Gemeenteblad van Hoeksche Waard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoeksche Waard | Gemeenteblad 2023, 423508 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoeksche Waard | Gemeenteblad 2023, 423508 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Hoeksche Waard
De raad van gemeente Hoeksche Waard;
Gelezen het voorstel van het college, d.d. 30 mei 2023;
Gelet op de artikelen 6 tweede lid, 8, 8a, 8b, 10b. vijfde lid, 41 derde lid, en 47 van de Participatiewet; artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en de artikelen 121, 122, 147 van de gemeentewet;
Gelezen het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Hoeksche Waard, d.d. 25 mei 2023;
Besluit vast te stellen de “Verordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Hoeksche Waard "
Hoofdstuk 1. Inleiding verordening Participatiewet, IOAW, IOAZ Hoeksche Waard
Hoofdstuk 2. Werk en Participatie (voorzieningen)
Hoofdstuk 3. Inkomensvoorzieningen
Hoofdstuk 4. Afspraken tussen inwoner en gemeente (handhaving en afstemming)
Hoofdstuk 1 – Inleiding Verordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Hoeksche Waard
In Nederland vinden we het belangrijk dat:
Het is de taak van het college om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken Het gaat om de:
De regels in deze verordening zijn gebaseerd op de bovengenoemde wetten en vormen de wettelijke basis voor de artikelen in deze verordening.
Soms zijn er nog extra regels (beleidsregels) nodig waarin bepaalde zaken kunnen worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld.
De PW verplicht het college de gemeenteraad regels in de vorm van een verordening vast te stellen met betrekking tot:
De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. Deze regels:
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt het college rekening met de doelen van de genoemde wetten. Het college zorgt ervoor dat het effect van een besluit past bij die doelen. Het college betrekt daarbij de volgende waarden:
Inwoners die inkomensondersteuning nodig hebben kunnen zich melden bij het college.
De inwoner kan zijn aanvraag voor een uitkering PW en IOAW digitaal via Externe link: www.werk.nl doen.
Inwoners of werkgever(s) die een re-integratievoorziening willen aanvragen kunnen dit digitaal doen via Externe link: www.gemeentehw.nl/direct-regelen. Voor inwoners die moeite hebben met een digitale aanvraag is ondersteuning mogelijk.
Een IOAZ-uitkering moet worden aangevraagd via het Regionaal Bureau Zelfstandigen (RBZ) te Rotterdam.
Voor de overige aanvragen kunnen de inwoners de website van de gemeente raadplegen of telefonisch contact opnemen.
Hoofdstuk 2 - WERK en Participatie
Het college vindt het belangrijk dat alle inwoners kunnen participeren. Inwoners kunnen worden geholpen bij het vinden van werk, het behouden van werk of het toe leiden naar werk.
Welke hulp dat kan zijn wordt in dit hoofdstuk beschreven. Deze hulp kan bestaan uit diverse voorzieningen die in dit hoofdstuk nader beschreven worden. Hierbij wordt zoveel mogelijk geprobeerd aan te sluiten bij de ervaring en wensen van de inwoner.
Ook gaat dit hoofdstuk over het hulpaanbod aan inwoners met een beperking gericht op loonvormende activiteiten.
Het college is verantwoordelijk voor de re-integratie van een brede doelgroep. Dit kunnen personen zijn met of zonder arbeidsbeperking en personen met een uitkering of zonder (gemeentelijke) uitkering. In artikel 7 lid 1a. van de PW wordt een (brede) beschrijving gegeven van de personen waarvoor het college de opdracht heeft hen te ondersteunen in de arbeidsinschakeling.
Het college kan voor de verschillende soorten voorzieningen een budgetplafond vaststellen, als dat nodig is om de financiële risico’s voor het college te beperken. Een budgetplafond is het maximale bedrag dat het college aan een bepaalde soort voorziening per kalenderjaar kan uitgeven. Als dit budgetplafond bereikt is, verstrekt het college geen voorziening meer waarvoor dit budgetplafond geldt, tenzij in de wet anders is bepaald. Een budgetplafond moet voorafgaand aan het kalenderjaar worden vastgesteld en bekendgemaakt.
Het college kan hulp aanbieden in de vorm van voorzieningen. Voorzieningen kunnen worden gegeven aan inwoners uit de doelgroep, maar ook aan werkgevers die deze inwoners aan werk helpen. Doel van de inzet van voorzieningen is om de inwoner te helpen aan het werk te komen of aan het werk te houden. Het college kan voorwaarden en verplichtingen verbinden aan de voorzieningen.
Het college biedt de goedkoopst passende voorziening aan, houdt bij het voorzieningenaanbod rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en stemt het aanbod, als dat nodig is, intern af zodat het optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de persoon.
Met sociale activering wordt bedoeld: het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten om de inwoner dichter bij betaald werk te brengen. Als dit niet haalbaar is kan de inwoner aangeboden worden om op een andere manier te participeren, dit ter voorkoming van sociaal isolement.
Voor het ontvangen van een uitkering doet de inwoner iets terug voor de samenleving.
Het leveren van een tegenprestatie staat in principe los van de arbeids- en re-integratieplicht.
Een participatieplaats is een onbetaalde baan waarin een langdurig werkloze, met behoud van uitkering, werkervaring kan opdoen en sociale vaardigheden kan aanleren. Dit om de kans op betaald werk te vergroten.
De werkervaringsplaats is een tijdelijke arbeidsplaats die bedoeld is om de inwoner meer vakkennis en werkervaring op te laten doen, hiermee zijn arbeidsmarktpositie te verbeteren en zijn kans op betaald werk te vergroten.
Een proefplaats is bedoeld om werkgevers de gelegenheid te geven om te kunnen beoordelen of de inwoner geschikt is voor het werk. Bij goed functioneren neemt de werkgever de inwoner in dienst.
De proefplaatsing vervangt de proeftijd aan het begin van een dienstverband.
Het college kan een inwoner die algemene bijstand ontvangt toestemming verlenen om op een proefplaats bij een werkgever onbetaald werk te doen. Een proefplaats duurt 2 maanden. Bij bijzondere omstandigheden kan de proefplaats worden verlengd met nog eens 4 maanden. De inwoner behoudt zijn uitkering tijdens de duur van de proefplaats.
Het college weigert de toestemming, bedoeld in het eerste lid, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder proefplaatsing kan worden aangenomen voor dat werk of, als direct na de proefplaatsing sprake is van een dienstverband met forfaitaire loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d, lid5 van de wet.
Beschut werk is bedoeld voor mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking en die alleen kunnen werken in een 'beschutte' omgeving onder aangepaste omstandigheden.
De inwoner die nog geen beschutte werkplek kan krijgen omdat het voorgeschreven aantal beschutte werkplekken in één jaar al is gerealiseerd, heeft voorrang op personen van wie later is vastgesteld dat zij in aanmerking kunnen komen voor een beschutte werkplek. Zolang er nog geen geschikte werkplek voor de inwoner beschikbaar is, kan het wel zijn dat die andere personen voorgaan.
2.4.8 Persoonlijke ondersteuning (intern begeleider of Jobcoach)
Personen met een arbeidsbeperking kunnen hulp krijgen op hun reguliere werkplek bij het leren uitvoeren van het werk.
De voorwaarden van de persoonlijke ondersteuning zijn:
er is naar het oordeel van het college sprake van een werkplekaanpassing die in zijn algemeenheid niet van de werkgever kan worden verlangd; en de kosten van de voorziening(en) naar het oordeel van het college proportioneel zijn, dat wil zeggen dat de investering in de voorziening moet opwegen tegen de maatschappelijke) opbrengsten van uitstroom naar werk;
4a Het administratieve proces van de persoonlijke ondersteuning is als volgt:
4b Kwalificatie persoonlijke ondersteuning (jobcoach)
Het college kan ambtshalve, of op aanvraag, jobcoaching aanbieden. Dit kan een interne jobcoach zijn, dit is een coach die vanuit het bedrijf wordt ingezet, of een externe jobcoach, dit is een coach die wordt ingehuurd door de werkgever.
De inzet van jobcoaching wordt bepaald volgens de begeleidingsregimes licht en middel van het UWV, behalve de vergoeding bij een proefplaatsing. De vergoeding van jobcoaching bij een proefplaatsing wordt jaarlijks door de Arbeidsmarktregio Rijnmond vastgesteld. De bedragen zijn inclusief reiskosten en exclusief eventueel verschuldigde Btw.
Als een inwoner uit de doelgroep voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat, kan het college een vergoeding verlenen aan de werkgever voor de aangetoonde meerkosten die verbonden zijn aan het organiseren van de interne werkbegeleiding. Deze kosten zijn nooit hoger dan de kosten van de inzet van een jobcoach.
4d Specifieke bepalingen overige voorzieningen
4e Voorwaarden noodzakelijke voorzieningen bij geheel of gedeeltelijke visuele en/of motorische en/of auditieve beperkingen
Het college kan een voorziening toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele en/of motorische en/of auditieve lichaamsfunctie, bijvoorbeeld een computervoorziening en/of hulpmiddelen.
4f Voorwaarden meeneembare voorzieningen
4g Voorwaarden niet meeneembare voorziening
Het college kan een aanpassing van de werkplek toekennen aan de werkgever, als dit noodzakelijk is om de werknemer zijn werk uit te laten voeren. In beginsel kan daarbij elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde aantoonbaar zijn.
Om de toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen kan scholing worden aangeboden.
Het college kan een inwoner (kortdurende) scholing aanbieden, als die scholing nodig is om de stap te zetten naar passend werk voor een langere periode. De scholing duurt niet langer dan nodig is.
2.4.10 Gemeentelijke loonkostensubsidie
Een tegemoetkoming voor werkgevers bij het in dienst nemen van een inwoner met een afstand tot de arbeidsmarkt.
2.4.11 Wettelijke loonkostensubsidie
Een tegemoetkoming voor werkgevers bij het in dienst nemen van een inwoner die als gevolg van een arbeidsbeperking minder productief is ten opzichte van een medewerker zonder beperking.
Het college kent de werkgever een wettelijke loonkostensubsidie toe als de werknemer wel kan werken, maar niet het wettelijk minimumloon kan verdienen. Het gaat dan om inwoners, die in het doelgroepenregister voor de banenafspraak staan, omdat UWV dat heeft bepaald, of omdat het college via de zgn. praktijkroute heeft vastgesteld, dat ze dit minimumloon niet kunnen verdienen.
2.4.12 Vaststellen loonwaarde bij wettelijke loonkostensubsidie
Een onderzoek op de werkplek waarbij er gekeken wordt wat een werknemer met een arbeidsbeperking kan verdienen ten opzichte van een werknemer zonder beperking.
Het college onderzoekt of laat onderzoeken hoe productief de inwoner op de werkplek zal zijn(welke loonwaarde hij heeft). Hierbij wordt gebruik gemaakt van een gevalideerde methode.
Hoofdstuk 3 - Inkomensvoorzieningen
Het college heeft een financieel vangnet voor inwoners die weinig of geen inkomen en vermogen hebben om in hun dagelijks levensonderhoud te voorzien zijnde een PW-uitkering of een IOAW/IOAZ uitkering.
Naast ondersteuning in het levensonderhoud zijn er nog andere mogelijkheden voor het college om deze inwoners en andere inwoners ook financieel te ondersteunen bij noodzakelijke kosten veroorzaakt door bijzondere omstandigheden. Het betreft (individuele) bijzondere bijstand, toeslagen en andere aanvullende inkomensondersteuning.
HOOFDSTUK 4 – Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop het college en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop het college zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan het college de uitkering of voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen.
Voordat het college tegen het gedrag optreedt krijgt de inwoner de mogelijkheid om te reageren op zijn gedrag.
Het college stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat het college gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. Het college maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en het college de dienstverlening zal voortzetten (als die is stopgezet).
4.3. Afstemming op houding en gedrag van de inwoner
De verlaging is een percentage van de uitkeringsnorm PW, bijzondere bijstand en bij IOAW/IOAZ van de grondslag.
4.3.6 Niet nakomen andere arbeidsverplichtingen
Het college verlaagt de bijstandsuitkering (PW) een maand met 10% van de uitkeringsnorm, voor het volgende gedrag, verder te noemen categorie 1:
het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid van de PW, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de PW, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, lid 4, van de PW.
Als het college de IOAW- of IOAZ-uitkering, gelet op artikel 20 IOAW/IOAZ, tijdelijk of blijvend kan weigeren omdat de inwoner verwijtbaar werkloos is, wordt de uitkering niet met toepassing van lid 5 verlaagd, maar blijvend geweigerd. De uitkering wordt dan geweigerd naar de mate waarin de inwoner inkomen zou hebben kunnen ontvangen als hij niet verwijtbaar werkloos was geworden.
Het college kan de opgelegde verlaging beëindigen op het moment dat uit houding en gedrag van de inwoner overduidelijk blijkt dat hij alsnog de arbeidsverplichtingen nakomt. De inwoner moet het college zelf verzoeken om de verlaging te stoppen. Hij kan het verzoek per brief of e-mail indienen nadat het besluit om de uitkering te verlagen is genomen.
4.3.8 Te weinig besef van verantwoordelijkheid
Het college verlaagt de uitkering van een inwoner die zich te weinig realiseert dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen levensonderhoud. De verlaging hangt af van het bedrag dat het college daardoor onterecht uitbetaalt. Het benadelingsbedrag wordt berekend met in achtneming dat het vermogen ingeteerd had mogen worden met 150% van de geldende bijstandsnorm en noodzakelijke bijzondere uitgaven.
Het percentage van de verlaging wordt verhoogd of de duur van de verlaging verdubbeld als de uitkering, binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee de verlaging is opgelegd, opnieuw wordt verlaagd. De duur wordt ook verdubbeld als het college de eerdere verlaging vanwege dringende redenen van de inwoner niet heeft opgelegd maar de inwoner wel verwijtbaar is gewijzigd in € 0,- (nihil) Als er sprake is van een eenzelfde verwijtbare gedraging zoals genoemd in artikel 4.3.6 lid 1 (categorie 1). Dan wordt telkens het percentage met 10% verhoogd.
Als er sprake is van een eenzelfde verwijtbare gedraging zoals genoemd in artikel 4.3.6 lid 2 (categorie 2) dan wordt het percentage éénmalig met 20% verhoogd. Nogmaals een verwijtbare gedraging heeft invloed op de duur van de verlaging. Dan is lid 3 van toepassing. Dit lid is ook van toepassing op artikel 4.3.6 lid 4.
Als er sprake is van dezelfde verwijtbare gedraging zoals genoemd in artikel 4.3.6. lid 3 (categorie 3) wordt de duur verdubbeld in plaats van het percentage. Bij een verlaging van 40% wordt bij dezelfde verwijtbare gedraging niet meer het percentage verhoogd maar de duur van de verlaging. Dit lid is ook van toepassing op artikel 4.3.6. lid 5.
4.4. Hoe controleert het college of de afspraken worden nagekomen?
Om de doelen van de wetten te bereiken, is het belangrijk, dat inwoners hun verplichtingen nakomen en dat het college inwoners daarbij helpt. Het college doet dat door:
4.5. Terugvorderen uitkering en verhaal
4.5.1 Terugvordering en incasso
Het college vordert gemeentelijke uitkeringen terug in de gevallen die in de wet zijn beschreven en doet dat volgens de regels van de wet. Het college vordert niet terug als terugvordering onaanvaardbare gevolgen heeft voor de inwoner.
De wijze waarop terugvordering en verhaal wordt uitgevoerd is vastgelegd in de beleidsregels debiteuren Hoeksche Waard.
Het college vindt het belangrijk dat inwoners betrokken en/of vertegenwoordigd worden bij de totstandkoming van beleid met betrekking tot de Participatiewet.
Het betreft hier o.a. de mogelijkheid om vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen.
De vorm waarin en de wijze waarop het college dit heeft geregeld is vastgelegd in de Regeling Adviesraad sociaal domein Hoeksche Waard.
Hoofdstuk 5 - Overige bepalingen
Het college kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe het college met een bepaalde bevoegdheid omgaat.
Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-423508.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.