Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024

De raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 augustus 2023;

 

Gelet op artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

 

B e s l u i t

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar de volgende maatstaven, die naast elkaar verschuldigd zijn:

  • a.

    een vast bedrag per perceel per belastingjaar afhankelijk van gezinssamenstelling en

  • b.

    een bedrag per lediging van een minicontainer voor restafval van 140 of 240 liter en

  • c.

    een bedrag per ontgrendeling van een (ondergrondse) inzamelcontainer voor restafval met de afvalpas t.b.v. het gebruik van een 30 of 60 liter inwerptrommel.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, letter a. bedraagt € 368,98 per perceel per belastingjaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon € 247,08 per perceel per belastingjaar.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid wordt de belasting, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon met steeds € 7,50 per persoon verlaagd met een maximum van 15 personen (= maximaal € 112,50).

  • 4.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, letter b. bedraagt:

    • i.

      140 liter minicontainer voor restafval € 5,85

    • ii.

      240 liter minicontainer voor restafval € 10,00

  • 5.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, letter c. bedraagt per ontgrendeling van een (ondergrondse) inzamelcontainer voor restafval met de afvalpas t.b.v. het gebruik van een:

    • i.

      30 liter inwerptrommel € 1,25

    • ii.

      60 liter inwerptrommel € 2,50

Artikel 6 Regeling onvermijdbaar medisch afval

  • 1.

    Voor belastingplichtigen of voor personen die behoren tot het huishouden van belastingplichtigen die als gevolg van een chronische ziekte of handicap extra afvalstoffen van substantiële omvang aanbieden, kan op aanvraag aanspraak worden gemaakt op vermindering. In afwijking van artikel 5, leden 4 en 5 wordt het verschuldigde bedrag gesteld op:

    • a.

      bij gebruik door één persoon: 26 maal het tarief van artikel 5, lid 5, onder ii;

    • b.

      bij gebruik door meer dan één persoon: het bedrag van artikel 5, lid 1 minus € 22,50 + 36 maal het tarief van artikel 5, lid 5, onder ii minus het berekende bedrag volgens artikel 5, lid 3 (= maximaal € 180,-).

  • 2.

    Het vaste bedrag als bedoeld in artikel 4, lid a blijft altijd verschuldigd.

  • 3.

    Bij tussentijdse aanvang of beëindiging van de belastingplicht wordt dit naar tijdsevenredigheid verlaagd.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, onderdeel a. is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, onderdelen b. en c. is verschuldigd na het einde van het belastingjaar.

  • 3.

    Indien in afwijking van het tweede lid, de belastingplicht voor de belasting als bedoeld in artikel 4, onderdelen b. en c. in de loop van het belastingjaar eindigt, is de belasting verschuldigd bij het einde van de belastingplicht.

  • 4.

    Indien de belastingplicht voor de belasting als bedoeld in artikel 4, onderdeel a. in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien de belastingplicht voor de belasting als bedoeld in artikel 4, onderdeel a. in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan €100.000 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023 van 7 december 2022 wordt ingetrokken op de in het met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024'.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 2 oktober 2023,

De griffier,

De voorzitter,

Naar boven