Beleidsregel Bibob Twenterand 2023

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Twenterand, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

 

Overwegende,

 

dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

dat het noodzakelijk is om de huidige ‘Beleidsregel Bibob Twenterand 2018’ vastgesteld d.d. 8 mei 2018 te herzien in verband met enkele wetswijzigingen

 

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    de Wet Bibob,

  • -

    de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb),

  • -

    de bepalingen uit de Alcoholwet,

  • -

    de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Omgevingswet (na inwerkingtreding),

  • -

    de Huisvestingswet,

  • -

    de (Algemene) plaatselijke verordening (m.b.t. gemeentelijke vergunningen),

  • -

    de Jeugdwet,

  • -

    de Wet maatschappelijke ondersteuning,

  • -

    de gemeentelijke Subsidieverordening(en),

  • -

    de Aanbestedingswet 2012 en

  • -

    het Burgerlijk Wetboek

Allen voor zover deze betrekking hebben op het toepassen van de Wet Bibob;

 

b e s l u i t en:

 

vast te stellen de navolgende beleidsregel

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De definities in artikel 1 lid 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel tenzij lid 2 anders bepaalt.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Twenterand;

    • b.

      Bibob-toets: het (eigen) onderzoek overeenkomstig het bepaalde in de toelichting van deze beleidsregel;

    • c.

      Eigen onderzoek: de wijze waarop de gemeente Twenterand in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a van de wet. Het eigen onderzoek is nader omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

    • d.

      Landelijk Bureau Bibob: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zoals bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • e.

      Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Twenterand;

    • f.

      RIEC: het Regionaal Informatie en Expertise Centrum;

    • g.

      Snippergroen: het uitbreiden van een privaat eigendom, ten koste van openbaar groen of openbare verharding.

    • h.

      Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

Artikel 1.2 Aangemerkte risicobranches

  • 1.
    • a.

      Afvalverwerkingsbranche;

    • b.

      Asbestsaneringsbranche;

    • c.

      Auto- en motorbranche incl. auto-/ motorbranche gerelateerde detailhandel en dienstverlening;

    • d.

      Drugsbranche incl. smart-, headshop;

    • e.

      Energiebranche (bedrijfseigen mono-mestvergistingsinstallatie is uitgezonderd);

    • f.

      Evenementenbranche incl. muziekevenementen;

    • g.

      Grondverzet-en saneringsbranche;

    • h.

      Horecabranche;

    • i.

      Kamerverhuurbranche;

    • j.

      Kansspelbranche;

    • k.

      Kappersbranche;

    • l.

      Paardenfokkerij, stoeterij;

    • m.

      Personenvervoer en taxibranche;

    • n.

      Recyclingbranche;

    • o.

      Religieuze instellingen;

    • p.

      Schoonheidsverzorgingsbranche;

    • q.

      Seks-, escort- en prostitutiebranche incl. darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels;

    • r.

      Sloopbranche

    • s.

      Sportscholen/sportcentra;

    • t.

      Telecombranche incl. telecombranche gerelateerde detailhandel en dienstverlening;

    • u.

      Transportbranche;

    • v.

      Opslag-verhuur branche;

    • w.

      Vastgoedbranche

    • x.

      Vuurwerkbranche

  • 2.

    Bouwkosten van een bouwwerk, waarvan de bouwkosten €1.000.000,- exclusief btw, of meer zijn

1.3 Doel

Het bibob onderzoek is om te het voorkomen dat het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak onbewust criminaliteit faciliteert. Deze beleidsregel heeft tot doel om duidelijkheid te verschaffen wanneer er een bibob onderzoek plaatsvindt.

1.4 Afwijking beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat gemotiveerd afgeweken kan worden van de hiernavolgende bepalingen indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

 

In dit hoofdstuk wordt aangegeven wanneer de Wet Bibob door de gemeente wordt ingezet bij publiekrechtelijke beschikkingen. Het inzetten van de Wet Bibob start met het uitvoeren van het eigen onderzoek.

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 Alcoholwet (Alcoholwetvergunning);

    • b.

      artikel 30b Wet op de kansspelen (Speelautomatenvergunning);

    • c.

      artikel 2:25 Algemene Plaatselijke Verordening Twenterand (Evenementenvergunning).

      Toepassing beperkt zich tot:

      • vechtsportgala’s;

      • bij afzonderlijk besluit van de burgemeester aangewezen evenementenvergunningen;

    • d.

      artikel 2:28 Algemene Plaatselijke Verordening Twenterand (Horeca-exploitatievergunning);

    • e.

      artikel 2:39 Algemene Plaatselijke Verordening Twenterand (Speelautomatenhal);

    • f.

      artikel 3:3Algemene Plaatselijke Verordening Twenterand; (Seksinrichting, escortbedrijf).

  • 2.

    Bij de volgende aanvragen om een beschikking wordt door de gemeente een eigen onderzoek gestart wanneer deze beschikking wordt aangevraagd om één of meerdere activiteiten uit te gaan voeren en/ of projecten te starten die te relateren zijn aan de risicobranches genoemd in artikel 1.2 van deze beleidsregel (aangemerkte risicobranches):

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit);

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);

  • 3.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats naar aanleiding van

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

    • -

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • -

      een tip van de officier van justitie,

    • -

      een tip van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet

    • -

      bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

    • a.

      De aanvraag als bedoeld in artikel 30a Alcoholwet ; (bijschrijving leidinggevende op Alcoholwetvergunning);

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (aanlegvergunning);

    • c.

      overige aanvragen om beschikkingen die niet eerder zijn benoemd in deze beleidsregel, of die niet te relateren zijn aan de in artikel 1.2 van deze beleidsregel genoemde risicobranches, waarbij de gemeente bevoegd is tot het toepassen van de Wet;

  • 4.

    Uitvoering van het eigen onderzoek blijft achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan dat op een aanvraag heeft beslist kan een eigen onderzoek starten bij verleende beschikkingen indien er sprake is van

  • eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

  • een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;een tip van de officier van justitie;

  • een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet

  • bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat bij subsidiebeschikkingen over tot een eigen onderzoek indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de in artikel 1.2 genoemde risicocategorieën.

  • 2.

    Bij overige subsidiebeschikkingen gaat het bestuursorgaan over tot een eigen onderzoek indien er sprake is van :

    • -

      eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

    • -

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • -

      een tip van de officier van justitie;

    • -

      een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet

    • -

      bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 2.4 : Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

  • 1.

    Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb;

  • 2.

    Bij verleende beschikkingen zal een weigering op grond van artikel 4 lid 1 van de wet worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De gemeente zal de wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. Bij de start van de onderhandeling daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel uitmaakt van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 2.

    Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

  • 3.

    De rechtspersoon met een overheidstaak kan het toepassen van het eerste lid, achterwege laten voor zover de vastgoedtransactie ziet op het vervreemden van

    • a.

      snippergroen, of

    • b.

      gronden met een woonbestemming aan natuurlijke personen, tenzij de gronduitgifte meer dan €500.000 exclusief BTW is.

Artikel 3. 2: Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1.

    Het bestuursorgaan c.q. de rechtspersoon met een overheidstaak kan de wet toepassen bij overheidsopdrachten zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012

  • 2.

    In (aanbestedings)documenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente, alvorens tot definitieve gunning wordt overgegaan, een eigen onderzoek kan starten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

  • 3.

    In de af te sluiten overeenkomsten kan een integriteitsclausule worden opgenomen waarin is aangegeven dat de overeenkomst kan worden ontbonden indien één van de situaties, bedoeld in artikel 9, tweede lid van de Wet Bibob zich voordoet.

  • 4.

    Het bestuursorgaan c.q. de rechtspersoon met een overheidstaak zal in ieder geval een eigen onderzoek uitvoeren naar de gegadigde en/ of onderaannemer in het geval:

    • a.

      bij specifieke diensten betreffende de inkoop van dienstverlening in de zin van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

    • b.

      de activiteit(en) waarop de overheidsopdracht ziet relaties heeft met de risicobranches zoals genoemd in artikel 1.2 van deze beleidsregel;

    • c.

      uit eigen ambtelijke informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • d.

      er een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • e.

      er een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

    • f.

      bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

  • 5.

    Bij de uitvoering van de overeenkomst kan hetgeen genoemd in lid 4 aanleiding zijn om een eigen onderzoek te starten naar de gegadigde en/ of de onderaannemer

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 4.1 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel Bibob Twenterand 2023’

Artikel 4.2 Slotbepaling

De ‘Beleidsregel Bibob Twenterand 2018’, vastgesteld op 8 mei 2018, wordt ingetrokken.

 

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking één dag na bekendmaking in het digitaal gemeenteblad.

 

Aldus vastgesteld op 10 oktober 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Twenterand,

de secretaris,

P.G.F. Rossen

de burgemeester,

mr. J.C.F. Broekhuizen

de burgemeester van Twenterand

mr. J.C.F. Broekhuizen

Toelichting beleidsregel  

 

Algemeen

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en het daarbij behorende Besluit Bibob in werking getreden. Deze wet stelt bestuursorganen in staat ongewilde facilitering door de overheid van criminele activiteiten tegen te gaan. De wet maakt het hierbij mogelijk bepaalde vergunningen (o.a. alcoholwet, coffeeshops, bouw- en milieuvergunning) en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of de subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het ‘witwassen’ van geld. In de wet is tevens een mogelijkheid opgenomen voor aanbestedende diensten om opdrachten niet te gunnen, indien hier eveneens sprake is van een ernstig gevaar.

 

Waarom een beleidsregel

Het is de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin het bestuursorgaan aangeeft op welke wijze de Wet Bibob gemeentebreed door het bestuursorgaan toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen en voorkomt willekeur. De afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol. De toepassing van de Wet Bibob is slechts één van de middelen binnen de bestuurlijke aanpak van (georganiseerde) criminaliteit. De wetgever heeft bestuursorganen een instrument in handen gegeven, maar heeft daarbij tevens aangegeven dat het instrument slechts mag worden ingezet als ultimum remedium. Het komt aan bod als andere instrumenten, zoals handhaving van bestaande regelgeving en bestaand beleid, onvoldoende resultaat leveren. Overigens wordt benadrukt dat de beleidsregel een algemeen kader biedt. Vanwege de complexiteit van de wet en de diversiteit van aanvragen om vergunningen blijft maatwerk noodzakelijk en kan indien dit de toepassing en het doel van de Wet Bibob ten goede komt worden afgeweken van het algemene kader.

De gemeente Twenterand heeft een bibob beleid. Door recente wetswijzigingen en de versterkte aanpak op het gebied van ondermijning vraagt het beleid op een aanpassing.

 

Begrip betrokkene

Een centraal begrip in de Wet Bibob is ‘betrokkene’. Dit is de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund en/of de onderaannemer. De betrokkene kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn. In een beoordeling op grond van de Wet Bibob wordt er gekeken naar de strafbare feiten die (vermoedelijk) zijn begaan door:

  • de betrokkene zelf;

  • de direct of indirect leidinggevende van betrokkene;

  • de direct of indirect zeggenschap hebbende van betrokkene;

  • de direct of indirect vermogensverschaffer van betrokkene;

  • degene die op de (aanvraag om de) beschikking is of zal worden vermeld als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager; en

  • degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.)

Eigen onderzoek

Voordat er wordt overgegaan tot het Bibob-onderzoek dient er rekening te worden gehouden met het ingrijpende karakter van het instrument en dient een aanvraag eerst beoordeeld te worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de daarbij horende beginselen van behoorlijk bestuur en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende aanvraag. Proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid hebben hierin een belangrijke rol. Het Bibob-onderzoek wordt als volgt in gang gezet:

  • 1.

    Aanleveren: De aanvrager dient de aanvraag in met bijbehorende en volledig ingevulde aanvraagformulieren, Bibob-vragenformulieren en benodigde documenten. .

  • 2.

    Toetsing eigen bronnen: Wanneer de aanvraag compleet en volledig ingevuld is aangeleverd bekijkt de gemeente op basis van deze formulieren en vanuit eigen bronnen of verder onderzoek nodig is. Er wordt dan onder andere gekeken of de financiële onderbouwing aannemelijk is.

  • 3.

    Advies inwinnen: Bij twijfel kan advies worden ingewonnen bij het RIEC. Wanneer blijkt dat meer onderzoek nodig is, wordt het dossier naar het Landelijk Bureau Bibob (het Bureau) gestuurd. Ook kunnen de Officier van Justitie, andere bestuursorganen of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, tijdens het eigen onderzoek van de gemeente een tip geven om het dossier naar het Bureau op te sturen .

  • 4.

    Besluit nemen: Op basis van het dossier en de informatiebronnen waar het Bureau toegang tot heeft wordt een advies opgesteld waaruit blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar of niet. Dit advies is de basis voor de gemeente om te besluiten of een aanvraag wordt geweigerd of een bestaand besluit wordt ingetrokken. Het Bureau kan ook aangeven dat er sprake is van mindere mate van gevaar, in dit geval worden er voorschriften aan verbonden alvorens het aangevraagde te verstrekken. Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld en/of de aanvrager weigert om de extra gevraagde informatie aan te leveren, kan dit op basis van artikel 4:5 Awb leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek zal het bestuursorgaan in eerste instantie gebruik maken van alle relevante gegevens uit haar eigen bronnen. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van de gemeente versterken door relevante informatie aan te leveren, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kunnen zij adviseren om in concrete gevallen wel/niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Bureau. Wanneer het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor haar een vergewisplicht op. De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor de gemeente, waarbij zij de weigering of intrekking afdoende dient te motiveren.

Informatieplicht

De gemeente dient de betrokkene schriftelijk te informeren over de adviesaanvraag bij het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt bij het adviesverzoek aan het Bureau toegevoegd. Wanneer een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren of een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt een kopie van het adviesrapport aan de betrokkene gegeven. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

 

Adviestermijn

Wanneer het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau wordt de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven opgeschort op grond van artikel 31 van de wet. Hierbij dient rekening te worden gehouden dat de opschorting niet langer duurt dan genoemd in artikel 15, lid 1 en 2 van de wet. Indien het Bureau het advies niet binnen de gestelde termijn kan geven heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, lid 3 van de wet de termijn te verlengen. Het bestuursorgaan informeert betrokkene direct over deze verlenging.

 

Beschikking

Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor bezwaar en beroep. Het bestuursorgaan dat een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Naar boven