Wijzigingsverordening Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen

De raad van de gemeente Assen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

besluit:

vast te stellen de volgende Wijzigingsverordening Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen 2016:

 

 

Artikel I Wijziging verordening

De verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 6 lid 1 komt als volgt te luiden:

Artikel 6. Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

    • i.

      op eigen kracht;

    • ii.

      met gebruikelijke hulp;

    • iii.

      met mantelzorg;

    • iv.

      met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • v.

      met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of

    • vi.

      met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het gesprek als bedoeld in artikel 2.3.2., eerste lid van de Wmo een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • b.

    ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen

  • i.

    op eigen kracht;

  • ii.

    met gebruikelijke hulp;

  • iii.

    met mantelzorg;

  • iv.

    met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk of

  • v.

    met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2. van de Wmo, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk, naar vermogen, weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Als er recht op een maatwerkvoorziening bestaat, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de hier bovengenoemde criteria.

 

B

Aan artikel 7 wordt onder lid 1 onderdeel h ingevoegd.

Aan artikel 7 wordt onder lid 2 onderdeel d toegevoegd.

 

Artikel 7 komt als volgt te luiden:

Artikel 7. Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

  • c.

    voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

  • d.

    voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

  • e.

    voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

  • f.

    indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • g.

    indien het een voorziening betreft die de cliënt vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend;

  • h.

    indien de voorziening niet langdurig noodzakelijk is;

  • i.

    indien opzettelijk onjuiste informatie wordt verstrekt of opzettelijk informatie wordt verzwegen, met oogmerk om op oneigenlijke gronden een maatwerkvoorziening te verkrijgen of te doen verkrijgen;

  • j.

    de gemeente verstrekt geen verhuiskostenvergoeding aan een Wlz-gerechtigde die gaat verhuizen naar een Wlz-instelling of een wooncomplex die uitsluitend toegankelijk is met een Wlz-indicatie.

  •  

    • 1.

      Het college weigert een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie als:

      • a.

        de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Assen, onverminderd hetgeen bepaald is in de Wmo over beschermd wonen en opvang;

      • b.

        de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was;

      • c.

        de voorziening voorzienbaar was, en van de cliënt redelijkerwijs verwacht kon worden dat hij zelf maatregelen had getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

      • d.

        de aanvraag betrekking heeft op kosten die de inwoner voorafgaand aan het moment van de melding heeft gemaakt.

 

 

  • 2.

    Het college verstrekt geen woningaanpassing:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie‐ en recreatiewoningen, ADL‐clusterwoningen en gehuurde kamers, aangezien de voorziening bedoeld is voor woningen die de eigenschappen hebben van een zelfstandige woonruimte, permanent bewoond worden, en als hoofdverblijf dienen. Dit geldt bovendien voor specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. Hierbij wordt wel een uitzondering gemaakt voor het bezoekbaar maken van een woning;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen betreft;

    • d.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • f.

      ten behoeve van levensloopbestendige woongebouwen, die bij de nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen of hadden kunnen worden meegenomen;

    • g.

      indien de woning conform het van toepassing zijnde bouwbesluit al aan de noodzakelijk geachte specificatie moest voldoen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het derde lid, onder c. kan het college besluiten woonaanpassingen toe te kennen voor zover het elektrische deuropeners, het aanbrengen van drempelhulpen, hellingen of vlonders betreft.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

 

C

Aan artikel 9 wordt onder lid 2 onderdeel l ingevoegd.

 

Artikel 9 komt als volgt te luiden:

Artikel 9. Persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

  • a.

    wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

  • b.

    is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud, reparatie en verzekering en

  • c.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende voorziening in natura.

  • 2.

    De hoogte van het pgb tarief voor formele hulp wordt bepaald voor:

  • a.

    Begeleiding onder hoofdresultaat Z5 € 24,71 per uur

  • b.

    Begeleiding onder hoofdresultaat Z5 met overname regie €27,52 per uur

  • c.

    Begeleiding onder de hoofdresultaten Z1 t/m Z4, M4 en M5, G1 en G2 € 45,76 per uur

  • d.

    Dagbesteding onder hoofdresultaat M1 € 38,29 per dagdeel

  • e.

    Dagbesteding onder hoofdresultaat M2 € 66,31 per dagdeel

  • f.

    Dagbesteding onder hoofdresultaat M3 € 32,79 per dagdeel

  • g.

    Logeren onder hoofdresultaat M4 op interventieniveau 8 € 206,05 per etmaal

  • h.

    G3 time out 90% van het vergelijkbare alternatief in natura.

  • i.

    G3 Begeleid kamerwonen 18+ € 69,03 per etmaal

  • j.

    Beschermd wonen onder hoofdresultaat V2 Veilig wonen, € 4765,84 per maand. Dit is inclusief een vergoeding voor huisvesting (NHC).

  • k.

    Thuiswonen+ onder hoofdresultaat V2 Veilig wonen, € 2636,95 per maand. Dit is exclusief een vergoeding voor huisvesting (NHC).l. Voor hulpmiddelen aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de cliënt goedkoopst compenserende voorziening in natura.

  • l.

    Voor hulpmiddelen aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de situatie van de inwoner goedkoopst compenserende voorziening in natura.

Bovenstaande bedragen zijn inclusief vervoer.

  • 3.

    Het pgb waarmee ondersteuning wordt ingekocht bij een persoon die behoort tot het sociaal netwerk wordt bepaald voor:

  • a.

    Begeleiding onder hoofdresultaat Z5 € 17,02 per uur

  • b.

    Begeleiding onder hoofdresultaat Z5 met overname regie € 19,87 per uur

  • c.

    Begeleiding onder de hoofdresultaten Z1 t/m Z4, M4 en M5, G1 en G2 €20,75 per uur

  • d.

    Dagbesteding onder de hoofdresultaten M1, M2 en M3 € 20,75 per dagdeel

  • e.

    Logeren onder hoofdresultaat M4 op interventieniveau 8 € 148,81 per etmaal

  • f.

    Beschermd wonen onder hoofdresultaat V2 Veilig wonen, € 3097,80 per maand

  • g.

    Thuiswonen+ onder hoofdresultaat V2 Veilig wonen, € 1714,02 per maand

  • 4.

    Het college bepaalt bij nadere regeling welke voorwaarden gesteld worden aan de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waaronder de voorwaarden voor het betrekken van ondersteuning van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

 

D

Artikel 9a komt als volgt te luiden:

Artikel 9a Persoonsgebonden budget hulpmiddelen, vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van een pgb voor een niet elektrisch hulpmiddel wordt bepaald op basis vanmaximaal de huurprijs inclusief reparatie en onderhoud van de goedkoopst compenserende voorziening in natura maal zeven jaar. Indien een voorziening met een lagere prijs aangeschaft wordt, kan 25% van deze aanschafprijs bij het bedrag opgeteld worden tot het maximum van het pgb bereikt is.

  • 2.

    De hoogte van een pgb voor een elektrisch hulpmiddel wordt bepaald op basis vanmaximaal de huurprijs inclusief reparatie, verzekering en onderhoud van de goedkoopst compenserende voorziening in natura maal vijf jaar. Indien een voorziening met een lagere prijs aangeschaft wordt, kan 25% van deze aanschafprijs bij het bedrag opgeteld worden tot het maximum van het pgb bereikt is.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.357,40 voor een periode van drie jaar. Voor reparatie en onderhoud is het bedrag maximaal € 589,35 voor drie jaar.

  • 4.

    De hoogte van een pgb voor vervoersvoorzieningen wordt bepaald voor:

  • a.

    Een niet elektrisch verplaatsingsmiddel: maximaal de huurprijs van de goedkoopst compenserende voorziening in natura maal zeven jaar. Voor een kostprijs lager dan hiervoor genoemd geldt de aanschafprijs plus een opslag van 25% voor onderhoud en reparatie begrensd door het pgb.

  • b.

    Een elektrisch verplaatsingsmiddel: maximaal de huurprijs van de goedkoopst compenserende voorziening in natura maal vijf jaar. Voor een aanschafprijs lager dan hiervoor genoemd geldt de kostprijs plus een opslag van 25% voor onderhoud, reparatie en verzekering begrensd door het pgb.

  • c.

    Een al dan niet aangepast gesloten gehandicaptenvoertuig: op basis van de goedkoopst compenserende optie van twee offertes.

  • d.

    Gebruik eigen auto: maximaal € 412,- per jaar.

  • e.

    Gebruik taxi: maximaal € 4.773,- per jaar.

  • f.

    Gebruik rolstoeltaxi: maximaal € 6.190,- per jaar.

  • g.

    Een aanpassing van een eigen auto: op basis van de goedkoopst compenserende optie van twee offertes.

  • h.

    Een aanpassing van een reeds aangepaste auto: op basis van de oorspronkelijke offerte van de aanpassing minus de afschrijvingstermijn van deze aanpassing. Of op basis van de kostprijs van de aangepaste auto minus de gemiddelde kostprijs van 3 auto’s zonder aanpassing van hetzelfde merk, type, bouwjaar en met een vergelijkbare kilometerstand.

    • 1.

      De hoogte van een pgb voor woonvoorzieningen wordt bepaald voor:

  • a.

    Verhuis- en herinrichtingskosten, of het op verzoek van het college ontruimen van de woonruimte:

    • 1, 2 of 3 persoonshuishouden: maximaal €2.362,- inclusief btw.

    • 4 of meerpersoonshuishouden: maximaal €2.646,- inclusief btw.

  • b.

    Huurderving en tijdelijke huisvesting: begrensd door de maximale rekenhuur, zoals gesteld onder de voorwaarden voor huurtoeslag.

  • c.

    Een bouwkundige of woontechnische voorziening: op basis van de goedkoopst compenserende optie van twee offertes.

  • d.

    Een niet-bouwkundige of niet-woontechnische voorziening: maximaal de huur- of kostprijs van de goedkoopst compenserende voorziening in natura.

  • e.

    Traplift: maximaal de kostprijs van de goedkoopst compenserende voorziening in natura.

  • f.

    Onderhoud traplift: maximaal € 180,42 excl. btw per jaar.

  • g.

    Uitraasruimte: op basis van de goedkoopst compenserende optie van twee offertes.

  • h.

    Het bezoekbaar maken van woonruimte: op basis van de goedkoopst compenserende optie van twee offertes of op basis van de kostprijs van de voorziening in natura. Het bedrag per woning is maximaal € 2.500 incl. btw.

  • i.

    Woningsanering (vervanging vloerbedekking in noodzakelijke verblijfsruimtes) bedraagt maximaal € 18,- (incl. btw) per m². Het pgb per m² hangt af van de leeftijd van de huidige vloerbedekking volgens de volgende staffel:

    • 0-2 jaar oud: 100%

    • 3-4 jaar oud: 75%

    • 5-6 jaar oud: 50%

    • 7-8 jaar oud: 25%

 

E

Artikel 10 komt als volgt te luiden:

Artikel 10. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen in natura of pgb’s en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

  • 1.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, in natura zolang de inwoner van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de inwoner of de gehuwde inwoners tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere eigen bijdrage is verschuldigd. In geval van samenloop van een dienst en een zaak wordt de bijdrage geïnd op de maatwerkvoorziening die het langst loopt.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

  • a.

    huurderving;

  • b.

    tijdelijke huisvesting;

  • c.

    de maatwerkvoorzieningen opgenomen in artikel 3.8, derde lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

    • 1.

      Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een bij verordening aangewezen algemene voorziening zolang de cliënt van deze voorziening gebruik kan maken.

    • 2.

      Voor de maatwerkvoorziening collectief vervoer is een cliënt een reizigersbijdrage verschuldigd ter hoogte van het voltarief voor het reizen met de OV-chipkaart in de bus in Drenthe en Groningen.

    • 3.

      De kostprijs van een:

  • a.

    algemene voorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

  • b.

    maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening;

  • c.

    pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

    • 1.

      De bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

 

F

Artikel 12.  

Vervallen

 

 

 

 

 

II Wijziging toelichting

 

A

De toelichting op Artikel 2 komt als volgt te luiden:

 

HOOFDSTUK 2: TOEGANG

Artikel 2. Toegang maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp

 

De samenwerking in de toegang:

De gemeente Assen organiseert de toegang tot zorg en ondersteuning in samenwerking met de lokale welzijnspartij middels een multidisciplinair overleg. Wanneer een voorliggende voorziening binnen het welzijnswerk het best passend lijkt, wordt er in principe zonder beschikkingen gewerkt. Indien een inwoner het aanbod niet passend vindt, dan zoekt de toegangspartij met de inwoner naar een ander passend aanbod. Een inwoner kan daarnaast altijd een aanvraag doen voor een maatwerkvoorziening. Als deze door de gemeente wordt afgewezen, kan een inwoner hiertegen een bezwaar indienen.

 

De toegangsprocedure:

In dit artikel is de toegangsprocedure voor mensen met behoefte aan ondersteuning opgenomen. De Wmo 2015 introduceerde het begrip melding, waarmee de bespreking van een ondersteuningsbehoefte start. De melding kan, door of namens een inwoner, op verschillende manieren worden gedaan, onder andere via de het telefoonnummer van Zorg en Welzijn 088-1230999, via het emailadres zorgenwelzijn@assen.nl of via de Buurtteams. De medewerker die de melding in behandeling heeft, bespreekt samen met de melder waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat.

 

De medewerker maakt een inschatting van de ondersteuningsbehoefte en brengt (indien gepast) de casus in bij het multidisciplinair overleg van Zorg en Welzijn om te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang. De medewerker koppelt de uitkomsten van dit overleg terug aan de melder.

 

De melding kan leiden tot een onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet. Ook als de melding leidt tot een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, zal dit nader onderzoek plaatsvinden. Een melder kan zich laten bijstaan door een familielid of anderen uit zijn netwerk. Tevens kan de melder kosteloos gebruik maken van een cliëntondersteuner. De medewerker die de melding in behandeling heeft, geeft uitleg over dit onderzoek en over de benodigde informatie, en verzamelt deze informatie voor zover mogelijk. Daarbij is de medewerking van de melder onontbeerlijk.

 

Als iemand al voldoende bekend is en er zijn geen nieuwe omstandigheden die op de melding van invloed zijn, kan in overleg met de melder worden afgezien van het onderzoek. De aanvrager wordt in de onderzoeksfase reeds voorbereid op de eventuele keuze tussen een ondersteuning in natura, een financiële tegemoetkoming en een persoonsgebonden budget, ingeval er een maatwerkvoorziening wordt aangevraagd. De termijn voor het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte bedraagt uiterlijk zes weken.

 

In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Bij de melding wordt vastgesteld wat de hulpvraag is. De inwoner kan dan vervolgens een aanvraag doen.

 

Toelichting op de wet:

Op grond van de Wmo - artikel 2.1.3, tweede lid, onder a- moeten gemeenten onder meer regelen op welke wijze wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt. Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van artikel 2.1.3. voornoemd. De raad delegeert het vaststellen van de procedure volledig aan het college. Voordeel van deze variant is dat de procedure sneller gewijzigd kan worden. De wet regelt zelf – in de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5- al de nodige zaken waar bij het opstellen van de nadere regeling rekening mee gehouden zal worden.

 

Op grond van de Jeugdwet – artikel 2.9 onder a – stelt de gemeente bij verordening in ieder geval regels over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en vrij toegankelijke voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Deze bepaling regelt de toegang van jeugdhulp via de gemeente en is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen. De raad delegeert het vaststellen van de procedure volledig aan het college. De Jeugdwet zelf kent geen procedurele bepalingen.

 

B

De toelichting op Artikel 7 Ad. d komt als volgt te luiden:

 

Artikel 7. Voorwaarden en weigeringsgronden

 

Ad. d

Het is niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken (zie o.a. CRvB 03-07-2001, nr. 00/764 WVG, CRvB 16-04-2008, nr. 06/4668 WVG, CRvB 14-07-2010, nr. 09/562 WVG en Rechtbank Arnhem 16-08-2012, nr. AWB 11/5564).

 

Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt. Bij de vraag of een voorziening algemeen gebruikelijk is, wordt altijd gekeken naar de individuele situatie. De volgende criteria worden gebruikt bij het beoordelen van de algemeen gebruikelijkheid (zie CRvB 20 11 2019, nr. 18/3544 WMO)

  • a.

    is het middel niet speciaal voor mensen met een handicap of beperking?

  • b.

    is het middel daadwerkelijk beschikbaar?

  • c.

    levert het middel een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is?

  • d.

    kan het middel worden betaald door iemand met een minimum inkomen?

Indien alle vier de vragen met ‘ja’ kunnen worden beantwoord is in de regel sprake van een algemeen gebruikelijke voorziening. Hoe de gemeente Assen berekend of een middel betaald kan worden door iemand met een minimum inkomen gebruiken wij de volgende berekening. Een (hulp)middel kan financieel worden gedragen met een inkomen op minimumniveau indien de kosten daarvan binnen een termijn van 36 maanden kunnen worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

 

III Inwerkingtreding

Deze wijzigingsverordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023.

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 januari 2023,

M.L.J. Out, voorzitter

J. de Jonge , griffier

Naar boven