Tweede wijziging van de Havenverordening Vlaardingen 2019 en de daarbij behorende Toelichting

De gemeenteraad van Vlaardingen,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 augustus 2023;

 

Gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat:

 

  • -

    het naar aanleiding van recente ontwikkelingen en nieuwe inzichten wenselijk is de Havenverordening Vlaardingen 2019 op enkele punten aan te passen;

  • -

    de Havenverordening Vlaardingen 2019 dient ter bevordering van een goed havenbeheer, daaronder begrepen de ordening (efficiënt gebruik van de haven), de veiligheid en het milieu van de haven en de omgeving van de haven, en de kwaliteit van de dienstverlening in de haven;

besluit vast te stellen:

 

de Tweede wijziging van de Havenverordening Vlaardingen 2019 en de daarbij behorende Toelichting, inclusief de gewijzigde Bijlage 2 (als bedoeld in artikel 7.1) en de nieuwe Bijlage 3 (als bedoeld in artikel 5.4)

Artikel I  

De Havenverordening Vlaardingen 2019 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Onder het tweede gedachtestreepje van de considerans wordt na ‘de ordening’ ingevoegd ‘(efficiënt gebruik’ van de haven)’. .

 

B.

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de begripsomschrijving ‘binnentankschip’ wordt na ‘vloeibare lading’ ingevoegd ‘of gas als bedoeld in het ADN’;

  • 2.

    Aan de begripsomschrijving ‘bootliedenorganisatie’ wordt toegevoegd ‘of een bedrijf waar bootlieden werkzaam zijn;’;

  • 3.

    In de begripsomschrijving ‘controlelijst’ wordt ‘gevaarlijke stoffen’ vervangen door ‘vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen’;

  • 4.

    De begripsomschrijving ‘dienstverlenend schip’ komt te luiden:

    • -

      dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij de volgende vormen van dienstverlening aan schepen, die verband houden met:

      • a.

        het repareren of reinigen;

      • b.

        het schoonmaken, zowel open, gesloten als anderszins;

      • c.

        het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen;

      • d.

        het inzamelen van scheepsafvalstoffen; of

      • e.

        het inspecteren van de scheepshuid;

  • 5.

    Na de begripsomschrijving ‘haven’ en voor de begripsomschrijving ‘havenmeester’ wordt de begripsomschrijving ‘- de Rijksvaarwegen: “de Nieuwe Maas (…) Vulcaanhaven’ geschrapt;

  • 6.

    In de begripsomschrijving ‘IBC Code’ wordt telkens voor ‘IMO’ ingevoegd ‘de’;

  • 7.

    In de begripsomschrijving ‘IGC Code’ wordt telkens voor ‘IMO’ ingevoegd ‘de’;

  • 8.

    De begripsomschrijving ‘inrichting’ vervalt;

  • 9.

    De begripsomschrijving ‘ladingresiduen’ komt te luiden:

    • -

      ladingresiduen: de restanten van lading die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip;

  • 10.

    De begripsomschrijving ‘LNG’ vervalt;

  • 11.

    De begripsomschrijving ‘LNG- aangedreven schip’ vervalt;

  • 12.

    De begripsomschrijving ‘LNG- brandstof’ vervalt;

  • 13.

    De begripsomschrijving ‘ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen’ komt te luiden:

    • -

      ontvangst van scheepsafvalstoffen: de ontvangst van scheepsafvalstoffen door een vaste, drijvende of mobiele voorziening die is ingericht voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen als omschreven in Richtlijn 2019/883/EG van het Europees Parlement en de Raad, of zoals nadien gewijzigd of herzien;

  • 14.

    In de begripsomschrijving ‘ontvangstvoorziening’ wordt ‘scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen’ vervangen door ‘scheepsafvalstoffen’;

  • 15.

    De begripsomschrijving ‘passagiersschip’ komt te luiden:

    • -

      passagiersschip: een binnenschip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanning;

  • 16.

    In de begripsomschrijving ‘petroleumhaven’ vervalt ‘vloeibare lading met uitzondering van schadelijke’;

  • 17.

    In de begripsomschrijving ‘plaatsgebonden risico’ wordt telkens ‘inrichting’ vervangen door ‘locatie’;

  • 18.

    De begripsomschrijving ‘scheepsafval’ komt te luiden:

    • -

      scheepsafvalstoffen: al het afval van het schip, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een zeeschip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het MARPOL-verdrag valt, evenals passief opgevist afval;

  • 19.

    De begripsomschrijving ‘scheepswerf’ komt te vervallen.

  • 20.

    De begripsomschrijving ‘ventileren’ komt te luiden:

    • -

      ventileren: het drogen van geopende ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze zijn schoongemaakt waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen in het uitgeblazen mengsel op de plaats van uittreding:

      • a.

        niet meer dan 10 % van de onderste explosie grens bedraagt, of;

      • b.

        zich onder de grenswaarde bevindt, als bedoeld in artikel 4.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voor stoffen als bedoeld in het ADN waarbij in kolom 18 van tabel C een giftigheidsmeter wordt vereist;

  • 21.

    In de begripsomschrijving ‘werkschip’ wordt ‘haveninfrastructuur’ vervangen door ‘infrastructuur’;

  • 22.

    De begripsomschrijving ‘woonconcentratie’ vervalt;

  • 23.

    In de begripsomschrijving “zeetankschip” wordt na ‘vloeibare lading’ ingevoegd ‘of gas als bedoeld in de IGC code’;

  • 24.

    In de alfabetische volgorde wordt ingevoegd:

    • -

      efficiënt gebruik van de haven: ordening;

    • -

      infrastructuur: het geheel van plaatsgebonden, duurzame investeringsgoederen voor het verkeer of vervoer van:

      • a.

        personen en vracht, zoals waterwegen, bruggen, tunnels, kades, sluizen en zeehavens;

      • b.

        bovengrondse masten en kabels voor elektriciteit en telecommunicatie; of;

      • c.

        ondergrondse of onderzeese pijpleidingen voor water, gas en olie, rioleringen, kabels voor telecommunicatie;

    • -

      kwetsbare objecten: zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen of locaties als bedoeld in bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

    • -

      ordening; efficiënt gebruik van de haven

C.

Artikel 1.5 komt te luiden:

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan aan een toestemming, aanwijzing of maatregel voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming, aanwijzing of maatregel.

  • 2.

    Degene aan wie een toestemming, aanwijzing of maatregel is gegeven dan wel een maatregel is opgelegd, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

D.

In artikel 1.6, onderdeel b vervalt ‘als’ en wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënt gebruik van de haven’.

 

E.

Artikel 1.7, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Het college kan een erkenning voor onbepaalde duur verlenen of de vergunning, bedoeld in artikel 8.1 of artikel 8.5, voor een afwijkende maximale geldigheidsduur verlenen.

F.

In artikel 1.9, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënt gebruik van de haven’.

 

G.

Artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar:

    • a.

      bepaalde categorieën van schepen zich wel of niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van een ligplaats; of

    • b.

      bepaalde activiteiten wel of niet zijn toegestaan.

  • 2.

    Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.

H.

In artikel 3.3, onderdeel c, wordt ‘ordening’ vervangen door ‘het efficiënt gebruik van de haven’.

 

I.

Artikel 3.6, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken, als:

    • a.

      het aan de grond zit;

    • b.

      het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

    • c.

      de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken, anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren; of

    • d.

      dit schade kan toebrengen aan de infrastructuur.

J.

In artikel 3.7, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘oever- of kadeverdedigingswerken’ vervangen door ‘oeverbeschermingswerken’.

 

K.

Het opschrift van artikel 3.8 komt te luiden: ‘Artikel 3.8 Rechthebbenden’.

 

L.

In artikel 3.10, tweede lid, wordt ‘Een zeeschip’ vervangen door ‘De kapitein, de exploitant of de agent van een zeeschip’.

 

M.

Aan artikel 3.11, vierde lid, wordt toegevoegd ‘,tenzij het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders bepaalt’.

 

N.

Artikel 3.12 komt te luiden:

Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer

Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen dan wel het belang van een efficiënt beheer van de haven, aan een schip, als:

  • a.

    dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;

  • b.

    beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;

  • c.

    dat schip is opgelegd; of

  • d.

    dat schip is onttrokken aan het nautische of economische verkeer.

O.

Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    de aanhef komt te luiden: ‘Het is een ieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te plaatsen of aan te brengen, tenzij:’.

  • 2.

    in onderdeel b vervalt ‘hebben’.

P.

In artikel 4.2, eerste lid, wordt ‘binnenschip’ vervangen door ‘schip’.

 

Q.

In artikel 4.3 wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënt gebruik van de haven’.

 

R.

Artikel 4.4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Een afgemeerd schip beschikt over een veilige toegang.

S.

Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd;

  • 1.

    Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan; of

  • 2.

    In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘de werkzaamheden:’ vervangen door ‘werkzaamheden:’.

  • 3.

    Het eerste lid, onderdeel b, subonderdeel 1° komt te luiden: ‘plaatsvinden binnen een periode van 7 x 24 uur na aanvang van de eerste werkzaamheden;’.

  • 4.

    Het derde lid komt te luiden:

    3. Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen voor installaties waaraan aan boord van een schip geen werkzaamheden mogen worden verricht door eenieder, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.’

  • 5.

    Het vierde lid komt te luiden:

    4. Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.

T.

Artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef van het eerste lid vervalt ‘alleen ligplaats nemen of’.

  • 2.

    In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘een plan van aanpak’ vervangen door ‘het plan van aanpak’.

U.

In artikel 4.8 wordt ‘scheepsafval en ladingresiduen’ vervangen door ‘scheepsafvalstoffen’.

 

V.

In artikel 4.9 wordt ‘scheepsafval en ladingresiduen’ telkens vervangen door ‘scheepsafvalstoffen’.

 

W.

Artikel 4.10 komt te luiden:

Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening

  • 1.

    Een mobiele ontgasvoorziening mag alleen dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen als zij beschikt over een vergunning van het college.

  • 2.

    Direct voorafgaand aan en direct na afloop van het gesloten schoonmaken van ladingtanks via een mobiele ontgasvoorziening wordt een melding gedaan aan de havenmeester, tenzij het schoonmaken plaatsvindt op een locatie waar deze activiteit is toegestaan.

X.

Artikel 4.11 komt te luiden:

Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

  • 1.

    Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks leeg van de volgende stoffen alleen gesloten schoonmaken:

    • a.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding;

    • b.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;

    • c.

      een vloeistof als bedoeld in bijlage 1; of

    • d.

      een vluchtige organische stof.

  • 2.

    Ladingtanks of sloptanks van een tankschip, leeg van andere stoffen als bedoeld in het eerste lid mogen open worden schoongemaakt op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 3.

    Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC-code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:

    • a.

      op een locatie waar deze schoonmaakactiviteiten zijn toegestaan; en

    • b.

      op deze locatie de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst neemt.

  • 4.

    Het ventileren van ladingtanks of sloptanks van een tankschip, is alleen toegestaan op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 5.

    Wat in het tweede en in het vierde lid staat, geldt niet voor op stoffen die zijn genoemd in bijlage 1.

  • 6.

    Het college kan regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten bedrijven indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 7.

    Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester.

Y.

In de aanhef van artikel 4.12 wordt ‘als laatste hebben bevat’ vervangen door ‘leeg daarvan zijn’.

 

Z.

Artikel 4.13, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel c, wordt ‘scheepsafval en ladingresiduen’ vervangen door ‘scheepsafvalstoffen’.

  • 2.

    In de staarttekst wordt ‘inrichting waar deze werkzaamheden mogen worden uitgevoerd’ vervangen door ‘locatie waar deze activiteiten worden uitgevoerd’.

AA.

Artikel 5.2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    ‘haveninfrastructuur’ wordt telkens vervangen door ‘infrastructuur’;

  • 2.

    In onderdeel j wordt ‘LNG-bunkerschip’ vervangen door ‘bunkerschip.

BB.

In artikel 5.3, eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c.

    in het schip te roken, tenzij dit plaatsvindt in een ruimte (woning of dienstruimte) die niet rechtstreeks van buiten toegankelijk is, gesloten is, dan wel deze ruimte voldoet aan nationale of internationale wetgeving; of.

CC.

Artikel 5.4 komt te luiden:

Artikel 5.4 Tankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    Tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten mogen zich alleen op een ligplaats bevinden in een petroleumhaven.

  • 2.

    Tankschepen mogen zich ook op ligplaatsen bevinden buiten een petroleumhaven als de lading- of sloptanks:

    • a.

      alleen gevaarlijke vloeistoffen met een uitsluitend brandbare eigenschap of residuen daarvan bevatten:

      • 1°.

        met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger;

      • 2°.

        een inerte atmosfeer bevatten;

      • 3°.

        maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat en gesloten blijven; of

    • b.

      alleen de in bijlage 3 genoemde stoffen of residuen daarvan bevatten of leeg daarvan zijn.

DD.

Artikel 5.5 komt te luiden:

Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen

In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een binnentankschip zich buiten een petroleumhaven op een ligplaats bevinden:

  • a.

    als kortstondig ligplaats wordt genomen:

    • 1°.

      op een aangewezen autoafzetplaats om een auto onmiddellijk af te zetten of aan boord te nemen;

    • 2°.

      op een locatie waar brandstof ingenomen wordt en dit is toegestaan;

    • 3°.

      bij een aangewezen plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater; of

  • b.

    als het schip een ontvangstvoorziening is dat ter plaatse uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de ontvangst van scheepsafvalstoffen.

EE.

Artikel 5.6 komt te luiden:

Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    Als een zeetankschip, als bedoeld in artikel 5.4, tweede lid onderdeel a, subonderdelen 2° en 3°, zich op een ligplaats buiten een petroleumhaven bevindt:

    • a.

      wordt het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ afgegeven;

    • b.

      blijven ladingtanks of sloptanks gesloten: en

    • c.

      vinden er geen handelingen met gevaarlijke stoffen plaats.

  • 2.

    Wanneer dit zeetankschip buiten een petroleumhaven ligplaats neemt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

FF.

Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, onderdeel a, vervalt ‘door een gasdeskundige’.

  • 2.

    Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

    • c.

      alle overige tanks, met uitzondering van bunkertanks, en ruimten vrij zijn van brandbare vloeistoffen of residuen daarvan met een vlampunt dat lager ligt of gelijk is aan 55 graden Celsius;

  • 3.

    Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

    • d.

      er geen handelingen plaatsvinden met gevaarlijke stoffen, en;

  • 4.

    Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden;

    • e.

      de tanks die niet direct aan laadruimen grenzen, en brandbare ladingresiduen bevatten, een inerte atmosfeer hebben, of een atmosfeer maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat.

  • 5.

    In het tweede lid wordt ‘gaat liggen’ vervangen door ‘ligplaats neemt’.

GG.

In artikel 6.2, eerste lid, wordt ‘een inrichting’ vervangen door ‘een locatie waar de activiteit is toegestaan’.

 

HH.

Artikel 6.3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding, een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden, een vloeistof als bedoeld in bijlage 1 of een vluchtige organische stof wordt gebruik gemaakt van een:

    • a.

      tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding; of

    • b.

      ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.

II.

In de titel van artikel 6.4 vervalt ‘als bedoeld in de IGC Code of het ADN’.

 

JJ.

In artikel 7.1 wordt telkens ‘een woonconcentratie’ vervangen door ‘kwetsbare objecten’.

 

KK.

In de titel van paragraaf 8 wordt na ‘bunkeren’ ingevoegd ‘, debunkeren’.

 

LL.

Artikel 8.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    1. Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen die door eenieder alleen met een vergunning van het college gebunkerd of gedebunkerd mogen worden.

  • 2.

    In het vierde lid wordt ‘bij een inrichting waar die bunkeractiviteit mag worden uitgevoerd’ vervangen door ‘bij een bedrijf waar die activiteit is toegestaan’.

  • 3.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    5. Het college kan brandstoffen of energiebronnen die één of meerdere eigenschappen van een gevaarlijke stof bevatten aanwijzen waarbij gelijktijdige activiteiten met het bunkeren of debunkeren van deze brandstoffen of energiebronnen zijn toegestaan.

MM.

Artikel 8.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef wordt na ‘kunnen’ ingevoegd ‘onder andere’.

  • 2.

    In onderdeel b, wordt ‘,inclusief’ vervangen door ‘alsmede,’.

  • 3.

    Aan het slot van onderdeel d ‘; en’ vervangen door een puntkomma;

  • 4.

    Aan het slot van onderdeel e de punt vervangen door ‘; en’

  • 5.

    Onderdeel f toevoegen, luidende:

    • f.

      de onderwerpen als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid.

NN.

Artikel 8.4 komt te luiden:

Artikel 8.4 Regels schepen langszij bij bunkeren

Het college kan brandstoffen en energiebronnen aanwijzen waarbij beperkingen gelden aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met deze brandstoffen of energiebronnen.

 

OO.

Artikel 8.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    1. Het college kan hulpstoffen aanwijzen die door eenieder alleen met een vergunning van het college van of aan boord van een schip mogen worden gebracht.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    3. Een vergunning is niet nodig als het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen plaatsvindt op een locatie waar de activiteiten zijn toegestaan.

PP.

Artikel 8.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef van het derde lid, wordt na ‘de vergunning kunnen’ ingevoegd ‘onder meer’.

  • 2.

    In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘inclusief’ vervangen door ‘alsmede’.

QQ.

Artikel 8.7 komt te luiden:

Artikel 8.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen

  • 1.

    Het college kan controlelijsten voor het bunkeren of het debunkeren of voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen vaststellen.

  • 2.

    Het college kan brandstoffen, energiebronnen en hulpstoffen alsmede categorieën van schepen aanwijzen waarbij voor het bunkeren of het debunkeren hiervan een controlelijst geldt.

  • 3.

    Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.

RR.

Artikel 8.8 komt te luiden:

Artikel 8.8 Tekens

  • 1.

    Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen waarvoor tijdens het bunkeren of debunkeren een door het college te bepalen teken geldt.

  • 2.

    Het college kan voor elk van de aangewezen brandstoffen als bedoeld in het eerste lid een minimale passeerafstand voor schepen ten opzichte van de bunkeractiviteit vaststellen.

SS.

Aan paragraaf 8 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 8.9 Meldingen

Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen waarvoor meldingen moeten worden gedaan aan de havenmeester voorafgaand en bij beëindiging van het bunkeren, debunkeren of aan of van boord brengen van hulpstoffen:

  • a.

    door of namens de houder van de bunkervergunning; of

  • b.

    indien er geen houder van de bunkervergunning is het te bunkeren schip.

TT.

Artikel 11.1.2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Een verklaring van deugdelijkheid verliest zijn geldigheid:

    • a.

      vijf jaar na de datum van afgifte;

    • b.

      indien de inrichting van het schip wordt gewijzigd, of;

    • c.

      indien wegens de staat waarin het schip verkeert, gebruik niet langer verantwoord is.

UU.

Artikel 11.2.1 komt te luiden:

Artikel 11.2.1 Vast- en losmaken van zeeschepen

  • 1.

    Het is een ieder verboden een zeeschip vast te maken of los te maken.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a.

      het zeeschip wordt vastgemaakt of wordt losgemaakt door een bootman die is aangesloten of in dienst is bij een erkende bootliedenorganisatie als bedoeld in artikel 11.2.3;

    • b.

      het een zeeschip betreft met een lengte van 75 meter of minder;

    • c.

      het een zeeschip betreft met een lengte van meer dan 75 meter, maar minder dan of gelijk aan 160 meter en dat op veilige wijze wordt losgemaakt door de eigen bemanning die op het moment van het losmaken van de laatste tros fysiek aan boord van het zeeschip is;

    • d.

      het een zeeschip betreft waarvan de kapitein of eerste stuurman in het bezit is van een PEC kleine zeeschepen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Loodsplichtregeling 2021 en dat wordt vastgemaakt of wordt losgemaakt door de eigen bemanning van het zeeschip;

    • e.

      het een zeeschip betreft waarvan de kapitein of eerste stuurman in het bezit is van een tijdelijke PEC kleine zeeschepen als bedoeld in artikel 21 Loodsplichtbesluit 2021 voor het zeehavengebied Rotterdam-Rijnmond - Zuid-Holland-achterland en dat wordt vastgemaakt of wordt losgemaakt door de eigen bemanning van het zeeschip; of

    • f.

      het een zeeschip betreft met een lengte van minder dan of gelijk aan 160 meter dat wordt losgemaakt en wordt vastgemaakt door de eigen bemanning van dat zeeschip in verband met het verhalen van het zeeschip langs één en dezelfde kade en tijdens het verhalen er geen ander afgemeerd schip wordt gepasseerd.

  • 3.

    Het tweede lid, onderdelen b tot en met f, is niet van toepassing indien het een zeeschip betreft met gevaarlijke lading als bedoeld in artikel 1 van het Loodsplichtbesluit 2021.

  • 4.

    Het college kan een of meer afmeerlocaties aanwijzen waar nader door het college te bepalen categorieën van zeeschepen alleen mogen worden vast- of losgemaakt door een bootman als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

  • 5.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen aan de exploitant die een veerverbinding onderhoudt, indien:

    • a.

      op grond van een dienstregeling vastgesteld door de exploitant minimaal één keer in de 48 uur door een roll-on-roll-offschip de haven wordt aangedaan;

    • b.

      roll-on-roll-offschepen op de vaste ligplaatsen van de exploitant worden afgemeerd binnen een vaste afmeerconfiguratie, en

    • c.

      wordt gehandeld in overeenstemming met een door het college vastgestelde ferry mooring safety procedure.

  • 6.

    Het vastmaken of het losmaken van een zeeschip als bedoeld in het eerste lid, mag naast de in het tweede lid, onder a, genoemde bootman, tevens worden verricht door een persoon die, in het kader van de opleiding, bedoeld in artikel 11.2.2, eerste lid, onder verantwoordelijkheid van een bootman werkzaam is.

VV.

Artikel 11.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt na de tekst ‘is aangesloten’ ingevoegd: ‘of werkzaam is’;

  • 2.

    In het tweede lid en in het derde lid wordt ‘onder e’ vervangen door ‘onder f’.

WW.

Artikel 11.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan het slot van onderdeel d wordt ‘; en’ vervangen door een puntkomma.

  • 2.

    Onder verlettering van onderdeel e naar onderdeel f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

    • e.

      haar diensten aanbiedt aan alle zeeschepen en op alle afmeerlocaties voor zeeschepen, en;

  • 3.

    in onderdeel f (nieuw) wordt in de aanhef na ‘legitimatiebewijs’ ingevoegd ‘,fysiek of digitaal,’ en er wordt in het derde subonderdeel ‘of werkzaam is’ toegevoegd.

XX.

Artikel 11.2.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 11.2.4 Eisen aan bemanning en schepen die worden gebruikt voor het vast- en losmaken van zeeschepen

  • 1.

    De schipper van een schip dat is ingericht en wordt gebruikt voor het vast- of losmaken van zeeschepen:

    • a.

      gebruikt:

      • 1°.

        indien het een schip betreft dat is gebouwd vóór 1 januari 2018 een schip dat voldoet aan de op grond van artikel 11.1.2, eerste lid, voor de betreffende categorie gestelde eisen;

      • 2°.

        indien het een schip betreft dat is gebouwd vóór 1 januari 2018 en dat schip voor de eerste maal wordt gecertificeerd voor het gebruik om zeeschepen vast- of los te maken een schip dat voldoet aan de gestelde eisen in NEN 8431-cat. B;

      • 3°.

        indien het een schip betreft dat is gebouwd vóór 1 januari 2018 en dat schip ingrijpend wordt verbouwd of omgebouwd, een schip dat voldoet aan de gestelde eisen in NEN 8431-cat. B, of

      • 4°.

        indien het een schip betreft dat is gebouwd op of na 1 januari 2018 een schip dat voldoet aan de gestelde eisen in NEN 8431-cat. B, en

    • b.

      is in het bezit van een groot vaarbewijs als bedoeld in artikel 14 van het Binnenvaartbesluit en een basiscertificaat marifonie.

  • 2.

    Een schip, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is voorzien van een verklaring van deugdelijkheid als bedoeld in artikel 11.1.2, eerste lid, en de verklaring van deugdelijkheid die op het schip betrekking heeft, of een (digitale) kopie daarvan, bevindt zich aan boord van het schip.

  • 3.

    De schipper van een schip dat is ingericht en wordt gebruikt voor het vast- of losmaken van zeeschepen, die een petroleumhaven bevaart, gebruikt een schip dat tevens voldoet aan het gestelde in artikel 5.8.

YY.

Artikel 11.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel b wordt ‘ISO 9002’ vervangen door ‘ISO 9001’;

  • 2.

    In onderdeel d wordt na ‘legitimatiebewijs’ ingevoegd ‘, fysiek of digitaal,’.

  • 3.

    In het eerste subonderdeel wordt ‘, geboorteplaats en geboortedatum’ vervangen door ‘en voorletters’.

ZZ.

Artikel 11.4.3, tweede lid, onderdelen a en b, komen te luiden:

  • a.

    Medewerker Havenoperaties MBO2, welke is voorzien van een CREBO-nummer; of

  • b.

    Assistent logistiek MBO1, welke voorzien is van een CREBO-nummer.

Artikel II  

BIJLAGE 2 als bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Vlaardingen 2019 komt te luiden:

[zie separaat document met daarin de Bijlage 2 bij Havenverordening Vlaardingen 2019]

Artikel III  

Er wordt een bijlage 3 toegevoegd, luidende:

BIJLAGE 3 als bedoeld in artikel 5.4 van de Havenverordening Vlaardingen 2019

 

De in artikel 5.4 van de Havenverordening Vlaardingen 2019 bedoelde stoffen zijn:

 

Stofnaam

V.N.-nummer

  • -

    kaliumhydroxide

1814

  • -

    natriumhydroxyde

1824

  • -

    fosforzuur

1805

 

Stoffen genoemd in de IBC-code met indicatie S/P en notatie ‘Toxic Vapour detection:

 

  • -

    Acid oil mixture from soyabean, corn, (maize) and sunflower oil refining

  • -

    Camelina Oil

  • -

    Cashew Nut shell oil (untreated)

  • -

    Castor Oil

  • -

    Cocoa butter

  • -

    Coconut oil

  • -

    Coconut oil fatty acid

  • -

    Corn oil

  • -

    Cotton Seed Oil

  • -

    Fatty Acids (C12+)

  • -

    Fish oil

  • -

    Grapeseed oil

  • -

    Lard

  • -

    Non-edible industrial grade palm oil

  • -

    Olive oil

  • -

    Palm acid oil

  • -

    Palm fatty acid destillate

  • -

    Palm kernel acid oil

  • -

    Palm kernel fatty acid distillate

  • -

    Palm kernel oil

  • -

    Rice bran oil

  • -

    Saffloweroil

  • -

    Sheabutter

  • -

    Soyabeanoil

  • -

    Sunflowerseed oil

  • -

    Tungoil

  • -

    Used cooking oil (Triglycerides., C16-18 and C18 unsaturated)

  • -

    Vegetable acid oils (m)

Artikel IV  

De Toelichting op de Havenverordening Vlaardingen 2019 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In de toelichting komt de tekst onder ‘Verhouding tot andere regelgeving’ te luiden:

 

Considerans verordening

Een van de doelstellingen van de Havenverordening is de ordening van/in de haven. Dat begrip is niet meteen op het eerste oog duidelijk. Bedoeld is niet de ruimtelijke ordening; daar gaan de raad (bestemmingsplannen) en het college (vergunningen, uitwerkings- en wijzigingsplannen) over. In de vorige Havenverordening werd het begrip ‘orde’ gebruikt. Van dat begrip is afgestapt omdat er verwarring kon ontstaan met de openbare orde en op dat gebied is de burgemeester bevoegd.

 

Verhouding tot andere regelgeving

Met het begrip ‘ordening’ wordt beoogd een efficiënt gebruik van de haven. De considerans van de verordening is niet aangepast. In de definitiebepalingen zijn de begrippen ordening en efficiënt gebruik van de haven gedefinieerd. In de verordening wordt verder het begrip efficiënt gebruik van de haven gehanteerd.

 

De bepalingen in de Havenverordening zijn aanvullend ten opzichte van hogere (inter) nationale regelgeving. Voor wat betreft de nationale regelgeving valt in het bijzonder te denken aan het Binnenvaartpolitiereglement, de Regeling meldingen en communicatie scheepvaart, de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (na invoering van de Omgevingswet in het Besluit activiteiten leefomgeving). Bij internationale regelgeving valt te denken aan Marpol, SOLAS en ADN.

 

Relatie artikelen onderling

De artikelen in de Havenverordening staan niet op zichzelf. De artikelen kunnen een relatie of afhankelijkheid hebben met andere paragrafen en artikelen in de verordening. De Havenverordening dient dan ook als geheel gezien en gelezen te worden om te kunnen bepalen of een bepaalde handeling of gedraging al dan niet is toegestaan

 

A.

In de toelichting wordt artikel 1.1 Begripsomschrijvingen als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de inleiding komt ‘zoveel mogelijk’ te vervallen;

  • 2.

    In de begripsomschrijving ‘Gevaarlijke stoffen’ wordt na ‘zoals genoemd in’ ingevoegd ‘de in’ en wordt ‘in de tweede alinea ‘in deze verordening’ vervangen door ‘in de verordening’;

  • 3.

    Na de begripsomschrijving ‘Inerte atmosfeer’ wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

    Infrastructuur

    Het begrip infrastructuur komt in de verordening voor, bijvoorbeeld in artikel 3.7. Het opnemen van een definitie voorkomt onduidelijkheid over de strekking van het artikel waar het begrip in voorkomt;

  • 4.

    In de begripsomschrijving ‘Kapitein en schipper’ wordt ‘tenzij een ander als normadressaat is aangewezen.’ vervangen door ‘tenzij een ander is aangewezen op wie de bepalingen in deze verordening van toepassing zijn.’;

  • 5.

    Na de begripsomschrijving ‘Kapitein en schipper’ wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

    Kwetsbare objecten

    Met deze begripsomschrijving wordt voor het vaststellen van veiligheidscontouren rondom kwetsbare gebouwen en locaties aangesloten bij de begrippen uit de (komende) Omgevingswet;

  • 6.

    De begripsomschrijving ‘Ontgasvoorziening’ komt te luiden:

    Op bovenlokaal niveau worden regels gesteld die het ontgassen van ladingtanks met gevaarlijke dampen naar de atmosfeer beperken. Schepen dienen hun ladingtanks dan op een andere wijze van hun gevaarlijke dampen te ontdoen. Dit zal via een ontgasvoorziening moeten plaatsvinden.

     

    Deze ontgasvoorziening kan zowel op een vaste locatie als op een mobiele locatie (bijvoorbeeld op een schip of een truck) worden geplaatst. Een ontgasvoorziening kan ook ingezet worden voor het afvangen van dampen tijdens de overslag van schadelijk of gevaarlijke stoffen waarvoor een aansluiting op een dampretourleiding is vereist. Voor ontgasvoorzieningen die niet onder een omgevingsvergunning van een inrichting vallen dan wel, na de invoering van de Omgevingswet, op een locatie mogen plaatsvinden op basis van het Besluit activiteiten leefomgeving, kan de havenmeester een vergunning verlenen.;

  • 7.

    In de begripsomschrijving ‘Open schoonmaken en gesloten schoonmaken’ wordt ‘gemaakt in’ vervangen door ‘gemaakt tussen’ en wordt na ‘gevaarlijke’ ingevoegd ‘of schadelijke’;

  • 8.

    De begripsomschrijving ‘scheepsafval’ komt te vervallen.

  • 9.

    In de toelichting op artikel 1.1 Begripsomschrijvingen wordt na ‘scheepsafval (…) definitie.’ ingevoegd:

    Scheepsafvalstoffen

    De definitie is in 2022 gewijzigd als gevolg van een wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door zeeschepen. In de voorgaande wet werd gesproken over ‘scheepsafval’, de nieuwe wet hanteert het begrip ‘scheepsafvalstoffen’. De definitie is dezelfde als die de wet gebruikt.

    ‘Scheepsafvalstoffen’ is gedefinieerd als het afval van een schip met inbegrip van ladingresiduen, dat ontstaat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad, los- en schoonmaakactiviteiten. Specifiek zijn vermeld: olie-afval uit de machinekamer, huishoudelijk afvalwater, huisvuil, klein gevaarlijk afval en ozon aantastende stoffen, die voorkomen in bijvoorbeeld oude brandblussers. Daarnaast bevat het begrip ‘scheepsafvalstoffen’ ook ladinggebonden afval, zoals stuwhout en verpakkingsmateriaal. Ladingresiduen, zowel droog als nat, zijn stoffen die achterblijven na lossing van de lading en vallen ook onder deze definitie.

  • 10.

    Na de begripsomschrijving ‘Scheepsafvalstoffen’ wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

    Ventileren

    Met de begripsomschrijving van ventileren wordt aangesloten bij de bepalingen uit het (nog vast te stellen) CDNI Het CDNI stelt een grens waaronder de dampen naar de buitenlucht mogen worden geventileerd, de zogenaamde Accepted Vent Free Level. Deze komt overeen met 10% van de onderste explosiegrens van een (brandbare) stof.

B.

In de toelichting van artikel 1.2 wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘een efficiënt gebruik van de haven’.

 

C.

In de toelichting van artikel 1.3 komt de laatste regel te luiden: ‘In enkele artikelen in de verordening is expliciet bepaald dat "eenieder" zich aan dat voorschrift dient te houden (bijvoorbeeld het artikel dat niet-rechthebbenden verbiedt om een schip vast te houden (artikel 3.8), de mogelijkheid voor eenieder om werkzaamheden aan een schip te verrichten (artikel 4.5) of zich aan het plan van aanpak te houden (artikel 4.7)).’

 

D.

In de toelichting van artikel 1.7 komt de laatste regel in de eerste alinea te luiden: ‘Het tweede lid geeft de mogelijkheid om in bepaalde situaties hiervan af te wijken.’

In de toelichting van artikel 1.7 komt aan het slot te vervallen: ‘Het college kan in spoedeisende gevallen een ontheffing mondeling verlenen voor een eenmalige gedraging of handeling. Wel wordt de ontheffing daarna zo spoedig mogelijk op schrift gesteld.’

 

E

In de toelichting van artikel 1.9 wordt een regel toegevoegd, luidende: ‘Deze mogelijkheid is algemeen opgenomen omdat bij het opstellen van de verordening niet alle ontwikkelingen die zich in de scheepvaart voordoen, (kunnen) zijn voorzien.’

 

F.

In de toelichting van artikel 1.10 wordt een regel toegevoegd, luidende: ‘Algemeen is de bevoegdheid van de Havenmeester om voorwaarden te stellen waaraan een aanvraag of toestemming moet voldoen.’

 

G.

De toelichting van de inleiding wordt na het opschrift ‘Paragraaf 3 Ordening in gebruik van de haven’ toegevoegd, luidende:

In de verordening is als een van de doelen genoemd, naast het milieu en de veiligheid, het efficiënt gebruik van de haven. Er is regelmatig verwarring ontstaan omtrent dit begrip, mede in verband met de burgemeestersbevoegdheden (openbare orde) en het begrip ‘ruimtelijke ordening’. Om reden dat met ordening in de Havenverordening iets anders is bedoeld, is ervoor gekozen het begrip ‘ordening’ te vervangen door ’een efficiënt gebruik’ omdat dat begrip beter aansluit bij wat bedoeld wordt.

 

H.

In de toelichting van artikel 3.1 wordt ‘de ordening in de haven’ vervangen door ‘een efficiënt gebruik van de haven’ en wordt ‘milieu, ordening’ vervangen door ‘milieu, efficiënt gebruik van de haven’.

 

I.

De toelichting van artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

Dit artikel regelt in het algemeen dat het college bevoegd is gebieden aan te wijzen waar bepaalde typen schepen zich wel of niet mogen bevinden dan wel voor ligplaatsen aan te geven welke activiteiten wel of niet zijn toegestaan. Dat kan ook voor een bepaalde periode zijn. Het college kan bijvoorbeeld besluiten om pleziervaartuigen uit havenbekkens te weren.

 

J.

In de toelichting van artikel 3.4 wordt ‘haveninfrastructuur’ vervangen door ‘infrastructuur’.

 

K.

In de toelichting van artikel 3.5 wordt de laatste zin ‘Indien een schip (…) omgevingsrecht.’ vervangen door ‘Indien een schip zich bevindt op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan geldt het verbod niet, voor zover de activiteiten vallen binnen de werkingssfeer van de vergunning die is afgegeven krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/ de activiteiten zijn toegestaan op basis van het Besluit activiteiten leefomgeving.’

 

L.

De toelichting van artikel 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste alinea wordt ‘voorzieningen’ vervangen door ‘infrastructuur’.

  • 2.

    De tweede alinea komt te luiden:

    Om deze reden is bepaald dat het gebruik van deze hulpmiddelen niet is toegestaan als het schade toebrengt of kan toebrengen aan de infrastructuur. Het is aan de schipper of de kapitein om te bepalen of het gebruik van de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven veilig plaats kan vinden. Reden van het verbod is gelegen in het feit dat gebleken is dat door gebruikers van de haven gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Ook kan het proefdraaien van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven, maar ook het trachten los te komen, indien een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken.

  • 3.

    In de derde alinea wordt ‘haveninfrastructuur’ vervangen door ‘infrastructuur’.

M.

De toelichting van artikel 3.7 komt te luiden:

Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen

In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers of spudpalen zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging van deze voorzieningen.

 

Het is alleen toegestaan ankers of spudpalen te gebruiken wanneer zeker is gesteld dat deze geen schade kunnen veroorzaken. Dit is in gebieden die door het college zijn aangewezen of op ligplaatsen met de betreffende verkeerstekens of besluiten die eenzelfde strekking hebben als een verkeersteken. In andere gevallen dient de informatie opgevraagd te worden bij de havenmeester.

 

N.

Na de toelichting van artikel 3.7 wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

Artikel 3.8 Rechthebbende

De titel bij deze bepaling komt beter overeen met de inhoud dan bij de vorige versie van de verordening. Een rechthebbende is iemand die rechten op het schip kan doen gelden, als rechtmatig gebruiker (eigenaar/huurder) dan wel gemachtigd is of anderszins (bijvoorbeeld een bestuursorgaan die gebruik maakt van zijn bevoegdheid bestuursrechtelijke sancties toe te passen).

 

O.

De toelichting van artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan de eerste alinea van wordt toegevoegd: ‘Het vaststellen van de grenzen van deze ruimte geschiedt op een zodanige wijze, dat de eigenaar van de ligplaats onder praktisch alle omstandigheden al zijn reguliere scheepvaartontvangsten kan afhandelen, waarbij ook voldoende manoeuvreerruimte overblijft voor het vertrek en de aankomst van schepen op naburige ligplaatsen.’.

  • 2.

    In de derde alinea komt ‘van het derde lid’ te vervallen.

  • 3.

    Aan de vierde alinea wordt toegevoegd: ‘Op sommige ligplaatsen kan het onwenselijk zijn dat bunker- of dienstverlenende schepen buiten de operationele ruimte afmeren. In het vierde lid is daarom toegevoegd dat het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders kan bepalen.’.

P.

In de toelichting van artikel 3.12 wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënte gebruik van de haven’.

 

Q.

In de toelichting van artikel 4.3 wordt ‘de ordening’ vervangen door ‘het efficiënte gebruik van de haven’.

 

R.

In de toelichting van artikel 4.4 wordt na de eerste alinea een nieuwe zin ingevoegd: ‘De toegang dient zo geplaatst te zijn dat deze geen gevaar of schade kan veroorzaken.’

In de laatste zin van de tweede alinea wordt ‘op te zetten.’ vervangen door ‘te hebben.’.

 

S.

De toelichting van artikel 4.5 komt te luiden:

Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden

Grote werkzaamheden aan schepen vinden doorgaans plaats op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan, bijvoorbeeld op een scheepswerf of in een dok. Alle overige werkzaamheden kunnen worden verricht door de eigen bemanning, een reparatiefirma of werknemers van de stuwadoor. Om deze reden richt het artikel zich tot eenieder. Het verrichten van werkzaamheden kan gevaren met zich meebrengen.

 

Om te voorkomen dat overige werkzaamheden die buiten een locatie waar deze activiteit is toegestaan worden uitgevoerd, uitgroeien tot werkzaamheden van grote omvang met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur zijn in het eerste lid, onder b, voorschriften opgenomen dat de duur van de werkzaamheden plaats moeten vinden binnen een periode van 7 x 24 uur na aanvang van de eerste werkzaamheden.

 

Het eerste lid is ook van toepassing op de bedrijfsgereedheid van het schip. Werkzaamheden aan bijvoorbeeld de voortstuwingsinstallatie mogen niet leiden tot het belemmeren van de bedrijfsgereedheid voor een periode van meer dan zeven dagen. Verder is het verbod van open vuur en vonkvorming in het petroleumhavengebied, dat elders is geregeld, onverkort van kracht bij het verrichten van werkzaamheden.

 

Onder het in het tweede lid bedoelde tankschip wordt tevens begrepen een combinatietankschip, dat is omgebouwd tot bulkcarrier en nog slechts geschikt is voor het vervoer van droge lading. In de praktijk is gebleken dat in deze van scheepstype veranderde schepen restanten van voormalig vervoerde vloeibare lading achter kunnen blijven die bij het uitvoeren van werkzaamheden met vuur kunnen leiden tot ongewenste gevaarlijke situaties.

 

In het derde lid is bepaald dat werkzaamheden aan een installatie van een schip, die wordt aangedreven door specifieke brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen, niet zomaar zijn toegestaan. Het college kan hier voorwaarden aan stellen om het efficiënt gebruik van de haven en (milieu)veiligheid te waarborgen. Reden is dat dergelijke werkzaamheden zoveel gevaar met zich mee kunnen brengen dat enkel een melding niet volstaat.

 

Sloopwerkzaamheden zijn geregeld in het vierde lid. Met slopen wordt bedoeld het demonteren van de scheepsconstructie. Sloopwerkzaamheden zijn specifieke werkzaamheden die niet op het herstel van het schip gericht zijn, maar erop zijn gericht het schip uit de vaart te nemen.

 

T.

In de toelichting van artikel 4.6 wordt ‘het eerste lid’ vervangen door ‘dit artikel’.

 

U.

De toelichting van artikel 4.7 wordt als volgt gewijzigd:

De tweede regel komt te luiden: ‘Schepen met losgestorte bulklading die bij aankomst in de haven behandeld zijn met een ontsmettingsmiddel dienen te handelen overeenkomstig het door het college vastgestelde plan van aanpak.’.

 

V.

De toelichting van artikel 4.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de tweede alinea worden in de eerste en de tweede zin ‘de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.’ telkens vervangen door ‘de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/ Omgevingswet.’;

  • 2.

    In de tweede alinea wordt na ‘Alleen bedrijven die beschikken over een op deze wet gebaseerde vergunning’ ingevoegd ‘dan wel locaties waar die activiteiten zijn toegestaan,’;

  • 3.

    In de derde alinea komt ‘ook’ voor ‘voor aanwijzing in aanmerking’ te vervallen;

  • 4.

    In de laatste zin wordt ‘de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vervangen door ‘de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/ de algemene regels van het Besluit activiteiten leefomgeving.’.

W.

De toelichting van artikel 4.10 komt te luiden:

Vergunning mobiele ontgasvoorziening

Mobiele ontgasvoorzieningen die op het water hun diensten verlenen aan schepen en niet onder een omgevingsvergunning/ de algemene regels van het Besluit activiteiten leefomgeving vallen mogen dit alleen doen met een vergunning van het college dan wel wanneer ze aan de regels van het Besluit activiteiten leefomgeving voldoen. De eisen die het college stelt aan door dergelijke bedrijven gebruikte ontgasvoorzieningen sluiten zoveel als mogelijk aan bij de eisen die voor een walinstallatie worden gehanteerd.

 

Mobiele ontgasvoorzieningen die op de wal staan vallen onder de omgevingsvergunning van het betreffende walbedrijf/ de algemene regels van het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

In het tweede lid is een meldingsverplichting opgenomen voor het ontgassen naar een mobiele ontgassingsinstallatie. Deze meldverplichting is van toepassing voor het schip dat gaat ontgassen naar een mobiele ontgassingsinstallatie die op een ander schip staat. Indien de ontgassingsinstallatie over een vergunning dient te beschikken zal ook in de vergunning een meldplicht voor de installatie worden opgenomen.

 

X.

De toelichting van artikel 4.11 komt te luiden:

Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

Dit artikel regelt in zijn algemeenheid het veilig en milieuverantwoord schoonmaken van tanks, inclusief het gebruik van een ontgassingsinstallatie. Het beperken van emissies maakt een belangrijk onderdeel uit van dit artikel. Slechts het onvermijdelijke laten ontsnappen van een klein restje gas bij het openen van de ladingtanks of sloptanks is toelaatbaar.

 

In het eerste lid, onder c, wordt geregeld dat de zogenaamde stankstoffen uit bijlage 1 en die niet onder het bepaalde onder a, b en d vallen, verboden zijn open schoon te maken.

 

Uit het eerste lid volgt dat voor stoffen waar gesloten schoonmaken niet is voorgeschreven open mag worden schoongemaakt.

 

In het vierde lid is geregeld dat ventileren alleen is toegestaan op een locatie die de havenmeester daartoe heeft aangewezen. In de Havenverordening is het begrip ventileren opgenomen. Dit is de situatie waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen uit de ladingtank in het uitgeblazen mengsel onder vastgestelde waarden zit. Daarbij wordt zowel naar de limieten van brandbaarheid als de giftigheid gekeken. Of gevaarlijke gassen en dampen aan die limieten moet voldoen is weer afhankelijk van de classificatiecode die het heeft gekregen op basis van internationale vervoerswetgeving zoals het ADN. Voor de gassen en dampen van gevaarlijke stoffen die alleen de classificatiecode brandbaar (‘F’) hebben hoeft geen giftigheid gemeten te worden. Dit is wel het geval wanneer de stof de classificatiecode T heeft en in het ADN in tabel C kolom 18 van het ADN een giftigheidsmeter wordt vereist voor de betreffende stof. Hiermee wordt aangesloten bij internationale regelgeving.

 

In het zesde lid is in zijn algemeenheid bepaald dat het schoonmaken van stoffen (als bedoeld in artikel 4.11 eerste lid), hetgeen mede inhoudt het openen of ventileren van deze ruimtes na het schoonmaken, door het college kan worden beperkt of verboden, indien atmosferische omstandigheden dit noodzakelijk maken. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de havenmeester en de milieuautoriteiten op basis van afgegeven weercodes.

 

Y.

In de toelichting van artikel 5.2 komt de tweede alinea te luiden:

Onderdeel f bepaalt dat schepen (in het algemeen, niet specifieke schepen) het petroleumhavengebied mogen doorvaren, indien dat noodzakelijk is om hun bestemming te bereiken. Gelet op de aard van de schepen ligt het voor de hand dat ze ruim afstand houden ten opzichte van andere in de petroleumhaven verblijvende schepen en de kortste weg kiezen zonder (onnodig) te stoppen.

 

Z.

In de toelichting van artikel 5.3 wordt toegevoegd: ‘Het roken mag alleen in gesloten ruimten plaatsvinden, bijvoorbeeld een woon- of dienstruimte, of in ruimten die voldoen aan de eisen die de internationale wetgeving voorschrijft voor ruimten waar gerookt mag worden.’.

 

AA.

Na de toelichting van artikel 5.3 wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

Artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 Tankschepen met gevaarlijke stoffen

De artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 hebben hetzelfde onderwerp, maar hebben betrekking op verschillende soorten schepen. Gelet op het verschillende karakter van de schepen (constructie en (hoeveelheid) lading) zijn verschillende voorwaarden per soort schip van toepassing verklaard. Van belang om te melden is dat het bepaalde in artikel 5.4 op deze bepalingen onverminderd van toepassing is. De eisen van artikel 5.4 gelden in alle in artikelen 5.5 tot en met artikel 5.7 beschreven situaties.

 

BB.

De toelichting van artikel 5.5 komt te luiden:

Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen

Het is naast genoemde situaties in artikel 5.4 en artikel 5.5 voor een binnentankschip met gevaarlijke stoffen ook toegestaan zich op een ligplaats te bevinden buiten een petroleumhaven wanneer dit in overeenstemming is met de ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen zoals bedoeld in artikel 3.1.

 

CC.

De toelichting van artikel 5.6 komt te luiden:

Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen

Zeetankschepen mogen alleen buiten een petroleumhaven ligplaats nemen wanneer wordt voldaan aan alle voorwaarden zoals gesteld onder het eerste lid. De verklaring van een gasdeskundige is nodig wanneer de condities van de lading- of sloptanks niet op voorhand, voor binnenkomst haven, zeker gesteld kunnen worden door de havenmeester. De kapitein dient zorg te dragen dat een gasdeskundige de "verklaring gasdeskundige" afgeeft.

 

Activiteiten met gevaarlijke stoffen, die de conditie van de ladingtanks of sloptanks wijzigen, zijn niet toegestaan wanneer een verklaring van een gasdeskundige wordt vereist. Wanneer de omstandigheden van het schip afwijken van de ‘verklaring gasdeskundige’, bijvoorbeeld omdat de tanks zijn geladen of gelost, dan wel zijn schoongemaakt, is het ligplaats nemen buiten een petroleumhaven niet (langer) toegestaan, omdat de verklaring dan niet meer dekkend is. De inhoud van de ‘verklaring gasdeskundige’ is dus bepalend voor wat het schip mag, in dit geval het ligplaats nemen buiten een petroleumhaven.

 

DD.

De toelichting van artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:

Aan de toelichting wordt toegevoegd: ‘De kapitein dient zorg te dragen dat een gasdeskundige de "verklaring gasdeskundige" afgeeft. Wat in artikel 5.6 is opgenomen geldt eveneens voor combinatietankschepen.’

 

EE.

In de toelichting van artikel 6.3 wordt in de vijfde alinea ‘of schadelijke stoffen worden gebruikt en om die reden wordt het gebruik verplicht gesteld in het vijfde lid’ vervangen door ‘of schadelijke stoffen worden gebruikt. Om die reden wordt het gebruik ervan verplicht gesteld in het eerste lid’.

 

FF.

De toelichting van artikel 7.1 komt te luiden:

Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen

Geregeld is dat het verboden is met een schip dat geladen is met bepaalde hoeveelheden van een gevaarlijke stof die in bijlage 2 worden genoemd ligplaats te nemen. Uit de bijlage volgt welke afstand tot kwetsbare objecten bij het toekennen van een ligplaats in acht moet worden genomen indien een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke stoffen zich aan boord van het schip bevindt. De afstand wordt bepaald vanaf de stuwpositie van de gevaarlijke stoffen aan boord van het schip. Doel van deze ligplaatszonering is dat mocht er onverhoopt een incident plaatsvinden met een schip met een gevaarlijke stof er een voldoende veilige afstand is tussen het schip en kwetsbare objecten.

 

Met deze regeling wordt vooruit gelopen op de Omgevingswet die op 1 januari 2024 in werking treedt.

 

In aanvulling op de veiligheidscontouren zoals vastgesteld in de Besluiten tot vaststelling van de Veiligheidscontouren is de ligplaatszonering een veiligheidscontour die rondom kwetsbare objecten wordt getrokken en waarbinnen schepen, die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke stoffen aan boord hebben, geen ligplaats mogen nemen. Deze risicomaatregel is aanvullend op de veiligheidsafstanden die gemeenten en provincies moeten aanhouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen. Het eerste lid heeft betrekking op alle schepen, het tweede lid op alleen zeetankschepen.

 

In 2022 heeft een herijking plaatsgevonden op de veiligheidsafstanden die in bijlage 2 zijn genoemd. De afstanden zijn gebaseerd op de veiligheidsnormen die in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden voorgeschreven en waar gemeenten en provincies aan zijn gehouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen.

 

In de ligplaatszonering wordt gekeken naar het effect van een incident met de gevaarlijke stoffen aan boord van schepen en wordt de kans dat het incident kan optreden niet meegewogen. Daarmee is deze meetmethode strenger dan de reguliere meetmethode en hierdoor staan in de ligplaatszonering grotere veiligheidsafstanden dan wanneer het Bevi zou worden toegepast. Deze strengere meetmethode draagt bij aan de veiligheid in en in de omgeving van de haven.

 

Voor het berekenen van de veiligheidsafstanden van de klasse 1 stoffen (explosieven) is het door het RIVM opgestelde Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid, Module VI voor opslag van ontplofbare stoffen uit 2020 gebruikt.

 

De ligplaatszonering als bedoeld in deze paragraaf is alleen van toepassing buiten petroleumhavens.

 

GG.

In de titel van paragraaf 8 wordt na ‘bunkeren’ ingevoegd ‘,debunkeren’.

 

HH.

De toelichting van artikel 8.1 komt te luiden:

Artikel 8.1 Bunkeren

Artikel 8.1 heeft betrekking op het bunkeren. Het bevat voorschriften voor het aanwijzen van brandstoffen en hulpstoffen waarvoor een bunker (of debunker) vergunning nodig is.

 

Het vijfde lid staat onder voorwaarden gelijktijdige operationele handelingen tijdens het bunkeren toe.

 

Activiteiten die gelijktijdig uitgevoerd worden met een bunkering, zoals ladinghandelingen, bunkeren van andere brandstoffen of smeerolie, schoonmaken en repareren, kunnen risico’s opleveren. In diverse best practice guidelines wordt gesteld dat gelijktijdige handelingen alleen verantwoord zijn als er een risico-assessment is uitgevoerd waaruit is gebleken of er en onder welke condities, gelijktijdig andere activiteiten verantwoord plaats kunnen vinden. Het resultaat van de risico-assessment wordt verwerkt in de door de vlaggenstaat goedgekeurde operationele documentatie, zoals het bunker managementplan, voor het schip dat gebunkerd wordt. De bij de bunkering betrokken partijen moeten het gestelde en de beperkingen vanuit deze operationele documentatie naleven. Alleen die handelingen die in de operationele documentatie zijn opgenomen, mogen tijdens het bunkeren plaatsvinden.

 

II.

Na de toelichting van artikel 8.4 wordt een nieuwe toelichting ingevoegd, luidende:

Artikel 8.8 Tekens

Artikel 8.8 geeft het college de bevoegdheid voor aan te wijzen brandstoffen en energiebronnen tekens voor te schrijven alsmede passeerafstanden die schepen in acht moeten nemen ten opzichte van de bunkeractiviteit. Het motief voor deze bevoegdheid is de veiligheid: het bunkeren is een activiteit die invloed heeft op de veiligheid van de omgeving. Door tekens voor te schrijven en passeerafstanden wordt de veiligheid gediend van de gebruikers van de omgeving. Het college bepaalt welke tekens verplicht zijn en bij welke bunkeractiviteit welke minimale passeerafstand geldt die passerende schepen aan moeten houden.

 

JJ.

De toelichting van artikel 11.2.1 komt te luiden:

Artikel 11.2.1 Verbod vast- en losmaken zeeschepen

Dit artikel bevat voorschriften over het vast- en losmaken van zeeschepen. Zeeschepen met een lengte van meer dan 75 meter moeten worden vast- en losgemaakt door een bootman. Schepen met een lengte van 75 meter of minder die gevaarlijke stoffen bevatten, moeten eveneens door een bootman worden vast- en losgemaakt. Deze grens van 75 meter hangt samen met voorschriften voor loodsplichtige schepen die zijn opgenomen in het Loodsplichtbesluit 2021.

 

Voor de plicht gebruik te maken van bootlieden wordt namelijk aangesloten bij de plicht gebruik te maken van een loods: op historische gronden valt de “vastmaakplicht” samen met de loodsplicht. In de haven zijn schepen met een lengte van 75 meter of meer loodsplichtig, onafhankelijk van de plaats in de haven.

 

Het tweede lid bevat een aantal uitzonderingen op het verbod diensten van bootman te verrichten. De mogelijkheid om los te kunnen maken door bemanningsleden van het schip zelf is opgenomen voor gevallen waarbij geen hulp van derden is vereist, bijvoorbeeld indien vanwege de afmetingen van het schip het voorschrijven van professionele hulp niet redelijk zou zijn (bij aankomst geldt wel een plicht om gebruik te maken van bootlieden). Bij vertrek daarentegen geldt deze plicht niet: de situatie bij vertrek is duidelijker dan bij aankomst. Onder ander het te overbruggen hoogteverschil schip – kade is direct bekend; er mag vanuit worden gegaan dat de trossen goed zijn belegd op de walbolders, omdat dit bij aankomst door bootlieden is gedaan, waardoor bij losmaken de kans op onverwachte verrassingen minimaal zal zijn. ; er kan met een zogenaamde dubbele bocht worden gewerkt voor de laatste trossen, waardoor de bemanningsleden niet van boord hoeven. Wel wordt een lengtegrens van 160 meter ingesteld die aansluit bij de PEC-lengtegrens (PEC C) - verreweg de meeste containerfeeders vallen binnen deze lengtegrens.

 

Schepen waarvan de kapitein of eerste stuurman in het bezit is van een PEC kleine zeeschepen of een tijdelijke PEC kleine schepen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Loodsplichtregeling 2021 zijn vrijgesteld van de plicht gebruik te maken van bootlieden bij vast- en losmaken. Dit sluit aan bij de genoemde loodsplichtregeling: deze kapiteins of stuurlieden zijn ook vrijgesteld van loodsplicht.

 

In het derde lid is bepaald dat de uitzonderingen niet gelden indien het een zeeschip betreft met gevaarlijke lading als bedoeld in artikel 1 van het Loodsplichtbesluit 2021. Ook dit sluit aan bij het Loodsplichtbesluit 2021: deze schepen zijn ook niet vrijgesteld van loodsplicht.

 

In het vierde lid is bepaald dat het college een of meer afmeerlocaties kan aanwijzen waar nader door het college te bepalen categorieën van zeeschepen alleen mogen worden vast- of losgemaakt door een bootman als bedoeld in het tweede lid, onder a. Hierbij moet o.a. worden gedacht aan boei- en palenconfiguraties waar het niet mogelijk is voor de eigen bemanning om zelf veilig vast- en los te maken.

 

In het vijfde lid is een bevoegdheid voor het college opgenomen ontheffing te kunnen verlenen van het in het eerste lid, van artikel 11.2.1 opgenomen verbod tot het verrichten van de diensten bootman. De uitzondering die wordt gemaakt ziet op exploitanten van veerverbindingen die hoogfrequent de haven aandoen. Op deze veerverbindingen wordt gebruik gemaakt van roll-on-roll-offschepen. Deze schepen zijn goed manoeuvreerbaar en meren af op vaste en veilige afmeerplaatsen. Onder ‘hoogfrequent’ wordt verstaan een frequentie in de door exploitant vastgestelde dienstregeling van minimaal eenmaal per 48 uur. De kapitein en de bemanning van deze roll-on-roll-offschepen hebben – als gevolg van de hoge aanloopfrequentie – voldoende routine ontwikkeld om deze schepen, onder verschillende omstandigheden, veilig te kunnen los- en vastmaken. Ook het met deze taak belaste personeel aan de wal beschikt - vanwege de hoge frequentie - over voldoende routine. Daarnaast is bepaald dat het moet gaan om roll-on-roll-offschepen die afmeren binnen een vaste afmeerconfiguratie. Vanwege de laad- en losklep is op de afmeerplaats van deze schepen een speciale voorziening (de ramp) aangebracht, als gevolg waarvan er altijd op exact dezelfde plek wordt gemeerd. Vanwege de ramp is er voor het roll-on-roll-offschip altijd voldoende ruimte om af te meren. De afmeerlijnen hebben een vaste volgorde en plaatsing. Als gevolg van deze afmeerconfiguratie is het afmeerproces sterk vereenvoudigd en bestaan er minder veiligheidsrisico’s. In onderdeel c van het derde lid van artikel 11.2.1 is ten slotte bepaald dat exploitant van de veerverbinding over een “ferry-mooring safety procedure” moet beschikken. Deze procedure wordt ter vaststelling voorgelegd aan het college alvorens een ontheffing wordt verleend.

 

KK

In de toelichting van artikel 11.2.2 wordt ‘Tevens moet hij zijn aangesloten bij een erkende bootliedenorganisatie.’ vervangen door ‘Tevens moet de bootman aangesloten of in dienst zijn bij een erkende bootliedenorganisatie.’.

 

LL.

In de toelichting van artikel 11.2.3 wordt na ‘kunnen worden vast of losgemaakt.’ ingevoegd ‘In onderdeel d is de verplichting opgenomen dat een bootliedenorganisatie aan alle zeeschepen hun diensten moet aanbieden. Vanuit veiligheidsoogpunt is dit van groot belang. Het is onwenselijk dat door een bootliedenorganisatie bijvoorbeeld bepaalde type zeeschepen of locaties zouden worden uitgezonderd van hun dienstverlening. Dat zou er toe kunnen leiden dat zeeschepen op bepaalde locaties niet meer (veilig) zouden kunnen afmeren.’

 

MM.

In de toelichting van artikel 11.2.4 wordt in de vierde alinea ‘Voor de (bestaande) vastmakersboten (…) voldoen.’ vervangen door ‘Voor de (bestaande) vastmakersboten geldt dat op het moment dat het schip ingrijpend wordt verbouwd of omgebouwd, deze aan de nieuwe standaard moet voldoen.’.

 

NN.

De toelichting van artikel 11.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

Na het opschrift ‘Artikel 11.4.2 Vergunningvoorwaarden sjorbedrijf’ wordt een nieuwe alinea ingevoegd, luidende:

Op basis van dit artikel dient de sjorder in de eerste plaats voldoende vakbekwaam te zijn. De sjorder moet zodanig vakbekwaam zijn dat de veiligheid van de sjorder zelf, het schip en de omgeving van het schip is gewaarborgd. Om dit te waarborgen kan het beroep van sjorder uitsluitend worden uitgeoefend door degene die de opleiding Medewerker Havenoperaties MBO2, of de opleiding Assistent logistiek MBO1 met goed gevolg heeft afgesloten. Voor beide opleidingen geldt dat de opleidingen een door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgesteld CREBO-nummer hebben.

 

OO.

In de toelichting van artikel 11.4.2 wordt ‘, geboorteplaats en geboortedatum vermeld.’ vervangen door ‘en voorletters vermeldt’.

Artikel V  

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Vlaardingen, gehouden op 14 september 2023.

De griffier,

I.L.J.C. Konings LLB MA

De voorzitter,

drs. B. Wijbenga - van Nieuwenhuizen

Bijlage 2 als bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Vlaardingen 2019

 

IMDG

Klasse

Zone A: Zeeschepen en binnenschepen

0-100 m. tot kwetsbare objecten

Zone B: Zeeschepen

100-300 m. tot kwetsbare objecten

Zone C: Zeeschepen

300-500 m. tot kwetsbare objecten

Zone D: Zeeschepen

500-800 m tot kwetsbare objecten

Zone E: Zeeschepen

800-1500 m. tot kwetsbare objecten

Buitenzone Zeeschepen

min. 1500 m. tot kwetsbare objecten

1.1>1.6

Verboden voor:

Totale hoeveelheid:

Klasse 1.1, 1.2, 1.5: >25 kg

Klasse 1.3: >5.000 kg

 

Overig onbeperkt

Verboden voor:

Totale hoeveelheid:

Klasse 1.1, 1,5: >1.500 kg

Klasse 1.2 >5.000 kg

Klasse 1.3: >12.000 kg

 

Overig onbeperkt

Verboden voor:

Totale hoeveelheid:

Klasse 1.1, 1,5: >12.000 kg

Klasse 1.2: >12.000 kg

 

Overig onbeperkt

Verboden voor:

Totale hoeveelheid:

Klasse 1.1, 1.5: >50.000 kg

 

Overig onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.1

Verboden voor: 

totale hoeveelheid >10.000 kg

Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg

voor de VN nummers:, 1032, 1036, 1041, 1061, 1083 

 

Overig onbeperkt

Onbeperkt

onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.2

verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor de VN nummer 2451

 

Overig onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.3

Verboden

Verboden voor de VN nummers: 

1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083

 

Onbeperkt voor de VN nummers:

1008, 1016, 1023, 1045, 1071, 1612, 1660, 1859, 1911, 1953, 1955, 2190, 2198, 2417, 2451, 2600, 3303, 3304, 3305, 3306

 

Overig onbeperkt

Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor de VN nummers: 

1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083

 

Overig onbeperkt

Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor de VN nummers: 

1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083

 

Overig onbeperkt

Verboden met meer dan 10 tankcontainers (per stuk >13.000 kg) aan boord met VN nummer 1017, 1026, 1048, 1050, 1053,1067,1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083

 

Overig onbeperkt

Onbeperkt

3

Verboden voor: 

totale hoeveelheid >10.000 kg

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

4.1>4.3

Verboden voor VN nummer: 1295

 

verboden voor:

totale hoeveelheid >10.000 kg voor VN nummer: 1242

 

Overig onbeperkt

Verboden voor VN nummer: 1295

 

Overig onbeperkt

verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor de VN nummer: 1295

 

Overig onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

5.1

Verboden voor VN nummer: 1745

 

verboden voor:

totale hoeveelheid >10.000 kg voor VN nummers: 1745 en 2495

 

Overig onbeperkt

Verboden voor VN nummer: 1745

 

Overig onbeperkt

verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor de VN nummer: 1745

 

Overig onbeperkt 

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

5.2

Verboden voor: 

totale hoeveelheid: > 10.000 kg

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

6.1

Verboden voor de VN nummers: 

1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2480, 2486, 3249

 

Overige VN nummers verboden voor: 

totale hoeveelheid >10.000 kg

Verboden voor de VN nummers: 

1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2480, 2486, 3249

 

Overig onbeperkt

Verboden in tankcontainers met een lading >13.000 kg voor de VN nummers: 

1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2480, 2486, 3249

 

Overig onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

6.2

Valt onder het besluit GGO en voedsel- en warenwetgeving

7

Valt onder de Kernenergiewet

8

Verboden voor de VN nummers: 

1052, 1744, 1786, 1790, 1818

 

Overige stoffen verboden voor: 

totale hoeveelheid > 10.000 kg

Verboden in voor de VN nummers: 

1052, 1744, 1786, 1790, 1818

 

Overig onbeperkt

Verboden in verpakking met een lading >13000 kg voor de VN nummers: 1052, 1744, 1786, 1790, 1818

 

Overig onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

9

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

 

Gewichten in deze bijlage gelden voor de stoffen en de verpakking, containergewicht wordt buiten beschouwing gelaten. De totale hoeveelheden van klasse 1 mogen de hoeveelheden zoals genoemd in de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen niet worden overschreden en zijn in Netto Explosieve Massa (NEM)

 

Naar boven