Verordening van de raad van gemeente Zandvoort houdende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2017

De raad van de gemeente Zandvoort

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 juli 2023 met nummer 2022/1610919

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

B E S L U I T:

vast te stellen de Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Zandvoort Omgevingswet 2023

Artikel I  

De Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2017 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    sub k wordt toegevoegd, luidende als volgt:

    beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet.

  • 2.

    De definities van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden als volgt:

    • f.

      bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

    • g.

      gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

    • h.

      bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

B.

Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het derde lid komt te luiden:

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

  • 2.

    Het vierde en vijfde lid komen te vervallen.

C.

Aan artikel 1:4 wordt een derde lid toegevoegd luidende als volgt:

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

D.

Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst. Aan artikel 1:5 wordt een tweede lid toegevoegd luidende als volgt:

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

E.

Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Aan artikel 1:6 wordt een tweede lid toegevoegd luidende als volgt:

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

F.

Artikel 1:9 onderdelen 4 en 5 komen te vervallen

 

G.

Artikel 2:10 zesde lid komt te luiden als volgt:

Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

 

H.

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht, het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening Zandvoort.

I.

Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

    Een vergunning wordt geweigerd indien strijd met een omgevingsplan ontstaat.

  • 2.

    Het vierde lid komt te luiden:

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.

J.

Artikel 2:21, tweede lid komt te luiden als volgt:

Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

 

K.

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid, komt te luiden:

    De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.

  • 2.

    Het negende lid, komt te luiden:

    Openbare inrichtingen die in strijd met het omgevingsplan exploiteren vallen niet onder het aanwijzingsbesluit.

  • 3.

    Het tiende lid onder b komt te luiden:

    De exploitatie van de openbare inrichting zodanig wijzigt/wordt gewijzigd dat deze in strijd is met het omgevingsplan.

L.

Artikel 2:39, derde lid, onder b komt te luiden als volgt:

indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

 

M.

Artikel 2:60, eerste lid, aanhef komt te luiden als volgt:

Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

 

N.

Artikel 2:71 komt te luiden als volgt:

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

O.

Artikel 3:7, eerste lid, onder k, komt te luiden als volgt:

de vestiging of exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan.

 

P.

Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    aanhef en onder a komt te luiden:

    Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 2.

    aanhef en onder b komt te luiden:

    Inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

Q.

Artikel 4:5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het derde lid komt te luiden:

    De waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 2.

    Het zevende lid komt te luiden:

    Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.

R.

Artikel 4:6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening en op evenementen als bedoeld in artikel 2:24 van deze verordening.

S.

Voor de bestaande tekst van artikel 4:15 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Aan artikel 4:15 wordt een tweede lid toegevoegd luidende als volgt:

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

T.

Artikel 4:16, tweede lid komt te luiden als volgt:

Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

 

U.

Artikel 4:17 komt te luiden als volgt:

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

V.

Artikel 4:18, eerste lid, komt te luiden als volgt:

Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

 

W.

Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden als volgt:

Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

X.

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden als volgt:

Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

 

Y.

Artikel 5:18, tweede lid, komt te luiden als volgt:

Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

 

Z.

Artikel 5:20, eerste lid, komt te luiden als volgt:

Artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

AA.

Artikel 5:23, derde lid, onder a komt te luiden als volgt:

wegens strijd met het omgevingsplan of de Toeristische Visie.

 

AB.

Artikel 5:33, vierde lid, onder b, komt te luiden als volgt:

binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

 

AC.

Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

AD

Artikel 5:49a, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

In afwijking van het bepaalde in artikel 5:34, tweede lid onder b, is het verboden op het strand in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen alsmede op terrassen behorende bij een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben, waaronder in ieder geval moet worden verstaan het stoken en hebben van vuurkorven.

Artikel II  

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treden de onderdelen P, Q, AC en AD van artikel I in werking op de dag direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Artikel III  

Deze verordening wordt aangehaald als: Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Zandvoort Omgevingswet 2023

Aldus vastgesteld te Zandvoort op 19 september 2023

de griffier,

de voorzitter,

TOELICHTING Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Zandvoort Omgevingswet 2023

Toelichting bij A artikel 1:1, onderdelen f, g, j en k:

 

f. Bouwwerk

Deze omschrijving verwijst naar de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet (Ow). Volgens genoemde bijlage is een bouwwerk een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart.

 

g. Gebouw

Deze omschrijving verwijst naar bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving. Volgens genoemde bijlage is een gebouw een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

j. Bevoegd gezag

Met de inwerkingtreding van de Ow is de omschrijving van dit begrip aangepast. Een aantal vergunningplichten en ontheffingsplichten in deze verordening waarop voorheen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing was, vallen nu onder de Ow. In artikel 22.8 van de Ow en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit staat speciaal overgangsrecht hiervoor. Dit overgangsrecht brengt met zich dat, zolang deze toestemmingsstelsels nog niet zijn overgeheveld naar het omgevingsplan, de regeling van artikel 2.2 van de voormalige Wabo feitelijk wordt gecontinueerd. Een in deze verordening opgenomen vergunning- of ontheffingsplicht, die krachtens artikel 2.2 van de voormalige Wabo werd aangemerkt als een Wabo omgevingsvergunningplicht, wordt na inwerkingtreding van de Ow aangemerkt als een omgevingsvergunningplicht op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ow (omgevingsplanactiviteit).

Het betreft allereerst de vergunning voor aanleg of veranderen van een weg (artikel 2:11). De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg was aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder d, van de Wabo. De Wabo kon ook van toepassing zijn op het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, namelijk als het gaat om het opslaan van roerende zaken (artikel 2:10). De ontheffing voor het opslaan van roerende zaken was aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder j en k, van de Wabo. Verder was de Wabo van toepassing op de vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg (artikel 2:12). De vergunning voor een uitweg was aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo. Tot slot was de Wabo van toepassing op de ontheffing voor reclame (artikel 4:1t). De ontheffing voor handelsreclame op of aan een onroerende zaak was aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder h en i, van de Wabo. De omgevingsvergunning wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project in hoofdzaak zal worden verricht. In een beperkt aantal gevallen berust de bevoegdheid tot toestemmingsverlening niet bij het college van burgemeester en wethouders, maar bij het college van gedeputeerde staten en in enkele gevallen bij een Minister. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving.

 

Daarnaast komt in de APV op verschillende plaatsen de term “bevoegd bestuursorgaan” voor.

Daarmee wordt dan gedoeld op ofwel het college van burgemeester en wethouders, ofwel de burgemeester.

 

k. Beperkingengebiedactiviteit

Deze omschrijving verwijst naar de bijlage, onder A, bij de Ow. Volgens genoemde bijlage is een beperkingengebied een bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object. Een beperkingengebiedactiviteit is een activiteit binnen een beperkingengebied.

 

Toelichting bij B artikel 1:2:

Artikel 1:2 is niet van toepassing op een omgevingsvergunning. Voor vergunningen of ontheffingen die een omgevingsvergunning zijn, geeft de Ow een uitputtende regeling voor beslistermijnen (paragrafen 16.5.2 en 16.5.3 van de Ow).

 

Toelichting bij C artikel 1:4, derde lid:

Artikel 1:4 is niet van toepassing op een omgevingsvergunning. Voor vergunningen of ontheffingen die een omgevingsvergunning zijn, geeft de Ow een uitputtende regeling voor het nakomen van voorschriften (artikel 5.5 van de Ow, eventueel in samenhang met artikel 22.8 van de Ow en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit).

 

Toelichting bij D artikel 1:5, tweede lid:

Artikel 1:5 is niet van toepassing op een omgevingsvergunning. Voor vergunningen of ontheffingen die een omgevingsvergunning zijn, regelt de Ow uitputtend voor wie de omgevingsvergunning geldt (artikel 5.37 van de Ow).

 

Toelichting bij E artikel 1:6, tweede lid:

Artikel 1:6 is niet van toepassing op een omgevingsvergunning. Voor vergunningen of ontheffingen die een omgevingsvergunning zijn, geeft de Ow een uitputtende regeling voor intrekking of wijziging van een omgevingsvergunning (paragraaf 5.1.5 van de Ow).

 

Toelichting bij F artikel 1:9 onderdelen 4 en 5

Aangepast aan de Omgevingswet. Onder de huidige wetgeving wordt de omgevingsvergunning automatisch verleend als de beslistermijn voorbij is. Dit heet lex silencio positivo. Dit uitgangspunt staat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In de Omgevingswet komt dit niet terug.

 

Toelichting bij G artikel 2:10, zesde lid:

Na inwerkingtreding van de Omgevingswet is in die gevallen sprake van een omgevingsvergunningplicht op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ow (omgevingsplanactiviteit). Dit is geregeld in het overgangsrecht in artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit.

 

Toelichting bij H artikel 2:11:

Op het aanleggen of veranderen van een weg was artikel 2.2, eerste lid onder d. van de Wabo van toepassing als de activiteit verboden is in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet is in dat geval sprake van een omgevingsvergunningplicht op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet (omgevingsplanactiviteit). Dit is geregeld in het overgangsrecht in artikel 22.8 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit.

 

Toelichting bij I artikel 2:12:

De in deze verordening opgenomen vergunningplicht, die krachtens artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de voormalige Wabo werd aangemerkt als een Waboomgevingsvergunningplicht, wordt na inwerkingtreding van de Omgevingswet aangemerkt als een omgevingsvergunningplicht op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet. Dit is geregeld in het overgangsrecht in artikel 22.8 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit.

 

Toelichting bij J artikel 2:21, tweede lid

De in het tweede lid genoemde uitzonderingen hebben betrekking op situaties waarbij het desbetreffende specifieke belang, waterstaatswerken, verkeerslichtinstallatie, trafohuisjes en dergelijke, zich verzetten tegen het aanbrengen van allerlei voorzieningen daarop.

In beginsel biedt hoofdstuk 10 van de Omgevingswet het kader om op het eigendomsrecht van anderen inbreuk te maken. Wanneer daarvan sprake is kan niet een gedoogplicht op grond van het onderhavige artikel geconstrueerd worden. Deze gedoogplicht is alleen dan aanwezig wanneer de voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting het gebruiksrecht van de eigenaar niet aantasten.

 

Toelichting bij K artikel 2:28:

Dit artikel regelt de gronden waarop de vergunning door de burgemeester wordt geweigerd. Tevens geeft het artikel de mogelijkheid om middels een aanwijzingsbesluit soorten openbare inrichtingen vrij te stellen van het verbod. In een omgevingsplan zijn soms dingen bepaald over horeca, bijvoorbeeld de mogelijkheid van ondergeschikte horeca. Indien strijd is met het omgevingsplan, weigert de burgemeester de vergunning of geldt het aanwijzingsbesluit niet.

 

Toelichting bij L artikel 2:39, derde lid onder b:

De weigeringsgronden voor een vergunning voor speelgelegenheden zijn hier expliciet opgenomen. Daarbij is strijd met het omgevingsplan een verplichte weigeringsgrond.

 

Toelichting bij M artikel 2:60, eerste lid:

Met de inwerkingtreding van de Ow wordt het begrip “inrichting” uit de Wet milieubeheer losgelaten en vervangen door regels per milieubelastende activiteit. Ter afbakening wordt in dit artikel daarom gebruik gemaakt van de zinsnede “buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet''.

 

Toelichting bij N Artikel 2:71:

Voor de omschrijving van het begrip consumentenvuurwerk is aansluiting gezocht bij het Vuurwerkbesluit. In artikel 5.43 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet wordt het Vuurwerkbesluit gewijzigd. De definitie van consumentenvuurwerk vervalt. Overal waar consumentenvuurwerk staat wordt dit in het Vuurwerkbesluit vervangen door ‘vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik’. Voor de toepassing van de APV wordt het begrip consumentenvuurwerk gehandhaafd. De verwijzing naar het Vuurwerkbesluit is daarom vervangen door bovengenoemde definitie.

 

Toelichting bij O artikel 3:7, eerste lid, onderdeel k:

Aangepast aan de Omgevingswet.

 

Toelichting bij P artikel 4:1:

Deze wijziging strekt ertoe de bepalingen over het voorkomen of beperken van geluidhinder en hinder door verlichting binnen of vanuit inrichtingen te handhaven. Op grond van artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet kunnen de artikelen 4:1 tot en met 4:5 van de APV uiterlijk tot het einde van de overgangsperiode blijven gelden. Voor handhaving van de status quo moet de wetgeving zoals die vóór de inwerkingtreding van de Ow geldt, dus van toepassing blijven. Het gaat om de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer, de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zoals deze luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Ow.

 

Toelichting bij Q artikel 4:5:

Deze wijziging strekt ertoe de bepalingen over het voorkomen of beperken van geluidhinder en hinder door verlichting binnen of vanuit inrichtingen te handhaven. Op grond van artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet kunnen de artikelen 4:1 tot en met 4:5 van de APV uiterlijk tot het einde van de overgangsperiode blijven gelden. Voor handhaving van de status quo moet de wetgeving zoals die vóór de inwerkingtreding van de Ow geldt, dus van toepassing blijven. Het gaat om de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer, de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zoals deze luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Ow.

 

Toelichting bij R artikel 4:6:

Verwijzing naar wet-en regelgeving zijn geactualiseerd en aangepast aan de Omgevingswet.

 

Toelichting S artikel 4:15:

Na inwerkingtreding van de Omgevingswet is in die gevallen sprake van een omgevingsvergunningplicht op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ow (omgevingsplanactiviteit). Dit is geregeld in het overgangsrecht in artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit.

 

Toelichting bij T artikel 4:16:

Aangepast aan de Omgevingswet.

 

Toelichting bij U artikel 4:17:

In de begripsomschrijving gaat het in het algemeen over een tent, tentwagen, kampeerwagen en caravan.

Door de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, die gelijktijdig met de Ow in werking treedt, worden bouwwerken in gevolgklasse 1 vergunningvrij (bouwtechnisch deel). Grondgebonden recreatiewoningen vallen onder gevolgklasse 1 en zouden met alleen een aanpassing van de verwijzing in artikel 4:17 onder het begrip kampeermiddel komen te vallen. Dat is ongewenst. Het moet gaan om een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Toelichting bij V artikel 4:18:

Aangepast aan de Omgevingswet.

 

Toelichting bij W artikel 5:5, tweede lid

Verwijzing naar wet-en regelgeving zijn geactualiseerd en aangepast aan de Omgevingswet.

 

Toelichting bij X artikel 5:6, derde lid

Verwijzing naar wet-en regelgeving zijn geactualiseerd en aangepast aan de Omgevingswet.

 

Toelichting bij Y artikel 5:18, tweede lid:

Aangepast aan de Omgevingswet.

 

Toelichting bij Z artikel 5:20, eerste lid:

In dit artikel vindt afbakening plaats met de regels bij of krachtens de Ow en de provinciale omgevingsverordening.

 

Toelichting bij AA artikel 5:23, derde lid:

Aangepast aan de Omgevingswet.

 

Toelichting bij AB artikel 5:33, vierde lid onder b:

Verwijzing naar wet-en regelgeving zijn geactualiseerd en aangepast aan de Omgevingswet.

 

Toelichting bij AC artikel 5:34:

Bij inwerkingtreding van de Ow verandert de wet- en regelgeving voor afvalstoffen. Toch blijft ook de Wet milieubeheer gelden voor bepaalde aspecten. Het verbod uit artikel 10.2 van de Wet milieubeheer om afvalstoffen te verbranden geldt alleen nog voor niet-afgegeven en niet ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen. Voor het verbranden van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen gaat het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) gelden. Op grond van artikel 10.63, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan het college ontheffing verlenen van het verbod huishoudelijke afvalstoffen te verbranden. Artikel 3.40e van het Bal kent een vergunningplicht (met uitzonderingen) voor het verbranden van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

Artikel 10.63, eerste lid, Wet milieubeheer en artikel 3.40e van het Bal beperken zich tot de bescherming van het milieuhygiënische belang. Indien het college de openbare orde- en veiligheidsaspecten wil reguleren is het verlenen van een (tweede) ontheffing op grond van de model-APV noodzakelijk.

 

Afbakening

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt het begrip “inrichting” uit de Wet milieubeheer losgelaten en vervangen door regels per milieubelastende activiteit. Ter afbakening wordt in dit artikel daarom gebruik gemaakt van de zinsnede “buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet''.

Naar boven