Verordening nadeelcompensatie gemeente Doetinchem 2024

De raad van de gemeente Doetinchem;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

overwegende dat:

 

  • 1.

    ten gevolge van besluiten in de rechtmatige uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden of ten gevolge van overige handelingen in de rechtmatige uitoefening van publiekrechtelijke taken derden mogelijk financieel nadeel ondervinden;

  • 2.

    dit mogelijke nadeel niet in alle gevallen op basis van bestaande wettelijke regelingen voor compensatie van overheidswege in aanmerking komt;

  • 3.

    het echter in bepaalde gevallen onredelijk kan zijn dat dit nadeel geheel ten laste van de benadeelde blijft, in welk geval uit jurisprudentie, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet voor het nadeel veroorzakende bestuursorgaan de verplichting voortvloeit om op verzoek van benadeelde na te gaan of en zo ja, onder welke voorwaarden, de benadeelde voor nadeelcompensatie in aanmerking behoort te komen;

  • 4.

    het wenselijk wordt geacht voorschriften vast te leggen met betrekking tot onder meer de indiening en beoordeling van aanvragen om nadeelcompensatie en de daarvoor te volgen procedure;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Verordening nadeelcompensatie gemeente Doetinchem 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: een aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 15.1 van de Omgevingswet of artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    aanvrager: degene die een aanvraag om schadevergoeding als bedoeld in artikel 15.1 van de Omgevingswet of artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht indient;

  • c.

    adviescommissie: één of meer deskundigen als bedoeld in artikel 7 die belast is/zijn met de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    derde-belanghebbende:

    • degene met wie de gemeente een schadevergoedingsovereenkomst als bedoeld in artikel 13.3c van de Omgevingswet heeft gesloten, en

    • als er sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet:

      de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • -

        de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • -

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd;

  • f.

    gemeente: de gemeente Doetinchem;

  • g.

    nadeelcompensatie: schadevergoeding als bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, van de Omgevingswet dan wel artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • h.

    partijen: de aanvrager, het college, eventuele andere betrokken bestuursorganen en derde-belanghebbenden;

  • i.

    raad: de gemeenteraad;

  • j.

    recht: een recht als bedoeld in artikel 4:128, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • k.

    risicoanalyse nadeelcompensatie: een onderzoek, voorafgaand aan een voorgenomen besluit of een voorgenomen handeling, waarbij wordt nagegaan of dat besluit respectievelijk die handeling tot nadeel zal leiden, en zo ja, in welke omvang;

  • l.

    schade: schade als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, al dan niet in samenhang met artikel 15.1, eerste lid van de Omgevingswet, waaronder begrepen brutowinst- of inkomensderving, kostenschade, derving van huurinkomsten dan wel een waardevermindering van een onroerende zaak;

  • m.

    verordening: de Verordening nadeelcompensatie gemeente Doetinchem 2024.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening beperkt zich tot nadeelcompensatie op grond van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht, al dan niet in samenhang met afdeling 15.1 van de Omgevingswet.

  • 2.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding, waarvan de aanvrager stelt dat de schade is veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak.

  • 3.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop van toepassing zijn:

    • a.

      de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren UNOG – gemeente Doetinchem (AVOI),

    • b.

      het Handboek kabels en leidingen UNOG – gemeente Doetinchem,

    • c.

      de Schaderegeling ingravingen kabels en leidingen UNOG – gemeente Doetinchem, en

    • d.

      de Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen UNOG – gemeente Doetinchem.

Artikel 3. Heffen recht

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt per aanvraag een recht van € 500,- geheven.

  • 2.

    Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van die mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort.

  • 3.

    Indien het bedrag niet binnen de in lid 2 genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, wordt de aanvrager eenmaal een mogelijkheid geboden om het verzuim binnen twee weken te herstellen.

  • 4.

    Als het verzuim niet tijdig is hersteld conform het bepaalde in lid 3, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.

  • 5.

    In geval van toekenning van een schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, al dan niet in samenhang met artikel 15.1, eerste lid, van de Omgevingswet, wordt het door aanvrager betaalde recht als bedoeld in lid 1 volledig aan aanvrager terugbetaald conform het bepaalde in artikel 4:129, aanhef en sub c. van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4. Indiening aanvraag

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een papieren en/of een elektronisch aanvraagformulier vaststellen.

  • 2.

    Indien er sprake is van een door het bestuursorgaan vastgesteld aanvraagformulier, moet daarvan voor aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in deze verordening gebruik worden gemaakt.

  • 3.

    Om een aanvraag in behandeling te kunnen nemen:

    • a.

      dient het aanvraagformulier volledig te worden ingevuld,

    • b.

      dient het aanvraagformulier op de daarvoor bestemde plaats te worden gedagtekend,

    • c.

      dient het aanvraagformulier door aanvrager te worden ondertekend, en

    • d.

      dienen alle in het aanvraagformulier genoemde documenten en bescheiden die voor de beoordeling van de aanvraag worden benodigd als bijlagen bij het aanvraagformulier te worden gevoegd.

  • 4.

    In aanvulling op de aanvraagvereisten zoals genoemd in artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als de schade bestaat uit brutowinst- of inkomstenderving:

      • i.

        de door een accountant gewaarmerkte jaarrekening over het jaar waarin de schade is geleden,

      • ii.

        de door een accountant gewaarmerkte jaarrekeningen over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin de schade is geleden, en

      • iii.

        de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting over de vier jaren zoals bedoeld in lid 4, sub a, onder i. en ii.

    • b.

      als de schade bestaat uit gederfde huurinkomsten:

      • i.

        een afschrift van de huurovereenkomst(en) of gebruiksovereenkomst(en), en

      • ii.

        een afschrift van de eigendomsakte(n).

    • c.

      als de schade bestaat uit waardevermindering van onroerend goed of een lagere opbrengst bij de verkoop van een onroerende zaak:

      • i.

        een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak, en

      • ii.

        een kopie van de meest recente WOZ-beschikking voor de desbetreffende onroerende zaak.

    • d.

      als de schade bestaat uit een lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf:

      een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

    • e.

      indien aanvrager geen financiële vergoeding wil ontvangen:

      een omschrijving van de verzochte vergoeding.

  • 5.

    In aanvulling op het bepaalde in lid 2, lid 3 en lid 4 verstrekt de aanvrager tevens alle verdere gegevens en bescheiden die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 6.

    Het bestuursorgaan bevestigt binnen twee weken schriftelijk de ontvangst en de datum van ontvangst van de aanvraag. Hierbij stelt het de aanvrager in kennis van de te volgen procedure op grond van deze verordening.

  • 7.

    Indien naar het oordeel van het bestuursorgaan niet of niet voldoende is voldaan aan de indieningsvereisten zoals beschreven in lid 2 t/m 5, stelt deze de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn.

  • 8.

    Als ook na een door het bestuursorgaan geboden herstelmogelijkheid als bedoeld in lid 7 naar het oordeel van het bestuursorgaan nog niet aan de aanvraagvereisten zoals beschreven in lid 2 t/m 5 is voldaan, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 5. Afwijzing aanvraag

  • 1.

    In de volgende gevallen wijst het bestuursorgaan een aanvraag af:

    • a.

      indien de aanvraag is ingediend na het verstrijken van één van de in artikel 4:131, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verjaringstermijnen;

    • b.

      indien de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door een bestuursorgaan van de gemeente genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      indien de gevraagde of te verwachten schadevergoeding kennelijk binnen het normaal maatschappelijk risico valt;

    • d.

      indien zich kennelijk een afwijzingsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In geval van een afwijzing als bedoeld in lid 1 sub a. t/m d. kan het bestuursorgaan afzien van voorafgaand advies door een adviescommissie.

Artikel 6. Inwinnen deskundigenadvies

  • 1.

    Voor aanvragen die niet met toepassing van het bepaalde in artikel 5 worden afgewezen wint het bestuursorgaan een deskundigenadvies in bij een adviescommissie.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan van het inwinnen van een deskundigenadvies als bedoeld in lid 1 afzien, als:

    • a.

      de aanvraag om schadevergoeding kennelijk gegrond en eenvoudig van aard is en ook zonder onafhankelijk deskundigenadvies vakkundig kan worden afgedaan;

    • b.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht of waarover al een besluit is genomen.

  • 3.

    Het bestuursorgaan ziet af van het inwinnen van een deskundigenadvies als bedoeld in lid 1 als het besluit, een aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van het bepaalde in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

Artikel 7. Adviescommissie – Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1.

    Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het bestuursorgaan een adviescommissie aangewezen.

  • 2.

    De adviescommissie is een adviseur in de zin van afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Een adviescommissie bestaat uit één of meer deskundigen.

  • 4.

    De leden van de adviescommissie dienen elk voor zich dan wel gezamenlijk gelet op hun opleiding, ervaring en expertise aantoonbaar deskundig te zijn ter zake van de advisering op het gebied van:

    • a.

      nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet,

    • b.

      de waardering van onroerende zaken, en

    • c.

      de waardering van de waardevermindering van onroerende zaken als gevolg van planologische verslechteringen.

  • 5.

    In geval van advisering door een adviescommissie bestaande uit meer deskundigen dient:

    • a.

      tenminste één van de leden een voltooide academische juridische opleiding te hebben genoten, en

    • b.

      tenminste één ander lid deskundig te zijn ter zake van de waardering van onroerende zaken evenals de waardering van de waardevermindering van onroerende zaken als gevolg van planologische verslechteringen.

  • 6.

    Het bestuursorgaan benoemt de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de adviescommissie en wijst de overige vaste en plaatsvervangende leden aan.

  • 7.

    De leden van de adviescommissie maken geen deel uit van en zijn evenmin werkzaam onder verantwoordelijkheid van enig bestuursorgaan van de gemeente.

  • 8.

    De leden van de adviescommissie maken geen deel uit van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente.

  • 9.

    De leden van de adviescommissie zijn geen ingezetenen van de gemeente.

  • 10.

    De leden van de adviescommissie mogen niet betrokken zijn bij het schadeveroorzakende besluit of de schadeveroorzakende handeling waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 11.

    De leden van de adviescommissie mogen niet betrokken zijn bij het opstellen van een risicoanalyse nadeelcompensatie ter zake van het schadeveroorzakende besluit of de schadeveroorzakende handeling waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 12.

    De leden van de adviescommissie hebben een geheimhoudingsplicht.

  • 13.

    De leden van de adviescommissie ontvangen een door het bestuursorgaan vast te stellen vergoeding.

  • 14.

    De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter evenals de overige vaste en plaatsvervangende leden van de adviescommissie kunnen door het bestuursorgaan uit hun functie worden ontheven, indien gerede twijfel bestaat aan hun onafhankelijkheid, onpartijdigheid of deskundigheid dan wel indien er anderszins zwaarwegende redenen zijn om tot functieontheffing over te gaan.

  • 15.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 t/m lid 14 kan het bestuursorgaan de aanvraag in gevallen waarin de door hem aangewezen adviescommissie niet kan adviseren, zonder voorafgaande aanwijzing/benoeming als bedoeld in lid 1 en lid 6, voor advies in handen stellen van een ter zake deskundige. Het bepaalde in de artikelen 8 t/m 17 is van overeenkomstige toepassing op de advisering door deze deskundige.

Artikel 8. Opdrachtverstrekking

  • 1.

    Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 5 dan wel artikel 6, lid 2 of lid 3, verstrekt het bestuursorgaan aan de adviescommissie de opdracht om ter zake van de aanvraag advies uit te brengen.

  • 2.

    De opdrachtverstrekking als bedoeld in lid 1 geschiedt uiterlijk binnen acht weken nadat er sprake is van zowel:

    • a.

      een volledige aanvraag als bedoeld in artikel 4, lid 2 t/m lid 5, alsook

    • b.

      de tijdige ontvangst van het recht als bedoeld in artikel 3.

  • 3.

    De termijn van acht weken als bedoeld in lid 2 kan één keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 4.

    Afhankelijk van de eenvoud, de aard en de omvang van de aanvraag bepaalt het bestuursorgaan, of een adviescommissie bestaande uit één deskundige dan wel een adviescommissie bestaande uit meer deskundigen wordt ingeschakeld.

  • 5.

    Het bestuursorgaan stelt de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en derde-belanghebbenden schriftelijk in kennis van de opdrachtverstrekking.

  • 6.

    De kennisgeving als bedoeld in lid 5 bevat:

    • a.

      van (elk van) de voor advisering ingeschakelde deskundige(n):

      • -

        de naam,

      • -

        het beroep, en

      • -

        de plaats van verrichting van de advieswerkzaamheden.

    • b.

      informatie over de mogelijkheid tot wraking van de adviescommissie conform het bepaalde in artikel 9.

Artikel 9. Wraking van de adviescommissie

  • 1.

    Op verzoek van één of meer betrokken partijen kan (elk van) de door het bestuursorgaan voor advisering ingeschakelde deskundige(n) worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid van de deskundige(n) in het geding zou kunnen komen.

  • 2.

    Wraking als bedoeld in lid 1 is tevens mogelijk indien er andere zwaarwegende redenen zijn om tot wraking over te gaan.

  • 3.

    Het wrakingsverzoek als bedoeld in lid 1 en lid 2 dient binnen twee weken na de dag van verzending van de kennisgeving als bedoeld in artikel 8, lid 5 en lid 6, schriftelijk en voorzien van een motivering bij het bestuursorgaan kenbaar te worden gemaakt.

  • 4.

    Onmiddellijk na een verzoek tot wraking als bedoeld in lid 1 dan wel lid 2 wordt de behandeling van de aanvraag geschorst.

  • 5.

    De deskundige(n) van wie wraking is verzocht, kan/kunnen in de wraking berusten.

  • 6.

    Als er geen sprake is van berusting als bedoeld in lid 5 beslist het bestuursorgaan binnen vier weken op het wrakingsverzoek als bedoeld in lid 1 dan wel lid 2.

  • 7.

    De termijn van vier weken kan één keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 8.

    De beslissing van het bestuursorgaan als bedoeld in lid 6 is gemotiveerd en wordt aan alle betrokken partijen bekendgemaakt.

  • 9.

    Tegen de beslissing van het bestuursorgaan als bedoeld in lid 6 en lid 8 staan geen rechtsmiddelen open.

Artikel 10. Taken en werkzaamheden van de adviescommissie

  • 1.

    Het bestuursorgaan formuleert op basis van de aanvraag een adviesverzoek aan de commissie.

  • 2.

    De adviescommissie schetst in zijn advies het voor de beoordeling van de aanvraag relevante wettelijke kader en besteedt daarbij tevens aandacht aan de ter zake relevante jurisprudentie.

  • 3.

    De adviescommissie stelt onderzoek in naar en adviseert over in ieder geval de vraag of er sprake is van schade als gevolg van de door aanvrager genoemde schadeoorzaak.

  • 4.

    Indien er sprake is van schade als bedoeld in lid 3, stelt de adviescommissie daarnaast onderzoek in naar en adviseert over:

    • a.

      de omvang van de schade, en

    • b.

      de vraag of en zo ja in welke omvang de schade voor vergoeding in aanmerking komt.

  • 5.

    Op verzoek van één of meer partijen doet de adviescommissie eveneens onderzoek naar en voorstellen voor het toekennen van een vergoeding in andere vorm dan betaling van een geldsom zoals bedoeld in artikel 4:126 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 6.

    In aanvulling op het bepaalde in lid 1 t/m 5 stelt de adviescommissie tevens onderzoek in naar en adviseert over alle overige vraagstukken, die hij voor zijn advisering relevant acht.

Artikel 11. Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt aan de adviescommissie de aanvraag en alle op de zaak betrekking hebbende informatie ter beschikking.

  • 2.

    De adviescommissie is bevoegd om aan partijen binnen een door de adviescommissie gestelde termijn overlegging van nadere gegevens en/of stukken te gelasten.

  • 3.

    Voor zover het verzoek als bedoeld in lid 2 is gericht tot de aanvrager, worden de in artikel 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde adviestermijnen opgeschort, totdat de adviescommissie:

    • a.

      de gevraagde nadere gegevens of stukken heeft ontvangen, of

    • b.

      de door de adviescommissie bepaalde termijn voor het overleggen van nadere gegevens of stukken ongebruikt is verstreken.

  • 4.

    Indien de door de adviescommissie gevraagde nadere gegevens of stukken niet of niet volledig zijn overgelegd, stelt de adviescommissie het bestuursorgaan hiervan in kennis onder vermelding van de gevolgen daarvan voor het advies.

Artikel 12. Horen van partijen

  • 1.

    Indien de adviescommissie dit voor zijn advisering nodig acht, stelt hij alle betrokken partijen in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over de aanvraag.

  • 2.

    In geval één of meer partijen voor een mondelinge toelichting opteert/opteren, houdt de adviescommissie daartoe een hoorzitting.

  • 3.

    De adviescommissie bepaalt in overleg met partijen dag, tijd en plaats van de hoorzitting.

  • 4.

    Tijdens de hoorzitting kunnen partijen een mondelinge toelichting op hun standpunten geven.

  • 5.

    De adviescommissie draagt er zorg voor dat van een hoorzitting als bedoeld in lid 2 t/m 4 een verslag wordt gemaakt.

  • 6.

    Het verslag als bedoeld in lid 4 maakt onderdeel uit van het definitieve advies van de adviescommissie.

Artikel 13. Plaatsopneming

  • 1.

    De adviescommissie stelt zich ter plaatse op de hoogte van de situatie, tenzij dat naar zijn mening redelijkerwijs niet nodig is voor het advies.

  • 2.

    De adviescommissie bepaalt in overleg met partijen dag en tijd van de plaatsopneming.

Artikel 14. Inlichtingen en adviezen bij derden

  • 1.

    De adviescommissie kan inlichtingen en adviezen bij derden inwinnen.

  • 2.

    Indien met het verstrekken van inlichtingen of het verlenen van adviezen door derden kosten zijn gemoeid, oefent de adviescommissie deze bevoegdheid eerst uit na instemming van het bestuursorgaan.

Artikel 15. Uitbrengen concept advies

  • 1.

    De adviescommissie brengt binnen zestien weken na ontvangst van de opdracht een schriftelijk en gemotiveerd conceptadvies aan het bestuursorgaan uit.

  • 2.

    Van een overschrijding van de in lid 1 genoemde termijn stelt de adviescommissie de partijen schriftelijk in kennis met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen het conceptadvies zal worden uitgebracht.

Artikel 16. Reactie op het concept advies

Alvorens de adviescommissie zijn definitieve advies uitbrengt, stelt hij de partijen gedurende een termijn van vier weken in de gelegenheid om schriftelijk op het concept advies te reageren.

Artikel 17. Uitbrengen definitief advies

  • 1.

    Bij tijdige ontvangst van één of meer reacties als bedoeld in artikel 16 brengt de adviescommissie binnen vier weken na verloop van de in artikel 16 genoemde termijn een definitief advies uit aan het bestuursorgaan.

  • 2.

    De adviescommissie kan de termijn als genoemd in lid 1 eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging hij mededeling doet aan de partijen.

  • 3.

    Indien niet binnen de in artikel 16 genoemde termijn een reactie is ingebracht, brengt de adviescommissie binnen twee weken na verloop van die termijn een definitief advies uit aan het bestuursorgaan.

  • 4.

    In aanvulling op het bepaalde in lid 1 en lid 3, zendt de adviescommissie een afschrift van het definitieve advies ter kennisneming aan de overige partijen.

Artikel 18. Beslistermijnen

Voor de door het bestuursorgaan te nemen beslissing op de aanvraag gelden de beslistermijnen zoals genoemd in artikel 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 19. Bekendmaking beslissing

Het bestuursorgaan maakt zijn op de aanvraag genomen beschikking binnen de in artikel 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen beslistermijnen bekend aan aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en derde-belanghebbenden.

Artikel 20. Uitbetaling

  • 1.

    Bij gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald binnen vier weken na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

  • 2.

    Betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven bankrekening.

Artikel 21. Nadere regels

Het bestuursorgaan kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de onderwerpen in deze verordening.

Artikel 22. Delegatie van bevoegdheden

De bevoegdheden in de artikelen 3 t/m 17 en 19 t/m 21 van deze verordening worden voor wat betreft het bestuursorgaan raad gedelegeerd aan het college.

Artikel 23. Vervallen oude verordening op termijn

De Verordening planschadeadvisering gemeente Doetinchem 2008 (Planschadeadviseringsverordening 2008) komt te vervallen op het moment waarop ten aanzien van alle bij de gemeente ingediende planschadeverzoeken ex artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening onherroepelijk is beslist.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking gelijktijdig met de inwerkingtreding van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Verordening nadeelcompensatie gemeente Doetinchem 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 oktober 2023,

griffier

voorzitter

TOELICHTING

Algemeen

 

Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voorziet in een algemene regeling van de vergoeding van schade als gevolg van rechtmatig overheidshandelen. Dit wordt nadeelcompensatie genoemd. In titel 4.5 van de Awb zijn bestaande landelijke regelingen voor bestuursrechtelijke nadeelcompensatie - die eerder geregeld waren in verschillende wetten, buitenwettelijke regelingen en jurisprudentie - samengevoegd, geharmoniseerd en geactualiseerd.

 

De nadeelcompensatieregeling van titel 4.5 van de Awb geldt bij alle soorten bestuursrechtelijke nadeelcompensatie en voorziet in een algemene regeling voor de vergoeding van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan schade in de vorm van winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak. Vaak gaat het om schade door infrastructurele werkzaamheden (bijv. omzetschade door wegopbrekingen).

 

In hoofdstuk 15, Afdeling 15.1 van de Omgevingswet (hierna: Ow) is voor de planologische instrumenten als genoemd in artikel 15 lid 1 sub a t/m o Ow een specifieke nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit titel 4.5 van de Awb. Afdeling 15.1 Ow (nadeelcompensatie) is zodoende een verbijzondering van titel 4.5 Awb: afdeling 15.1 Ow geldt alleen voor omgevingsrechtelijke besluiten. In juridische begrippen is titel 4.5 van de Awb de ‘lex generalis’ en afdeling 15.1 Ow de ‘lex specialis’: de bijzondere regels over nadeelcompensatie in de Ow hebben zodoende voorrang op de algemene regels in de Awb.

 

Anders dan in titel 4.4 van de Awb is de afbakening van de schadeoorzaken zoals genoemd in artikel 15.1 Ow limitatief en exclusief. Dat betekent dat als een schadeoorzaak op grond van deze wet niet in artikel 15.1 Ow is opgenomen, hiervoor niet alsnog langs de weg van de Awb om schadevergoeding kan worden verzocht.

 

Een bekend voorbeeld van een omgevingsrechtelijke bestuursrechtelijke schadevergoedingsregeling is de planschaderegeling uit afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Onder de Omgevingswet worden planschadeverzoeken behandeld op grond van afdeling 15.1 van de Ow in samenhang met de algemene nadeelcompensatieregeling in titel 4.5 van de Awb.

 

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van titel 4.5 van de Awb en de Ow had de gemeente Doetinchem voor nadeelcompensatie in de vorm van planschade een planschadeadviseringsverordening: Verordening planschadeadviseringsverordening gemeente Doetinchem 2008. De nu voorliggende integrale gemeentelijke Verordening nadeelcompensatie gemeente Doetinchem 2024 is van toepassing op alle vormen van nadeelcompensatie zoals bedoeld in afdeling 15.1 van de Ow en titel 4.5 van de Awb. Daarom komt de planschadeadviseringsverordening 2008 op termijn te vervallen.

 

Normaal maatschappelijk risico

 

Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, altijd en in zijn geheel moet vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk tot op zekere hoogte onvermijdelijk. Zodoende moeten deze gevolgen dus ook tot op zekere hoogte worden geaccepteerd. Dit wordt het ‘normaal maatschappelijk risico’ genoemd. Burgers en ondernemingen die door rechtmatig overheidsoptreden echter schade lijden die uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico en die in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd schadevergoeding ontvangen (artikel 4:126 van de Awb en artikel 15.7 van de Ow). De hoogte daarvan moet in zo’n geval redelijk zijn. Dat betekent dat de schadevergoeding niet vanzelfsprekend de volledige schade dekt. Een deel van de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.

 

Verordening

 

De voorliggende Verordening nadeelcompensatie gemeente Doetinchem 2024 is gebaseerd op de VNG Model Verordening nadeelcompensatie (VNG-ledenbrief 21/041 van 26 mei 2021). Zowel ten opzichte van het model voor de verordening als ten opzichte van de model-toelichting zijn aanpassingen op maat gemaakt. Dit zowel inhoudelijk als redactioneel.

 

Er is voor gekozen om nadeelcompensatie uit te werken in een verordening en niet in een beleidsregel. Een belangrijke reden hiervoor is dat het heffen van een recht (zie artikel 3 van deze verordening) bij wettelijk voorschrift moet worden geregeld (zie artikel 4:128, eerste lid, van de Awb). De adviescommissie zou wel via een beleidsregel geregeld kunnen worden, maar krijgt door verankering in de onderhavige verordening een meer solide basis. Uit een oogpunt van overzichtelijkheid hebben wij in deze verordening tevens diverse andere aspecten die voor nadeelcompensatieprocedures relevant zijn opgenomen, om versnippering van toepasselijke regelgeving zoveel mogelijk te voorkomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden de centrale begrippen van de onderhavige verordening gedefinieerd.

 

Artikel 2. Toepassingsbereik

Eerste en tweede lid

 

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow.

 

Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Ow van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

 

Derde lid

 

Binnen de gemeente Doetinchem geldt de specifieke Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen UNOG – gemeente Doetinchem. Verzoeken om nadeelcompensatie die onder die nadeelcompensatieregeling vallen, zijn in de onderhavige Verordening nadeelcompensatie gemeente Doetinchem 2024 uitgezonderd.

 

Artikel 3. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. De figuur van deze heffing is in artikel 4:128 van de Awb verankerd. Doel is om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot het indienen van nadeelcompensatieverzoeken. Het recht bedraagt € 500,--. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. In geval van toewijzing van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (zie artikel 4:129, aanhef en sub c, van de Awb).

Het is niet wenselijk om dit recht op te nemen in de legesverordening, aangezien er geen sprake is van een belastingheffing.

 

Artikel 4. Indiening aanvraag

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten algemene vereisten voor de indiening van aanvragen tot het geven van een beschikking als bedoeld in artikel 1:3 lid 3 (definitie begrip ‘aanvraag’) respectievelijk artikel 1:3 lid 2 (definitie begrip ‘beschikking’) van de Awb. Als niet aan deze aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld.

 

In aanvulling hierop is in het tweede lid geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld aanvraagformulier. Dit formulier is te vinden op de website van de gemeente Doetinchem.

 

In het derde en het vijfde lid is een aantal algemene indieningsvereisten opgenomen die mede gerelateerd zijn aan het aanvraagformulier nadeelcompensatie.

 

In het vierde lid zijn aanvullende indieningsvereisten opgenomen ten aanzien van de aldaar specifiek benoemde vormen van schade. Tevens benoemt dit lid de noodzaak van een nadere omschrijving van de door aanvrager gewenste vergoeding voor het geval dat aanvrager géén financiële vergoeding wil ontvangen.

 

Artikel 5. Afwijzing aanvraag

In dit artikel wordt een aantal specifieke gevallen benoemd die altijd door het bestuursorgaan zullen worden afgewezen. Dit betreft gevallen waarin op voorhand duidelijk is dat een nadeelcompensatieverzoek geen enkele kans van slagen heeft.

 

Artikel 6. Inwinnen deskundigenadvies

Dit artikel bepaalt voor welke aanvragen het bestuursorgaan een deskundigenadvies inwint bij een adviescommissie.

 

Artikel 7. Adviescommissie – Samenstelling, benoeming en ontslag

Dit artikel, evenals de artikelen 8 (Opdrachtverstrekking), 9 (Wraking van de adviescommissie) en 10 (Taken en werkzaamheden van de adviescommissie), gaat over de adviescommissie.

 

In dit artikel is beschreven, op basis van welke criteria het bestuursorgaan de adviescommissie aanwijst. Hier is voorzien in voldoende waarborgen voor de deskundigheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de adviescommissie. Voor het geval dat de onafhankelijkheid, onpartijdigheid of deskundigheid van een in de commissie benoemde deskundige in het geding komt, voorziet lid 14 in de mogelijkheid van functieontheffing door het bestuursorgaan. Ook in geval van andere zwaarwegende redenen kan het bestuursorgaan overgaan tot functieontheffing. Lid 15 voorziet in de mogelijkheid van het inroepen van een ad-hoc-adviseur, bijvoorbeeld in geval van wraking van de volledige planschadecommissie inclusief plaatsvervangers.

 

Artikel 8. Opdrachtverstrekking

In dit artikel is de adviesopdracht van het bestuursorgaan aan de adviescommissie geregeld. In het kader van de opdrachtverstrekking moet het bestuursorgaan aanvragers, eventuele andere betrokken bestuursorganen en derde-belanghebbenden over de opdrachtverstrekking informeren.

 

Artikel 9. Wraking van de adviescommissie

In dit artikel is vastgelegd onder welke omstandigheden en op welke wijze partijen de adviescommissie kunnen wraken. Verder staan hier enkele procedureregels voor de afhandeling van wrakingsverzoeken.

 

Artikel 10. Taken en werkzaamheden van de adviescommissie

In dit artikel is beschreven, welke inhoudelijke eisen er tenminste aan de advisering door de adviescommissie worden gesteld. Tevens is in lid 6 geregeld, dat los daarvan de adviescommissie daarnaast ook onderzoek doet en adviseert over alle vraagstukken die de adviescommissie voor zijn advisering relevant acht.

 

Artikel 11. Informatieplicht

In dit artikel is geregeld dat partijen verplicht zijn tot het aan de adviescommissie verstrekken van de door de adviescommissie voor zijn advisering benodigde informatie (gegevens en/of stukken). Verder staan hier enkele procedureregels in verband met het op verzoek van de adviescommissie verstrekken van gegevens en/of stukken.

 

Artikel 12. Horen van partijen

Dit artikel, evenals de artikelen 13 (Plaatsopneming), 14 (Inlichtingen en adviezen bij derden), 15 (Uitbrengen concept advies), 16 (Reactie op het concept advies) en 17 (Uitbrengen definitief advies), gaat over de adviesprocedure na opdrachtverstrekking aan de adviescommissie en vormt een aanvulling op dan wel een herhaling van wat in de Awb is bepaald omtrent de totstandkoming van een besluit op een aanvraag om schadevergoeding.

 

In lid 1 t/m 6 is beschreven op welke wijze de adviescommissie partijen hoort. Dit kan desgewenst schriftelijk gebeuren, maar over het algemeen wordt er voor het horen van partijen een hoorzitting georganiseerd waarin alle partijen in elkaars aanwezigheid door de adviescommissie in de gelegenheid worden gesteld om mondeling hun visie te geven over de aanvraag.

 

Artikel 13. Plaatsopneming

In dit artikel is geregeld dat de adviescommissie de situatie ter plaatse opneemt. De adviescommissie verschaft zich daarbij een indruk van de feiten en omstandigheden op de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft. Als een plaatsopneming naar de mening van de adviescommissie niet nodig is ziet de adviescommissie hiervan af.

 

Artikel 14. Inlichtingen en adviezen bij derden

In dit artikel is vastgelegd dat de adviescommissie inlichtingen en adviezen bij derden kan inwinnen. Dit kan nodig zijn als de adviescommissie bij aanvragen waarvoor specifieke aanvullende kennis nodig is niet over die specifieke kennis beschikt.

 

Artikel 15. Uitbrengen concept advies

In dit artikel staan de termijnen voor het uitbrengen van een concept advies door de adviescommissie.

 

Artikel 16. Reactie op het concept advies

In dit artikel is geregeld dat partijen na het uitbrengen van een concept advies door de adviescommissie in de gelegenheid worden gesteld om op dat concept advies te reageren.

 

Artikel 17. Uitbrengen definitief advies

In dit artikel staan de proceduregels en termijnen voor het uitbrengen van een definitief advies door de adviescommissie.

 

Artikel 18. Beslistermijnen

De verwijzing in dit artikel naar de beslistermijnen uit artikel 4:130 van de Awb is slechts bij wijze van service voor de aanvrager opgenomen, zodat aanvrager hier niet naar hoeft te zoeken.

 

Artikel 19. Bekendmaking beslissing

Dit artikel benoemt bij wijze van service hetgeen ook al in de Awb is vastgelegd over het bekendmaken van beschikkingen op aanvraag.

 

Artikel 20. Uitbetaling

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd: als een aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk binnen vier weken na het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus binnen vier weken na afronding van eventuele bezwaar-, beroeps- en hoger beroepsprocedures.

 

Verder is in dit artikel (zie lid 2) de wijze van uitbetaling vastgelegd.

 

Artikel 21. Nadere regels

Dit artikel biedt het bestuursorgaan desgewenst de mogelijkheid om over de onderwerpen in deze verordening nadere regels vast te stellen, bijvoorbeeld om de inhoud of de wijze van toepassing van het bepaalde in deze verordening te verduidelijk of aan te vullen.

 

Artikel 22. Delegatie van bevoegdheden

Dit artikel regelt dat alle in deze verordening genoemde bevoegdheden die uitvoerend van aard zijn, voor gevallen waarin deze bevoegdheden zouden worden uitgeoefend door de raad, worden gedelegeerd aan het college als dagelijks bestuur van de gemeente. Dit bevordert een snellere besluitvorming en beperkt het aantal zaken waarover de raad een besluit moet nemen.

 

Artikel 23. Vervallen oude verordening op termijn

Dit artikel regelt wanneer de Verordening planschadeadvisering gemeente Doetinchem 2008 (Planschadeadviseringsverordening 2008) komt te vervallen. Voorlopig zal daarvan nog geen sprake zijn: de Planschadeadviseringsverordening 2008 kan vanwege het overgangsrecht planschade in de artikelen 4.17 t/m 4.20 van de Invoeringswet Omgevingswet nog een aantal jaren relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken met toepassing van de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Planschadeadviseringsverordening 2008.

 

Zodra er geen sprake meer is van planschadedossiers die als gevolg van het overgangsrecht nog onder het oude recht en dus met toepassing van Wro, Bro en Planschadeadviseringsverordening 2008 moeten worden afgehandeld, vervalt de Planschadeadviseringsverordening 2008 van rechtswege.

 

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze bepaling spreekt voor zich.

 

Artikel 25. Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.

Naar boven