Huidige tekst
|
Voorgestelde tekst
|
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
|
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
|
Volgorde controlelijst / combinatietankschip / college
|
Volgorde wordt gewijzigd in: ‘college / combinatietankschip / controlelijst’
|
Toelichting bij deze wijziging
De definities van de begrippen worden, voor zover dat nog niet het geval was, op alfabetische volgorde gezet om de vindbaarheid van deze definities te verbeteren.
|
- -
binnentankschip: binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in ladingtanks;
|
- -
binnentankschip: binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in het ADN in ladingtanks;
|
- -
controlelijst: lijst die wordt gebruikt ter controle van de overslag van gevaarlijke stoffen, bunkeren, debunkeren of het aan boord brengen van hulpstoffen;
|
- -
controlelijst: lijst die wordt gebruikt ter controle van de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen, bunkeren, debunkeren of het aan boord brengen van hulpstoffen;
|
Toelichting bij deze wijziging
Het begrip is aangepast omdat het gaat om vloeibare stoffen die tevens schadelijke stoffen kunnen zijn. De definitie sluit nu beter aan op de praktijk.
|
- -
dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij de volgende vormen van dienstverlening:
- a.
dienstverlening die verband houdt met het repareren of schoonmaken, zowel open, gesloten als anderszins;
- b.
het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen, of;
- c.
een ontvangstvoorziening;
|
- -
dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij de volgende vormen van dienstverlening aan schepen, die verband houden met:
- a.
het repareren of reinigen;
- b.
het schoonmaken, zowel open, gesloten als anderszins;
- c.
het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen;
- d.
het inzamelen van scheepsafvalstoffen, of;
- e.
het inspecteren van de scheepshuid;
|
Toelichting bij deze wijziging
Een van de toevoegingen betreft het inspecteren van de scheepshuid. Deze dienstverlening vindt ook plaats in de haven. Aan het begrip ‘dienstverlenend schip’ wordt toegevoegd het ‘schoonmaken’ dat zich in diverse vormen kan voordoen. Deze vormen, zowel open schoonmaken, gesloten schoonmaken als anderszins, worden bij het begrip ‘schoonmaken’ in de definitie van het begrip ‘dienstverlenend schip’ toegevoegd. Onderdeel b is hernummerd tot c.
Ook het vervoer van scheepspersoneel van en naar schepen (dus geen passagiers die om toeristische redenen meevaren) is meegenomen in de definitie.
|
Nieuwe definitie
|
- -
efficiënt gebruik van de haven: ordening;
|
Volgorde regelingen onder definitie ‘gevaarlijke stoffen’.
|
onder ‘gevaarlijke stoffen’, wordt de volgorde van de betreffende codes op de volgende wijze op alfabet gezet: de IBC Code / de IGC Code / de IMDG Code / de IMSBC Code / of het ADN.
|
- -
IBC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van IMO;
|
- -
IBC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van de IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van de IMO;
|
- -
IGC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO;
|
- -
IGC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de IMO;
|
Volgorde IMDG Code / IMSBC Code / IMO
|
Volgorde wordt gewijzigd in:
IMDG Code / IMO / IMSBC Code
|
Nieuwe definitie
|
- -
infrastructuur: het geheel van plaatsgebonden, duurzame investeringsgoederen voor het verkeer of vervoer van:
- a.
personen en vracht, zoals waterwegen, bruggen, tunnels, kades, sluizen en zeehavens;
- b.
bovengrondse masten en kabels voor elektriciteit en telecommunicatie, of;
- c.
ondergrondse (of onderzeese) pijpleidingen voor water, gas en olie, rioleringen, kabels voor telecommunicatie e.d.;
|
Toelichting bij deze wijziging
Het begrip infrastructuur komt in de verordening voor, bijvoorbeeld in artikel 3.7, eerste lid, onderdeel c. Het opnemen van een definitie voorkomt onduidelijkheid over de strekking van het artikel waar het begrip in voorkomt. Het betreft een nieuwe definitie die aan artikel 1 is toegevoegd.
|
Nieuwe definitie
|
- -
kwetsbare objecten: zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen of locaties als bedoeld in bijlage VI van het (ontwerp) Besluit kwaliteit leefomgeving;
|
Toelichting bij deze wijziging
De definitie komt in de verordening en sluit aan op de gewijzigde regelgeving ((ontwerp) Besluit activiteiten leefomgeving) die het begrip bovendien in meervoud gebruikt.
|
- -
LNG: Liquefied Natural Gas;
- -
LNG-aangedreven schip: schip dat gebruik maakt of mede gebruik maakt van LNG-brandstof voor voortstuwing;
- -
LNG-brandstof: LNG dat wordt gebruikt als brandstof voor de voortstuwing of hulpbedrijf van een schip;
|
Definities geschrapt.
|
Toelichting bij deze wijziging
In de verordening wordt niet meer over een specifieke brandstof gesproken. In de verordening kan per brandstof specifieke regels wordt gesteld.
|
Volgorde ontvangstvoorziening / open vuur / open schoonmaken
|
Volgorde wordt gewijzigd in:
ontvangstvoorziening / open schoonmaken / open vuur
|
- -
open vuur: vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk is aan of hoger dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;
|
- -
open vuur: vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk aan of hoger is dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;
|
Nieuwe definitie
|
- -
ordening: efficiënt gebruik van de haven;
|
- -
passagiersschip: elk schip dat is ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers en dat in het bezit is van toereikende en geldige certificaten;
|
- -
passagiersschip: een binnenschip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanning;
|
Toelichting bij deze wijziging
De wijziging heeft te maken met het feit dat het bij passagiersschepen gaat om het bedrijfsmatig vervoer van personen in tegenstelling tot pleziervaartuigen, en het laatste deel van de definitie is vervallen omdat daar een zekere norm in zit die niet in de definities thuishoort.
|
- -
petroleumhaven: gebied ingericht voor de afhandeling van een tankschip met gevaarlijke vloeibare lading met uitzondering van schadelijke stoffen;
|
- -
petroleumhaven: gebied ingericht voor de afhandeling van een tankschip met gevaarlijke stoffen;
|
- -
plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
|
- -
plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een locatie, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
|
- -
ventileren: het laten drogen van openstaande ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze met water zijn gewassen of op een andere wijze zijn schoongemaakt;
|
- -
ventileren: het drogen van geopende ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze zijn schoongemaakt waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen in het uitgeblazen mengsel op de plaats van uittreding:
- a.
niet meer dan 10 % van de onderste explosie grens bedraagt, of;
- b.
zich onder de grenswaarde bevindt, als bedoeld in artikel 4.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voor stoffen als bedoeld in het ADN waarbij in kolom 18 van tabel C een giftigheidsmeter wordt vereist;
|
Toelichting bij deze wijziging
In de uitbreiding van de definitie is tot uitdrukking gebracht dat ook de concentratie gevaarlijke gassen en dampen een belangrijk element bij het ventileren is. Specifiek is omschreven bij welke concentratie er nog sprake is van ventileren.
Met de definitie van ventileren wordt aangesloten bij de bepalingen uit het (nog vast te stellen) CDNI. Het CDNI stelt een grens waaronder de dampen naar de buitenlucht mogen worden geventileerd, de zogenaamde Accepted Vent Free Level. Deze komt overeen met 10% van de onderste explosiegrens van een (brandbare) stof.
|
- -
werkschip: elk schip dat onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de haveninfrastructuur, uitgezonderd een schip dat baggerwerkzaamheden uitvoert;
|
- -
werkschip: elk schip dat onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de infrastructuur, uitgezonderd een schip dat baggerwerkzaamheden uitvoert;
|
Toelichting bij deze wijziging
In verband met de definiëring van het begrip infrastructuur was aanpassing van de definitie van werkschip noodzakelijk.
|
- -
woonconcentratie: een concentratie van minimaal twee woningen op één hectare land;
|
Definitie geschrapt.
|
- -
zeetankschip: zeeschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn ladingtanks.
|
- -
zeetankschip: zeeschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in de IGC code in zijn ladingtanks.
|
Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen
- 1.
Het college kan aan een toestemming of aanwijzing voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming of aanwijzing.
- 2.
Degene aan wie een toestemming of aanwijzing is gegeven, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.
|
Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen
- 1.
Het college kan aan een toestemming, aanwijzing of maatregel voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming, aanwijzing of maatregel.
- 2.
Degene aan wie een toestemming, aanwijzing of maatregel is gegeven dan wel een maatregel is opgelegd, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.
|
Artikel 1.6 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming
Het college kan de toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:
- a.
bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
als dit noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid, de ordening, het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede kwaliteit van de dienstverlening;
- c.
de voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de toestemming niet zijn of worden nagekomen;
- d.
van de toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn, of;
- e.
de houder van de toestemming dit verzoekt.
|
Artikel 1.6 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming
Het college kan de toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:
- a.
bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
dit noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid, het efficiënt gebruik van de haven, het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede kwaliteit van de dienstverlening;
- c.
de voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de toestemming niet zijn of worden nagekomen;
- d.
van de toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn, of;
- e.
de houder van de toestemming dit verzoekt.
|
Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden
- 1.
Het college kan op verzoek ontheffing of vrijstelling verlenen van de verboden en geboden zoals die bij of krachtens deze verordening zijn opgenomen.
- 2.
Het college gebruikt deze bevoegdheid slechts als:
- a.
daardoor de ordening, de veiligheid, het milieu in de haven of de omgeving van de haven niet worden geschaad, en;
- b.
de verzoeker aannemelijk maakt dat alle doelen als bedoeld onder a ten minste even goed worden gediend.
|
Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden
- 1.
Het college kan op verzoek ontheffing of vrijstelling verlenen van de verboden en geboden zoals die bij of krachtens deze verordening zijn opgenomen.
- 2.
Het college gebruikt deze bevoegdheid slechts als:
- a.
daardoor het efficiënt gebruik van de haven, de veiligheid, het milieu in de haven of de omgeving van de haven niet worden geschaad, en;
- b.
de verzoeker aannemelijk maakt dat alle doelen als bedoeld onder a ten minste even goed worden gediend.
|
Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen
Het college kan gebieden aanwijzen waar bepaalde categorieën van schepen zich wel of niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van ligplaats. Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.
|
Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen
- 1.
Het college kan gebieden aanwijzen waar:
- a.
bepaalde categorieën van schepen zich wel of niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van een ligplaats, of;
- b.
bepaalde activiteiten wel of niet zijn toegestaan.
- 2.
Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.
|
Toelichting bij deze wijziging
Het college heeft de mogelijkheid bepaalde categorieën van schepen niet toe te staan in specifieke gebieden of op ligplaatsen in de haven. Het is in voorkomend geval praktischer aan te geven welke bepaalde categorieën van schepen wel zijn toegelaten in een bepaald gebied.
Het aanwijzen van activiteiten is eveneens nieuw. Dat biedt de mogelijkheid om voor openbare ligplaatsen te bepalen welke activiteiten daar mogelijk zijn. Dat kan ook voor een bepaalde periode zijn. Daarvoor zal het nodig zijn besluiten te nemen om bijvoorbeeld pleziervaartuigen uit havenbekkens te weren. In de vorige verordening was dat nog als verbod opgenomen.
|
Artikel 3.3 Nemen van een ligplaats
Een schip mag alleen ligplaats nemen als dit gebeurt:
- a.
in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen die daar zijn aangebracht;
- b.
in overeenstemming met een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken, of;
- c.
op ligplaatsen, gelegen aan een afmeervoorziening met instemming van een huurder, erfpachter of eigenaar, behalve als het college het nemen van een ligplaats niet toestaat uit het oogpunt van ordening, veiligheid of milieu.
|
Artikel 3.3 Nemen van een ligplaats
Een schip mag alleen ligplaats nemen als dit gebeurt:
- a.
in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen die daar zijn aangebracht;
- b.
in overeenstemming met een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken, of;
- c.
op ligplaatsen, gelegen aan een afmeervoorziening met instemming van een huurder, erfpachter of eigenaar, behalve als het college het nemen van een ligplaats niet toestaat uit het oogpunt van het efficiënt gebruik van de haven, veiligheid of milieu.
|
Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven
- 1.
Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken, als:
- a.
- b.
het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;
- c.
het op korte afstand van de kade of de oever gaande wordt gehouden, of;
- d.
de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken, anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren.
- 2.
Wat in het eerste lid, onder b, staat, geldt niet als het schip aan een ander schip gemeerd ligt en moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.
- 3.
Als de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip in werking zijn, is een persoon die met het schip mag varen in de stuurhut aanwezig.
- 4.
Wat in het derde lid staat, geldt niet als het schip:
- a.
- b.
een lengte van maximaal 35 meter heeft;
- c.
op grond van het vereiste geldige certificaat, als bedoeld in de Binnenvaartwet, met één bemanningslid mag varen, en;
- d.
één bemanningslid, zijnde de schipper, heeft, die als enige aan boord is.
|
Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven
- 1.
Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken, als:
- a.
- b.
het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;
- c.
de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken, anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren, of;
- d.
dit schade kan toebrengen aan de infrastructuur.
- 2.
Wat in het eerste lid, onder b, staat, geldt niet als het schip aan een ander schip gemeerd ligt en moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.
- 3.
Als de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip in werking zijn, is een persoon die met het schip mag varen in de stuurhut aanwezig.
- 4.
Wat in het derde lid staat, geldt niet als het schip:
- a.
- b.
een lengte van maximaal 35 meter heeft;
- c.
op grond van het vereiste geldige certificaat, als bedoeld in de Binnenvaartwet, met één bemanningslid mag varen, en;
- d.
één bemanningslid, zijnde de schipper, heeft, die als enige aan boord is.
|
Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen
- 1.
Een anker of een spudpaal mag alleen worden gebruikt:
- a.
in door het college aangewezen gebieden;
- b.
in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen of met een besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken, of;
- c.
als het gebruik geen schade toebrengt of schade kan toebrengen aan infrastructuur, in de onderwaterbodem aangebrachte ondergrondse infrastructuur of oever- of kadeverdedigingswerken.
- 2.
Als een anker of een spudpaal in een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt gebruikt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.
- 3.
Wat in het eerste lid staat, geldt niet voor een anker als deze wordt gebruikt door een zeeschip op advies van een loods:
- a.
- b.
ter voorkoming van een aanvaring.
|
Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen
- 1.
Een anker of een spudpaal mag alleen worden gebruikt:
- a.
in door het college aangewezen gebieden;
- b.
in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen of met een besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken, of;
- c.
als het gebruik geen schade toebrengt of schade kan toebrengen aan infrastructuur, in de onderwaterbodem aangebrachte ondergrondse infrastructuur of oeverbeschermingswerken.
- 2.
Als een anker of een spudpaal in een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt gebruikt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.
- 3.
Wat in het eerste lid staat, geldt niet voor een anker als deze wordt gebruikt door een zeeschip op advies van een loods:
- a.
- b.
ter voorkoming van een aanvaring.
|
Artikel 3.8 Overlast aan schepen
Alleen rechthebbenden mogen een schip vasthouden, zich daarop bevinden of een schip losmaken.
|
Artikel 3.8 Rechthebbenden
Alleen rechthebbenden mogen een schip vasthouden, zich daarop bevinden of een schip losmaken.
|
Toelichting bij deze wijziging
De titel bij deze bepaling komt beter overeen met de inhoud dan bij de vorige versie van de verordening. Een rechthebbende is iemand die rechten op het schip kan doen gelden, als rechtmatig gebruiker (eigenaar/huurder) dan wel gemachtigd is of anderszins (bijvoorbeeld een bestuursorgaan die gebruik maakt van zijn bevoegdheid bestuursrechtelijke sancties toe te passen).
|
Artikel 3.11 Operationele ruimte ligplaatsen
- 1.
Het college kan voor een ligplaats de operationele ruimte aanwijzen.
- 2.
Het college kan aanvullende regels stellen met betrekking tot het nautisch gebruik van de operationele ruimte.
- 3.
De huurder, erfpachter of eigenaar van de afmeervoorziening van de ligplaats mag schepen alleen ligplaats laten nemen binnen de operationele ruimte.
- 4.
Bunker- of dienstverlenende schepen mogen voor het uitvoeren van hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk buiten de operationele ruimte ligplaats innemen na een melding aan de havenmeester.
|
Artikel 3.11 Operationele ruimte ligplaatsen
- 1.
Het college kan voor een ligplaats de operationele ruimte aanwijzen.
- 2.
Het college kan aanvullende regels stellen met betrekking tot het nautisch gebruik van de operationele ruimte.
- 3.
De huurder, erfpachter of eigenaar van de afmeervoorziening van de ligplaats mag schepen alleen ligplaats laten nemen binnen de operationele ruimte.
- 4.
Bunker- of dienstverlenende schepen mogen voor het uitvoeren van hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk buiten de operationele ruimte ligplaats innemen na een melding aan de havenmeester, tenzij het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders bepaalt.
|
Toelichting bij deze wijziging
Op sommige ligplaatsen kan het onwenselijk zijn dat bunker- of dienstverlenende schepen buiten de operationele ruimte afmeren. In het vierde lid is daarom toegevoegd dat het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders kan bepalen.
|
Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer
- 1.
Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids-, ordenings- of milieubelangen aan een schip, als:
- a.
dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;
- b.
beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;
- c.
dat schip is opgelegd, of;
- d.
dat schip is onttrokken aan het nautische of economisch verkeer.
- 2.
Degene aan wie de maatregelen zijn opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.
|
Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer
Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids-, of milieubelangen dan wel het belang van een efficiënt beheer van de haven, aan een schip, als:
- a.
dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;
- b.
beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;
- c.
dat schip is opgelegd, of;
- d.
dat schip is onttrokken aan het nautische of economisch verkeer.
|
Artikel 3.13 Voorzieningen in de haven
Voorzieningen of voorwerpen mogen in, op, onder of boven water worden geplaatst of aangebracht, als:
- a.
daardoor geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, of;
- b.
het betreft het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen, en als zodanig in gebruik zijn, om een schip te laden en te lossen.
|
Artikel 3.13 Voorzieningen in de haven
Het is een ieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te plaatsen of aan te brengen, tenzij:
- a.
daardoor geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, of;
- b.
het betreft het plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen, en als zodanig in gebruik zijn, om een schip te laden en te lossen.
|
Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen
Het college kan als naar zijn oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van de ordening in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen:
- a.
een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of;
- b.
mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.
|
Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen
Het college kan als naar zijn oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van het efficiënt gebruik van de haven in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen:
- a.
een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of;
- b.
mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.
|
Artikel 4.4 Veilige toegang
- 1.
Een afgemeerd schip beschikt over een toegang, die geen gevaar of schade kan veroorzaken.
- 2.
Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken indien:
- a.
de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen, of;
- b.
het afmeren van korte duur is.
|
Artikel 4.4 Veilige toegang
- 1.
Een afgemeerd schip beschikt over een veilige toegang.
- 2.
Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken indien:
- a.
de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen, of;
- b.
het afmeren van korte duur is.
|
Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden
- 1.
Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, als:
- a.
het schip ligplaats heeft bij een bedrijf waar deze activiteiten zijn toegestaan, of;
- b.
de werkzaamheden:
- 1°.
ten hoogste 7 x 24 uur aaneengesloten in beslag nemen;
- 2°.
geen gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken;
- 3°.
ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;
- 4°.
worden verricht en tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn, en;
- 5°.
geen vonkvorming naar de buitenlucht veroorzaken of kunnen veroorzaken als het schip in een petroleumhaven ligt.
- 2.
Werkzaamheden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip die gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken, mogen alleen plaatsvinden als door een gasdeskundige:
- a.
een veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven, of;
- b.
is vastgesteld dat geen veiligheids- en gezondheidsverklaring nodig is.
- 3.
Het is een ieder verboden om werkzaamheden uit te voeren aan de LNG-installaties van een schip, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden bij een bedrijf waar deze activiteiten zijn toegestaan.
- 4.
Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft bij een bedrijf waar deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.
- 5.
Van de werkzaamheden aan een zeeschip bedoeld in het eerste lid, onder b, en tweede lid wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een melding gedaan aan de havenmeester.
|
Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden
- 1.
Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, als:
- a.
het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan, of;
- b.
werkzaamheden:
- 1°.
plaatsvinden binnen een periode van 7 x 24 uur na aanvang van de eerste werkzaamheden;
- 2°.
geen gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken;
- 3°.
ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;
- 4°.
worden verricht en tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn, en;
- 5°.
geen vonkvorming naar de buitenlucht veroorzaken of kunnen veroorzaken als het schip in een petroleumhaven ligt.
- 2.
Werkzaamheden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip die gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken, mogen alleen plaatsvinden als door een gasdeskundige:
- a.
een veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven, of;
- b.
is vastgesteld dat geen veiligheids- en gezondheidsverklaring nodig is.
- 3.
Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen voor installaties waaraan aan boord van een schip geen werkzaamheden mogen worden verricht door eenieder, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.
- 4.
Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.
- 5.
Van de werkzaamheden aan een zeeschip bedoeld in het eerste lid, onder b, en tweede lid wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een melding gedaan aan de havenmeester.
|
Toelichting bij deze wijziging
Dit artikel heeft in de praktijk nogal wat voeten in de aarde. Zo is het de vraag of de termijn van 7 dagen betrekking heeft op één bepaalde werkzaamheid of alle werkzaamheden die op het schip gedaan moeten worden en of het innemen van een andere ligplaats betekent dat de termijn opnieuw begint te lopen. Dat is van belang voor de vraag wanneer de initiatiefnemer ontheffing moet vragen. De wijziging betekent dat het niet van belang is om welke werkzaamheden het gaat die de initiatiefnemer binnen 7 dagen moet doen – het gaat om alle werkzaamheden – en het gaat om werkzaamheden die binnen de haven plaatsvinden, ongeacht op welke ligplaats.
Het derde lid is algemener gemaakt omdat er meer nieuwe brandstoffen in ontwikkeling zijn, zoals methanol en waterstof. Het bepaalde in het vierde lid is veranderd omdat in de nieuwe Omgevingswet het begrip inrichting niet meer terugkomt. Van belang is dan dat onder die wet de werkzaamheden bij een bedrijf kunnen worden plaatsvinden waar die activiteiten zijn toegestaan. Hetzelfde is daarmee beoogd maar de terminologie is aangepast aan de nieuwe regeling.
|
Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet
- 1.
Een schip geladen met bulklading in vaste vorm, waarbij de lading is ontsmet, mag alleen ligplaats nemen of zich op een ligplaats bevinden, als:
- a.
tijdens en na het afmeren geen operationele handelingen worden uitgevoerd;
- b.
de ruimen en ventilatieopeningen van de ruimen gesloten zijn, en;
- c.
de nautische en operationele afwikkeling van het schip plaatsvindt overeenkomstig een plan van aanpak.
- 2.
Het plan van aanpak wordt vastgesteld door het college. Eenieder is verplicht zich te houden aan het vastgestelde plan van aanpak.
|
Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet
- 1.
Een schip geladen met bulklading in vaste vorm, waarbij de lading is ontsmet, mag zich op een ligplaats bevinden, als:
- a.
tijdens en na het afmeren geen operationele handelingen worden uitgevoerd;
- b.
de ruimen en ventilatieopeningen van de ruimen gesloten zijn, en;
- c.
de nautische en operationele afwikkeling van het schip plaatsvindt overeenkomstig het plan van aanpak.
- 2.
Het plan van aanpak wordt vastgesteld door het college. Eenieder is verplicht zich te houden aan het vastgestelde plan van aanpak.
|
Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening
Een mobiele ontgasvoorziening mag alleen dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen als zij beschikt over een vergunning van het college.
|
Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening
- 1.
Een mobiele ontgasvoorziening mag alleen dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen als zij beschikt over een vergunning van het college.
- 2.
Direct voorafgaand aan en direct na afloop van het gesloten schoonmaken van ladingtanks via een mobiele ontgasvoorziening wordt een melding gedaan aan de havenmeester, tenzij het schoonmaken plaatsvindt op een locatie waar deze activiteit is toegestaan.
|
Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen
- 1.
Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks leeg van de volgende stoffen alleen gesloten schoonmaken:
- a.
van een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code of het ADN vervoerd moet worden in een tank met een aansluiting voor een dampretourleiding of gesloten vervoerd moet worden, of;
- b.
van een vloeistof als bedoeld in bijlage 1, of;
- c.
van een vluchtige organische stof.
- 2.
Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks open schoonmaken, als het eerste lid niet voorschrijft dat het gesloten moet gebeuren.
- 3.
Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC-code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:
- a.
bij een bedrijf dat deze schoonmaakactiviteiten mag uitvoeren, en;
- b.
dit bedrijf de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst neemt.
- 4.
Ladingtanks of sloptanks van tankschepen mogen alleen worden geventileerd wanneer deze na het schoonmaken nog restanten van gevaarlijke stoffen bevatten die:
- a.
brandbaar zijn en de atmosfeer in de ladingtanks zich onder tien procent van de onderste explosiegrens bevindt, of;
- b.
giftig zijn en de atmosfeer in de ladingtanks zich onder de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit bevindt.
- 5.
Ladingtanks of sloptanks van een binnentankschip, leeg van stoffen als bedoeld in ADN nummer 7.2.3.7.1.3 (niet T-stoffen) mogen in afwijking van het eerste lid overeenkomstig het gestelde in paragraaf 7.2.3.7 van het ADN open worden schoongemaakt of geventileerd op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.
- 6.
Wat in het vierde en vijfde lid staat, is niet van toepassing op stoffen die zijn genoemd in bijlage 1.
- 7.
Het college kan regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten een bedrijf waar deze activiteit is toegestaan, indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of hinder ontstaat of kan ontstaan.
- 8.
Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester
|
Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen
- 1.
Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks leeg van de volgende stoffen alleen gesloten schoonmaken:
- a.
een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding;
- b.
een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;
- c.
een vloeistof als bedoeld in bijlage 1, of;
- d.
een vluchtige organische stof.
- 2.
Ladingtanks of sloptanks van een tankschip, leeg van andere stoffen als bedoeld in het eerste lid mogen open worden schoongemaakt op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.
- 3.
Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC-code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:
- a.
op een locatie waar deze schoonmaakactiviteiten zijn toegestaan, en;
- b.
op deze locatie de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst neemt.
- 4.
Het ventileren van ladingtanks of sloptanks van een tankschip, is alleen toegestaan op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.
- 5.
Wat in het tweede en in het vierde lid staat, geldt niet voor op stoffen die zijn genoemd in bijlage 1.
- 6.
Het college kan regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten bedrijven indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of hinder ontstaat of kan ontstaan.
- 7.
Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester.
|
Toelichting bij deze wijziging
De wijziging in dit artikel is voor een deel het herschikken van het artikel – het regelen op een logischer wijze – alsook het weglaten van onderdelen die voor zich spreken (mogelijkheid open schoonmaken). Nieuw is het vierde lid dat regelt dat het verboden is ladingtanks en sloptanks van een tankschip te ventileren tenzij het gebeurt op een door het college aangewezen ligplaats.
|
Artikel 4.12 Langszij liggen tijdens het open schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van zeetankschepen
Langs een zeetankschip waarvan ladingtanks vloeibare gevaarlijke stoffen bevatten of als laatste hebben bevat en open worden schoongemaakt of geventileerd, mogen aan elke zijde:
- a.
- b.
maximaal twee binnentankschepen, overeenkomstig het ADN gecertificeerd, liggen.
|
Artikel 4.12 Langszij liggen tijdens het open schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van zeetankschepen
Langs een zeetankschip waarvan ladingtanks vloeibare gevaarlijke stoffen bevatten of leeg daarvan zijn en open worden schoongemaakt of geventileerd, mogen aan elke zijde:
- a.
- b.
maximaal twee binnentankschepen, overeenkomstig het ADN gecertificeerd, liggen.
|
Toelichting bij deze wijziging
Wanneer schepen vloeibare gevaarlijke stoffen hebben bevat, zijn ze leeg daarvan. De terminologie die in de wijziging staat is duidelijker.
|
Artikel 4.13 Overslag tussen schepen en mobiele voorzieningen op de wal
- 1.
Het is verboden gevaarlijke of schadelijke vloeistoffen tussen een schip en een mobiele voorziening op de wal:
- a.
- b.
als brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen te bunkeren of te debunkeren in een gebied of op een ligplaats die niet is aangewezen op grond van artikel 8.1, tweede lid, of artikel 8.5, tweede lid, of;
- c.
als scheepsafvalstoffen in te zamelen; tenzij deze activiteit onderdeel uitmaakt van een bedrijf waar deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.
- 2.
In afwijking van wat in het eerste lid, onder c, staat, kan het college gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het inzamelen door een mobiele voorziening is toegestaan.
|
Artikel 4.13 Overslag tussen schepen en mobiele voorzieningen op de wal
- 1.
Het is verboden gevaarlijke of schadelijke vloeistoffen tussen een schip en een mobiele voorziening op de wal:
- a.
- b.
als brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen te bunkeren of te debunkeren in een gebied of op een ligplaats die niet is aangewezen op grond van artikel 8.1, tweede lid, of artikel 8.5, tweede lid, of;
- c.
als scheepsafvalstoffen in te zamelen; tenzij deze activiteit onderdeel uitmaakt van een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.
- 2.
In afwijking van wat in het eerste lid, onder c, staat, kan het college gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het inzamelen door een mobiele voorziening is toegestaan.
|
Toelichting bij deze wijziging
Deze wijzigingen zijn een gevolg van de wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.
|
Artikel 5.2 Toegelaten schepen in de petroleumhaven/oliehaven
- 1.
Een schip mag zich alleen in een petroleumhaven bevinden als:
- a.
- b.
het schip van de haveninfrastructuur gebruik maakt, heeft gemaakt of zal maken tijdens, kort voor of kort na, het lossen, het laden, het schoonmaken van ladingtanks of sloptanks of om te bunkeren.
- c.
het een roei- of motorboot is die niet door een benzinemotor wordt voortbewogen en die tot de uitrusting van een schip als bedoeld in onderdeel a of b behoort, en:
- 1°.
gebruikt wordt voor het vervoeren van opvarenden naar en van een schip, of;
- 2°.
waarvan de werking van de motor, de davit of de vrije val-installatie wordt getest;
- d.
de aanwezigheid van dat schip in de haven in verband met de aankomst, het verblijf of het vertrek van een schip als bedoeld in onderdeel a of b, noodzakelijk is;
- e.
het schip werkzaam is voor een publiekrechtelijk lichaam of het schip van de havenbeheerder is;
- f.
het schip rechtstreeks en zonder onderbreking vaart naar of van haveninfrastructuur buiten de petroleumhaven;
- g.
het een dienstverlenend schip is;
- h.
het een schip betreft dat baggerwerkzaamheden uitvoert;
- i.
- j.
het een LNG-bunkerschip is, of;
- k.
het een schip betreft betrokken bij het communicatievaren.
- 2.
Het is verboden zich met een pleziervaartuig of passagiersschip in een petroleumhaven te bevinden.
|
Artikel 5.2 Toegelaten schepen in de petroleumhaven
- 1.
Een schip mag zich alleen in een petroleumhaven bevinden als:
- a.
- b.
het schip van de infrastructuur gebruikt maakt, heeft gemaakt of zal maken tijdens, kort voor of kort na, het lossen, het laden, het schoonmaken van ladingtanks of sloptanks, of om te bunkeren;
- c.
het een roei- of motorboot is die niet door een benzinemotor wordt voortbewogen en die tot de uitrusting van een schip als bedoeld in onderdeel a of b behoort, en:
- 1°.
gebruikt wordt voor het vervoeren van opvarenden naar en van een schip, of;
- 2°.
waarvan de werking van de motor, de davit of de vrije val-installatie wordt getest;
- d.
de aanwezigheid van dat schip in de haven in verband met de aankomst, het verblijf of het vertrek van een schip als bedoeld in onderdeel a of b, noodzakelijk is;
- e.
het schip werkzaam is voor een publiekrechtelijk lichaam of het schip van de havenbeheerder is;
- f.
het schip rechtstreeks en zonder onderbreking vaart naar of van infrastructuur buiten de petroleumhaven;
- g.
het een dienstverlenend schip is;
- h.
het een schip betreft dat baggerwerkzaamheden uitvoert;
- i.
- j.
het een bunkerschip is, of;
- k.
het een schip betreft betrokken bij het communicatievaren.
- 2.
Het is verboden zich met een pleziervaartuig of passagiersschip in een petroleumhaven te bevinden.
|
Toelichting bij deze wijziging
Deze wijzigingen hebben te maken met de introductie van het begrip infrastructuur (zie definities) en het schrappen van de definitie van het begrip LNG.
|
Artikel 5.3 Verbod open vuur, roken en vonkvorming
- 1.
Het is een ieder verboden om in een petroleumhaven of aan boord van een zich aldaar bevindend schip:
- a.
- b.
in de buitenlucht te roken, of;
- c.
activiteiten te ondernemen waardoor vonkvorming naar de buitenlucht optreedt of kan optreden.
- 2.
Het is verboden om zich met een schip in een petroleumhaven te bevinden met een vonkende uitlaatgassenleiding van een verbrandingsmotor.
|
Artikel 5.3 Verbod open vuur, roken en vonkvorming
- 1.
Het is een ieder verboden om in een petroleumhaven of aan boord van een zich aldaar bevindend schip:
- a.
- b.
in de buitenlucht te roken;
- c.
in het schip te roken, tenzij dit plaatsvindt in een ruimte (woning of dienstruimte) die niet rechtstreeks van buiten toegankelijk is, gesloten is, dan wel deze ruimte voldoet aan nationale of internationale wetgeving, of;
- d.
activiteiten te ondernemen waardoor vonkvorming naar de buitenlucht optreedt of kan optreden.
- 2.
Het is verboden om zich met een schip in een petroleumhaven te bevinden met een vonkende uitlaatgassenleiding van een verbrandingsmotor.
|
Artikel 5.4 Tankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
Tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten mogen alleen ligplaats nemen in een petroleumhaven.
- 2.
Tankschepen mogen ook op ligplaatsen buiten een petroleumhaven ligplaats nemen als de lading- of sloptanks:
- a.
alleen gevaarlijke stoffen met een uitsluitend brandbare eigenschap of residuen daarvan bevatten:
- 1°.
met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger, of;
- 2°.
een inerte atmosfeer bevatten of in het geval van zeetankschepen maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat en gesloten blijven, of;
- 3°.
maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat en gesloten blijven, of;
- b.
alleen kaliumhydroxide, natriumhydroxide, fosforzuur, schadelijke stoffen die geen gevaarlijke stoffen zijn of residuen daarvan bevatten of leeg daarvan zijn.
|
Artikel 5.4 Tankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
Tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten mogen zich alleen op een ligplaats bevinden in een petroleumhaven.
- 2.
Tankschepen mogen zich ook op ligplaatsen bevinden buiten een petroleumhaven als de lading- of sloptanks:
- a.
alleen gevaarlijke vloeistoffen met een uitsluitend brandbare eigenschap of residuen daarvan bevatten:
- 1°.
met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger;
- 2°.
een inerte atmosfeer bevatten;
- 3°.
maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat en gesloten blijven, of;
- b.
alleen de in bijlage 3 genoemde stoffen of residuen daarvan bevatten of leeg daarvan zijn.
|
Toelichting bij deze wijziging
De stoffen die in het tweede lid onder b waren opgenomen, staan nu in een lijst (bijlage 3) die uitgebreider is dan de in het tweede lid onder b genoemde lijst.
|
Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen
In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een binnentankschip ook buiten een petroleumhaven ligplaats nemen als:
- a.
kortstondig ligplaats wordt genomen:
- 1°.
op een aangewezen autoafzetplaats om een auto onmiddellijk af te zetten of aan boord te nemen;
- 2°.
bij een bedrijf waar brandstof ingenomen wordt en dit is toegestaan, of;
- 3°.
bij een aangewezen plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater, of;
- b.
het schip een ontvangstvoorziening is en voldoet aan de vereisten die het ADN stelt aan een binnenschip van het type C waarvan de ladingtanks of de sloptanks een inerte atmosfeer bevatten.
|
Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen
In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een binnentankschip zich buiten een petroleumhaven op een ligplaats bevinden:
- a.
als kortstondig ligplaats wordt genomen:
- 1°.
op een aangewezen autoafzetplaats om een auto onmiddellijk af te zetten of aan boord te nemen;
- 2°.
op een locatie waar brandstof ingenomen wordt en dit is toegestaan;
- 3°.
bij een aangewezen plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater, of;
- b.
als het schip een ontvangstvoorziening is dat ter plaatse uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de ontvangst van scheepsafvalstoffen.
|
Toelichting bij deze wijziging
In de wijziging is tot uitdrukking gebracht dat het zich op een ligplaats bevinden ook het ligplaats nemen omvat. Verder gaat het voorstel ervan uit dat een binnentankschip bij een bunkerstation altijd onmiddellijk brandstof inneemt zonder dat dat als een expliciete verplichting is opgenomen. Een schip dat een ontvangstvoorziening is mag alleen in een oliehaven komen als het daar is om afval te ontvangen.
Onderdeel a onder 2. De woorden ‘vaste locatie’ worden vervangen door ‘een bedrijf waar brandstof innemen is toegestaan’. Met het woord ‘vaste locatie’is bedoeld een bedrijf dat wil zeggen een bedrijf waar die activiteit is toegestaan (Omgevingswet).
Het vereiste dat het schip een inerte atmosfeer bevat en voldoet aan de eisen van het ADN is vervallen, omdat het vereiste van inertheid als geldt op basis van artikel 5.4 en het voldoen aan de ADN al op basis van de ADN geldt en dus regeling in de Havenverordening geen toegevoegde waarde heeft.
|
Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
Als een zeetankschip, als bedoeld in artikel 5.4, tweede lid onderdeel a, onder 2° en 3°, buiten een petroleumhaven ligplaats neemt:
- a.
wordt door een gasdeskundige het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ afgegeven;
- b.
blijven ladingtanks of sloptanks gesloten, en;
- c.
vinden er geen schoonmaakwerkzaamheden plaats van gevaarlijke stoffen of residuen met uitzondering van plantaardige of dierlijke oliën of alleen schadelijke stoffen genoemd in de IMDG Code, klasse 9.
- 2.
Wanneer een zeetankschip, als bedoeld in het eerste lid, buiten een petroleumhaven gaat liggen, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.
|
Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
Als een zeetankschip, als bedoeld in artikel 5.4, tweede lid onderdeel a, subonderdelen 2° en 3°, zich op een ligplaats buiten een petroleumhaven bevindt:
- a.
wordt het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ afgegeven;
- b.
blijven ladingtanks of sloptanks gesloten, en;
- c.
vinden er geen handelingen met gevaarlijke stoffen plaats;
- 2.
Wanneer dit zeetankschip buiten een petroleumhaven ligplaats neemt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.
|
Toelichting bij deze wijziging
Een zeetankschip mag zich bij uitzondering buiten een oliehavengebied op een ligplaats bevinden. Dat mag onder bepaalde voorwaarden die in artikel 5.6 zijn opgenomen. Het onderdeel c is uitgebreid: handelingen met gevaarlijke stoffen mogen niet plaatsvinden. Dat waren alleen schoonwerkzaamheden.
|
Artikel 5.7 Combinatietankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een combinatietankschip buiten een petroleumhaven ligplaats nemen als:
- a.
door een gasdeskundige het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ is afgegeven;
- b.
het geladen is of wordt met losgestorte bulklading in vaste vorm;
- c.
alle overige tanks, met uitzondering van bunkertanks, en ruimten vrij zijn van brandbare vloeistoffen met een vlampunt dat lager ligt of gelijk is aan 55 graden Celsius of residuen;
- d.
er geen schoonmaakwerkzaamheden plaatsvinden van gevaarlijke stoffen, en;
- e.
de tanks die niet direct aan laadruimen grenzen, en brandbare ladingresiduen bevatten een inerte atmosfeer hebben; of een atmosfeer maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat.
- 2.
Wanneer een combinatietankschip buiten een petroleumhaven gaat liggen, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.
|
Artikel 5.7 Combinatietankschepen met gevaarlijke stoffen
- 1.
In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een combinatietankschip buiten een petroleum haven ligplaats nemen als:
- a.
het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ is afgegeven;
- b.
het geladen is of wordt met losgestorte bulklading in vaste vorm;
- c.
alle overige tanks, met uitzondering van bunkertanks, en ruimten vrij zijn van brandbare vloeistoffen of residuen daarvan met een vlampunt dat lager ligt of gelijk is aan 55 graden Celsius;
- d.
er geen handelingen plaatsvinden met gevaarlijke stoffen, en;
- e.
de tanks die niet direct aan laadruimen grenzen, en brandbare ladingresiduen bevatten, een inerte atmosfeer hebben, of een atmosfeer maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat.
- 2.
Wanneer een combinatietankschip buiten een petroleumhaven ligplaats neemt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.
|
Toelichting bij deze wijziging
Deze wijziging betreft met name een terminologiewijziging.
Het bepaalde in het eerste lid onder a is veranderd omdat de kapitein verantwoordelijk is voor het afgeven van de verklaring en niet de gasdeskundige.
|
Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk
- 1.
De directe overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen tankschepen onderling of de overslag tussen een zeetankschip en een bedrijf waar de activiteit is toegestaan mag alleen plaatsvinden als voor de betreffende activiteit de controlelijst als bedoeld in de ISGOTT, StSTGP of ISGINTT overeenkomstig het bepaalde in de hiervoor bedoelde controlelijst door de betrokken partijen is ingevuld en ondertekend.
- 2.
De overslag vindt plaats overeenkomstig de controlelijst
|
Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk
- 1.
De directe overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen tankschepen onderling of de overslag tussen een zeetankschip en een locatie waar de activiteit is toegestaan mag alleen plaatsvinden als voor de betreffende activiteit de controlelijst als bedoeld in de ISGOTT, StSTGP of ISGINTT overeenkomstig het bepaalde in de hiervoor bedoelde controlelijst door de betrokken partijen is ingevuld en ondertekend.
- 2.
De overslag vindt plaats overeenkomstig de controlelijst.
|
Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk
- 1.
Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van de volgende vloeibare gevaarlijke stoffen:
- a.
van een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code of het ADN vervoerd moet worden in een tank met een aansluiting voor een dampretourleiding of gesloten vervoerd moet worden, of;
- b.
van een vloeistof als bedoeld in bijlage 1, of;
- c.
van een vluchtige organische stof; wordt gebruik gemaakt van een:
- 1°.
tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding, of;
- 2°.
van een ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.
- 2.
Voor de overslag worden niet meer ladingleidingen gebruikt dan noodzakelijk. De vaste aansluitpunten voor ladingleidingen liggen op zo kort mogelijke afstand van elkaar.
- 3.
Bij de overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen wordt de vaste scheepsleiding gebruikt.
- 4.
Bij het lossen van vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, wordt de vaste scheepspomp gebruikt.
- 5.
Een schip dat vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, overslaat, mag aan beide zijden één schip afgemeerd hebben. Er mogen meer schepen aan één zijde afgemeerd liggen als het gaat om:
- a.
één enkel dienstverlenend schip, mits deze afgemeerd wordt buiten de ladingzones van het tankschip, of;
- b.
|
Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk
- 1.
Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van de volgende vloeibare gevaarlijke stoffen:
- a.
een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding;
- b.
een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;
- c.
een vloeistof als bedoeld in bijlage 1, of;
- d.
een vluchtige organische stof; wordt gebruik gemaakt van een:
- 1°.
tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding, of;
- 2°.
ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.
- 2.
Voor de overslag worden niet meer ladingleidingen gebruikt dan noodzakelijk. De vaste aansluitpunten voor ladingleidingen liggen op zo kort mogelijke afstand van elkaar.
- 3.
Bij de overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen wordt de vaste scheepsleiding gebruikt.
- 4.
Bij het lossen van vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, wordt de vaste scheepspomp gebruikt.
- 5.
Een schip dat vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, overslaat, mag aan beide zijden één schip afgemeerd hebben. Er mogen meer schepen aan één zijde afgemeerd liggen als het gaat om:
- a.
één enkel dienstverlenend schip, mits deze afgemeerd wordt buiten de ladingzones van het tankschip, of;
- b.
|
Artikel 6.4 Overslag van gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN
Overslag van een gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN tussen twee tankschepen onderling is verboden.
|
Artikel 6.4 Overslag van gas
Overslag van een gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN tussen twee tankschepen onderling is verboden.
|
Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen
- 1.
Een schip dat geladen is met een in bijlage 2 genoemde gevaarlijke stof in verpakking mag alleen ligplaats nemen binnen een in bijlage 2 genoemde afstand van de stuwpositie van de gevaarlijke stof tot een woonconcentratie als wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage 2 opgenomen bepalingen.
- 2.
Een zeetankschip mag, indien zich een gevaarlijke stof als lading of ladingresidu aan boord bevindt, alleen ligplaats nemen buiten de in bijlage 2, zone a of b, genoemde afstanden tot een woonconcentratie.
- 3.
Wat in het eerste lid staat, geldt niet als dat schip tussen oeverfrontnummer 532 en 537 in de Wilhelminahaven ligplaats heeft genomen. Een schip dat geladen is met een in bijlage 2 genoemde gevaarlijke stof in verpakking mag alleen tussen oeverfrontnummer 532 en 537 in de Wilhelminahaven ligplaats nemen indien het voldoet aan de in bijlage 2, zone c, genoemde afstand van de stuwpositie van de gevaarlijke stof tot een woonconcentratie als wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage 2 opgenomen bepalingen.
- 4.
Wat in het tweede lid staat, geldt niet als dat zeetankschip tussen oeverfrontnummer 532 en 537 in de Wilhelminahaven ligplaats heeft genomen. Een zeetankschip, dat een gevaarlijke stof als lading of ladingresidu aan boord heeft, mag alleen tussen oeverfrontnummer 532 en 537 in de Wilhelminahaven ligplaats nemen indien het voldoet aan de in bijlage 2, zone c, genoemde afstanden tot een woonconcentratie.
|
Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen
- 1.
Een schip dat geladen is met een in bijlage 2 genoemde gevaarlijke stof in verpakking mag alleen ligplaats nemen binnen een in bijlage 2 genoemde afstand van de stuwpositie van de gevaarlijke stof tot kwetsbare objecten als wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage 2 opgenomen bepalingen.
- 2.
Een zeetankschip mag, indien zich een gevaarlijke stof als lading of ladingresidu aan boord bevindt, alleen ligplaats nemen buiten de in bijlage 2, zone a of b, genoemde afstanden tot kwetsbare objecten.
- 3.
Wat in het eerste lid staat, geldt niet als dat schip tussen oeverfrontnummer 532 en 537 in de Wilhelminahaven ligplaats heeft genomen. Een schip dat geladen is met een in bijlage 2 genoemde gevaarlijke stof in verpakking mag alleen tussen oeverfrontnummer 532 en 537 in de Wilhelminahaven ligplaats nemen indien het voldoet aan de in bijlage 2, zone c, genoemde afstand van de stuwpositie van de gevaarlijke stof tot kwetsbare objecten als wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage 2 opgenomen bepalingen.
- 4.
Wat in het tweede lid staat, geldt niet als dat zeetankschip tussen oeverfrontnummer 532 en 537 in de Wilhelminahaven ligplaats heeft genomen. Een zeetankschip, dat een gevaarlijke stof als lading of ladingresidu aan boord heeft, mag alleen tussen oeverfrontnummer 532 en 537 in de Wilhelminahaven ligplaats nemen indien het voldoet aan de in bijlage 2, zone c, genoemde afstanden tot kwetsbare objecten.
|
Paragraaf 8 Bunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen
Artikel 8.1 Bunkeren
- 1.
Door het college aangewezen brandstoffen of energiebronnen mogen door eenieder alleen met een vergunning van het college gebunkerd of gedebunkerd worden.
- 2.
Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het:
- a.
verboden is te bunkeren of te debunkeren;
- b.
bunkeren of debunkeren is toegestaan, of;
- c.
bunkeren of debunkeren volgens het bepaalde in het eerste lid slechts voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen is toegestaan.
- 3.
Het college kan brandstoffen aanwijzen die niet gedebunkerd mogen worden.
- 4.
Een vergunning is niet nodig als het bunkeren of debunkeren plaatsvindt bij een bedrijf waar die activiteiten zijn toegestaan.
- 5.
Gelijktijdige activiteiten mogen tijdens een LNG-bunkering aan boord van het ontvangende schip alleen plaatsvinden, als deze zijn toegestaan in een klasse goedgekeurd LNG-bunkermanagementplan.
|
Paragraaf 8 Bunkeren, debunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen
Artikel 8.1 Bunkeren
- 1.
Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen die door eenieder alleen met een vergunning van het college gebunkerd of gedebunkerd mogen worden.
- 2.
Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het:
- a.
verboden is te bunkeren of te debunkeren;
- b.
bunkeren of debunkeren is toegestaan, of;
- c.
bunkeren of debunkeren volgens het bepaalde in het eerste lid slechts voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen is toegestaan.
- 3.
Het college kan brandstoffen aanwijzen die niet gedebunkerd mogen worden.
- 4.
Een vergunning is niet nodig als het bunkeren of debunkeren plaatsvindt bij een bedrijf waar die activiteiten zijn toegestaan.
- 5.
Het college kan brandstoffen of energiebronnen die één of meerdere eigenschappen van een gevaarlijke stof bevatten aanwijzen waarbij gelijktijdige activiteiten met het bunkeren of debunkeren van deze brandstoffen of energiebronnen zijn toegestaan.
|
Artikel 8.4 Regels schepen langszij bij bunkeren
Het college kan beperkingen stellen aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met door het college aangewezen brandstoffen of soorten energiebronnen
|
Artikel 8.4 Regels schepen langszij bij bunkeren
Het college kan brandstoffen en energiebronnen aanwijzen waarbij beperkingen gelden aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met deze brandstoffen of energiebronnen.
|
Artikel 8.5 Hulpstoffen
- 1.
Door het college aangewezen hulpstoffen mogen door eenieder alleen met een vergunning van het college van of aan boord van een schip worden gebracht.
- 2.
Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar:
- a.
hulpstoffen niet van of aan boord van een schip worden gebracht;
- b.
hulpstoffen wel van of aan boord van een schip worden gebracht, of;
- c.
alleen bepaalde hulpstoffen van en aan boord van schepen mogen worden gebracht.
- 3.
Een vergunning is niet nodig als het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen plaatsvindt bij een bedrijf waar de activiteiten zijn toegestaan.
|
Artikel 8.5 Hulpstoffen
- 1.
Het college kan hulpstoffen aanwijzen die door eenieder alleen met een vergunning van het college van of aan boord van een schip mogen worden gebracht.
- 2.
Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar:
- a.
hulpstoffen niet van of aan boord van een schip worden gebracht;
- b.
hulpstoffen wel van of aan boord van een schip worden gebracht, of;
- c.
alleen bepaalde hulpstoffen van en aan boord van schepen mogen worden gebracht.
- 3.
Een vergunning is niet nodig als het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen plaatsvindt op een locatie waar de activiteiten zijn toegestaan.
|
Artikel 8.6 Eisen aan hulpstoffenvergunning
- 1.
Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overlegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.
- 2.
Het college kan bepalen dat voor bepaalde hulpstoffen voor de aanvraag van de vergunning aanvullende gegevens moeten worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de activiteiten die het bedrijf uitvoert voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen.
- 3.
Aan de vergunning kunnen onder meer voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:
- a.
de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het van of aan boord van schepen brengen van de hulpstoffen;
- b.
de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen, inclusief het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden met het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen;
- c.
- d.
de externe veiligheid, en;
- e.
het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen.
|
Artikel 8.6 Eisen aan hulpstoffenvergunning
- 1.
Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overlegd die zijn vermeld in een door de havenmeester vastgesteld aanvraagformulier.
- 2.
Het college kan bepalen dat voor bepaalde hulpstoffen voor de aanvraag van de vergunning aanvullende gegevens moeten worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de activiteiten die het bedrijf uitvoert voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen.
- 3.
Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die onder meer betrekking hebben op:
- a.
de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het van of aan boord van schepen brengen van de hulpstoffen;
- b.
de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen, alsmede het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden met het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen;
- c.
- d.
de externe veiligheid, en;
- e.
het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen.
|
Artikel 8.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen
- 1.
Het college kan voor het bunkeren of het debunkeren van bepaalde door het college aan te wijzen brandstoffen en energiebronnen of het van of aan boord brengen van bepaalde door het college aan te wijzen hulpstoffen een controlelijst vaststellen.
- 2.
Het college kan tevens categorieën van schepen aanwijzen waar de controlelijst voor geldt.
- 3.
Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.
|
Artikel 8.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen
- 1.
Het college kan controlelijsten voor het bunkeren of het debunkeren of voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen vaststellen.
- 2.
Het college kan brandstoffen, energiebronnen en hulpstoffen alsmede categorieën van schepen aanwijzen waarbij voor het bunkeren of het debunkeren hiervan een controlelijst geldt.
- 3.
Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.
|
Artikel 8.8 Seinvoering
- 1.
Tijdens het bunkeren van LNG voert een LNG-aangedreven zeeschip als bijkomend teken tussen zonsopgang en zonsondergang de internationale seinvlag “B” en tussen zonsondergang en zonsopgang een rood helder rondom schijnend licht.
- 2.
Het college kan voor het bunkeren van andere brandstoffen of energiebronnen als bedoeld in het eerste lid voorschriften voor de seinvoering vaststellen.
|
Artikel 8.8 Tekens
- 1.
Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen waarvoor tijdens het bunkeren of debunkeren een door het college te bepalen teken geldt.
- 2.
Het college kan voor elk van de aangewezen brandstoffen als bedoeld in het eerste lid een minimale passeerafstand voor schepen ten opzichte van de bunkeractiviteit vaststellen.
|
Toelichting bij deze wijziging
Artikel 8.8 geeft het college de bevoegdheid voor aan te wijzen brandstoffen en energiebronnen tekens voor te schrijven alsmede passeerafstanden die schepen in acht moeten nemen ten opzichte van de bunkeractiviteit. Het motief voor deze bevoegdheid is de veiligheid: het bunkeren is een activiteit die invloed heeft op de veiligheid van de omgeving. Door tekens voor te schrijven en passeerafstanden wordt de veiligheid gediend van de gebruikers van de omgeving. Het college bepaalt welke tekens verplicht zijn en bij welke bunkeractiviteit welke minimale passeerafstand geldt die passerende schepen aan moeten houden.
|
Nieuw artikel
|
Artikel 8.9 Meldingen
Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen waarvoor meldingen moeten worden gedaan aan de havenmeester voorafgaand en bij beëindiging van het bunkeren, debunkeren of aan of van boord brengen van hulpstoffen:
- a.
door of namens de houder van de bunkervergunning, of;
- b.
indien er geen houder van de bunkervergunning is het te bunkeren schip.
|
|
|
Toelichting op de wijziging van de Havenverordening Schiedam 2020
|
De Havenverordening Schiedam 2020 is door de gemeenteraad op 19-12-2019 vastgesteld (19VR084), gewijzigd op 28-9-2021 via het 1e Wijzigingsbesluit (21VR037), en wederom gewijzigd op 31-1-2023 via het 2e Wijzigingsbesluit (22VR054). Op voorstel van het Havenbedrijf Rotterdam komt er een tweede wijziging. De gemeente Schiedam heeft conform de ‘Samenwerkingsconvenant nautisch beheer zeehavens Schiedam 1999’ het havenbeheer van de (buitendijkse) zeehavens uitbesteed aan het Havenbedrijf Rotterdam. Een verplichting uit de samenwerking is dat de havenverordening van Schiedam dezelfde is als die van Rotterdam, onder regievoering van het Havenbedrijf.
De nu voorliggende wijziging (23VR0240 betreft de gebruikelijke periodieke wijziging waarmee geanticipeerd wordt op de ontwikkelingen in de maritieme wereld, onder andere op het gebied van alternatieve brandstoffen en op afstand bestuurbare vaartuigen. Tevens wordt met deze wijziging beter aangesloten op de huidige praktijk en zijn enige redactionele wijzigingen doorgevoerd. De door de gemeenteraad vast te stellen gewijzigde Havenverordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad.
De voorgestelde inhoudelijke wijzigingen zijn onder andere afgestemd met gemeenten en publieke organisaties. De wijzigingen hebben als doel om:
- -
sneller anticiperen mogelijk te maken bij ontwikkelingen die spelen op het gebied van alternatieve scheepsbrandstoffen. In de Havenverordening wordt om die reden niet langer over specifieke brandstoffen gesproken, maar wordt per brandstof of energiedrager bepaald welke activiteiten zijn toegestaan.
- -
nieuwe technieken om de scheepshuid schoon te maken onder te brengen, dit vindt plaats onder het begrip “dienstverlenend schip”;
- -
de Havenverordening beter op de praktijk te laten aansluiten. Een voorbeeld hiervan is het artikel 3.6 over het gebruik van voortstuwers, boegschroeven en hekschroeven, waarbij het gaande houden van een schip zonder gebruik van deze middelen niet mogelijk is;
- -
de tekst en de toelichting van de Havenverordening waar nodig taalkundig te verduidelijken;
- -
via het uitbreiden van de meldplicht gericht toezicht mogelijk te maken op het gebruik van mobiele ontgasinstallaties en op het bunkeren van (aangewezen) brandstoffen en energiedragers vanaf de wal bij een bedrijf waar dit is toegestaan (art. 8.9).
|