Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2023, 462830 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2023, 462830 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2024
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
gelet op artikelen 2.1.2, vijfde lid, 2.4.9, eerste lid, 2.5.5, tweede lid, 2.6.4, tweede lid, 2.7.4, tweede lid, 2.8.4, tweede lid, 2.9.3, achtste lid, 2.9.4 tiende lid, 2.9.5, vierde lid, 2.10.3, derde lid, 2.10.5, tweede lid, 2.10.7, vierde lid, 2.11.6, 3.3.1, derde lid, 3.3.7, vijfde lid, 3.3.9, derde lid, 3.3.10, vierde lid, 3.6.1, zesde lid, 3.6.2, zesde lid, 3.9.4, derde lid, 3.9.6, derde lid van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2024,
gezien de inspraakreacties en de nota van beantwoording van 17 oktober 2023, de adviezen van de dagelijks besturen van de bestuurscommissies van stadsdelen Centrum, Nieuw-West, Noord, Oost, West, Zuid, Zuidoost en stadsgebied Weesp,
besluit de volgende regeling vast te stellen:
In deze Nadere regels wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam uitvoering geeft aan de bevoegdheid tot het beslissen op een aanvraag van een urgentieverklaring op grond van artikel 2.10.1 van de Huisvestingsverordening (HVV). Paragraaf 10 van hoofdstuk 2 van de HVV bevat de artikelen die op urgentie betrekking hebben.
Artikel 12 van de Huisvestingswet 2014 vormt de wettelijke grondslag voor de urgentiebepalingen in de HVV. Definities van gehanteerde termen in deze Nadere regels zijn gelijk aan de definities in artikel 1 van de HVV. Deze Nadere regels zijn opgebouwd in de volgorde van de artikelen van de HVV. De artikelen bevatten tussen haakjes het onderliggende artikel in de HVV.
Artikel 1. Bevoegdheid en uitvoering (artikel 2.10.1 HVV)
Aanvullend op artikel 2.10.1 HVV, waarin is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om te beslissen op een aanvraag van een urgentieverklaring, geldt dat:
Artikel 2. Aanvraagprocedure en beoordeling (artikel 2.10.2 HVV)
Voor urgentieverlening hanteert de gemeente over het algemeen de volgende zes stappen:
Verval of intrekking van de urgentieverklaring door de directie Wonen.
De aanvrager moet alle gevraagde stukken leveren waaronder tenminste:
een ingevuld en ondertekend formulier waarmee de directie Wonen, team Indicaties gemachtigd wordt om benodigde gegevens op te vragen waarmee de geldigheid van de aanvraag onderzocht kan worden, bijvoorbeeld bij de behandelend arts, begeleidende instelling, verhuurder van de huidige woning, maatschappelijk werk, politie of andere hulpinstellingen.
Artikel 3. Algemene weigeringsgronden (artikel 2.10.5 HVV)
Bij alle categorieën van urgentie gelden de weigeringsgronden uit artikel 2.10.5 van de HVV. De aanvraag wordt getoetst aan alle weigeringsgronden. Indien één of meerdere van deze weigeringsgronden van toepassing zijn, wordt de aanvraag geweigerd. De weigeringsgronden worden hieronder uitgewerkt en worden beoordeeld aan de hand van de onderstaande voorwaarden en criteria. Overigens is de uitwerking per weigeringsgrond niet uitputtend bedoeld (niet limitatief).
Ad a) De aanvrager is geen 18 jaar of ouder, of heeft geen Nederlandse nationaliteit of vreemdelingenstatus.
Ad b) Géén urgent huisvestingsprobleem.
Indien zich één of een combinatie van de onderstaande problemen voordoet, is er géén urgent huisvestingsprobleem:
Ad c) Het huisvestingsprobleem was redelijkerwijs op te lossen of te voorkomen.
Van een dergelijk probleem is in ieder geval sprake als de aanvrager:
In algemene zin geldt dat het huisvestingsprobleem van de aanvrager dient te zijn ontstaan uit een overmachtssituatie om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring. Volledigheidshalve wordt daarboven opgemerkt dat sociale of medische problemen geen uitzondering geven op weigeringsgrond c.
Ad d) Het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening.
Met ‘voorliggende voorzieningen’ worden onder meer bedoeld:
de publieke voorzieningen op het gebied van zorg, hulp en ondersteuning zoals aanleg van een traplift of andere woningaanpassingen die de gemeente in het kader van de WMO mogelijk maakt, hulp bij het huishouden of vervoersvoorzieningen, wijkverpleging, thuiszorg, maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg of jeugdhulp;
Ad e) Het huisvestingsprobleem is het gevolg van verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden, hiervan is in ieder geval sprake:
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat sociale of medische problemen geen uitzondering geven op weigeringsgrond e.
Ad f) Het probleem kan niet of onvoldoende opgelost worden met verhuizing naar een andere woonruimte, waarmee bedoeld wordt dat de aanvrager wegens problemen of omstandigheden meer gebaat is bij inzet van een voorliggende voorziening of medische zorg, dan met een andere woning. Een voorliggende voorziening behelst alle voorzieningen zoals opgenomen in Ad d.
Ad g) Minder dan 2 jaar geleden een urgentieverklaring is vervallen of werd ingetrokken, waarmee bedoeld wordt dat een weigering volgt als korter dan 2 jaar voorafgaand aan het moment van indienen van de aanvraag een urgentie van de aanvrager of lid van diens huishouden:
Ad h) De aanvrager is niet in staat om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van een zelfstandige woonruimte te voorzien, waarvan sprake is als de aanvrager:
Ad i) De aanvrager woont minder dan vier jaar onafgebroken in de gemeente waar urgentie wordt aangevraagd, waarbij geldt dat:
Voor aanvragers met één of meer minderjarige kinderen die tijdelijk elders wonen wegens relatiebreuk of echtscheiding en voldoen aan de overige criteria geldt de volgende uitzondering: zij kunnen maximaal een half jaar na uitschrijving uit het BPR van Amsterdam alsnog urgentie aanvragen, bovenstaande bindingseis wordt hen in zoverre niet tegengeworpen;
Ad j) Het inkomen is hoger dan de inkomensgrens voor de primaire doelgroep van corporaties of de tijdelijk hogere inkomensgrens voor de 10% doelgroep als bedoeld in artikel 48 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015, waarbij geldt dat:
Ad k) In de twee jaar voor het moment van aanvraag in een onderkomen woonde welke niet bestemd is voor permanente bewoning krachtens een besluit op grond van de Omgevingswet (artikel 2.10.5, derde lid, HVV). Hiervan is in elk geval sprake als de aanvrager:
Aanvragen vanuit noodopvang voor gezinnen
De situatie en het handelen van de aanvrager voorafgaand aan het verblijf in de noodopvang (crisisopvang) voor gezinnen is relevant voor de beoordeling van de weigeringsgronden. Het verblijf in de noodopvang is op zichzelf geen huisvestingsprobleem waarvoor urgentie wordt gegeven en vormt verder een neutrale factor in de beoordeling. Ook telt de periode van verblijf in de noodopvang niet mee in de periode dat de aanvrager in Amsterdam moet hebben gewoond op grond van artikel 2.10.5, eerste lid, onderdeel i, HVV. Alleen indien de aanvrager voorafgaand en gedurende het verblijf in de noodopvang aanvullende problemen heeft die vallen binnen de criteria voor sociale of medische urgentie, kan er een urgentieverklaring worden verleend.
Artikel 4. Schulden (artikel 2.10.5, eerste lid, onderdeel h, HVV)
Aanvragen van personen die niet aantonen dat ze met zekerheid kunnen voorzien in kosten van bewoning worden geweigerd op basis van artikel 2.10.5, eerste lid, onderdeel h, HVV. Dit betekent dat de aanvrager moet zorgen voor een situatie van langdurige financiële stabiliteit. Als er sprake is van schulden gelden de onderstaande voorwaarden:
Artikel 5. Urgentiecategorie Blijf-groep (artikel 2.10.6, eerste lid, onderdeel a, HVV)
De aanvraag van urgentie voor mensen die verblijven in een instelling voor tijdelijke opvang van slachtoffers van huiselijk geweld, de zogenoemde Blijf-groep , wordt beoordeeld met inachtneming van de algemene weigeringsgronden die in artikel 2.10.5 van de HVV zijn opgenomen met uitzondering van de eis dat alle personen in het huidhouden ten minste een minimale tijd in Amsterdam of in de voormalige gemeente Weesp woonachtig moeten zijn (artikel 2.10.5 eerste lid, onderdeel i, HVV). Daarnaast moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Indien de aanvrager in aanmerking wil komen voor een woning die met voorrang aan personen met minderjarige kinderen wordt toegewezen moet een ouderschapsplan met door de gemeente of notaris gelegaliseerde handtekeningen van beide ouders worden ingediend, waaruit blijkt dat de zorg en verblijf van de kinderen is toegewezen aan de aanvrager.
Ten behoeve van de uitstroom uit de Blijf-groep kan het college:
een urgentie onder opschortende voorwaarden verstrekken, zoals beschreven in paragraaf 8 (urgentiecategorie uitstroom en omslag maatschappelijke opvang).
De woning wordt daarbij eerst toegewezen en verhuurd aan een zorginstelling die de cliënt de woning in gebruik geeft op basis van een intermediaire verhuur. Gedurende één of twee jaar krijgt de cliënt begeleiding en gelegenheid om te voldoen aan eventuele opschortende voorwaarden, zoals afronding van een echtscheiding, het afspreken van een ouderschapsplan of het regelen van schulden. Na afronding van het zorgtraject en het voldoen aan de vereisten voor urgentie kan het huurcontract met de instelling worden omgezet (‘omgeklapt’) naar een regulier vast huurcontract op naam van de bewoner.
Cliënten met een leeftijd van 18 tot en met 27 jaar kunnen een jongerenwoning met een huurcontract voor vijf jaar toegewezen krijgen. Bij afloop van dat contract kan de bewoner urgentie krijgen voor een andere woning, op basis van de ruggensteunregeling in artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel e, van de HVV.
Artikel 6. Urgentiecategorie mantelzorg (artikel 2.10.6, eerste lid, onderdeel b HVV)
De aanvraag voor de urgentiecategorie mantelzorg wordt beoordeeld op basis van de algemene weigeringsgronden met uitzondering van artikel 2.10.5, eerste lid, onderdeel i, HVV (lokale binding). Daarnaast gelden de volgende voorwaarden:
Er bestaat alleen recht op urgentie vanwege mantelzorg indien deze geheel onbezoldigd wordt verleend. Personen die (deels) pgb ontvangen voor de zorgactiviteiten komen niet in aanmerking voor deze urgentie. Dit volgt uit de definitie voor mantelzorg (artikel 1 HVV en artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Ook als een aantal uren wel onbezoldigd zorg wordt verleend wordt niet voldaan aan dit vereiste. De mantelzorg moet geheel onbezoldigd worden verleend.
Artikel 7. Urgentiecategorie vergunninghouders (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel d, onderdeel e en onderdeel g, HVV)
Vergunninghouders oftewel statushouders komen in aanmerking voor urgentie als:
Woningzoekenden aan wie op grond van de voorgaande urgentiegrond een woning is toegewezen die verhuurd wordt met een tijdelijk huurcontract kunnen opnieuw in aanmerking komen voor urgentie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
het tijdelijk contract loopt af en er is geen sprake van voortijdige contractbeëindiging wegens verwijtbaar handelen van de aanvrager van de urgentie of een persoon behorend tot diens huishouden. Onder verwijtbaar handelen wordt ook het voortijdig opzeggen van het huurcontract door de woningzoekende verstaan; en
Woningzoekenden aan wie op grond van de voorgaande urgentiegronden een woning is toegewezen komen in geval van gezinshereniging in aanmerking voor urgentie als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Artikel 8. Urgentiecategorie uitstroom en omslag maatschappelijke opvang en beschermd wonen (artikel 2.10.7 HVV)
Deze urgentiecategorie is bedoeld voor personen die een woning nodig hebben omdat zij uitstromen uit een instelling voor Maatschappelijke Opvang (MO), Beschermd Wonen (BW) of een psychiatrische instelling in Amsterdam of in de voormalige gemeente Weesp. Ook de personen die worden toegelaten in de Maatschappelijke Opvang of Beschermd Wonen, maar worden gefinancierd vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) vallen onder deze urgentiecategorie.
Wegens het extramuraliseren van de zorg en uitvoering van het ‘Housing First’ principe, wordt deze urgentie ook toegekend aan personen die op basis van een beschikking ‘zorg met verblijf’ toegang krijgen tot de Maatschappelijke Opvang of Beschermd Wonen maar nog niet voldoen aan de vereisten om uit te stromen naar een huurwoning op eigen naam. De urgentie wordt hierbij onder opschortende voorwaarden verleend, deze constructie heet de ‘Omslagroute’. De zorginstelling draagt de cliënten voor die geschikt worden geacht om zelfstandig in een woning hulpverlening te krijgen. De zorginstelling huurt aanvankelijk de woning zelf en verleent daar de zorg aan de cliënt. De zorginstelling en cliënt ondertekenen een Integraal Traject Plan (ITP) oftewel persoonlijk begeleidingsplan, met daarin op maat gesneden doelen. Zodra de cliënt voldoet aan de gestelde doelen van het hulpverleningstraject en psychisch, sociaal en financieel in staat is om zelfstandig te wonen, wordt deze voorgedragen voor de ‘omklap’ van het huurcontract naar een huurcontract op eigen naam.
Op deze urgentie zijn de algemene weigeringsgronden van artikel 2.10.5, eerste lid, onderdelen a, g, h en j, HVV van toepassing, wat betekent dat de aanvrager: tenminste 18 jaar moet zijn, legaal in Nederland moet verblijven, geen urgentieverklaring moet hebben die minder dan twee jaar geleden is vervallen of ingetrokken en geen inkomen mag hebben boven de normen gesteld in artikel 2.2.2, eerste lid, HVV. De aanvrager dient verder naar verwachting voldoende zelfredzaam te zijn, geen overlast te veroorzaken en te voldoen aan de eis van regiobinding of de alternatieve criteria.
In beginsel geldt voor een urgentie op grond van artikel 2.10.7, eerste lid, onderdeel a, HVV de voorwaarde van regiobinding. Dit houdt in dat de aanvrager tenminste twee jaar van de drie jaar voorafgaand aan de opvang (zorg met verblijf) woonachtig moet zijn geweest in de zorgregio Amsterdam of in de voormalige gemeente Weesp en dit dient te worden aangetoond door een inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP).
Bij het verlenen van toegang tot Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen zijn gemeenten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verplicht om een ruimere uitleg van regiobinding te hanteren. Het kan daarom voorkomen dat personen die tot de MO/BW zijn toegelaten en na of tijdens het zorgtraject moeten doorstromen naar een zelfstandige huurwoning, niet voldoen aan de eis van regiobinding in de HVV.
Op grond van artikel 2.10.7, derde lid, HVV kunnen burgemeester en wethouders in die gevallen de bovengenoemde voorwaarde van regiobinding in de HVV voor urgentie buiten toepassing verklaren. In die gevallen dient de aanvrager aan te tonen dat diegene:
Voorwaarden bij start Omslagroute – toekenning urgentie onder opschortende voorwaarden
Een cliënt van de Maatschappelijke Opvang of Beschermd Wonen kan de urgentie onder opschortende voorwaarden krijgen als deze geschikt geacht wordt het hulpverleningstraject te doorlopen in een zelfstandige woning. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de cliënt geen overlast zal veroorzaken, actief zal meewerken aan de zorg en begeleiding van de zorginstelling en hiervoor de deur zal open doen. Bij toekenning van de urgentie onder opschortende voorwaarden wordt de zorginstelling huurder en de woning wordt in gebruik gegeven aan de cliënt.
Voor toekenning van de urgentie onder opschortende voorwaarden is vereist dat een Integraal Traject Plan (ITP) of persoonlijk begeleidingsplan is opgesteld en dat dit plan is ondertekend door de cliënt en de zorginstelling. Dat plan bevat gepersonaliseerde doelen om het zorgtraject goed te laten verlopen en om te zorgen dat de cliënt cumulatief gaat voldoen aan de algemene criteria voor de urgentie uitstroom. Deze voorwaarden zijn:
Als blijkt dat het ITP of persoonlijk begeleidingsplan niet kan worden volbracht en een herijking van perspectief nodig is kan de urgentie die onder opschortende voorwaarden is verleend worden ingetrokken.
Definitieve urgentieverlening (‘omklap’)
Bij de definitieve urgentieverlening kan het huurcontract op naam van de zorginstelling worden ‘omgeklapt’, oftewel op naam van de cliënt worden gezet. Een besluit tot definitieve urgentieverlening wordt genomen zodra de cliënt de gepersonaliseerde doelen van het Integraal Trajectplan of persoonlijk begeleidingsplan heeft behaald en met het behalen van deze doelen wordt voldaan aan bovengenoemde algemene criteria voor de urgentie uitstroom. Bij een positieve beoordeling eindigt (meestal) het hulpverleningstraject en wordt de voormalige cliënt een zelfstandig wonende huurder.
Artikel 9. Urgentiecategorie acute noodsituatie (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel a, HVV)
Deze urgentiecategorie wordt ook de ‘calamiteitenurgentie’ genoemd. Calamiteiten zijn plotselinge gebeurtenissen waar de aanvrager geen invloed op kon uitoefenen en die tot een acuut woonprobleem leiden zoals brand, explosie of verzakking. De aanvraag wordt beoordeeld op basis van de algemene weigeringsgronden met uitzondering van artikel 2.10.5, eerste lid, onderdeel j, HVV (inkomenseis) en dient daarnaast te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Artikel 10.1 Urgentiecategorie medische redenen (medische urgentie artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel b, HVV)
Indien het probleem niet of slechts beperkt opgelost wordt door een andere woonruimte, of als de aanvrager meer gebaat is bij inzet van een voorliggende voorziening (zoals medische of psychische zorg, of begeleiding) wordt de aanvraag afgewezen op grond van artikel 2.10.5, eerste lid, onderdeel d of onderdeel f HVV). Hiervan is in ieder geval sprake als de aanvrager beschikt over een beschikking voor een maatwerkvoorziening voor opvang of beschermd wonen.
Artikel 10.2 Urgentiecategorie sociale redenen (sociale urgentie artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel b HVV)
Indien het probleem niet of slechts beperkt opgelost wordt door een andere woonruimte, of als de aanvrager meer gebaat is bij inzet van een voorliggende voorziening (zoals begeleiding) wordt de aanvraag afgewezen op grond van artikel 2.10.5, eerste lid, onderdeel d of onderdeel f HVV. Hiervan is in ieder geval sprake als de aanvrager beschikt over een beschikking voor een maatwerkvoorziening voor opvang of beschermd wonen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de weigeringsgronden uit artikel 2.10.5, eerste lid, onderdeel c en onderdeel e HVV onverminderd van toepassing zijn op een urgentieaanvraag op sociale grond zoals genoemd onder 1. Er moet sprake zijn van een overmachtssituatie en het probleem moet niet redelijkerwijs te voorkomen zijn geweest. Dit betekent dat huisuitzetting uit een inwoonsituatie geen recht geeft tot een sociale urgentie, of problemen nadat een gezin is gesticht zonder in passende woonruimte te voorzien.
Artikel 11. Aanvullende voorwaarden bij artikel 10.1 (ernstige medische problemen)
Psychische problemen zijn aantoonbaar chronisch, en de aanvrager moet op het moment van aanvraag minimaal 6 maanden onder behandeling zijn voor het betreffende medische probleem bij een specialistische, tweedelijns GGZ instelling of vrijgevestigd psychiater in Nederland. Praktijk Ondersteuner Huisartsenzorg, eerstelijns en/of basis GGZ vallen hier niet onder;
De huidige woonsituatie is levensontwrichtend omdat de bewegingsruimte van de aanvrager door de medische problemen teveel beperkt wordt dan wel de behandeling van het probleem wordt aantoonbaar in hoge mate ongunstig beïnvloed door de woonsituatie. Spanning, stress en/of psychische klachten samenhangend met de woonsituatie zijn geen redenen om een urgentieverklaring te verlenen;
Bij een verbroken relatie of echtscheiding is artikel 14 van toepassing.
Artikel 12. Aanvullende voorwaarden bij artikel 10.2, derde lid, onderdeel a, onder I (dakloosheid met minderjarige kinderen door relatiebreuk, echtscheiding en/of inkomensval)”
In het lid b) hierboven gestelde geval wordt tevens getoetst of er na verkoop van het eigen huis een problematische restschuld optreedt welke geregeld moet worden op basis van de aanvullende voorwaarde schulden (onder artikel 4) of welke leidt tot weigering basis van artikel 2.10.5, eerste lid, onderdeel h HVV).
Bij een verbroken relatie of echtscheiding is artikel 14 van toepassing.
Artikel 13. Aanvullende voorwaarden ernstige bedreiging of geweld bij artikel 10.2, derde lid, onderdeel a, onder II
In geval van bedreiging en/of geweld door de ex-partner of huisgenoot moet de aanvrager een beroep gedaan hebben op de hierbij passende voorliggende voorzieningen, te weten inzet van een huisverbod, straatverbod of contactverbod voor de dader, of gebruik van een AWARE-veiligheidsvoorziening door de aanvrager van de urgentie en dit niet tot een oplossing heeft geleid;
In geval van geweld of bedreiging door een ander dan een ex-partner of huisgenoot, dient de aanvrager een verklaring van de politie te overhandigen waaruit blijkt dat de aanvrager uit veiligheidsredenen niet langer in de eigen woning kan verblijven, ook niet na een opgelegd of eventueel op te leggen straatverbod of contactverbod.
Bij een verbroken relatie of echtscheiding is artikel 14 van toepassing.
Artikel 14. Aanvullende voorwaarden scheiding en verbroken partnerschap
Indien scheiding of verbroken partnerschap de achterliggende oorzaak is achter de aanvraag van urgentie, gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
Artikel 15. Stadsvernieuwing (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel c HVV)
Degene die woonruimte nodig heeft in verband met de sloop, onderhoud of herstel van de huidige woning kan onder voorwaarden urgentie krijgen. Dit heet een stadsvernieuwingsurgentie. De stadsvernieuwingsurgentie is nader uitgewerkt in Hoofdstuk 2 De uitwerking in dit hoofdstuk is niet van toepassing op stadsvernieuwingsurgentie.
Artikel 16. Zoekprofiel (artikel 2.10.3, tweede lid HVV)
In het zoekprofiel van de urgentieverklaring wordt rekening gehouden met medische problematiek als dat noodzakelijk is volgens een advies van de GGD-arts. Het zoekprofiel van de urgentieverklaring geeft dan aan dat een laag gelegen woning of een woning bereikbaar met lift noodzakelijk is. Conform artikel 2.8.1 van de HVV sluit het zoekprofiel dan aan op woningen die geschikt zijn voor personen met medische problemen. In WoningNet hebben deze woningen de omschrijving ‘voorrang voor WMO-verhuiskostenvergoeding, leeftijd 65+’.
Artikel 17. Speciale doelgroepen (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel f HVV)
Deze urgentiecategorie is bedoeld voor speciale doelgroepen die door een gespecialiseerde tafel binnen de gemeente worden begeleid en door deze tafel aan burgemeester en wethouders kunnen worden voorgedragen voor urgentie. De doelgroepen betreffen personen die vallen binnen de aanpak voor Multiprobleemgezinnen, het beleid ten aanzien van dreigende ontruiming bij overlast (het Laatste Kanstraject, het Nieuwe Kanstraject en de Treiteraanpak), het Uitstapprogramma Prostitutie, het beleid voor slachtoffers van mensenhandel en het beleid voor personen die terugkeren na herstel in een revalidatiecentrum. Voor elke groep gelden eigen voorwaarden. Deze zijn hieronder per categorie uitgewerkt.
Urgentieverlening onder opschortende voorwaarden
Een deel van deze doelgroepen krijgt een urgentie onder opschortende voorwaarden. Een besluit tot definitieve urgentieverlening wordt genomen zodra betrokkenen voldoen aan de afspraken die zijn gemaakt afhankelijk van de individuele omstandigheden en tenminste één jaar na afgifte van de urgentie onder opschortende voorwaarden. Bij de definitieve urgentieverlening wordt het huurcontract op naam van de instelling omgezet in een huurcontract op naam van betrokkene. Als de afspraken niet worden nagekomen dan wordt niet voldaan aan de opschortende voorwaarden van de urgentie. De urgentie wordt dan niet definitief en de woning kan worden ontruimd.
Artikel 18. Multiprobleemgezinnen (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel f HVV)
Deze urgentiecategorie is bedoeld voor gezinnen, met één of meerdere kinderen, die meervoudige complexe problemen hebben en waarbij verhuizen naar een (andere) woning kan helpen om tot een duurzame bestendige oplossing te komen om de situatie van het gezin te verbeteren. De gezinnen worden geholpen door de inzet van een MPG-aanpak. De procesmanager MPG die onderdeel uitmaakt van het doorbraakteam besluit of een gezin wordt voorgedragen voor de urgentie. De urgentie wordt verleend onder opschortende voorwaarden.
De volgende procedure wordt gevolgd:
Artikel 19. Beleid ten aanzien van dreigende ontruiming bij overlast (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel f HVV)
Veroorzakers van extreme (buren)overlast kunnen door een ontruimingsprocedure dakloos worden. Als onderdeel van het gemeentelijk preventiebeleid kunnen zij onder strikte voorwaarden nog eenmaal (als laatste kans) een andere woning aangeboden krijgen. Bij het Laatste Kanstraject wordt een woning aangeboden aan de betrokkene na een ontruimingsvonnis van de rechter. Bij het Nieuwe Kanstraject biedt de corporatie in geval van langdurige overlast de huurder een nieuwe woning aan ter voorkoming van een ontruimingsprocedure via de rechtbank. Als de huurovereenkomst daarbij wordt beëindigd met wederzijds goedvinden, krijgt de huurder een vervangende woning. De aanpak is verder gelijk aan het Laatste Kanstraject. Het Laatste Kanstraject en het Nieuwe Kanstraject worden uitgevoerd door de GGD en de directie Wonen in samenwerking met de Meldpunten Zorg en Woonoverlast, zorgaanbieders en de woningcorporaties. Het Laatste Kanstraject en het Nieuwe Kanstraject worden voornamelijk ingezet voor alleenstaanden en stellen zonder kinderen met psychiatrische en/of verslavingsproblematiek. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
De volgende procedure wordt gevolgd:
De Amsterdamse treiteraanpak is bedoeld om ernstige woonoverlast aan te pakken. Namens de gemeente Amsterdam nemen de stadsdeelregisseurs het initiatief bij de aanpak van individuele treitersituaties. Er kan worden opgeschaald naar een multidisciplinair interventieteam. Aan daders en of slachtoffers kan een vervangende woning worden aangeboden, daarbij gelden de volgende voorwaarden:
De volgende procedure wordt gevolgd:
Artikel 20. Uitstapprogramma prostitutie (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel f HVV)
De gemeente Amsterdam heeft in 2012 het uitstapprogramma voor prostituees verbeterd, onder meer wat betreft huisvesting. De directie Wonen heeft in samenwerking met de GGD en HVO-Querido (P&G292) twee routes naar huisvesting ingesteld voor vrouwen die geen eigen woning hebben: één voor vrouwen met OGGZ-problematiek en één voor vrouwen zonder OGGZ-problematiek. Huisvesting is een voorwaarde voor het bieden van zorg en begeleiding om de zelfstandigheid van de betrokkene te ondersteunen.
De aanmelding van uittredende prostituees wordt gedaan door P&G292 bij de Instroomtafel Volwassenen voor plaatsing in de Maatschappelijke Opvang of in Begeleid Wonen. Verder gelden de volgende voorwaarden:
De volgende procedure wordt gevolgd:
De aanmelding van uittredende prostituees wordt gedaan door P&G292 bij de Instroomtafel Volwassenen voor tijdelijke plaatsing in één van de drie woningen die HVO-Querido permanent huurt voor de opvang van prostituees die gebruik maken van het uitstapprogramma. Tevens gelden de volgende voorwaarden:
De volgende procedure wordt gevolgd:
Artikel 21. Slachtoffers van mensenhandel (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel f HVV)
Slachtoffers van mensenhandel kunnen een tijdelijke verblijfsvergunning op humanitaire gronden krijgen als ze aangifte doen tegen de mensenhandelaar en meewerken aan het strafrechtelijk onderzoek. Daarbij worden ze eerst in de Maatschappelijke Opvang geplaatst. Vervolgens kunnen ze met voorrang uitstromen naar een woning via het initiatief ‘Doorstroomwoningen’ van de Stadsregio Amsterdam, het Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel (ACM), HVO-Querido en de gemeente Amsterdam. Er wordt een urgentieverklaring verleend onder opschortende voorwaarden. Daarbij geldt de volgende procedure:
Artikel 22. Huisvesting na revalidatie (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel f HVV)
Volwassenen kunnen voorrang krijgen op een sociale huurwoning in het kader van de ‘verkeerde beddenproblematiek’ (op grond van medische of sociale redenen). Hierbij gaat het om tijdelijk verblijf in een intramurale instelling en de onmogelijkheid om na revalidatie terug te keren naar de eigen woning in Amsterdam. De snelle toewijzing van een andere woning is nodig om een dure intramurale plek vrij te maken. De instelling geeft bij de directie Wonen aan dat er sprake is van de verkeerde beddenproblematiek. Bij deze urgentie gelden de volgende voorwaarden:
De aanvrager wordt door de directie Wonen via directe bemiddeling begeleid naar een woning (bijvoorbeeld wibo of seniorenwoning).
Artikel 23. Economisch daklozen (artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel h HVV)
Deze urgentiecategorie is bedoeld voor economisch daklozen die door een zorgcoördinator vanuit HVO Querido of maatschappelijk werker uit het Stedelijk Team Economisch Daklozen van De Regenboog Groep worden voorgedragen voor urgentie. Het betreft personen die geen toegang hebben tot de Maatschappelijk Opvang / Beschermd Wonen (MO/BW), maar ook na het aanbod in de keten van economisch daklozen van tijdelijk wonen en ondersteuning onvoldoende stappen kunnen zetten in de richting van een duurzame woonplek, oplossing van schulden, vinden van werk, herstellen van netwerk en financiële rust wegens het ontbreken van een stabiele woonsituatie in combinatie met een kwetsbaar profiel. De aanvraag wordt beoordeeld op basis van de algemene weigeringsgronden uit artikel 2.10.5 van de HVV. In het geval van de weigeringsgronden c en e uit artikel 2.10.5, eerste lid, kan het college beslissen de urgentieaanvraag op deze gronden te weigeren. Daarnaast dient de aanvrager te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Aanvrager wordt voorgedragen door een zorgcoördinator vanuit HVO Querido of maatschappelijk werker uit het Stedelijk Team Economisch Daklozen van De Regenboog Groep voor een urgentie vanwege de constatering dat iemand niet vooruitgeholpen kan worden met het tijdelijke woonaanbod in de richting van een duurzame woonplek, oplossing van schulden, vinden van werk, herstellen van netwerk en financiële rust en overeenkomst vertoont met een of een combinatie van de volgende profielen:
Onbehandelde trauma’s en/of angststoornis. Psychologische behandeling is onmogelijk door instabiele woonsituatie en kunnen vanwege trauma’s/angsten niet samenwonen met een onbekende, waardoor het aanbod Tijdelijk Wonen niet passend is of averechts uitpakt. Er is sprake van sterke afhankelijkheid van een klein steunend netwerk in Amsterdam; of
Artikel 24. Hardheidsclausule (artikel 2.10.11 HVV)
Indien een aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden voor urgentieverlening kunnen burgemeester en wethouders alsnog een urgentieverklaring verlenen indien:
Toelichting op de hardheidsclausule bij medische problematiek
Onder een schrijnende situatie bij medische problematiek wordt verstaan een uitzonderlijke noodsituatie waar een urgentieverklaring voor noodzakelijk is. De aanvrager die een beroep doet op de hardheidsclausule vanwege ernstige medische problematiek dient met bewijsstukken aan te tonen dat sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Hiervoor is een verklaring van een medisch specialist noodzakelijk, een verklaring van de huisarts is onvoldoende.
Hoofdstuk 2 Stadsvernieuwingsurgentie bij sloop en renovatiecomplexen van corporaties en bij noodzakelijk bouwkundig onderhoud of herstel van particulier of privaat bezit
Op grond van artikel 12 van de Huisvestingswet 2014 en artikel 2.10.8, eerste lid, onderdeel c, Huisvestingsverordening kunnen burgemeester en wethouders een urgentieverklaring verlenen aan woningzoekenden die naar een andere woonruimte moeten verhuizen vanwege sloop, onderhoud of herstel van de huidige woonruimte (stadsvernieuwingsurgentie). Deze nadere regel is een uitwerking van deze urgentiecategorie. Deze urgentiecategorie is van toepassing in het geval van sloop of renovatie van corporatiewoningen en bij noodzakelijk bouwkundig onderhoud of herstel van sociale huurwoningen van particuliere of private verhuurders. Deze regeling is niet van toepassing op wooncomplexen met een tijdelijke bestemming.
Als huurders hun woning (tijdelijk) moeten verlaten door een geplande sloop, renovatie of noodzakelijk bouwkundig onderhoud of herstel krijgen zij onder voorwaarden een stadsvernieuwingsurgentie. Burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan het verlenen van de urgentieverklaring een peildatumbesluit af. Met de stadsvernieuwingsurgentieverklaring kunnen de huurders vervolgens met voorrang andere woonruimte zoeken.
Bij woningcorporaties gaat het hier om een regulier proces dat uitgewerkt is in de Kaderafspraken. De woningcorporatie verkent de mogelijkheden en draagvlak voor haar renovatie/sloop plannen en maakt daarover afspraken met belanghebbenden. De woningcorporatie volgt bij dit traject de Kaderafspraken. Daarna wordt in principe een peildatum afgegeven door burgemeester en wethouders, waarna een stadsvernieuwingsurgentie kan worden verleend.
Bij particuliere sociale huur wordt slechts in uitzonderlijke gevallen een stadsvernieuwingsurgentie verleend door burgemeester en wethouders. Particuliere of private verhuurders zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor het aanbieden van vervangende woonruimte aan de huurders, ook als zij een aanschrijving van burgemeester en wethouders of een ander verzoek ontvangen tot herstel op basis van de gebrekenlijst en het onderhoud of herstel moet in onbewoonde staat plaatsvinden. Alleen in uitzonderlijke gevallen en onder de voorwaarden in deze regeling kan een beroep worden gedaan op stadsvernieuwingsurgentie.
Paragraaf 2 Corporatiewoningen
Artikel 2.4. Jongerencontracten
Huurders met een jongerencontract als bedoeld in artikel 274c, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek die ten tijde van het sluiten van het nieuwe huurcontract een leeftijd hebben onder 28 jaar komen niet in aanmerking voor stadsvernieuwingsurgentie maar worden wel bemiddeld naar een andere jongerenwoning, waarbij er maximaal drie passende woonruimten worden aangeboden.
In afwijking van het eerste lid komen huurders met een jongerencontract dat afloopt tussen de peildatum en de datum van de aanvang van de werkzaamheden en huurders waarvan het huurcontract niet wordt opgezegd, omdat tijdelijk verbleven kan worden in een wisselwoning, niet in aanmerking voor stadsvernieuwingsurgentie.
Artikel 2.5. Voorwaarden semi-stadsvernieuwingsurgentie corporatiebezit
De volgende personen komen in aanmerking voor een semi-stadsvernieuwingsurgentie:
Inwonende kinderen bij een huishouden dat in aanmerking komt voor een stadsvernieuwingsurgentieverklaring die op de peildatum 23 jaar of ouder zijn en langer dan vijf jaar onafgebroken met dit huishouden wonen (aantoonbaar met een uittreksel uit de Basisregistratie Personen en vastgesteld door de corporatie tijdens het huisbezoek). Met inwonende kinderen wordt gelijk gesteld kinderen die tot aan hun 18e als pleegkind onderdeel vormden van het huishouden dat in aanmerking komt voor een stadsvernieuwingsurgentieverklaring en aan de overige voorwaarden voor semi-stadsvernieuwingsurgentie voldoen.
Huurders van een onzelfstandige woonruimte: als de huurder op de peildatum een leeftijd heeft van ten minste 18 jaar en op de peildatum meer dan twee jaar in de woonruimte woonde (aantoonbaar met een uittreksel uit de Basisregistratie Personen en vastgesteld door de corporatie tijdens het huisbezoek). Bewoners zonder individueel huurcontract of bewoners die bedrijfs- of andere gebouwen zonder woonbestemming in gebruik nemen waar burgemeester en wethouders of corporatie woningbouwplannen ontwikkelt, komen niet in aanmerking voor een semi-stadsvernieuwingsurgentieverklaring.
Paragraaf 3 Sociale huurwoningen in particulier of privaat bezit
Artikel 3.2. Beoordelen peildatumaanvraag particulier of privaat bezit
Burgemeester en wethouders stellen de peildatum vast en verlenen de stadsvernieuwingsurgentieverklaring aan de huurder indien is voldaan aan de voorwaarden in artikel 3.3.
Artikel 3.3. Voorwaarden stadsvernieuwingsurgentie particulier of privaat bezit
Hoofdstuk 3 Toewijzing standplaatsen voor woonwagens
De rangorde bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op woonwerklocaties, met dien verstande dat de onder a tot en met g genoemde woningzoekende een bedrijf of beroep moet uitoefenen dat verband houdt met de exploitatie van het circus- of kermisbedrijf en minimaal 70 % van zijn/haar gemiddeld jaarinkomen over de afgelopen drie kalenderjaren binnen het voornoemde bedrijf of beroep heeft vergaard.
Hoofdstuk 4 Voorraadvergunningen
Artikel 2. Geluidseisen voor de omzettingsvergunning en vergunning woningvorming
De geluidsoverdracht tussen de woning waar de aanvraag betrekking op heeft en de omliggende woningen heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke lucht-geluidniveauverschil niet kleiner dan 47 dB en een volgens NEN 5077 bepaalde gewogen contact-geluidniveau niet groter 59 dB. Daarnaast mag de vloerbedekking de geluidsisolatie niet verslechteren.
In aanvulling op het eerste lid dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Elektriciteitsvoorziening: De aanwezige voorziening voor elektriciteit dient veilig in gebruik te zijn. De elektrische installatie dient door middel van een keuringsrapport te zijn goedgekeurd door een erkend installatiebedrijf, dat is aangesloten bij een vakorganisatie. In het keuringsrapport dient te staan dat de installatie voldoet aan de eisen van NEN 1010:2015+C2:2016. De adressen die zijn gekeurd, moeten duidelijk staan vermeld met de huisnummers en keuringsdatum. Het keuringsrapport moet gewaarmerkt en ondertekend zijn.
Gasvoorziening: De aanwezige voorziening voor gas dient, tenzij de woonruimte volledig gasloos is, veilig in gebruik te zijn. De installatie dient door middel van een keuringsrapport te zijn goedgekeurd door een erkend installatiebedrijf, dat is aangesloten bij een vakorganisatie. In het keuringsrapport dient te staan dat de installatie voldoet aan de eisen van NEN 1078. De adressen die zijn gekeurd, moeten duidelijk staan vermeld met de huisnummers en keuringsdatum. Het keuringsrapport moet gewaarmerkt en ondertekend zijn.
Sterkte bij brand: Besluit bouwwerken leefomgeving paragraaf 3.2.2 (bestaande bouw) is van toepassing met dien verstande dat de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van de bouwconstructie, indien de vloer van het verblijfsgebied hoger ligt dan 7 meter en niet hoger dan 13 meter boven meetniveau, ook 60 minuten moet zijn.
Artikel 5. Vaststelling wijkquota voor de vergunning voor Bed & Breakfast (B&B) en de omzettingsvergunning voor kamerverhuur
Voor de omzettingsvergunning voor kamerverhuur en de vergunning voor B&B gelden de in de hieronder opgenomen tabel vastgelegde quota per wijk.
Artikel 6. Procedure vergunningverlening vergunning ten behoeve van een B&B
Wachtlijst en doorschuifregeling
Indien degene die op basis van de wachtlijst in aanmerking komt voor het aanvragen van een vergunning aangeeft daarvan geen gebruik te willen maken dan wel binnen vier weken geen vergunning heeft aangevraagd, komt de eerstvolgende op de wachtlijst in aanmerking voor het aanvragen van een vergunning. Dit herhaalt zich totdat iemand de vergunning aanvraagt.
Artikel 7. Procedure vergunningverlening omzettingsvergunning
Alle aangemelde adressen binnen de wijken, genoemd in artikel 5, worden willekeurig genummerd en gerangschikt. De adressen die op dezelfde positie of lager dan het voor die wijk geldende quotum staan, kunnen een omzettingsvergunning aanvragen, met dien verstande dat het pandquotum nog niet vol is. De rangschikking loopt door voor de adressen boven dat quotum.
Wachtlijst en doorschuifregeling
Indien degene die op basis van de wachtlijst in aanmerking komt voor het aanvragen van een omzettingsvergunning aangeeft daarvan geen gebruik te willen maken dan wel binnen vier weken geen omzettingsvergunning heeft aangevraagd, komt de eerstvolgende op de wachtlijst in aanmerking voor het aanvragen van een omzettingsvergunning. Dit herhaalt zich totdat iemand de omzettingsvergunning aanvraagt.
Hoofdstuk 5 Splitsen in appartementsrechten
Artikel 1. Differentiatie binnen het werkingsgebied; verdeling quota particuliere huurwoningen met een huurprijs onder de huurtoeslaggrens
Burgemeester en wethouders kunnen het vermelde maximum aantal te splitsen huurwoningen in een verdeelbesluit verdelen in vier categorieën. Voor een verdeelbesluit gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een verdeelbesluit bepalen dat zij bepaalde gebieden aanwijzen waar quotum ingezet kan worden, mits dit beleidsmatig onderbouwd wordt. Daarnaast kunnen voor de bestaande quota dan wel voor een deel van dat quotum uitsluitend splitsingsvergunningen worden verleend voor gebouwen in de volgende categorieën:
Artikel 2. Omgang eigenaar-verhuurder met de huurwoningen en zittende huurders
In verband met de woonruimtevoorraad en de waarborgen dat huurwoningen na de voorgenomen splitsing bestemd blijven voor verhuur ter bewoning (artikel 3.6.1, eerste lid, onderdeel d Huisvestingsverordening) nemen burgemeester en wethouders mee in haar beoordeling mee of:
Burgemeester en wethouders beoordelen bovenstaande vier elementen aan de hand van de volgende aspecten:
voorts andere relevante aspecten zoals bejegening van de huurders en uitvoering van de werkzaamheden ter verbetering van het gebouw. Al deze aspecten worden meegenomen in de beoordeling van de aanvraag en de daarvoor vereiste belangenafweging voor het al dan niet verlenen van de splitsingsvergunning.
Artikel 3. Ingrijpende vernieuwbouw
Er is sprake van ingrijpende vernieuwbouw wanneer, door het treffen van voorzieningen, de staat van het bouwwerk voldoet aan het nieuwbouwniveau zoals omschreven in hoofdstuk 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna ook: Bbl), met de volgende aanvullingen en uitzonderingen:
Er mogen afwijkingen zijn op de volgende punten:
Het treffen van overige voorzieningen is niet verplicht wanneer burgemeester en wethouders van mening zijn dat dit, gezien de kosten en het verwachte resultaat, niet noodzakelijk is. De aanvrager moet bij een splitsingsaanvraag specifiek vermelden voor welke artikelen van hoofdstuk 4 een dergelijk oordeel wordt gevraagd.
Artikel 4. Indexnummers van bergingen, zolders of andere additionele ruimten
Zolderruimten, bergruimten en dergelijke, die in een splitsing worden betrokken moeten het hetzelfde indexnummer hebben als de woning, waartoe de bijbehorende ruimte behoort. Deze eis wordt gesteld om te voorkomen dat de geschiktheid van de woning zou kunnen worden verminderd door afzonderlijke vervreemding van de zolderruimte of andere ruimte.
Ook anderszins mag het gebruik van de zolder- of bergruimte ten behoeve van de bijbehorende woning niet in de akte van splitsing (of een aanvullende akte) worden ingeperkt. Slechts in uitzonderlijke gevallen, ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan van het hiervoor bedoelde voorschrift van hetzelfde indexnummer worden afgeweken.
Artikel 5. Kwaliteitseisen aan de toestand van het gebouw
Er mag geen sprake zijn van achterstallig onderhoud. Dit komt erop neer dat de woningen en gebouwen moeten voldoen aan de eisen die golden op het moment van de oorspronkelijke bouw of de laatste grote verbouwing. Door autonome veroudering, bijvoorbeeld als gevolg van weersinvloeden of gebruik, kan het technisch kwaliteitsniveau in de loop der tijd afnemen. Dit mag zolang het op grond van het Bbl van toepassing zijnde bodemniveau voor een bestaand bouwwerk niet worden onderschreden. Op enkele onderdelen zijn kwaliteitseisen van toepassing die boven het bodemniveau van het Bbl uitgaan. Dit betreft hierna genoemde leden 1 tot en met 7. In het achtste lid is verwezen naar bepaalde kwaliteitseisen voor geluidswering die al vanuit het Bbl op nieuwbouwniveau zijn vereist.
Er mag geen gevaar voor de gezondheid ontstaan of blijven bestaan als gevolg van schadelijke concentraties asbestvezels. De aanvrager van de splitsingsvergunning dient voor alle woonruimten in het gebouw een asbestinventarisatie aan te leveren. Deze inventarisatie moet zijn uitgevoerd door een gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf. Indien van toepassing moet de inventarisatie worden aangevuld met de resultaten van een op de voorgeschreven wijze uitgevoerde eindmeting na asbestverwijdering. Uit deze documenten moet blijken dat er geen schadelijke concentraties asbestvezels (meer) vrij kunnen komen, zoals bedoeld in artikel 6.25 van het Bbl (concentratie asbestvezels).
De aanwezige voorziening voor elektriciteit dient veilig in gebruik te zijn. De elektrische installatie dient door middel van een keuringsrapport te zijn goedgekeurd door een erkend installatiebedrijf, dat is aangesloten bij een vakorganisatie. In het keuringsrapport dient te staan dat de installatie voldoet aan de eisen van NEN 1010. De adressen die zijn gekeurd, moeten duidelijk staan vermeld met de huisnummers en keuringsdatum. Het keuringsrapport moet gewaarmerkt en ondertekend zijn.
De aanwezige voorziening voor gas dient veilig in gebruik te zijn. De installatie dient door middel van een keuringsrapport te zijn goedgekeurd door een erkend installatiebedrijf, dat is aangesloten bij een vakorganisatie. In het keuringsrapport dient te staan dat de installatie voldoet aan de eisen van NEN 1078. De adressen die zijn gekeurd, moeten duidelijk staan vermeld met de huisnummers en keuringsdatum. Het keuringsrapport moet gewaarmerkt en ondertekend zijn.
Constructieve veiligheid bij brand
Paragraaf 3.2.2 Bbl (constructieve veiligheid bij brand) is van toepassing met dien verstande dat de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van de bouwconstructie, indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 7 meter en niet hoger dan 13 meter boven meetniveau, ook 60 minuten moet zijn.
Bij het uitvoeren van onderhoud of het wegwerken van achterstallig onderhoud, mag het rechtens verkregen niveau van geluidswering tussen ruimten, zoals opgenomen in paragraaf § 4.3.4 BbL (Geluidwering tussen ruimten), niet worden onderschreden. Onder 'rechtens verkregen niveau' wordt het niveau verstaan dat is bereikt door de toepassing van de relevante technische voorschriften die op het moment van de bouw van toepassing waren. Dit niveau hoeft niet hoger te zijn dan het in het Bbl voorgeschreven nieuwbouwniveau.
Het in gebruik geven en nemen van vergunningplichtige woonruimte zonder in bezit te zijn van een huisvestingsvergunning is verboden. Toch kunnen zich situaties voordoen waarbij een hoofdbewoner tijdelijk geen gebruik kan maken van de woonruimte en het uit doelmatigheidsoverwegingen niet zinvol is te eisen dat de woonruimte gedurende de afwezigheid niet in gebruik gegeven wordt. Door toe te staan dat woonruimte bij tijdelijke maar betrekkelijk langdurige afwezigheid van de hoofdbewoner door een huisbewaarder wordt bewoond, wordt onnodige leegstand voorkomen.
Onder huisbewaring wordt verstaan het in gebruik geven en nemen van een woning bij tijdelijke afwezigheid van de hoofdbewoner. Indien een hoofdbewoner om hieronder vermelde redenen gedurende minimaal zes maanden tot twee jaar of korter geen gebruik maakt van de woning, kan de hoofdbewoner bij de woningcorporatie om toestemming vragen voor de huisbewaring, of in het geval van particuliere verhuurders bij de directie Wonen, een verzoek indienen tot ontheffing voor het zonder huisvestingsvergunning in gebruik nemen van een woning. Huisbewaring hoeft niet te worden aangevraagd voor niet-vergunningplichtige woonruimten.
Huisbewaring wordt alleen toegestaan indien de hoofdbewoner aantoonbaar of aannemelijk:
Artikel 1. Aanvragen huisbewaring
Huisbewaring voor vergunningplichtige woningen wordt bij de directie Wonen of bij de woningcorporaties aangevraagd. Bij de directie Wonen moet een akkoordverklaring worden aangeleverd, ondertekend door de verhuurder, waaruit blijkt dat de verhuurder geen bezwaar heeft tegen de huisbewaring. Bijgevoegd moet zijn (een kopie van):
Een aanvraag voor huisbewaring wordt niet in behandeling genomen als:
Artikel 2. Verlenen van toestemming
Aanvragen voor huisbewaring voor woningen van de woningcorporaties worden door de corporatie zelf afgehandeld. Een aanvraag voor een woning van een particuliere eigenaar waarvoor een huisvestingsvergunning is vereist wordt afgehandeld door de directie Wonen. De directie Wonen verwerkt de aanvraag en geeft binnen acht weken nadat de aanvraag is ontvangen uitsluitsel over het verlenen van toestemming aan de eigenaar/verhuurder en aan de inbewaringgever.
Artikel 4. Eindigen huisbewaring
Huisbewaring eindigt op het moment dat de periode van huisbewaring is verlopen, dan wel eerder als gebleken is dat de inbewaringgever definitief niet meer terugkeert op de woning door definitieve vestiging elders in Nederland, definitieve vestiging in het buitenland, definitieve beëindiging van de mantelzorg of door overlijden.
Huisbewaring eindigt in geval van (proef-)samenwonen ook door in het huwelijk treden of het aangaan van een geregistreerd partnerschap.
Artikel 5. Aanvullende bepalingen
Voor de huisbewaarder zijn geen normen voor woningbezetting of inkomenseisen van toepassing. Gedurende de periode van huisbewaring blijft de eventuele inschrijfduur bij WoningNet van de inbewaringgever en van de huisbewaarder gehandhaafd.
De eigenaar/verhuurder kan bij het toestaan van huisbewaring, van de hoofdbewoner een gedateerde schriftelijke huuropzegging verlangen. Hierdoor is het voor de verhuurder mogelijk tot ontruiming over te gaan indien de oorspronkelijke hoofdbewoner niet terugkeert. Zolang de totale periode van twee jaar niet wordt overschreden, kan verlenging van huisbewaring worden aangevraagd, maar in geval samenwoning en remigratie wordt huisbewaring slechts toegestaan voor een periode van maximaal één jaar.
Hoofdstuk 7 Beroepsgroepenregeling
Artikel 2. Nadere uitwerking zorgfuncties
Ambulanceverpleegkundige, dialyseverpleegkundige, intakeverpleegkundige, gespecialiseerd verpleegkundige, kinderverpleegkundige, maag-, darm-, leververpleegkundige, obstetrie/gynaecologieverpleegkundige, regieverpleegkundige, senior verpleegkundige, verpleegkundige, verpleegkundige dagbehandeling/kort verblijf.
Opleidingsniveau: minimaal mbo 4
Jeugdzorgwerker A, Jeugdzorgwerker 2, jeugdbeschermer of gezinsvoogd. De functienaam gezinsmanager wordt gebruikt door Jeugdbescherming, andere instellingen gebruiken de overige functienamen.
Opleidingsniveau hbo (Social Work, MWD, SPH, CMV, Psychologie, Pedagogiek)
Opleidingsniveau: mbo 3, 4 en hbo
Opleidingsniveau: CZO opleiding
Opleidingsniveau: hbo verpleegkunde of post hbo
Opleidingsniveau: hbo verpleegkunde of post hbo
Hoofdstuk 8 Woonruimteverdeling
Per 16 januari 2023 is de nieuwe woonruimteverdeling van start gegaan. Woningen die via WoningNet en Woonmatch in de woningmarktregio worden aangeboden worden nu toegewezen op basis van het aantal punten dat een woningzoekende heeft opgebouwd. Bij deze wijziging zijn verschillende categorieën punten geïntroduceerd. In deze Nadere regels wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders uitvoering geeft aan de bevoegdheid tot het beslissen op een aanvraag om een verklaring opbouw situatiepunten, een verklaring opbouw situatiepunten voor jongeren en een verklaring startpunten voor jongeren.
Deze Nadere regels zijn opgesteld volgens de opbouw van de Huisvestingsverordening (verder: HVV). De artikelen bevatten tussen haakjes het onderliggende artikel in de HVV.
II. Nadere regels woonruimteverdeling
Artikel 1. Werkwijze aanbodinstrumenten en opbouw en afname van zoekpunten (paragraaf 2.4 HVV)
Ter uitvoering van artikel 2.4.8 HVV hanteren burgemeester en wethouders de volgende werkwijze.
In de aanbodinstrumenten van WoningNet en Woonmatch wordt aan woningzoekende alle woningen getoond waarop woningzoekende kan reageren. Dit aanbod omvat zowel de woningen die passen bij het door de woningzoekende zelf opgegeven zoekprofiel, als ook de woningen die voor woningzoekende passend zijn, uitgaande van de door woningzoekende verstrekte gegevens.
Artikel 2. Bevoegdheid en uitvoering (paragraaf 2.5, 2.6 en 2.7 HVV)
Aanvullend op artikel 2.5.1 HVV waarin is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om te beslissen op een aanvraag geldt dat:
Aanvraagprocedure en beoordeling verklaring opbouw situatiepunten (paragraaf 2.5 HVV)
De aanvraag voor een verklaring opbouw situatiepunten verloopt als volgt:
de aanvrager voegt bij de aanvraag de volgende stukken toe:
in geval van echtscheiding of relatiebreuk buiten huwelijk (aanvraag ex artikel 2.5.2, eerste lid, onderdeel b HVV):
een notarieel vastgelegd ouderschapsplan of een door beide ouders ondertekend en door de gemeente gelegaliseerd ouderschapsplan of een afschrift van een rechterlijke uitspraak waarin de zorgregeling voor de tot het huishouden behorende minderjarige kind of kinderen is vastgelegd. Bij legalisatie controleert de gemeente de handtekeningen van beide ouders;
Aanvraagprocedure en beoordeling verklaring opbouw situatiepunten voor jongeren (paragraaf 2.6 HVV)
Aanvraagprocedure en beoordeling verklaring startpunten voor jongeren (paragraaf 2.7 HVV)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-462830.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.