Vijfde wijziging van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019

De directeur Maatschappelijke Ondersteuning van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling,

 

gelet op artikel 4.81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet;

 

overwegende, dat het college het wenselijk vindt de toelichting op de beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 te wijzigen om vast te leggen hoe wordt omgegaan met aanvragen bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand en griffierechten;

 

besluit:

Artikel I  

De toelichting op de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

De toelichting op artikel 3.1, derde lid wordt vervangen door:

  • Dit lid bepaalt dat het college kan afwijken van de hoofdregel. Er kan op grond van dit lid met terugwerkende kracht bijzondere bijstand worden verstrekt, mits de kosten niet langer geleden dan 6 maanden voor de aanvraag zijn opgekomen én de nota’s niet ouder zijn 3 maanden. Het college beoordeelt of de aanvraag op tijd is ingediend en of de kosten daadwerkelijk in rekening zijn gebracht aan de hand van de factuur. Voor het recht op bijzondere bijstand moet het college nog wel de noodzaak van de kosten kunnen vaststellen én of het om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten gaat.

     

    Voor aanvragen die zien op kosten van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand is het van belang om vast te stellen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen voor de aanvrager van de bijzondere bijstand. Daarom dient naast een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand ook een nota voor de eigen bijdrage (de factuur van de advocaat) ingeleverd te worden. Alleen in die gevallen dat de toevoeging dateert van een tijdstip dat gelegen is in een periode van 6 maanden of langer voor de datum van de aanvraag hoeft geen nota ingeleverd te worden, omdat automatisch niet voldaan wordt aan de voorwaarde dat de kosten niet langer geleden dan 6 maanden voor de datum van de aanvraag zijn gemaakt.

B

De toelichting op artikel 6.1 wordt vervangen door:

  • De datum waarop de toevoeging is afgegeven door de Raad voor Rechtsbijstand, is het moment dat de kosten voor eigen bijdrage rechtsbijstand opkomen.

     

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt niet meer dan de lage eigen bijdrage die zou gelden als de belanghebbende gebruik gemaakt zou hebben van rechtshulp van bijvoorbeeld het Juridisch Loket (ECLI:NLCRVB:2016:595).

     

    Indien belanghebbende door wijziging van diens inkomen in aanmerking kan komen voor een lagere eigen bijdrage rechtsbijstand door het indienen van een verzoek om peiljaarverlegging, wordt de aanvrager hiertoe in de gelegenheid gesteld.

     

    Als de aanvrager van deze mogelijkheid geen gebruik maakt of als de termijn voor het indienen van een verzoek tot peiljaarverlegging is verstreken, wordt de hoogte van de bijzondere bijstand vastgesteld op de lage bijdrage, die zou gelden als aanvrager gebruik gemaakt zou hebben van een verzoek tot peiljaarverlegging.

     

    Voor de kosten van het griffierecht geldt dat de datum waarop een betrokkene het beroepschrift of hoger beroepschrift indient bij de bestuursrechter, dit het moment is dat de kosten opkomen. Met de indiening van het beroepschrift staat namelijk in beginsel de verschuldigdheid van het griffierecht vast.

     

    De hoogte van het griffierecht is afhankelijk van de hoogte van het inkomen en het vermogen van de rechtzoekende.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

Aldus vastgesteld op 25 oktober 2023.

Het college van burgemeester en wethouders,

namens deze:

Ronald van As

Directeur Maatschappelijke Ondersteuning

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl

Naar boven