant houdt zich hier niet aan, kan de vergunning worden ingetrokken (doorgaans eerst na een last onder dwangsom). Als de exploitant zelf actief betrokken is geweest bij een dergelijk incident, kan de vergunning direct worden ingetrokken.

  • 4.

    Indien meerdere malen wordt geconstateerd dat er geen leidinggevende (die op de vergunning wordt genoemd) aanwezig is in de horeca-instelling of openbare inrichting en ook na het inzetten van nadere voorwaarden of het opleggen van een last onder dwangsom, er geen leidinggevende aanwezig is, kan de vergunning worden ingetrokken (op grond van artikel 1:6 onder c, mogelijk gecombineerd met artikel 1:6 onder a en/of b, afhankelijk van de situatie). Zie ook hoofdstuk 3.3. van dit beleid.

    Ook als een werknemer die zich kennelijk gedraagt als leidinggevende/exploitant, maar na het opleggen van voorwaarden/dwangsom zich niet als zodanig opgeeft, kan er overgegaan worden tot intrekking van de vergunning (op grond van artikel 1:6 onder a, mogelijk gecombineerd met artikel 1:6 onder c).

  • 5.

    Indien na vergunningverlening blijkt dat een exploitant na vergunningverlening niet langer voldoet aan één of meer van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2:28 lid 7 Apv (leeftijdsvereiste, niet onder curatele staan of uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet zijn), kan op basis hiervan de vergunning ingetrokken worden op grond van artikel 1:6 onder b (mogelijk gecombineerd met artikel 1:6 onder a en/of c, afhankelijk van de situatie). Indien het langer dan een jaar duurt voordat de leeftijd van 21 jaar wordt bereikt en er is geen andere exploitant genoemd op de vergunning die tussentijds de zaken kan waarnemen, zal de vergunning worden ingetrokken. Indien het langer dan een jaar duurt voordat een onder curatele stelling wordt opgeheven en er geen andere exploitant op de vergunning wordt genoemd die in de tussentijd de zaken kan waarnemen, zal de vergunning worden ingetrokken. Indien het langer dan een jaar duurt voordat een ouder/voogd (tevens exploitant) in de ouderlijke macht wordt hersteld (mits het gaat om redenen als een slechte financiële situatie of huisvestingsproblemen), dan zal de vergunning worden ingetrokken. Als om andere redenen een ouder/voogd (tevens exploitant) uit de ouderlijke macht wordt gezet (bijvoorbeeld in verband met geweldsdelicten, verwaarlozing etc.), zal dit direct leiden tot intrekking van de vergunning.

Indien aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een situatie zoals genoemd onder punt 1, 2 of 3 onder de intrekkingsmogelijkheden, kan de burgemeester bepalen dat een nieuwe vergunning voor dezelfde inrichting gedurende een bij de intrekking vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar kan worden geweigerd.

 

B.

In hoofdstuk 3.1. wordt na de laatste zin de volgende tekst toegevoegd:

 

Indien het horecabedrijf niet is ingeschreven in (of is uitgeschreven uit) het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, maar ondertussen wel actief open lijkt te zijn voor publiek/klanten, zal er sowieso een bibob-toets worden uitgevoerd. Ingeschreven staan in het Handelsregister is een voorwaarde voor het verkrijgen van een vergunning.

 

C.

Hoofdstuk 3.2. wordt als volgt gewijzigd:

 

In de zin ‘In die gevallen is een horeca-exploitatievergunning niet nodig’ wordt na ‘horeca-exploitatievergunning’ het volgende toegevoegd:

over het algemeen

 

D.

Hoofdstuk 3.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • -

    Het woord ‘ongeschikte’ in de tweede zin wordt gewijzigd in:

    ondergeschikte

  • -

    Na de zin ‘Als er sprake is van ondergeschikte horeca, is er geen horeca-exploitatievergunning nodig voor deze activiteit’ worden de volgende zinnen toegevoegd:

    Toch zijn er situaties waarin dit wel vereist kan zijn. Daar wordt later in dit beleid op teruggekomen.

    In de laatste alinea wordt na ‘(..) zodra de ondergeschikte horeca-activiteiten plaatsvinden na 1.00 uur’ het volgende woord toegevoegd:

    ’s nachts.

E.

In hoofdstuk 3.3, 3.4, 3.6, 5, 6.1 en bijlage 2 (stroomschema) zijn de woorden ‘Drank- en horecawetvergunning’ en ‘Drank- en horecawet’ vervangen door:

 

Alcoholwetvergunning respectievelijk Alcoholwet.

 

F.

In hoofdstuk 3.4 wordt na de eerste alinea de volgende alinea toegevoegd:

 

Voor para-commerciële instellingen die ruimtes verhuren ten behoeve van bijeenkomsten, waarbij geen alcohol wordt geschonken door deze para-commerciële instelling (zoals kinderpartijtjes of bijeenkomsten waarbij de huurder zelf alcoholische dranken mee neemt), geldt eveneens dat dit maximaal 12 keer is toegestaan op jaarbasis. Hiermee wordt in analogie aangesloten bij de regels omtrent paracommercie zoals opgenomen in de Apv.

 

G.

Onder paragraaf 3.5.2. komt de tekst tussen ‘(..), zullen de terrassen voor bepaalde tijd worden verleend (voor de duur van 5 jaar)’ en ‘zullen de terrassen via een verlotingssysteem worden verdeeld’ te vervallen en wordt vervangen door:

 

Wel geldt dat een horeca-onderneming welke loodrecht tegenover een vrijliggend terras aan de overkant ligt, een voorkeursrecht heeft op dit vrijliggende terras en, eenmaal verkregen, dit vrijliggende terras voor onbepaalde tijd krijgt vergund. Dit zou overigens kunnen betekenen dat een deel van dit terras voor onbepaalde tijd wordt vergund en een deel voor onbepaalde tijd (de delen die niet meer recht tegenover dit terras liggen, maar een stukje tegenover het naastliggende pand). Indien er meerdere geïnteresseerden zijn voor een vrijliggend terras (niet zijnde een terras welke loodrecht tegenover een horeca-onderneming ligt)

 

H.

Na hoofdstuk 3.6 wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd dat als volgt luidt:

 

3.7 Slijterijen

Op 30 december 2021 is in artikel 2:35 van de Apv opgenomen dat slijterijen betaalde proeverijen mogen houden binnen de gemeente Nieuwegein, mits aan de vereisten wordt voldaan zoals opgenomen in artikel 6.1 Alcoholbesluit. Dit houdt in dat de proeverij alleen mag plaatsvinden buiten de normale openingstijden van de slijterij, maar wel binnen de tijden waarop de slijterij bij of krachtens de Winkeltijdenwet geopend mag zijn. De slijterij moet gedurende de proeverij gesloten zijn voor publiek anders dan de deelnemers van de proeverij. Er mag per slijterij slechts één proeverij per dag worden georganiseerd en maximaal drie proeverijen per week. De kosten voor deelname moeten voorafgaand aan de proeverij door een leidinggevende bij het slijtersbedrijf zijn vastgesteld. Ook de deelnemers moeten bekend zijn bij het slijtersbedrijf voordat de proeverij plaatsvindt. De slijterij mag tijdens of na afloop van de proeverij alleen die drank voor thuisgebruik verkopen die tijdens de proeverij wordt geschonken. De verkoop van andere soorten drank tijdens of na afloop van de proeverij is dus uitdrukkelijk niet toegestaan.

In artikel 2:35 lid 2 Apv is opgenomen dat de burgemeester voorschriften kan opstellen:

 

  • -

    Over het tijdstip en de duur van een betaalde proeverij.

  • -

    Over de wijze waarop de registratie van deelnemers aan een betaalde proeverij plaatsvindt.

  • -

    Dat het organisaren van een betaalde proeverij beperkt wordt tot een slijtlokaliteit die beschikt over een eigen ingang in een openbare plaats, met dien verstande dat die ingang voor het publiek niet te bereiken is vanuit een andere lokaliteit.

Wat betreft het tijdstip en de duur van de betaalde proeverij geldt dat deze niet langer mag duren dan de tijden zoals genoemd in de Winkeltijdenwet en de hierop gebaseerde Winkeltijdenverordening Nieuwegein. Zoals eerder aangegeven, mag de slijterij tijdens betaalde proeverijen niet open zijn voor andere klanten dan de deelnemers van de proeverij. In Nieuwegein zijn de meeste slijtlokaliteiten geopend tot uiterlijk 20.00 uur. Dit houdt in dat na sluitingstijd eventueel nog ruimte is voor een proeverij tot uiterlijk 22.00 uur op werkdagen. Op grond van de Winkeltijdenverordening Nieuwegein mogen winkels (dus ook slijterijen) geopend zijn op zondagen en op bepaalde feestdagen binnen de in de Winkeltijdenverordening Nieuwegein genoemde tijden. Ook betaalde proeverijen mogen op deze zon- en feestdagen plaatsvinden, mits deze niet vroeger of later plaatsvinden dan de in de Winkeltijdenverordening Nieuwegein genoemde begin- en eindtijden en de slijtlokaliteit op die momenten niet geopend is voor het normale publiek.

Wat betreft de registratie van deelnemers geldt dat deze digitaal of schriftelijk bijgehouden moet worden, zodat bij een eventuele controle door de Alcoholwet-inspecteur nagekeken kan worden of alle deelnemers de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Vooraf melden bij de gemeente dat er een betaalde proeverij gaat plaatsvinden en wie hieraan deelnemen is overigens niet verplicht, nu de slijters beschikken over een slijtersvergunning en weten hoe zij verantwoord alcohol moeten schenken. Een meldplicht kan wel opgelegd worden aan een specifieke slijterij indien gebleken is van misstanden bij eerdere betaalde proeverijen.

Tot slot kan een betaalde proeverij enkel plaatsvinden binnen een slijtlokaliteit welke beschikt over een eigen ingang in/aan een openbare plaats. De ingang voor het publiek is niet te bereiken vanuit een andere lokaliteit. Dit houdt in dat een slijtlokaliteit gevestigd in een supermarkt geen betaalde proeverijen mag houden als de slijtlokaliteit enkel te bereiken is via de ingang van de supermarkt (zie hiervoor ook de toelichting op artikel 2:35 Apv).

Ten overvloede wordt opgemerkt dat slijterijen geen horeca-exploitatievergunning hoeven aan te vragen indien zij een horecabedrijf van ondergeschikte aard exploiteren binnen de slijterij (dus inpandig, zie ook artikel 2:28 lid 6 onder f Apv).

 

I.

In hoofdstuk 4.2 komt de tekst tussen de zinnen ‘(..), inclusief bijbehorende bibob toets’ en ‘Indien er geen bibob-toets wordt uitgevoerd, zal (..)’ te vervallen en wordt vervangen door:

 

Verder zal er een vergunningplicht met bibob-toets gelden voor openbare inrichtingen die zowel binnen een risico-gebied als binnen een risicobranche vallen, zoals opgenomen in het bibob beleid. Tevens zal er een vergunningplicht met bibob-toets gelden voor openbare inrichtingen die niet ingeschreven staan in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, maar wel actief geopend lijken te zijn voor publiek/klanten. Ingeschreven staan in het Handelsregister is een voorwaarde voor het verkrijgen van een vergunning.

Tot slot zal er een vergunningplicht gaan gelden voor openbare inrichtingen welke tussen 1.00 ’s nachts uur en 6.00 uur ‘s nachts geopend zijn. Dit omdat openbare inrichtingen ook in de nachtelijke uren tot overlast kunnen leiden. Gedacht kan worden aan 24-uurs sportscholen. Ook Nachtwinkels vallen hieronder (winkels die op grond van de Winkeltijdenverordening geopend zijn tussen 22.00 uur en 6.00 uur) . Middels een vergunning kunnen dan nadere voorschriften worden gesteld om de mogelijke overlast tot een minimum te beperken.

Voor deze categorie (openbare inrichtingen welke ’s nachts na 1.00 uur geopend zijn) zal tevens een bibob toets worden uitgevoerd, indien de openbare inrichting valt onder een risicogebied of valt binnen een risicogebied. Ook indien er andere redenen zijn (leidraad hiervoor is de indicatorenlijst zoals genoemd in het Bibob-beleid) zal er een bibob toets worden uitgevoerd.

 

J.

In hoofdstuk 4.5.1.2. wordt in de zin ‘De Hoge Raad heeft op 27 september uitgesproken dat bezoekers van ‘indoor public places’ (..)’ na ‘september’ toegevoegd:

 

2019

 

K.

In hoofdstuk 4.5.2. wordt onder punt 3 de tekst ‘Besluit eisen inrichtingen Drank en Horecawet’ vervangen door:

 

het Bouwbesluit

 

L.

Hoofdstuk 5.1. wordt als volgt gewijzigd:

 

  • -

    na de zin ‘welke per 1 januari 2013 is ingegaan’ wordt toegevoegd:

    (inmiddels Alcoholwet)

  • -

    De tekst ‘Drank- en horecaregelgeving’ wordt vervangen door:

    Alcoholwetregelgeving

Artikel II  

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld op 24 januari 2023.

Frans Backhuijs

De burgemeester

Naar boven