Gemeenteblad van Edam-Volendam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Edam-Volendam | Gemeenteblad 2023, 451056 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Edam-Volendam | Gemeenteblad 2023, 451056 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening van de raad van de gemeente Edam-Volendam houdende regels omtrent de inrichting van de fysieke leefomgeving (Verordening fysieke leefomgeving Edam-Volendam)
De raad van de gemeente Edam-Volendam;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 december 2021, nr. D-RVS - 21168617;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
gelet op artikel 8 en 11 van de Woningwet;
gelet op artikel 15 van de Monumentenwet
gelet op artikel 3.16 van de Erfgoedwet;
overwegende dat het in verband met de stelselwijziging van de Omgevingswet wenselijk is de regels, die toezien op een wijziging van de fysieke leefomgeving uit diverse verordeningen in één verordening te integreren;
dat dit bijdraagt aan een gefaseerde invoering in het omgevingsplan van de gemeente na de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
vast te stellen de Verordening fysieke leefomgeving Edam-Volendam.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, met inbegrip van een gedeelte daarvan, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
gescheiden stelsel en verbeterd gescheiden stelsel: het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater en een buizenstelsel voor de afvoer van het overige afvalwater. Bij een gescheiden stelsel gaat al het hemelwater direct naar oppervlaktewater, het afvalwater gaat via het gemaal naar de RWZI. In een verbeterd gescheiden stelsel lopen hemel- en afvalwater allebei naar een gemaal. Vanaf het gemaal gaat een klein deel van het hemelwater naar de RWZI;
gevoelige gebouwen: een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw, niet zijnde een woning, dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, waarbij wat betreft de bestemming wordt uitgegaan van het gebruik dat is toegestaan op grond van het omgevingsplan, met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
gevoelige terreinen: een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, waarbij wat betreft de bestemming wordt uitgegaan van het gebruik dat is toegestaan op grond van het omgevingsplan, met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer,zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 3.23 en 3.25 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de omgevingswet ;
openbaar riool : het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor de inzameling, transport en behandeling van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, IBA’s, persleidingen en werken en installaties van overeenkomende aard, met uitzondering van de aansluitleidingen;
Hoofdstuk 2 Indeling van het gebied van de gemeente en aanwijzingen van gemeentelijke monumenten, monumentale en andere beschermenswaardige bomen
Artikel 2.1 Indeling van het gebied van de gemeente (Bouwverordening)
Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, dat in de algemene plaatselijke verordening als zodanig is aangegeven. Voor zover aanduiding ontbreekt geldt dat voor het bepalen of een gebied binnen of buiten de bebouwde kom is gelegen aansluiting wordt gezocht met het begrip bebouwde kom uit de Wegenverkeerswet.
Hoofdstuk 3 Regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving
Artikel 3.3 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem (Bouwverordening)
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
Artikel 3.4 Bodemonderzoek (Bouwverordening)
Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, uitgevoerd door een persoon of een instelling erkend op grond van het Besluit Bodemkwaliteit, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in artikel 2.15f Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en afdeling 22.2 bruidsschat Invoeringsbesluit Omgevingswet. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in artikel 2.15 f Bbl en afdeling 22.2 bruidsschat Invoeringsbesluit Omgevingswet
Het college staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, uitgevoerd door een persoon of een instelling erkend op grond van het Besluit Bodemkwaliteit toe als voor toepassing van artikel 3.3 bij het college reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het college kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, uitgevoerd door een persoon of instelling erkend op grond van het Besluit Bodemkwaliteit, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 5.36 Omgevingswet en 10.23 Omgevingsbesluit als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl niet rechtvaardigen.
Artikel 3.5 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen (Bouwverordening)
In afwijking van het bepaalde in artikel 3.3 kan het college voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het Besluit Bodemkwaliteit bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel dat op grond van onderzoeken en eindresultaten t.b.v. de milieubelastende activiteit saneren op grond van artikel 4.1241 e.v. Besluit activiteit leefomgeving (Bal)., dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorschriften alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Artikel 3.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften (Bouwverordening)
Het college is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening of in de bij deze verordening behorende bijlagen wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Artikel 3.8 Algemene uitgangspunten ten behoeve van onderhoud, herstel of wijzigen aan gemeentelijke monumenten (Erfgoedverordening)
Ten behoeve van onderhoud- en herstelwerkzaamheden (restauratie) aan karakteristieke en beeldbepalende bouwwerken alsmede aan cultuurhistorische elementen zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:
Behoud gaat vóór vernieuwen. Historische bouwmaterialen, structuren en constructies geven een pand belangrijke monumentale en historische waarde. Door de aanwezigheid hiervan is de geschiedenis en ontwikkeling van het monument duidelijk afleesbaar. Vervangen of wijzigen van de bestaande constructies, structuren, materialen en details gaan ten koste van de authenticiteit. Deze waarde dient gerespecteerd te worden.
Herstel van authentiek materiaal. Indien het bestaande materiaal in slechte staat is, wordt in eerste instantie onderzocht of technisch herstel mogelijk is. Bij noodzakelijke vervanging van authentiek materiaal wordt tot op detailniveau uitgegaan van gelijksoortig materiaalgebruik conform bestaande toestand. Indien dit niet mogelijk blijkt dient aansluiting gezocht te worden bij de historische materialen en substanties, zelfs tot op het detailniveau van de samenstelling van de mortel voor het voegwerk.
Respect voor authenticiteit. Bij restauratie moet men de historische gelaagdheid en de afleesbaarheid van het verleden in vormgeving, constructie en materiaalgebruik respecteren. Het transformatieproces, door verandering van het gebruik of functie, dat een gebouw door de tijd heen ondergaat, heeft een grote historische waarde. Een monument ontleent veelal zijn waarde aan de bouwgeschiedenis.
Behoud door zorgvuldig ontwikkelen en vernieuwen. Indien vanwege gemotiveerde redenen voor vernieuwing en ontwikkeling wordt gekozen, dient dit te geschieden vanuit deze cultuurhistorische randvoorwaarden. Toevoegingen dienen bij voorkeur tot stand te komen op, in of bij de minst kwetsbare plekken van het beschermde pand. Daarbij dienen de veranderingen of toevoegingen bij voorkeur reversibel te zijn. Dit wil zeggen dat deze ooit weer ongedaan gemaakt kunnen worden zonder de monumentale waarden aan te tasten. De toe te passen technieken mogen geen mechanische, fysische of chemische schade toebrengen aan een monument.
Respect voor details. De kwaliteit van een monument wordt vaak bepaald door de aanwezigheid van authentieke details. De oorspronkelijke detaillering in de vorm van voegwerk, gevelafwerking, decoraties, metselpatronen, roedeverdelingen in vensters et cetera dient optimaal gerespecteerd te worden. Indien er sprake is van eigentijdse interventies, dient de detaillering qua maat en schaal in overeenstemming te zijn met het historische karakter van het pand.
Zorgvuldigheid tijdens uitvoering werkzaamheden. Historisch waardevolle elementen moeten tijdens restauratie- en verbouwingswerkzaamheden afdoende beschermd worden tegen beschadigingen. Indien tijdens de uitvoering van vergunde werkzaamheden historische onderdelen tevoorschijn komen waarvan het bestaan voordien niet bekend was, is de vergunninghouder verplicht dit te melden bij de gemeente Edam-Volendam.
Voor onderhoud en wijzigingen binnen het cultuurhistorisch attentiegebied zijn de volgende algemene uitgangspunten van toepassing:
Behoud gaat vóór vernieuwen, vervangen of wijzigen. Indien toch voor vernieuwing, vervanging of wijziging wordt gekozen, dient dit te geschieden vanuit onderstaande cultuurhistorische randvoorwaarden en bij voorkeur door middel van een eigentijds ontwerp, afgestemd op de omgeving:
bij onderhoud en/ of verandering moet men het oorspronkelijk stedenbouwkundig concept respecteren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met oorspronkelijke en/of bestaande rooilijnen, bouwmassa’s, hoogten, bebouwingseenheden, kapvormen, situering, openingen in de gevelwand, parcelering, groenstructuren enz.;
wijzigingen in het cultuurhistorisch attentiegebied moeten afgestemd zijn op de schaal en maat van de historische karakteristiek en het architectonisch idioom. Gevel- en raamindeling, kleur- en materiaalgebruik alsmede de textuur en de korrelgrootte van de vernieuwing dienen afgestemd te zijn op de omgeving;
Artikel 3.11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg (APV)
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de waterschapskeur, de omgevingsverordening NH 2020, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Edam-Volendam 2017.
Artikel 3.13 Aansluitvergunning (Aansluitverordening riolering)
Artikel 3.14 Vangnetbepaling (Aansluitverordening riolering)
Het college kan nadere eisen stellen met betrekking tot de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van afvalwater dat in een openbaar riool wordt gebracht met het oog op de doelmatige werking, bedoeld in het tweede lid onder a, de verwerking, onder b en de kwaliteit van het oppervlaktewater, bedoeld in het tweede lid onder c.
Artikel 3.15 Het verkrijgen van de aansluitvergunning/ de aanvraag (Aansluitverordening riolering)
Op de aanvraag voor een aansluitvergunning of het tot stand brengen van een lozing, het wijzigen van een lozing of het wijzigen van de bestaande lozing wordt pas beslist nadat bij de aanvraag alle in het tweede lid vermelde gegevens in het bezit van de gemeente zijn. Bij het ontbreken van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens alsnog aan te vullen.
Artikel 3.16 Het weigeren van de aansluitvergunning (Aansluitverordening riolering)
Vergunning tot aansluiting, lozing of wijziging kan slechts worden geweigerd indien aansluiting van de aansluitleiding op het openbaar riool of wijziging van die aansluiting of wijziging van de bestaande lozing vanwege technische, juridische, milieutechnische of milieueconomische redenen bezwaarlijk is.
Artikel 3.17 Intrekken, wijzigingen of vervallen van de aansluitvergunning (Aansluitverordening riolering)
Artikel 3.18 Uitvoering aanleg of wijziging van een aansluitleiding (Aansluitverordening riolering)
Artikel 3.22 Bestrijding van iepziekte (APV)
Als zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkever is de rechthebbende, als hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen een termijn van tien werkdagen:
Artikel 3.23 Aanwijzing collectieve festiviteiten (APV)
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 22.239 (bruidsschat) Invoeringsbesluit Omgevingswet gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de subparagrafen 5.1.4.2.1 en 5.1.4.2.2 Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 3.25, op zondag en maandag tot en met donderdag uiterlijk om 01.00 uur, en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 02.00 uur, beëindigd.
Artikel 3.24 Melding incidentele festiviteiten (APV)
Het is een inrichting toegestaan op maximaal acht dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de subparagrafen 5.1.4.2.1 en 5.1.4.2.2 Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 3.25, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal acht dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 2.239 bruidsschat Invoeringsbesluit Omgevingswet niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de subparagrafen 5.1.4.2.1 en 5.1.4.2.2 Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 3.25, op zondag en maandag tot en met donderdag uiterlijk om 01.00 uur, en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 02.00 uur, beëindigd.
Artikel 3.25 Onversterkte muziek (APV)
Artikel 3.26 Geluidhinder in de openlucht (APV)
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-451056.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.