Gemeenteblad van Amersfoort
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amersfoort | Gemeenteblad 2023, 444479 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amersfoort | Gemeenteblad 2023, 444479 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Algemene subsidieverordening Amersfoort
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
staatssteun: Europees steunkader bestaande uit mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door de burgemeester, de raad en burgemeester en wethouders gezamenlijk.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking voor subsidies van ten minste €50.000 en ten hoogste €125.000 kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie leidt tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb.
In geval van een subsidie van meer dan €125.000 is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb.
De vergoeding aan burgemeester en wethouders voor zaken en andere vermogensbestanddelen, waaronder de egalisatiereserve, die geheel zijn gevormd met de subsidie, is gelijk aan hun waarde. De vergoeding aan burgemeester en wethouders voor zaken en andere vermogensbestanddelen die gedeeltelijk zijn gevormd met de subsidie, is gelijk aan de waarde waarmee de subsidiëring door burgemeester en wethouders in verhouding tot andere middelen aan de vorming van dat vermogen heeft bijgedragen.
Artikel 19 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.
Indien burgemeester en wethouders verplichtingen als bedoeld in de artikelen 4:37, 4:38, 4:39 en 4:71, eerste lid, van de Awb opleggen, worden deze verplichtingen in ieder geval in de verleningsbeschikking opgenomen. Deze verplichtingen kunnen betrekking hebben op gelijke behandeling, toegankelijkheid van activiteiten voor mensen met een beperking, social return on investment of duurzaamheid.
Hoofdstuk 5 Specifieke bepalingen voor boekjaarsubsidies
Artikel 21 Ontvanger van een boekjaarsubsidie
Een boekjaarsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een subsidieontvanger met rechtspersoonlijkheid.
Hoofdstuk 6 Vaststelling van de subsidie
Een subsidie als bedoeld in artikel 26 en 27 wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de totale gerealiseerde kosten, verminderd met de totale gerealiseerde bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage indien deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking vermelde bedrag.
Een subsidie als bedoeld in artikel 26 en 27 waarvan de subsidiabele activiteiten bestaan uit meetbare prestatie-eenheden en waarvoor in de verleningsbeschikking is bepaald dat het subsidiebedrag bestaat uit een bedrag per meetbare prestatie-eenheid, wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld op het bedrag per meetbare prestatie-eenheid dat in de verleningsbeschikking is genoemd tot ten hoogste het maximale aantal meetbare prestatie-eenheden dat in de verleningsbeschikking is genoemd.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Als in een subsidieregeling een of meer bepalingen zijn opgenomen die voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onbillijk en onevenredig zouden zijn in relatie tot de met de betreffende bepaling te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders daarvan afwijken.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op 10 oktober 2023
de griffier,
de voorzitter,
De Algemene subsidieverordening Amersfoort heeft als doel een algemeen kader te geven voor alle subsidieverstrekkingen, in aanvulling op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Awb schrijft een aantal zaken omtrent subsidie dwingend voor, maar bevat ook een aantal facultatieve bepalingen die alleen gelden als die in de subsidieregeling en/of de beschikking worden opgenomen. Naast de bepalingen van deze Asv zijn ook de bepalingen uit de Awb van toepassing.
De Asv biedt een algemeen kader voor de subsidieverstrekking. In een subsidieregeling kunnen aanvullende bepalingen en voorwaarden worden opgenomen. Daarnaast kunnen in een subsidiebeschikking aanvullende verplichtingen en voorwaarden zijn opgenomen.
In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de subsidieregelingen en beschikkingen. Deze definities hoeven dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen worden opgenomen. Ook kan hier niet van worden afgeweken.
Wat onder een subsidie wordt verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Awb. Een subsidie is een aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Overigens: ook garanties en leningen kunnen onder het subsidiebegrip vallen (zie CBb 06-10-2016, ECLI:NL:CBB:2016:317 en CBb 01-05-2018, ECLI:NL:CBB:2018:237).
b: Wanneer de begroting zoals door de gemeenteraad vastgesteld de subsidieontvanger, de subsidiabele activiteit en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld vermeld. De activiteit dient concreet en duidelijk afgebakend te zijn omschreven.
c: Alleen rechtspersonen kunnen in aanmerking komen voor een boekjaarsubsidie, zowel privaatrechtelijke rechtspersonen als publiekrechtelijke rechtspersonen. Op een boekjaarsubsidie is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing, waarin specifieke regels staan voor deze subsidies.
f: Het brutoloon bestaat uit de componenten zoals opgenomen in de van toepassing zijnde cao of arbeidsovereenkomst, inclusief vakantie-uitkering, niet winstafhankelijke eindejaarsuitkering/13e maand en secundaire voorwaarden zoals een leasevoertuig. Werkgeverslasten omvatten in ieder geval het werkgeversdeel van de pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie, bijdrage Zorgverzekeringswet, en overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen.
h: De gemeente verstrekt geen subsidies die als ongeoorloofde staatssteun worden aangemerkt. Subsidieregelingen en beschikkingen worden daarom getoetst aan het Europese staatssteunkader en wanneer een vrijstelling mogelijk is om te komen tot geoorloofde staatssteun dan doet de gemeente hierop een beroep.
i: Dit is een subsidie die nadrukkelijk enkel en alleen is bedoeld voor gevallen waar het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van de subsidiëring beperkt is. Het betreft een eenmalig geval waarbij de subsidie in één keer voor maximaal vier jaar kan worden verstrekt. Het gaat hierbij om gevallen waar geen expliciete wetgeving of beleid is, maar waar het bestuursorgaan het wel wenselijk vindt om de activiteit te subsidiëren. Doordat er geen grondslag is in wet of beleid, is het exclusief aan burgemeester en wethouders om over deze gevallen te beslissen. Besluiten inzake de verlening van incidentele subsidies dienen als openbaar collegebesluit te worden gepubliceerd.
j: Deze definitie sluit aan bij de Europeesrechtelijke bepalingen hierover in verband met de toets op staatssteun. Hierbij is met name bepalend welke activiteiten de aanvrager uitoefent. Dit kan er toe leiden dat ook een stichting, vereniging of een publiekrechtelijke instelling als onderneming wordt aangemerkt.
Met deze bepaling wordt geregeld dat de Asv van toepassing is op alle besluiten omtrent subsidie van zowel de raad, de burgemeester als burgemeester en wethouders tezamen.
Artikel 4:23 van de Awb bepaalt dat een subsidie alleen verstrekt kan worden als daar een wettelijke grondslag voor is. De reden daarvoor kan onder meer gevonden worden in het belang van democratische legitimatie en transparantie bij het verstrekken van gemeenschapsgelden. In de wettelijke grondslag moet zijn bepaald voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Hieruit volgt dat de Asv zelf geen wettelijke grondslag is op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt. De Asv is een kader die de raad aan burgemeester en wethouders ter beschikking stelt als wettelijke grondslag voor subsidieverlening. Een door burgemeester en wethouders vastgestelde en gepubliceerde subsidieregeling is wel een wettelijke grondslag voor subsidieverlening.
Het uitgangspunt is dat subsidie op grond van een wettelijke regeling verstrekt wordt.
Het eerste lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om subsidieregelingen vast te stellen.
In het tweede lid is geregeld welke zaken in ieder geval in een subsidieregeling geregeld moeten worden. Zo moeten de activiteiten waarop de subsidieregeling betrekking heeft in ieder geval voldoende concreet en duidelijk zijn beschreven.
Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders in een subsidieregeling voorwaarden opnemen met betrekking tot het doel van de regeling, de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de hoogte van de subsidie en de wijze van uitbetalen.
Een subsidieregeling heeft een maximale looptijd van vier jaar. Burgemeester en wethouders kunnen er voor kiezen een subsidieregeling te verlengen, nadat een evaluatie van de subsidieregeling heeft plaatsgevonden. Op deze wijze wordt geborgd dat subsidieregelingen effectief en doelmatig zijn en aansluiten bij geactualiseerde beleidsdoelen.
Omdat de democratische legitimatie en transparantie van een incidentele subsidieverlening beperkt zijn gewaarborgd, dient de gemeente ook beperkt gebruik te maken van dit instrument. Niettemin kan in onvoorziene gevallen het verstrekken van een incidentele subsidie wenselijk zijn. De bij de subsidieverstrekking betrokken belangen worden hierbij door burgemeester en wethouders afgewogen. Er wordt geen incidentele subsidie verstrekt voor situaties waar beleid in kan voorzien. Het ontbreken van een wettelijke grondslag betekent dat een besluit tot het verstrekken van een incidentele subsidie niet vatbaar is voor mandaat, en zal dus altijd door het college genomen moeten worden.
Vanwege het voortdurende karakter van een boekjaarsubsidie, kan een boekjaarsubsidie niet als een incidentele subsidie verstrekt worden.
Ingevolge artikel 107 van het Verdrag is het verstrekken van staatssteun zonder toestemming van de Europese Commissie verboden. De Europese Commissie heeft een aantal staatssteunkaders opgesteld waaruit toestemming om staatssteun te verstrekken volgt indien de steun volledig met deze kaders in overeenstemming is.
Ingevolge artikel 4:35, derde lid, van de Awb moet een aanvraag om een subsidie geweigerd worden als de verstrekking van de subsidie niet overeenstemming is met het verbod op staatssteun zoals dat volgt uit het Verdrag.
Iedere subsidie die wordt verstrekt moet dan ook zijn getoetst op staatssteun. Indien er sprake is van staatssteun moet de subsidie in overeenstemming met het toepasselijke staatssteunkader worden verstrekt. Denk daarbij aan de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, de toepasselijke de-minimisverordeningen, en de DAEB-vrijstellingsbesluiten. Het resultaat van de staatssteuntoets moet worden vermeld in de toelichting op de subsidieregeling.
Indien de subsidie op grond van een subsidieregeling wordt verstrekt, moet de subsidieregeling in overeenstemming zijn met de staatssteunregels. De motivering omtrent staatssteun staat in de toelichting bij de subsidieregeling vermeld.
In de subsidiebeschikking zelf moet eveneens worden vermeld welk staatssteunkader van toepassing is. Dit geldt te meer voor de verstrekking van begrotingssubsidies en incidentele subsidies, omdat in die gevallen er geen subsidieregeling is waarin dit is vermeld.
Maar ook als er subsidie wordt verstrekt op grond van een subsidieregeling moet in de beschikking staat welk staatssteunkader van toepassing is. Een subsidieontvanger kan immers verschillende subsidies ontvangen, die in hun samenhang moeten kunnen worden bezien om te kunnen beoordelen of de subsidieontvanger aan de staatssteunregels voldoet.
Staatssteun is ongeoorloofd als die niet in overeenstemming is met een staatssteunkader of zonder toestemming van de Europese Commissie is verstrekt. Ongeoorloofde staatssteun moet worden teruggevorderd bij de ontvanger ervan, die deze steun en het rentevoordeel dat die daarvan heeft gehad moet terugbetalen. Het vierde lid legt de plicht op de subsidie in dat geval in te trekken, ook als die al is vastgesteld.
Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
In de artikelen 4:25 tot en met 4:28 van de Awb worden regels gegeven over het subsidieplafond. Met het subsidieplafond wordt potentiële aanvragers duidelijkheid gegeven over hoeveel geld beschikbaar is voor de subsidieverstrekking op grond van een subsidieregeling. Als het plafond is bereikt moet een subsidieaanvraag worden afgewezen. Om die reden is ook bepaald dat het subsidieplafond bekend gemaakt moet zijn voor dat de aanvraagperiode voor de subsidie is gestart.
Als een subsidieplafond na de start van de aanvraagperiode wordt gewijzigd heeft dat in beginsel geen gevolgen voor de aanvragen die al zijn ingediend. Dat is slechts anders als aan de voorwaarden van artikel 4:28 van de Awb wordt voldaan. Deze voorwaarden staan ook in het derde, vierde en vijfde lid van artikel 5 genoemd.
Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook de wijze waarop het geld verdeeld wordt bekend worden gemaakt. De verdelingswijze moet bij of krachtens een wettelijk voorschrift worden bepaald.
De wijze van verdeling wordt niet in de wet bepaald. Wel moet een verdelingswijze in ieder geval voldoen aan het gelijkheidsbeginsel, en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een subsidieplafond betekent immers dat er een beperkte hoeveelheid subsidiegeld beschikbaar is. In dat geval – zo heeft de hoogste Nederlandse bestuursrechter geoordeeld – vereist het gelijkheidsbeginsel dat aan alle potentiële gegadigden op enigerlei wijze de ruimte moet worden geboden om naar dit geld mee te dingen.
In de praktijk worden vaak vier verdelingswijzen gebruikt:
Ook de raad kan een subsidieplafond vaststellen, bij de vaststelling van de begroting. De begroting wordt jaarlijks in november of december vastgesteld. Als de raad een subsidieplafond vaststelt is het aan burgemeester en wethouders om in de subsidieregeling de wijze van verdeling van het subsidieplafond te bepalen.
Ook burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond vaststellen. Zij zijn daarbij gebonden aan de kaders van de begroting.
Met deze leden wordt gevolg gegeven aan de uitzondering van artikel 4:28 van de Awb, waarmee bewerkstelligd kan worden dat een verlaging van het subsidieplafond gedurende de aanvraagtermijn ook geldt voor aanvragen die al zijn ingediend.
Burgemeester en wethouders kunnen het plafond verlagen als het plafond eerder was vastgesteld dan de begroting voor dat jaar is vastgesteld, en als bij het vaststellen van de begroting de aanvraagtermijn al is gestart. Zou dat anders zijn, dan hadden burgemeester en wethouders immers ook voor de start van de aanvraagperiode het subsidieplafond kunnen verlagen, en hoeft dat niet voor rekening van de aanvrager te komen.
Als een subsidieplafond kan worden verlaagd moet de potentiële aanvrager daar wel van op de hoogte zijn. Hierom is in het vierde lid bepaald dat op deze mogelijkheid gewezen moet worden bij de bekendmaking van het subsidieplafond.
Het is ook mogelijk dat niet alleen gedurende de aanvraagperiode, maar ook op het moment van verlening van de subsidie het subsidieplafond nog verlaagd kan worden. Als in dat geval is voldaan aan het vierde lid, kan een dergelijke verlening nog gewijzigd worden. Dat moet dan wel in de verleningsbeschikking vermeld zijn.
Ingevolge artikel 4:34 van de Awb moeten burgemeester en wethouders binnen vier weken na het vaststellen van de begroting een beroep doen op de voorwaarde, anders vervalt die.
Hoofdstuk 2 Aanvraag tot verlening van subsidie
Een subsidie kan alleen naar aanleiding van een aanvraag verstrekt worden. Het is dus niet mogelijk om ambtshalve subsidie te verstrekken aan iemand die daar geen aanvraag voor heeft gedaan.
De minimale vereisten waaraan een aanvraag moet voldoen staan in de artikelen 4:1 tot en met 4:6 van de Awb.
Het eerste lid bepaalt dat een subsidieaanvraag schriftelijk moet zijn. Met schriftelijk kan ook ‘digitaal’ worden bedoeld. Voor het doen van een subsidieaanvraag hebben burgemeester en wethouders een aanvraagformulier vastgesteld. Voor het doen van een subsidieaanvraag dient dit formulier gebruikt te worden.
Om een subsidieaanvraag te kunnen beoordelen is over het algemeen meer informatie nodig dan in een aanvraagformulier staat. Om die reden is in het derde lid bepaald dat bij een subsidieaanvraag ten minste een activiteitenplan en een begroting moeten zijn gevoegd. Als een boekjaarsubsidie wordt aangevraagd moet ook de stand van de egalisatiereserve op dat moment worden aangeleverd.
De voorwaarden waaraan een activiteitenplan en een begroting moeten voldoen staan in artikel7 onderscheidenlijk artikel 8.
In een subsidieregeling kan worden bepaald dat andere of aanvullende gegevens bij de aanvraag moeten worden gevoegd.
Voor een aanvraag door een rechtspersoon geldt nog een aantal aanvullende voorwaarden. Een rechtspersoon moet ook een kopie van de oprichtingsakte of de statuten overleggen, en een uittreksel uit het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel dat maximaal 2 weken oud is op het moment van het indienen van de aanvraag. Ook moet een rechtspersoon het jaarverslag, de jaarrekening of de balans overleggen van het laatste afgesloten boekjaar. Als een rechtspersoon jaarrekeningplichtig is moet het de jaarrekening overleggen.
Om onnodige lasten te voorkomen hoeft de rechtspersoon deze gegevens niet aan te leveren als zij deze al eerder heeft aangeleverd bij een aanvraag en er niets aan de gegevens is gewijzigd.
Een subsidie wordt verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten. In een activiteitenplan zet de aanvrager uiteen voor welke activiteiten de subsidie wordt gevraagd.
Om die reden moet een activiteitenplan in ieder geval een overzicht bevatten van de activiteiten die de aanvrager wil gaan uitvoeren. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen moeten ook de aard, duur en wijze van uitvoering in het activiteitenplan worden beschreven. Datzelfde geldt voor de doelgroep of het publiek waarvoor de activiteiten zullen worden uitgevoerd, en de doelstellingen en resultaten die met de activiteiten worden beoogd.
Omdat een subsidie een financiële bijdrage is, is de begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd van belang. Belangrijk is dat de begroting in ieder geval per activiteit een overzicht geeft van de kosten en opbrengsten, en dat dit inzichtelijk is voor de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Onderdeel daarvan is dat opgave wordt gedaan van subsidies die bij andere bestuursorganen en private partijen zijn aangevraagd.
De posten moeten ook zijn toegelicht.
Vanwege het belang van een effectieve en doelmatige besteding van de subsidie moet een begroting sluitend zijn.
Een subsidieaanvrager mag voor een bestuurder of medewerker hogere loonkosten hebben dan de norm, maar in de begroting mogen geen hogere loonkosten worden opgevoerd dan dit normbedrag.
Voor het normbedrag is aansluiting gezocht bij de Wet normering topinkomens, waarbij gemeente heeft gekozen voor 80% van de norm van deze wet. Bij de loonkosten gaat het om de loonkosten per bestuurder of medewerker, het gaat dus niet om de gemiddelde loonkosten.
De norm geldt voor bestuurders en medewerkers van de subsidieaanvrager zelf en ook voor aan de aanvrager gelieerde rechtspersonen. Een rechtspersoon is aan de aanvrager gelieerd wanneer die door de aanvrager is opgericht of als de aanvrager of een orgaan of functionaris van de aanvrager een of meer leden in het bestuur van de rechtspersoon kan benoemen of op een andere wijze invloed van betekenis heeft op het beheer of beleid van de rechtspersoon.
Artikel 9 Uniforme kostenbegrippen
Bij het berekenen van de loonkosten van de bestuurders of medewerkers van een aanvrager gelden de voorwaarden uit dit artikel. Hierbij wordt aangesloten bij de omvang van fte zoals deze bij gemeenten in de cao is opgenomen, te weten 36-urige werkweek.
In sommige steunkaders worden eigen kostenbegrippen gehanteerd. Ingevolge het derde lid komen bij subsidies die staatssteun vormen en waarop een steunkader van toepassing is alleen die kosten voor subsidie in aanmerking die volgens het steunkader ook subsidiabel zijn. Dat geldt ook als in een subsidieregeling ook andere kosten subsidiabel zijn gesteld.
Artikel 10 Subsidiabele kosten
Voor het bepalen van de subsidiabele kosten is de hoofdregel dat zij doelmatig moeten zijn en redelijkerwijs nodig voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten. Daarnaast moeten de kosten direct zijn toe te kennen aan de activiteiten. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels over de subsidiabele kosten vaststellen.
Niet subsidiabel zijn de kosten voor het opstellen van de aanvraag. Dit zijn kosten die de subsidieaanvrager zelf moet dragen, en die immers ook gemaakt worden door aanvragers van wie de aanvraag niet gehonoreerd kan worden.
Evenmin subsidiabel zijn de kosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag is ontvangen. Dit staat in verband met de voorwaarde uit het eerste lid, onder b, ingevolge waarvan de subsidiabele kosten nodig zijn voor het uitvoeren van de activiteiten. Als een aanvrager deze kosten heeft gemaakt voordat de subsidieaanvraag is gedaan, volgt daaruit dat voor deze kosten blijkbaar geen subsidie nodig is.
Het subsidiëren van kosten die al via een andere weg worden gesubsidieerd strijdt met het principe van een doelmatige besteding van de subsidiegelden. Daarnaast kan dit strijden met de staatssteunregels omtrent cumulatie van steun.
Het subsidiëren van verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten zou kunnen leiden tot een hogere subsidie dan dat de subsidieontvanger aan kosten heeft gemaakt. Ook dit strijdt met het principe van een doelmatige besteding van de subsidiegelden.
De kosten onder e, f, g en h staan zo ver af van de kosten voor de activiteiten zelf, dat in die gevallen in ieder geval geen sprake is van direct aan de uitvoering van de activiteiten toe te rekenen kosten, zoals in het eerste lid onder c is genoemd.
Meerjarige subsidies kunnen worden geïndexeerd. Als daarvan sprake is staat dat in de verleningsbeschikking vermeld. In het tweede lid staat op welke grondslag voor indexering de gemeente toepast. Deze indexering staat ieder jaar in de gemeentebegroting. In 2023 was dit 6% ten opzichte van de begroting 2022.
De aanvraag van een boekjaarsubsidie en van een begrotingssubsidie moet uiterlijk op 1 september zijn ingediend voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is bedoeld. Deze termijn hangt nauw samen met het voorbereidingsproces van de gemeentebegroting, en met het beoordelings- en verleningsproces binnen de gemeente. Vanwege het beoordelings- en verleningsproces eindigt de aanvraagtermijn voor boekjaar- en begrotingssubsidies waarover burgemeester en wethouders extern advies inwinnen op 1 augustus voorafgaand aan het subsidiejaar. Artikel 13 van de Asv bepaalt immers dat over de aanvraag van dergelijke subsidies uiterlijk op 1 januari beslist moet zijn.
Voor projectsubsidies wordt in de subsidieregeling de aanvraagtermijn bepaald.
Hoofdstuk 3 Verlening van subsidie
In de Awb staat geen strikte beslistermijn voor een subsidieaanvraag. Om duidelijkheid te verschaffen aan de aanvragers zijn deze termijnen wel in de Asv opgenomen. Daarbij is onderscheid gemaakt naar de aard van de subsidie en de wijze waarop de subsidiegelden verdeeld worden. Deze aspecten kunnen namelijk grote gevolgen hebben voor het beoordelings- en verleningsproces.
In een subsidieregeling kan van deze beslistermijnen worden afgeweken. Er kan een kortere maar ook een langere termijn worden gekozen.
Als een subsidie ter goedkeuring moet worden gemeld bij de Europese Commissie vanwege het verbod op staatssteun wordt de termijn stopgezet tot de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.
In de Awb zijn in artikel 4:35 algemene weigeringsgronden genoemd. Deze weigeringsgronden (met uitzondering van het derde lid) vormen een bevoegdheid, en geen verplichting om de aanvraag te weigeren. De weigeringsgronden in dit artikel vormen een nadere aanvulling op de wettelijke weigeringsgronden.
De weigeringsgronden in het eerste lid zijn imperatief, wat inhoudt dat burgemeester en wethouders in die gevallen de aanvraag moeten weigeren. Bij de toepassing van de weigeringsgronden uit het tweede lid wordt burgemeester en wethouders ruimte geboden om een afweging te maken.
Artikel 15 Vaststelling en verantwoording
Een subsidie die eerst verleend wordt, moet na ommekomst van de projectperiode of na afloop van de activiteiten worden vastgesteld. Daartoe dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in, waarbij hij aantoont dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen en hij rekening en verantwoording aflegt omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. In de subsidieregeling of de verleningsbeschikking staat op welke wijze de subsidieontvanger dit moet doen.
Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger
In artikel 4:37 en 4:38 van de Awb staan de algemene verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen. Die zijn niet limitatief; bij of krachtens wettelijk voorschrift of in de verleningsbeschikking kunnen overige doelgebonden verplichtingen worden opgelegd.
In dit artikel staat een aanvullende doelgebonden verplichting, namelijk de informatieplicht.
De subsidieontvanger moet het zo spoedig mogelijk – zonder nodeloos tijdverloop – aan burgemeester en wethouders melden als zich een van de onder a, b of c genoemde situaties voordoet. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening aanpassen, of kunnen nadere afspraken gemaakt worden over de uitvoering van de activiteiten, bijvoorbeeld een verlenging van de projectperiode. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente over het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het vertrouwen dat hem gegeven is.
In het tweede lid staat een aanvullende informatieplicht voor rechtspersonen, voor de gevallen dat het om het voortbestaan van de rechtspersoon gaat.
Artikel 17 Administratieplicht
Los van zijn verplichting om rekening en verantwoording af te leggen, dient de subsidieontvanger een administratie bij te houden die voldoet aan de voorwaarden uit dit artikel. Dit is onder meer van belang bij onderzoeken door of namens burgemeester en wethouders, bijvoorbeeld door de Rekenkamer. Zie in dit verband ook artikel 19, tweede lid, van de Asv. Ook in het geval de subsidie met toepassing van een Europees steunkader is verstrekt moet een administratie worden gevoerd en bewaard, zij het dat het in die gevallen voor 10 jaar na afloop van de projectperiode bewaard moet worden.
Sommige organisaties ontvangen jarenlang een subsidie en bouwen uit die subsidie voorzieningen en reserves op. Het is gewenst dat dit vermogen terugvloeit naar de gemeente (de gemeenschap), wanneer daar aanleiding toe bestaat zoals bij het beëindigen van de activiteiten. Op grond van artikel 4:41 van de Awb kan in een verordening worden geregeld dat de subsidieontvanger aan de subsidieverstrekker een vergoeding moet betalen, als de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Artikel 18 geeft hieraan invulling, waarbij in de gevallen in het eerste lid genoemde burgemeester en wethouders de ruimte kunnen hebben daarvan af te wijken. Bij subsidies van € 125.000,- en meer is dit verplicht.
Als de subsidieontvanger dankzij subsidie financieel voordeel heeft (bijvoorbeeld door verkoop van een met subsidiegeld aangekochte onroerende zaak) moet hij aan de gemeente een vergoeding betalen. De waarde van onroerende goederen wordt vastgesteld door een onafhankelijk deskundige, die daartoe door burgemeester en wethouders in overeenstemming met de subsidieontvanger wordt aangewezen. Bij gebreke aan overeenstemming vindt de taxatie plaats door drie onafhankelijke deskundigen van wie een door burgemeester en wethouders en een door de subsidieontvanger wordt aangewezen, en de derde door burgemeester en wethouders en de subsidieontvanger gezamenlijk. Als de eerste twee deskundigen het over de taxatie niet eens worden, beslist de derde gezamenlijk aangewezen deskundige.
Artikel 19 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Bij subsidies van meer dan € 50.000,- komt het af en toe voor dat burgemeester en wethouders tussentijds op de hoogte willen blijven van de ontwikkeling van de activiteiten en de financiën. Omdat het opleggen van de verplichting tot het indienen van een tussentijdse rapportage als een relatief zware verplichting kan worden beschouwd, waarvoor de subsidieontvanger het nodige werk moet verrichten, is deze bepaling aan de verordening toegevoegd. De tussentijdse verantwoording kan niet vaker dan éénmaal per jaar worden gevraagd, de vaststellingsaanvraag buiten beschouwing gelaten.
Het tweede lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid de subsidieontvanger te verplichten mee te werken aan door of namens hen, waaronder de Rekenkamer, uitgevoerd onderzoek. De subsidieontvanger verschaft daartoe de benodigde documenten. Burgemeester en wethouders kunnen, door gebruik te maken van deze bevoegdheid, onderzoek doen naar de doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van de door hen verstrekte subsidies.
Dit lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om ook verplichtingen in de subsidiebeschikking op te nemen. Dit kunnen standaardverplichtingen (artikel 4:37) zijn, andere doelgebonden verplichtingen (artikel 4:38), maar ook niet-doelgebonden verplichtingen (artikel 4:39). Een voorbeeld van een doelgebonden verplichting is de verplichting om de activiteiten uit te voeren onder begeleiding van bepaalde deskundigen of gediplomeerden. In geval van buitenwettelijke subsidies kunnen doelgebonden verplichtingen gewoon bij de subsidieverlening worden opgelegd. Niet-doelgebonden verplichtingen kunnen alleen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. Ook kunnen verplichtingen worden verbonden aan een boekjaarsubsidie (artikel 4:71).
In beginsel volgt er pas betaling na de vaststelling van de subsidie. Maar is sommige gevallen is het niet wenselijk dat een subsidieontvanger de subsidiegelden eerst moet voorschieten. Indien eerst een subsidieverlening is geweest, kunnen burgemeester en wethouders in de subsidieregeling of verleningsbeschikking bepalen dat er voorschotten van het subsidiebedrag worden verstrekt. Ook bepalen zij hoe hoog deze voorschotten zijn en wanneer deze betaald worden.
Dit kan ertoe leiden dat bij een lagere vaststelling dan het verleende bedrag de subsidieontvanger een gedeelte van de reeds ontvangen voorschotten moeten terugbetalen.
Als burgemeester en wethouders bepalen dat bevoorschotting plaatsvindt, geldt voor subsidiebedragen van € 5.000,- of minder dat deze volledig worden voorgeschoten. Lagere voorschotbedragen leiden tot uitvoeringslasten die daarmee niet goed in verhouding staan.
Hoofdstuk 5 Specifieke bepalingen voor boekjaarsubsidies
Artikel 21 Ontvanger van een boekjaarsubsidie
Vanwege de aard van een boekjaarsubsidie is ervoor gekozen alleen rechtspersonen daarvoor in aanmerking te laten komen.
In het eerste lid is bepaald dat burgemeester en wethouders voor boekjaarsubsidies van € 50.000,- tot en met € 125.000,- kunnen bepalen dat een subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt. Voor boekjaarsubsidies van meer dan € 125.000,- moeten burgemeester en wethouders dit bepalen.
Een egalisatiereserve is een financiële buffer waarmee tekorten in het ene jaar zijn op te vangen met overschotten in het andere jaar. In artikel 4:72 van de Awb is de wettelijke regeling voor het vormen van een egalisatiereserve terug te vinden.
De hoogte van de egalisatiereserve voor zover deze uit subsidiegelden van de gemeente bestaat, bedraagt maximaal 10% van de hoogte van de boekjaarsubsidie. Omdat een boekjaarsubsidie van structurele aard is, zal dit niet leiden tot jaarlijks grote schommelingen in het met subsidiegelden opgebouwde deel van de egalisatiereserve. Het maximum van 10% geldt enkel voor het deel van de reserve die is opgebouwd met de gemeentelijke subsidie. Het totale percentage van de reserve kan hoger zijn voor zover deze is opgehoogd door subsidies van andere instellingen of andere inkomsten van de subsidieontvanger.
Artikel 23 Toestemming voor bepaalde handelingen
Burgemeester en wethouders moeten grip kunnen houden op ingrijpende ontwikkelingen bij de subsidieontvanger als deze structureel gefinancierd wordt door middel van een boekjaarsubsidie. Daarom is geregeld dat voor die ontwikkelingen vooraf toestemming nodig is van burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 6 Vaststelling van de subsidie
Artikel 24 Aanvraag- en beslistermijn
In de Awb is geen termijn bepaald voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Om die reden is dit in de Asv geregeld. Ook voor het beslissen op de aanvraag tot vaststelling geeft de Awb geen termijn, zodat ook deze termijn in de Asv is opgenomen.
Artikel 25 Vaststelling van subsidies van ten hoogste €5.000
Voor subsidies tot en met € 5.000 bepaalt de Asv dat deze direct worden vastgesteld zonder voorafgaande verlening. Indien wenselijk kan in de verleningsbeschikking een verplichting worden opgenomen dat de subsidieontvanger aantoont dat de activiteit daadwerkelijk is verricht.
Artikel 26 Vaststelling van subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 125.000
Voor deze subsidies staat alleen de optie van de reguliere vaststelling ter beschikking. De hoogte van deze subsidies rechtvaardigen de administratieve lasten van het indienen van een vaststellingsaanvraag, waarbij een activiteitenverslag en een opgave van de werkelijke kosten en baten is vereist.
Artikel 27 Vaststelling van subsidies van meer dan € 125.000
Bij de vaststellingaanvraag van subsidies van meer dan € 125.000 staat de hoogte van het bedrag in beginsel in verhouding tot de lasten van het produceren van de gevraagde gegevens en documenten.
Dit is een aanvulling op het uitgangspunt dat een subsidie wordt vastgesteld op het verleende bedrag. Zorgvuldige omgang met gemeenschapsgeld verlangt dat niet meer subsidie wordt verstrekt dan nodig is om de activiteiten uit te voeren. Om die reden worden subsidies waarvoor een vaststellingsaanvraag is gedaan vastgesteld aan de hand van de totale gerealiseerde kosten. Indien voor de gesubsidieerde activiteiten bijdragen van derde zijn ontvangen, worden die bijdragen in mindering gebracht op de totale gerealiseerde kosten. Deze bijdragen van derden dienen immers ter dekking van de kosten voor de activiteiten. Ook de begrote eigen bijdrage van de subsidieontvanger, bijvoorbeeld uit eigen middelen, of de gerealiseerde eigen bijdrage wanneer die hoger is dan de begrote eigen bijdrage wordt op de totale gerealiseerde kosten in mindering gebracht. Op die wijze komt de berekening uit op het benodigde subsidiebedrag voor de gesubsidieerde activiteiten.
Het is ook mogelijk dat burgemeester en wethouders niet een bepaald subsidiebedrag verlenen, maar een bedrag per prestatie-eenheid, met maximum aantal eenheden in de verleningsbeschikking. Als de subsidie op een dergelijke wijze is verleend, dan zal het vastgestelde bedrag op de in het tweede lid beschreven wijze worden berekend.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Het bepaalde in het eerste en tweede lid biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om af te wijken van een termijn uit de Asv (eerste lid) of een bepaling uit een subsidieregeling (tweede lid), in die gevallen dat het vasthouden aan die termijn of die bepaling zal leiden tot zodanig negatieve gevolgen voor de subsidie aanvrager of -ontvanger dat dat niet meer in verhouding staat tot de belangen die met het vasthouden aan die termijn of die bepaling uit de subsidieregeling worden gediend.
Alleen burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot toepassing van de hardheidsclausule uit het eerste of tweede lid, zie ook artikel 31, eerste lid, van de Asv. Burgemeester en wethouders moeten motiveren waarom zij menen dat van de hardheidsclausule gebruik moet worden gemaakt. Dit is met name van belang omdat de toepassing ervan leidt tot precedenten: omdat burgemeester en wethouders gelijke gevallen gelijk moeten behandelen, kan de toepassing van de hardheidsclausule ook gevolgen hebben voor andere gevallen.
Vanwege de potentieel verderstrekkende gevolgen van een beslissing van burgemeester en wethouders dan voor het concrete geval waarin zij de hardheidsclausule toepassen, doen zij jaarlijks verslag aan de raad van de toepassing van de hardheidsclausule.
Met deze bepaling wordt geregeld dat burgemeester en wethouders toepassing kunnen geven aan artikel 4:94a van de Awb.
Burgemeester en wethouders mogen echter geen toepassing geven aan artikel 4:94a van de Awb in de gevallen in dit lid genoemd. In die gevallen achten wij het risico dat er onrechtmatig met het subsidiebedrag wordt omgegaan groter dan in andere gevallen. Kwijtschelding zou er in die gevallen toe leiden dat tegen eventuele onrechtmatigheden niet meer effectief opgetreden kan worden.
Als de in het tweede lid, onder b en c, genoemde onderzoeken zijn afgerond zouden burgemeester en wethouders van hun bevoegdheid tot kwijtschelding gebruik kunnen maken. Dat kunnen zij echter alleen doen als zij de uitkomsten van dit onderzoek in hun besluit meewegen. Daarvan moet de motivering van het besluit tot kwijtschelding blijken.
Ook voor deze bevoegdheid geldt dat deze niet gemandateerd mag worden, zoals volgt uit artikel 31, eerste lid.
Sommige bevoegdheden die volgens deze Asv aan burgemeester en wethouders toekomen, kunnen zodanige gevolgen hebben voor toekomstige gevallen, dat het noodzakelijk is dat burgemeester en wethouders zelf over de toepassing ervan beslissen. Daarnaast kunnen deze gevallen leiden tot de verstrekking van ongeoorloofde staatssteun, bijvoorbeeld door cumulatie van ontvangen subsidies. Daarom is het noodzakelijk dat burgemeester en wethouders zicht hebben op deze verstrekkingen en hier zelf weloverwogen keuzen maken.
De bevoegdheden waar het specifiek om gaat, zijn het verstrekken van een incidentele subsidie (artikel 3, vijfde lid, van de Asv), het bepalen van een lagere vergoeding voor vermogensvorming dan de economische waarde (artikel 18, vijfde lid, van de Asv), het toepassen van de hardheidsclausule (artikel 29 van de Asv) en het kwijtschelden van een geldschuld (artikel 30 van de Asv). Een besluit hierover kan dus niet worden gemandateerd.
Op subsidies die zijn aangevraagd voor inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019 van toepassing. Dat betekent dat op een verzoek om vaststelling van een subsidie die is aangevraagd in het eerste kwartaal van 2023 de bepalingen van deze Asv niet van toepassing zijn. Hierop zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019 van toepassing.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-444479.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.