Gemeenteblad van Coevorden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Coevorden | Gemeenteblad 2023, 375495 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Coevorden | Gemeenteblad 2023, 375495 | beleidsregel |
Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Coevorden 2023
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Artikel 2 Algemene uitgangspunten
Deze beleidsregel gaat uit van de volgende uitgangspunten:
Artikel 3 Aanwijzing een hond als hinderlijk
In de zin van artikel 2:59 van de APV wijst de burgemeester een hond als hinderlijk aan als een hond een persoon bijt of een ander dier, maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.
Artikel 4 Sanctiematrix hinderlijke honden/lichte bijtincidenten
Artikel 5 Aanwijzing een hond als gevaarlijk
In de zin van artikel 2:59 van de APV wijst de burgemeester een hond als gevaarlijk aan, als de hond een persoon of een ander dier bijt en daarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. Afhankelijk van de ernst van het incident kan de burgemeester overgaan tot inbeslagname van de hond, of tot het opleggen van een muilkorf- en of aanlijngebod.
De burgemeester acht een hond ook gevaarlijk als op grond van een rapportage van de politie blijkt dat deze hond binnen twee jaar een tweede bijtincident heeft veroorzaakt. Als aantoonbaar sprake is van recidive zal een muilkorf- en of aanlijngebod worden opgelegd, ongeacht de ernst van de incidenten.
Artikel 6 Sanctiematrix gevaarlijke honden/ernstige bijtincidenten
Indien op grond van tabel II een aanlijn- en muilkorfgebod dient te worden opgelegd, de burgemeester van oordeel is dat het opleggen van dit gebod niet toereikend is en door de aanwezigheid van de hond sprake is van verstoring van de openbare orde of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, kan de burgemeester gebruikmaken van zijn lichte bevelsbevoegdheid op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet en de hond tijdelijk in beslag nemen.
Artikel 8 Uitzonderingen/Afstand doen of inbeslagname
Indien de eigenaar van een hond of houder van de hond, welke op grond van artikel 5 van deze beleidsregel door de burgemeester als gevaarlijk aangemerkt is, in strijdt met het aanlijn en/of muilkorfgebod handelt en vervolgens de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt waarbij sprake is van (ernstig) letsel of (ernstige) gevolgen, wordt de houder of eigenaar gevraagd om vrijwillig afstand te doen van zijn/haar hond.
Bij het in het tweede lid, onder a en b, omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond kan de burgemeester opdracht geven om de in beslag genomen hond te onderwerpen aan een uitgebreide gedragstest die zal worden uitgevoerd door een gedragskliniek van de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.
Wanneer uit het uitgevoerde risico-assessment blijkt dat de hond niet kan worden terug geplaatst, resocialiseerbaar, elders herplaatsbaar, of anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, zal de burgemeester besluiten deze hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daartoe bevoegde dierenarts.
Artikel 9 Duur opgelegde sanctie
Op schriftelijk verzoek van de eigenaar of houder van de hond kan de opgelegde sanctie worden opgeheven, wanneer de eigenaar of houder van de hond door middel van een gedragstest en/of een risico-assessment als bedoeld in artikel 7 aannemelijk heeft gemaakt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.
Artikel 12 Afwijken van beleidsregel
Op grond van artikel 4:84 Awb zal ik overeenkomstig deze beleidsregels handelen. Indien handelen overeenkomstig deze beleidsregels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen, kan ik afwijken van deze beleidsregels en besluiten om geen dan wel een andere sanctie op te leggen.
Artikel 13 Stappenplan en stroomschema
Indien er melding en/of een handhavingsverzoek wordt gedaan van een bijtincident worden de stappen gevolgd conform het stappenplan bijtincidenten dat als bijlage 1 bij deze beleidsregel is bijgevoegd. Deze beleidsregel is voorzien van een stroomschema bijtincidenten. Het stroomschema bijtincidenten is als bijlage 2 bij deze beleidsregel bijgevoegd.
Veel inwoners van de gemeente Coevorden hebben huisdieren. Sommige dieren veroorzaken overlast voor de gemeenschap. Het aantal bijtincidenten met honden neemt afgelopen jaren toe.
Deze beleidsregel ziet uitsluitend toe op de verantwoordelijkheden van de gemeente en wanneer en op welke wijze de gemeente de haar toekomende bevoegdheden inzet. Het startpunt is een incident met een hond. Er kan sprake zijn van overtreding van de APV en dat het veiligheidsgevoel is aangetast.
Deze beleidsregel maakt inzichtelijk op welke wijze de burgemeester zijn bevoegdheid toepast zodat een eigenaar of houder van de hond of een (potentiële) overtreder van een door de burgemeester opgelegd gebod weet wat hij of zij kan verwachten.
Deze beleidsregel vervangt de ‘Beleidsregel bijtincidenten honden Coevorden 2017’ en verschilt met zijn voorganger op veel punten. Bij overlast door honden kunnen zowel de gemeente als de politie aan zet zijn. Er zijn werkafspraken met de politie gemaakt waarbij de wisselwerking tussen de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak explicieter tot uitdrukking is gebracht. De politie heeft een rol als er (mogelijk) sprake is van een strafbaar feit. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan vernieling (van een ander dier = een goed), mishandeling / lichamelijk letsel (van een mens) of ophitsing bijvoorbeeld na aangifte. Het Openbaar Ministerie besluit vervolgens over eventuele strafvervolging. Daarna is nadrukkelijk rekening gehouden met actuele ontwikkelingen in de rechtspraak en de literatuur rondom het thema bijtincidenten.
De basis voor deze beleidsregel is gelegen in de APV 2020 en is geregeld in de artikelen 2:59 (gevaarlijke honden).
Hieronder is ook artikel 2:59a bijgevoegd. Dit artikel kan worden toegepast na de vaststelling, door de gemeenteraad, de eerste wijziging van de Apv 2020. |
In artikel 1 worden verschillende definities gegeven. Op grond van deze definities is sprake van een ernstig bijtincident indien er naar aanleiding van het bijtincident sprake is van ernstig letsel of in ieder ander geval waarin de burgemeester het bijtincident aanmerkt als ernstig. Er kan sprake zijn van bijkomende omstandigheden waardoor, ondanks dat er geen sprake is van ernstig letsel door de beet, het bijtincident toch als ernstig dient te worden aangemerkt. Bijvoorbeeld indien naast een beet de hond agressief gedrag vertoont door een persoon te bespringen, waardoor deze persoon ten val komt en andere vormen van letsel oploopt dan beschreven bij de definitie van ernstig letsel.
De procedure bij het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod (hierna: sanctie) wordt conform de Awb toegepast. De sanctie die wordt opgelegd, wordt zwaarder als er meer bijtincidenten hebben plaatsgevonden. Daarnaast wordt er tegen een bijtincident met een persoon eerder en zwaarder opgetreden dan tegen een bijtincident met een ander dier.
Uitgangspunt bij het opstellen van dit beleid is namelijk dat, indien het bijtincidenten tussen dieren onderling betreft (denk aan twee honden), de verantwoordelijkheid bij de eigenaren van deze dieren dient te liggen. Een eigenaar zal zelf moeten inschatten of het verstandig is om zijn hond in het bijzijn van andere dieren los te laten lopen (uiteraard mag dit alleen in losloopgebied). Eventuele schade kan via de civielrechtelijke weg worden verhaald.
Tabel I ziet alleen op lichte bijtincidenten. Het kan natuurlijk ook voorkomen dat een hond eerst bij een licht bijtincident betrokken raakt en vervolgens bij een ernstig bijtincident (of andersom).
Met het voordoen van een ernstig bijtincident kwalificeert een hond niet langer als hinderlijk maar als gevaarlijk en dient er dus altijd naar tabel II gekeken te worden. Daarnaast kan als regel worden aangehouden dat twee lichte bijtincidenten gelijk staan aan één ernstig bijtincident.
Indien een hond eerst een licht bijtincident begaat, dient nog te worden gekeken naar tabel I en kan in geval van een bijtincident met een persoon een waarschuwing worden gegeven en in geval van een bijtincident met een ander dier een registratie worden aangemaakt.
Indien zich daarna een ernstig bijtincident voordoet, dient er van tabel I over te worden gegaan naar tabel II. In dat geval wordt (nog) gekeken naar trede 1 (er hebben zich immers nog geen twee lichte bijtincidenten voorgedaan).
In geval het een bijtincident met een persoon betreft, kan er een aanlijn- en muilkorfgebod voor de hond worden opgelegd. In geval het een bijtincident met een ander dier betreft, kan er een waarschuwing worden gestuurd. Is er al eerder een waarschuwing gestuurd omdat het lichte bijtincident betrekking had op een persoon, dan wordt een tweede waarschuwing niet achterwege gelaten. Er wordt een nieuwe waarschuwing gestuurd waarin wordt aangegeven dat de burgemeester de hond als gevaarlijk aanmerkt in plaats van hinderlijk.
In geval er zich daarna nogmaals een licht bijtincident voordoet is er, gelet op de regel dat twee lichte bijtincidenten gelijk staan aan één ernstig bijtincident, eigenlijk sprake van twee ernstige bijtincidenten en dient te worden gekeken naar trede 2 uit tabel II. Hetzelfde geldt uiteraard indien er zich nogmaals een ernstig bijtincident voordoet.
Resulteert dit erin dat er twee keer op een aanlijn- en muilkorfgebod wordt uitgekomen, dan wordt bij het tweede aanlijn- en muilkorfgebod het eerste aanlijn- en muilkorfgebod ingetrokken. In het nieuwe aanlijn- en muilkorfgebod wordt de hond als gevaarlijk aangemerkt in plaats van hinderlijk. Daarnaast kan aan het nieuwe aanlijn- en muilkorfgebod al direct een last onder dwangsom worden verbonden (zie artikel 10 van deze beleidsregel). Het eerste aanlijn- en muilkorfgebod is immers overtreden (anders had er geen nieuw bijtincident kunnen plaatsvinden). Het betreft een last ter voorkoming van herhaling.
Indien de hond door de burgemeester om andere redenen dan een bijtincident als hinderlijk wordt aangemerkt, kan de burgemeester de sanctie opleggen die hij in de gegeven omstandigheden het meest passend acht. Indien er een advies van een deskundige ligt, verdient het aanbeveling om hierbij aan te sluiten. Hierdoor kan het zo zijn dat de burgemeester al na een eerste feit, in plaats van het sturen van een waarschuwing of het aanmaken van een registratie, overgaat tot het opleggen van een sanctie.
Ook in het geval van kwalificatie als gevaarlijke hond, bepaalt de hoeveelheid bijtincidenten en het subject van het bijtincident welke sanctie wordt opgelegd. Tabel II heeft betrekking op ernstige bijtincidenten.
Een opgelegde sanctie geldt alleen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente die deze sanctie heeft opgelegd. Hierdoor kan de situatie ontstaan dat een eigenaar of houder die naar aanleiding van een bijtincident in een gemeente een sanctie opgelegd heeft gekregen, met zijn hond naar een naastgelegen gemeente gaat waar deze sanctie niet geldt. Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld ABRvS 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:983) volgt dat het in dat geval mogelijk is om naar aanleiding van het bijtincident in de andere gemeente een sanctie op te leggen. Hierbij zal de burgemeester wel een eigen afweging dienen te maken.
Duur aanlijngebod of aanlijn- en muilkorfgebod
Het gebod geldt zo lang de eigenaar of houder tot wie het gebod zich richt, eigenaar of houder is van de hond. Een belanghebbende kan, zo volgt uit de Awb, te allen tijde (schriftelijk) verzoeken het gebod in te trekken. Zo'n verzoek maakt alleen redelijke kans van slagen indien de eigenaar of houder met objectieve gegevens, bijvoorbeeld een rapportage van een gedragstherapeut, aannemelijk maakt dat de hond geen gevaar (meer) oplevert voor mens of dier.
Uit jurisprudentie volgt dat er twee publiekrechtelijke grondslagen zijn op grond waarvan een hond in beslag kan worden genomen. Namelijk door toepassing van de lichte bevelsbevoegdheid en door toepassing van bestuursdwang (artikel 125 Gemeentewet juncto afdeling 5.3.1. Awb).
Een bijtincident door een hond levert in beginsel geen bestuursrechtelijke overtreding op.
Indien voor de hond nog geen aanlijn-, muilkorf- of aanlijn- en muilkorfgebod geldt, kan de hond naar aanleiding van een bijtincident dan ook niet in beslag worden genomen door middel van toepassing van bestuursdwang. Bestuursdwang betreft namelijk een herstelsanctie in de zin van artikel 5:2, lid 1, onder b, Awb. Een dergelijke sanctie kan worden opgelegd in verband met een (dreigende) overtreding. Dit is anders indien door het bijtincident een aanlijn-, muilkorf- of aanlijn- en muilkorfgebod wordt overtreden.
Door middel van bestuursdwang kan dan de burgemeester de hond in beslag laten nemen (artikel 5:29 van de Awb, eventueel in combinatie met artikel 5:27 van de Awb) en een gedragstest afdwingen. Deze moet uitsluitsel geven over teruggave, herplaatsing of 'vernietiging' van de hond. Deze ingrijpende (en kostbare) sanctie wordt alleen opgelegd bij recidive door een gevaarlijke hond. In de regel zal een aanlijn- en muilkorfgebod immers volstaan. Inbeslagname gaat overigens in meer dan 80% van de gevallen via de strafrechtelijke weg.
Voor gevallen waarin de APV niet voorziet, kan de burgemeester gebruik maken van de 'lichte bevelsbevoegdheid' (artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet). De burgemeester kan de hond tijdelijk in beslag nemen als de burgemeester acht dat door de aanwezigheid van de hond sprake is van verstoring van de openbare orde of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan.
Daarbij moet de burgemeester aantonen dat sprake is van een acute, concrete (dreigende) openbare-ordeverstoring die met het bevel onmiddellijk moet worden aangepakt. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de situatie dat de eigenaar of houder van de hond het aanlijngebod of aanlijn- en muilkorfgebod wel nakomt, maar zich desondanks nieuwe (bijt)incidenten voordoen.
Ook indien zich een langer durende verstoring van de openbare orde voordoet is de burgemeester, zolang deze verstoring voortduurt, bevoegd om deze bevoegdheid toe te passen. De lichte bevelsbevoegdheid is ook toepasbaar in gevallen waarin zich geen verstoring van de openbare orde voordoet, maar wel ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan (zie ABRvS 2 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3689).
Bovendien kan de lichte bevelsbevoegdheid alleen worden ingezet voor tijdelijke en niet voor permanente inbeslagname (zie ABRvS 25 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266).
Na een tijdelijke inbeslagname legt de burgemeester bij de terugkeer van de hond aan de eigenaar of houder alsnog een aanlijn- en muilkorfgebod op. Indien er zich daarna een bijtincident voordoet kan de hond wel in beslag worden genomen door toepassing van bestuursdwang.
Uit jurisprudentie volgt dat de burgemeester niet bevoegd is om de lichte bevelsbevoegdheid toe te passen in situaties waarin de APV voorziet (zie ABRvS 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2448). Op grond van de APV kan de burgemeester een aanlijn-, muilkorf-, of aanlijn- en muilkorfgebod opleggen. Er kan derhalve alleen van de lichte bevelsbevoegdheid gebruik worden gemaakt indien een dergelijk gebod niet toereikend wordt geacht.
Een sanctie als een aanlijn- en muilkorfgebod zal dan altijd een belangrijk onderdeel blijven in de aanpak om de veiligheid voor de maatschappij te borgen. Het verdient de voorkeur om uit te gaan van een langdurige sanctie, waarbij het aan de eigenaar/houder is om (her)training/therapie vorm te geven met behulp van een goede professional en een gedragstest uit te laten voeren wanneer zij denken dat het vervallen van de sanctie kan.
Alle sancties worden in beginsel voor onbepaalde tijd opgelegd. Hiertoe is besloten naar aanleiding van informatie van het Risk-assessmentteam. Het Risk-assessmentteam van de Universiteit Utrecht vindt het van belang om elke individuele hond op een objectieve manier te beoordelen om zo het welzijn van de hond maar ook de veiligheid in de maatschappij het beste te kunnen waarborgen. Zij hebben aangegeven dat of het gedrag van de hond en dat van de eigenaar/houder verandert in de tijd, afhangt van veel factoren. De achterliggende motivatie voor het getoonde gedrag bepaalt of en in welke mate het gedrag te beïnvloeden is door (her)training/therapie. Sommige achterliggende motivaties, zijn helaas niet middels training te veranderen.
Een risicoanalyse door een Risk-assessmentteam is een advies voor een overheidsinstantie en dit team adviseert over op te leggen maatregelen op basis van verschillende informatiebronnen (proces-verbaal, vragenlijst opslaghouder, gezondheidsverklaring dierenarts en gedragstest). Dit om de veiligheid voor de maatschappij te kunnen waarborgen. Het betreft honden die een (ernstig) incident hebben veroorzaakt met veelal eigenaren die niet in staat of bereid gebleken zijn om verantwoordelijkheid m.b.t. hun hond te nemen (recidive of hele ernstige bijtincidenten). Particulieren kunnen geen opdracht voor een risicoanalyse geven.
De burgemeester kan ook besluiten dat een opgelegde sanctie alleen wordt opgeheven indien uit een risico-assessment blijkt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Deze eis dient expliciet in de opgelegde sanctie te worden opgenomen. De faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht is gespecialiseerd in het geven van advies aan overheidsinstanties over het treffen van sancties naar aanleiding van bijtincidenten. Onderzoek door deze universiteit kan het inzicht bieden dat in bepaalde situaties nodig is.
Begunstigingstermijn en de hoogte van dwangsom
Als de eigenaar of houder van de hond het aanlijn- en muilkorfgebod niet naleeft, dan levert dat een overtreding op waartegen bestuursrechtelijk kan worden opgetreden.
In artikel 10 zijn de lengte van de begunstigstermijn en de hoogte van de dwangsom bepaald. Er kan maximaal twee keer een dwangsom worden verbeurd. Daarna wordt overgegaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang.
Het opleggen van een last onder dwangsom wordt dan niet (meer) als passende sanctie beschouwd. Het belang van de gebruikers van de openbare ruimte vergt dat hinderlijke of gevaarlijke honden die door de eigenaar of houder niet of niet consequent aangelijnd en gemuilkorfd worden, in beslag worden genomen.
In de situatie dat de burgemeester bestuursdwang toepast, zullen de daarmee gepaard gaande kosten kunnen worden verhaald worden op de eigenaar/ houder van de hond. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van transport, opslag, noodzakelijke verzorging (voedsel) en het uitvoeren van de gedragstest. Alle kosten komen voor de rekening van de eigenaar van de hond of houder van de hond.
Vanaf 1 april 2013 geldt in Nederland een chip- en registratieverplichting voor honden. Dat houdt in dat chippen en registreren verplicht is voor pups die na 1 april 2013 zijn geboren. Ook honden die vanaf 1 april 2013 vanuit het buitenland naar Nederland zijn gehaald, moeten zijn gechipt en geregistreerd. Voor sommige (oudere) honden geldt die verplichting op grond van artikel 2:59, vierde lid, van de verordening alleen als er een aanlijn- en/of muilkorfgebod is opgelegd. Voldoet de eigenaar of houder niet aan deze verplichting kan dan een bestuurlijke sanctie worden opgelegd.
BIJLAGE 1 PROCEDURE BIJTINCIDENTEN HONDEN
Stap 1. Bijtincidenten worden geregistreerd bij de politie
Inwoners van de gemeente Coevorden kunnen bij de politie melding of aangifte doen van een bijtincident. Wanneer er een aangifte wordt opgenomen, wordt gelijk beoordeeld of strafvervolging mogelijk is.
In de registratie moet, voor zover bekend, de volgende gegevens worden opgenomen:
Deze melding wordt vanuit de politie aan een vast contactpersoon binnen cluster Veiligheid team Economie & Leefbaarheid bij de gemeente doorgegeven.
Soms worden meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De gemeente zorgt dat meldingen van bijtincidenten voor registratie zo volledig mogelijk worden doorgestuurd naar de politie. De gemeente doet zelf de registratie van de bestuurlijke maatregelen die de burgemeester oplegt. Dus als er een melding wordt gemaakt of een aangifte wordt gedaan en er is sprake van een licht incident, dan gaat de Boa of de politie vaak eerst langs bij de eigenaar van de hond waarover een bijtincident is gemeld. Zij bespreken het probleem en sporen de eigenaar aan om herhaling te voorkomen. De eigenaar krijgt een waarschuwing en de hond wordt als hinderlijk aangemerkt. Als de gemeente een verzoek om een kort aanlijngebod van de hond en/of een muilkorfgebod voor de hond krijgt van een burger voor de hond van een andere burger, dan vindt er altijd afstemming met de politie plaats.
Stap 2 Beoordeling bijtincident
Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de gemeente beoordeeld en gekwalificeerd. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden.
In de situatie dat een eigenaar - desgevraagd - besluit vrijwillig afstand te doen van de hond, heeft de eigenaar zelf de verantwoordelijkheid een geschikt ander adres voor de hond te zoeken en deze gegevens met de gemeente te delen.
In de situaties dat er geen vrijwillige afstand van de hond wordt gedaan, wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende bijtincidenten. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er dan opgetreden. De gemeente hanteert bij incidenten de kwalificaties lichte en ernstige bijtincidenten.
Er wordt van een licht bijtincident gesproken wanneer een hond een ander dier of persoon bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is.
Een licht bijtincident wordt bij een tweede melding van een licht bijtincident binnen twee jaar opgeschaald naar een ernstig bijtincident.
Er wordt van een ernstig bijtincident gesproken:
Indien er sprake is van een licht bijtincident dan wordt een waarschuwingsbrief verzonden of door een Buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa) uitgereikt aan de eigenaar/houder van de hond.
In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat de gemeente het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel vindt dat een mens of dier of in plaats daarvan een voorwerp gebeten wordt. Voorts wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident is voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door uit voorzorg de hond aan te lijnen en te muilkorven op openbaar gebied, het volgen van een gedragstraining en/of maatregelen op eigen terrein zoals het plaatsen van een deugdelijke afrastering conform artikel 2:59a APV.
De burgemeester kan in voorkomende gevallen hierbij ook zelf besluiten om een aanlijn- en / of muilkorfgebod op te leggen.
Stap 4 Voornemen tot bestuursrechtelijk traject
Indien er sprake is van een ernstig bijtincident is het uitgangspunt dat de burgemeester besluit tot gevaarlijk verklaring van de hond op grond van artikel 2:59 APV. De consequentie hiervan is het opleggen van een aanlijn- en muilkorfgebod. De eigenaar/houder ontvangt een voorgenomen besluit tot gevaarlijk verklaring waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen.
Binnen 10 dagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen.
Deze termijn van 10 dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht. Is de houder/eigenaar het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gemeente dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen. Een risico-assessment is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkelt door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid). Een professionele gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring, zoals een door de Raad van Beheer op kynologisch gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester.
Stap 6 Besluit tot opleggen van geboden of verboden
Vervolgens wordt een besluit genomen. Dit kan een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond vanaf dat moment meteen worden aangelijnd en, indien van toepassing, een muilkorf dragen.
Bij een ernstig bijtincident kan er ook aanleiding zijn om nader onderzoek is gelasten (gedragstest). Voor de ernstige of herhaalde overtreding hebben we soms ook te maken met maatschappelijke onrust binnen een wijk of directe omgeving. Om deze onrust weg te nemen is het soms van belang dat we ook maatregelen nemen. Indien daar niet vrijwillig aan meegewerkt wordt door de eigenaar, verzorger of houder van de hond, kan op dat moment ook inbeslagname van de hond aan de orde zijn.
De eigenaar/houder kan binnen 6 weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit.
Stap 8 Last onder bestuursdwang
Indien een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2.59 van de APV, zal toegezien worden op het naleven van het opgelegde aanlijn- en/of muilkorfgebod. De hond blijft dan los of zonder muilkorf rondlopen. In dat geval kan de burgemeester overgaan over tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, als er sprake is van zeer ernstige vrees voor het ontstaan van een zeer ernstig bijtincident.
Het opleggen van een last onder bestuursdwang betreft het herstellen in een normale toestand door het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van de overtreding. Indien de last niet wordt uitgevoerd, zal worden overgegaan tot feitelijk handelen door de hond in beslag te nemen. Daarmee wordt de overtreding effectief beëindigd en nadere overtreding voorkomen.
Stap 9 In beslagname door burgemeester (spoedeisende bestuursdwang)
De burgemeester is op grond van artikel 5:31, tweede lid van de Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften met spoed te beletten of te beëindigen.
De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:
De burgemeester geeft bevel tot inbeslagname en geeft de locatie van de hond door aan de politie. De inbeslagname zal zo kort mogelijk gehouden worden, maar is afhankelijk van meerdere factoren zoals het acclimatiseren van de hond en het afnemen van een gedragstest, maar mag max. 8 weken duren, uitzonderingen daar gelaten. De hond kan een risico-assessment ondergaan. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar.
Stap 10 Inbeslagname door burgemeester (verstoring van de openbare orde)
De burgemeester is op grond van artikel 172, lid 3, Gemeentewet bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:
De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoer en opslaan van de hond. Met de locatiehouder kan besproken worden hoe het vervoer geregeld. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het laten testen van de hond.
De inbeslagname zal zo kort mogelijk gehouden worden, maar is afhankelijk van meerdere factoren zoals het acclimatiseren van de hond en het afnemen van een gedragstest, maar mag max. 8 weken duren, uitzonderingen daargelaten.
De hond kan een risico-assessment ondergaan. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar.
Belangrijk verschil met in beslagname op grond van spoedeisende bestuursdwang door de burgemeester:
Bedreiging of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar bagatelliseert bijvoorbeeld het incident waardoor een gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat en uit het dossier blijkt dat het probleem ook niet alleen bij de hond ligt.
In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende overtreding, zal na inbeslagname zoals aangegeven nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. Door een gecertificeerde instelling zal bezien worden of de hond elders herplaatst moet worden of - in overleg met het OM - geëuthanaseerd moet worden.
HEROVERWEGING VAN HET AANLIJN- EN/OF MUILKORFGEBOD
Een aanlijn— en/of muilkorfgebod worden in principe opgelegd voor onbepaalde tijd. De eigenaar of houder van een hond, die een aanlijn- en/of muilkorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester het besluit heroverweegt. De eigenaar van de hond kan de hond zelf laten onderzoeken door een daartoe gecertificeerde instelling. Dit gebeurt op zijn kosten. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, of indien de eigenaar en/of hond (een) cursus(sen) heeft/hebben gevolgd, die door de onderzoeker wordt voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, kan de burgemeester het besluit tot het opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod van de hond heroverwegen. De eigenaar/houder van de hond dient een schriftelijk verzoek in te dienen met het verzoek het besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek.
De burgemeester zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het besluit. Mocht de burgemeester bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker, dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd.
In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In voorkomende gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen als met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.
Redenen voor lichtere maatregelen kunnen zijn:
Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:
Bij afwijking van het beleid, wordt dit gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af te wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.
Strafrechtelijke inbeslagname van de hond
Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425, onder ten 1e of ten 2e Wetboek van strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond.
Strafrechtelijke overtreding van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod
Bij overtreding van het korte aanlijn— en zo mogelijk het muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond. Het laten inslapen van de gevaarlijke hond gebeurt onder toezicht (direct en op kosten) van verdachte/betrokkene.
Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om de schade onderling te regelen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-375495.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.